Onvoltooid verleden
Arne Deprez
Maar tegelijk bevatten dergelijke beelden de ultieme beeldenstorm, want in hen gaat de betekenis van alle andere beelden ten onder, zolang de gruwelijke executie duurt en nog lang daarna, wanneer de kreet van de laatste stem achter de nooit geziene muur is verstorven in het beeld van de herinnering.
Stefan Hertmans,
Het bedenkelijke
Over het obscene
in de cultuur, slotzin Over beelden
hospice
wij, vreemdelingen
wij kronkelden
het pad op
van rode
grenadine en stage regen
glimlachend, langs het café ‘Au bon vieux temps’
traag
wandelden wij
langs het water
dat snel
stroomde en hier en daar ter plekke stopte
bijna en bleef
in het ijle spoelen
alsof het niet
nat was
langs de bemoste
treurbrug met
fantoompijn,
waar dynamiet zijn graniet
langs het kerkje
dat veel te mooi leek
voor het dorp,
waar andere mensen thuis waren
het dorp was
altijd
veraf
en de huilende
beenhouwer wist
wij vluchtten
deze dag
De rechter
sprak: De bokken kom ik scheiden
van de
schapen, u leid ik tot de kamers waar het linnen droogt.
Erwin
Mortier, Uit één vinger valt men niet
Dies irae (2)
rechts, diep en
snel duikend
het pad naar het
dorp
links, naar het
kruis
dat altijd te
lang nam, alsof
wij niet mochten
aankomen
nu
het tarmac met
putten, nog opener
nu
het loof over
de dwaalvlakte
van uren koppen
die permanente
tweesprong
van het gemiezer
dat het hoofdgewricht
ontwrichtend
uitholt en de pezen
tot het uiterste
vandaag verdragen wij
au salon des refusés
wij keken languit
vanuit het similileer, als was het pluche
maar met een
stijve nek
dat kwam ervan,
halsstarrig
ten onrechte
greep het de
keel aan
en dus de nek
dagelijks wankelden
onze cellen
gebroken als
brood verbleven wij
bleek als verse
ovenmollen
en
waren de roodborsten en de koolmezen
met de
zaadbollen weg
wij konden niet
slikken
zwaartekracht
wij waren niet
zonder pijn
dagelijks holden
wij de bast uit
in moeilijk te
bepalen reumafactoren
vals als een
poezenmuizenis
het gezaai
dat te pas en te
onpas
horribel en
allergisch
onoogstelijk,
als een grashuidziekte
van
paardenbloemen, blinkend en uitgezaaid
in een
onverholpen chroniek
het was ook te nat om te oogsten
boulimisch slikten
wij
magere kost en
gaven wij ons over
wat
bleef
niet het
vensterraam dat wit platligt in verdwenen glas
en
buitengesloten
geen grond raakt
en
niet het
waarschuwend paaltje dat met zijn glazig
kattenoog, van
als het schemerig
het zou grijs
moeten zijn, fel
niet kloppend
met de zon
met het vredige
van de tuinstoel
laag, op het
zwevende terras
van het kleine
begrip, desolaat en onbelangrijk
hoe geniaal terminaal onze tijd altijd zelf
hoe wij
opzij, aan de
rand
wij, niet te
vergeten, wij
wat
verdween
vensters zijn
ramen geworden
gek gapende
dranghekkens op een dam
opgeworpen als
een lange, lege
gang met
klassiek wit
tegen de veel te
kleine kamer
met vierkantig
bonkende muren
en
de krakende
stoel
hoe wij de Bic
maar niet terugvonden
hoe wij bevend
naar het altaar
onder de blik
van het beeld
van de moeder,
die wij
erbarmen toedroegen
wat
veranderde
de isolatie die
toch al maar
pover was tegen
een handadem
de oranje lamp
die weg is
de tafel die
bemoedigend rond was
en haar stoelen
die nu open
en bloot wijds
gekapseisd
als oranje
boeien
een beetje
afgetrokken
zo willen wij
het liefst verdwijnen
soms dus liever
dan ons lief is
als rookwolken
grijs en laag en
zagerig om
en om het hoofd
de uitweg
buiten geduwd
hellen wij onbedaarbaar tegen de hellingen
in rangen
gedetacheerd, nemen wij stelling
nu de oorlog weg
is
in een constant
staren naar de kimlijn
die zijn loop
transversaal tussen takken door
breekt
blijven wij graatmager
en hijgend
zwijgen onder
het knallend hout
van achter de Scrabble
graaft het zuur
huiverend in de maag
etst de zon de
droom
van de weg naar Vrankrik
Het
Witte Vlak
hing hoog af
en herbergde
een beetje
grijzer
een meeuw
en het opwellend
gekeuvel
in ons hoofd
als een bron van
Mare Nostrum
ja, de onze
die hoop
wiegde
zo, blikten wij dat
in
kopje onder
volgende
week
winnen de
kruinen, de bomen?
aan hoe wij elke
dag opstaan
en verijdelend
onze koppijn kruinen
nu wij ijdel vertakkend
volhouden
vaster en
twijgend zonder einde uitlopen
omdat niets hier recht is
aan hoe er geen
volzinnen zijn om
dat ze er niet
in zaten
nu wij achter
takken tralies verblijven
en verhoopt
groeien
hoe wij
tussen hangen en
wurgen
niet neerliggen
en
kozen
voor volgende
week
Arne Deprez-Literaire avond-De Geus Harelbeke-vr 20-9-2024 |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten