maandag 9 december 2024

Onvoltooid verleden - Arne Deprez

Onvoltooid verleden

Arne Deprez

Maar tegelijk bevatten dergelijke beelden de ultieme beeldenstorm, want in hen gaat de betekenis van alle andere beelden ten onder, zolang de gruwelijke executie duurt en nog lang daarna, wanneer de kreet van de laatste stem achter de nooit geziene muur is verstorven in het beeld van de herinnering.

Stefan Hertmans, Het bedenkelijke
Over het obscene in de cultuur, slotzin Over beelden


hospice

wij, vreemdelingen

wij kronkelden het pad op
van rode grenadine en stage regen
glimlachend, langs het café ‘Au bon vieux temps’

traag
wandelden wij langs het water

dat snel stroomde en hier en daar ter plekke stopte

bijna en bleef in het ijle spoelen
alsof het niet nat was

langs de bemoste treurbrug met
fantoompijn, waar dynamiet zijn graniet 

langs het kerkje dat veel te mooi leek
voor het dorp, waar andere mensen thuis waren

het dorp was altijd
veraf
en de huilende beenhouwer wist
wij vluchtten

 

deze dag

De rechter sprak: De bokken kom ik scheiden
van de schapen, u leid ik tot de kamers waar het linnen droogt.
 

Erwin Mortier, Uit één vinger valt men niet

Dies irae (2) 

rechts, diep en snel duikend
het pad naar het dorp

links, naar het kruis
dat altijd te lang nam, alsof
wij niet mochten aankomen 

nu
het tarmac met putten, nog opener

nu
het loof over
de dwaalvlakte van uren koppen

die permanente tweesprong
van het gemiezer dat het hoofdgewricht
ontwrichtend uitholt en de pezen
tot het uiterste

vandaag verdragen wij

 

au salon des refusés

wij keken languit
vanuit het similileer, als was het pluche 

maar met een stijve nek
dat kwam ervan, halsstarrig 

ten onrechte
greep het de keel aan
en dus de nek
dagelijks wankelden onze cellen

gebroken als brood verbleven wij
bleek als verse ovenmollen
en 
waren de roodborsten en de koolmezen
met de zaadbollen weg 

wij konden niet slikken

 

zwaartekracht


wij waren niet zonder pijn
dagelijks holden wij de bast uit
in moeilijk te bepalen reumafactoren 

vals als een poezenmuizenis
het gezaai
dat te pas en te onpas
horribel en allergisch

onoogstelijk, als een grashuidziekte
van paardenbloemen, blinkend en uitgezaaid
in een onverholpen chroniek

het was ook te nat om te oogsten

boulimisch slikten wij
magere kost en
gaven wij ons over

 

wat bleef


niet het vensterraam dat wit platligt in verdwenen glas
en
buitengesloten geen grond raakt
en
niet het waarschuwend paaltje dat met zijn glazig
kattenoog, van als het schemerig

het zou grijs moeten zijn, fel
niet kloppend met de zon

met het vredige van de tuinstoel
laag, op het zwevende terras
van het kleine begrip, desolaat en onbelangrijk

hoe geniaal terminaal onze tijd altijd zelf 

hoe wij
opzij, aan de rand
wij, niet te vergeten, wij

wat verdween

vensters zijn ramen geworden
gek gapende dranghekkens op een dam 

opgeworpen als een lange, lege
gang met klassiek wit 

tegen de veel te kleine kamer
met vierkantig bonkende muren
en
de krakende stoel

hoe wij de Bic maar niet terugvonden
hoe wij bevend naar het altaar
onder de blik van het beeld
van de moeder, die wij
erbarmen toedroegen

 

wat veranderde


de isolatie die toch al maar
pover was tegen een handadem

de oranje lamp die weg is
de tafel die bemoedigend rond was
en haar stoelen die nu open
en bloot wijds gekapseisd
als oranje
boeien

een beetje afgetrokken

zo willen wij het liefst verdwijnen
soms dus liever dan ons lief is

als rookwolken
grijs en laag en zagerig om
en om het hoofd


de uitweg


buiten geduwd
 

hellen wij onbedaarbaar tegen de hellingen

in rangen gedetacheerd, nemen wij stelling
nu de oorlog weg is

in een constant staren naar de kimlijn
die zijn loop transversaal tussen takken door
breekt 

blijven wij graatmager en hijgend
zwijgen onder het knallend hout
van achter de Scrabble

graaft het zuur huiverend in de maag
etst de zon de droom
van de weg naar Vrankrik

 

Het Witte Vlak

hing hoog af 
en herbergde
een beetje
grijzer
een meeuw

en het opwellend
gekeuvel
in ons hoofd

als een bron van
Mare Nostrum
ja, de onze
die hoop
wiegde

zo, blikten wij dat in
kopje onder


volgende week


winnen de kruinen, de bomen?

aan hoe wij elke dag opstaan
en verijdelend onze koppijn kruinen

nu wij ijdel vertakkend volhouden
vaster en twijgend zonder einde uitlopen

omdat niets hier recht is 

aan hoe er geen volzinnen zijn om
dat ze er niet in zaten

nu wij achter takken tralies verblijven
en verhoopt groeien

hoe wij
tussen hangen en wurgen
niet neerliggen
en
kozen
voor volgende week


© Arne Deprez


Arne Deprez-Literaire avond-De Geus Harelbeke-vr 20-9-2024


Geen opmerkingen: