dinsdag 28 januari 2025

Dag van het Woord - Harelbeke


De jaarlijkse warme oproep van de Stad Harelbeke is er weer: "Laat je zorgvuldig en met veel liefde inpakken door de Dag van het Woord op vrijdag 31 en zaterdag 1 februari 2025, waar we het woord vieren in al haar vormen. Het literair festijn viert haar 46e editie."

De Dag van het Woord is een woordfestival op de eerste zaterdag van februari. Maak kennis met poëzie in verschillende vormen en gedaanten. Daarnaast kreeg een collectief jonge enthousiastelingen met een grote liefde voor woordkunst carte blanche om een eigen programma in elkaar te steken op vrijdag voorafgaand aan Dag van het Woord. Verwacht je met Word is Out! aan jonge en frisse acts waar met taal gespeeld wordt.

De Dag van het Woord is een organisatie van de Harelbeekse Academie voor Podiumkunsten, Bibliotheek Harelbeke en CC het SPOOR.

Ook voor de 46° keer worden tijdens de Dag van het Woord de laureaten van de jaarlijkse poëzieprijzen bekendgemaakt.

Alle info is te vinden op  de website van Dag van het Woord.



zondag 26 januari 2025

Carnaval der zielen - Jan Lauwereyns

Aangetroffen gedichten in het straatbeeld

En overal elders in de wereld (23)




 

Carnaval der zielen

 

Wat heel eenvoudig is, de liefde
heeft jou nodig, en jij knikt. 

Wat heel gek is , het leven
kan niet zonder jou, en vice versa. 

Wat heel logisch is, de natuur
werkt in golven. Als het donker is
wordt het licht. 

Wat heel mooi is, de zorg
zorgt er voor.

© Jan Lauwereyns

 

Aangetroffen door Daniël Franck 
in de Kerkstraat in Zelzate


Van Jan Lauwereyns wordt komende dinsdag 28/1/2025 in Boekhandel Limerick met ‘Leer van de orchidee’ een selectie uit zijn verzameld werk voorgesteld.
Het boek wordt ook voorgesteld in Boekhandel De Reyghere in Brugge in een Pré-Gedichtendag op woensdag 29/1/2025.


woensdag 22 januari 2025

Front. Vier korte gedichten van Renaat Ramon

Front - Vier korte gedichten van Renaat Ramon die kunnen doorgaan voor een mooie én frontale nieuwjaarswens!

q

dode zielen

paspoppen 
dode hoofden
geen gezicht 

voorwaarts
stap voor stap
marche funèbre 


q


huis clos

wereldwijd
vijanden

vijanden
nabij

middernacht
wereldwijd

 

q

je leeft

 

een harde vrede
overal front

 

q

tirade

 

één kant 
aan de aarde
één kant

alle raven zwart
één kant
aan de aarde
één kant


© Renaat Ramon


Van Renaat Ramon verscheen laatst in november 2024 de heel mooie dichtbundel "Visum".
Een uitgave van het Poëziecentrum.
Meer info via deze Poëziecentrum-link.

 

Hoofdzaak, een gedicht uit Visum van Renaat Ramon



vrijdag 17 januari 2025

Twee korte verhalen van Jos Rouw

Verdwenen bussen


Omdat mijn fietsen vaak kapot of gestolen waren, nam ik regelmatig de bus naar het centrum. Er stond een rij flats voor het huis waarin ik jarenlang een kamer huurde. Liep ik onder een van die flats door, dan was ik bij de bushalte.

Naast het bushok van blauw glas stond een elektronisch scherm met daarop de aankondigingen van de drie of vier volgende bussen. Lijn, bestemming, aantal minuten tot aankomst. Er kwam een icoontje van een bus te staan als de bus er bijna moest zijn.

Vaak stond dat icoontje er wel, maar doemde er geen echte bus op. Ik bleef maar kijken naar de bocht verderop. Vertraging, dacht ik dan. Misschien gaf de chauffeur iemand die slecht ter been was ruim de tijd om rustig in te stappen. Misschien stak een toom ganzen traag de weg over. Misschien was het riool geïmplodeerd en was de straat ingezakt.

Dan keek ik naar het scherm om te zien of het aantal minuten weer toenam. Maar de vermelding van de bus was altijd weg. Alsof ie intussen gearriveerd en doorgereden was. 

De vier kilometer naar het centrum heb ik vaak te voet afgelegd. Op de terugweg kwam dat soms goed uit, als mijn hoofd nog tolde van te veel gezelschap, of als ik een glas abdijbier had onderschat. Wandelend klaarde ik weer op.

De route varieerde, het was de tijd van veel zijwegen. Verkeerd kon ik niet gaan. Overal waren de lichten van West Point in zicht. Groen, rood en blauw op elke verdieping. Ik liep eraan voorbij en vroeg me af waar de bus zou zijn gebleven. Ergens voor bushalte Westermarkt moest de Bermudadriehoek van lijn 2, 3 en 4 liggen.

Laatst waren we er in de buurt om spullen naar een kringloopwinkel te brengen. Vanzelf keek ik even naar de bushalte. Er stond zowaar een bus. Er stonden er zelfs meerdere. De weg stond er vol mee. Ze vormden een file die begon achter de bocht waar ik zo vaak afwachtend naar had staan kijken.

Het viel me op dat sommige bussen beplakt waren met reclames van bedrijven die al lang niet meer bestaan. Toen begreep ik het. Dit waren ze, de bussen die destijds niet op waren komen dagen.

Ik overwoog ze van dichtbij te gaan bekijken, maar ik heb het niet gedaan. Straks stapten er nog oud-huisgenoten uit die al die jaren als bevroren in de bus hadden gezeten. Die hoefde ik niet te zien. Ik denk dat het verleden en het heden contact met elkaar moeten hebben, maar dat ze zelf wel bepalen wanneer.


© Jos Rouw

 

Kintsugi

Ik stel me een rommelmarkt voor, jaren geleden op een lentedag. De mensen op de stoepen spreiden hun waren tentoon op tapijten en tafels. Geen kraampjes, dat is me al te professioneel.

De straatstenen hebben de kleur van mosselen. Af en toe breekt de zon door, dan glimmen ze. Lydia – doorgewinterd, ongehaast – moet opletten waar ze haar hakken neerzet. Ze kijkt aandachtig naar alles wat uitgestald is. Ze speurt naar oud serviesgoed.

Het is voor haar zoon. Bob heeft last van zijn tienerjaren. Het is een kwestie van uitzitten, wachten tot er in zijn brein meer zijstraten worden aangelegd en hij een kortere weg naar de kalmte kan nemen.

Tot die tijd geeft Lydia hem om de zoveel tijd een servies. Zit zijn kop in de mist, dan smijt hij de borden, kopjes en schotels in stukken. Ik beeld me in dat ze er een speciale kamer aan hebben gewijd. De vloer is bedekt met scherven in allerlei lichte kleuren. Onderbroken motiefjes.

Wat ik mooi vind, is dat zijn zus Charlotte jaren later geïnteresseerd raakt in wabi-sabi. Een Japanse manier van kijken. Ik zoek het op in het Algemeen Nederlands Woordenboek. Het wordt omschreven als 'kunstopvatting of wereldbeeld waarin imperfectie en vergankelijkheid centraal staan'.

Charlotte gaat naar een rommelmarkt, komt thuis met een aardewerken kom en gooit die aan diggelen. Die diggelen lijmt ze aaneen. De barsten worden deel van het geheel.

Ze stapt zijn woonkamer in en doet hem de kom cadeau.

‘Wabi-sabi,’ zegt ze.

Bob gniffelt. ‘Kintsugi.’

Achter hen op de bank zit Lydia – intussen een paar barsten rijker – te fronsen. Ik ben ook niet helemaal mee, ik moet er het woordenboek weer op naslaan. Het lijkt erop dat het verhaal zich aan mijn controle onttrekt. Misschien kan ik het nog in orde maken door het in stukken te laten vallen
 

© Jos Rouw

Jos Rouw noemt zichzelf een ‘verdwaalde Zeeuws-Vlaming’. Hij studeerde communicatie- en informatiewetenschappen in Tilburg en werkt als tekstschrijver. Samen met Wouter van Acker schreef hij de reisverhalenbundel Terviseks (2016). Sindsdien verschenen verhalen van Jos in o.a. Tijdschrift Ei en Ballustrada.

Ondertussen is bij Ezowolf zijn eerste roman verschenen: ‘Dulf’.
Meer info:
Dulf bij Ezowolf




donderdag 16 januari 2025

Ethos - Vincent Van Gelder

Ethos


Te midden
van hanengekraai
en kippendrift
haar leven
in plicht en stilte
geschild

Klompen
vol modderkorsten
zoals zij
vol hard gewonnen
wijsheid

Dat de tranen
van vandaag
in de zon
van morgen
verdampen

 

© Vincent Van Gelder 

("een gedicht dat Vincent schreef over zijn baboesjka")







dinsdag 14 januari 2025

Naar een apologie van het prozagedicht

Over Breedschrift van Alain Delmotte 

Recensie: Antoon Van den Braembussche


Alain Delmotte (1957) bekleedt een vrij unieke positie in het huidige Vlaamse poëzielandschap. Hij debuteerde in 1983 met de bundel Sociaal realisme in de legendarische Yang Poëzie Reeks. Toch bleef zijn poëzie
lange tijd in de marge. Maar dit belette hem niet om in alle stilte een imposant oeuvre bij elkaar te schrijven. Op zijn naam staan een vijftiental dichtbundels. Hierin evolueerde hij in de jaren 90 via ronduit experimentele poëzie naar dichtwerken waarin er sprake was van een kruisbestuiving tussen beschouwing en poëzie. Vanaf 1997 koos Alain Delmotte resoluut voor het prozagedicht. Het feit dat het prozagedicht in onze letteren al vanouds stiefmoederlijk wordt behandeld, verklaart mede waarom zijn poëzie lange tijd ondergewaardeerd werd.

Daar is nu verandering in gekomen. Getuige hiervan de recente verzamelbundel Elementen van Warhoofdigheid: Een keuze uit zijn prozagedichten 1997-2022  (Uitgeverij P, eind 2023). Deze bundel bevat een verzameling leerdichten met als centrale (taal)figuur Warhoofd, een fictief alter ego van de dichter zelf. Maar er is meer. Stilaan wordt ook zijn verdienste erkend als schrijver over poëzie: als uitstekend recensent en last but not least als bevlogen essayist. Dit komt met name tot uiting in de onlangs verschenen essaybundel Breedschrift, eveneens verschenen bij uitgeverij P, met teksten en recensies uit de periode 1998-2020, grotendeels gewijd zijn aan het prozagedicht. Met deze opmerkelijke parallellie en gelijktijdigheid tussen praktijk en theorie heeft Alain Delmotte het prozagedicht definitief op de kaart gezet. Omdat je in ons taalgebied beschouwingen over het prozagedicht met een vergrootglas moet zoeken, is Breedschrift enkel al uit hoofde hiervan een baanbrekend werk. Gezien de grote tijdspanne, waarin de werken tot stand kwamen, kan je het essayboek ook als een levenswerk zien.  

Essays

Vooraf zij opgemerkt dat het hier wel degelijk om essays gaat in de oorspronkelijke zin van het Franse woord essai, dat letterlijk “poging” of “probeersel” betekent. De term werd in  zijn literaire betekenis overigens voor het eerst door Montaigne gebruikt. Alain Delmotte verklaart al van meet af aan dat zijn tekst geen literair-historische, literair-wetenschappelijke of academische pretentie heeft. Het gaat hier, zoals hij beklemtoont, om niet meer dan “poëticale plaatsbepalingen”, persoonlijke stellingnames ten aanzien van de poëzie. Desondanks of misschien juist daardoor is het uitdagende lectuur, origineel, belezen, aansprekend en tegelijk complex. Het boek bevat prachtige passages, munt uit in verleidelijke zijbespiegelingen, waarin Alain Delmotte zichzelf bevraagt, nuanceert, om nadien steeds opnieuw, soms schoorvoetend op de kernvraag terug te komen, zij het vaak met een lichtjes bijgestelde visie. Het betoog is dus niet lineair maar eerder meanderend. Je zou het kunnen beschouwen als een soort van flânerie in de zin van Baudelaire of Walter Benjamin. Of nog: “tastzoekend”, een lievelingswoord van mij dat als zodanig echter niet bestaat maar hier toch vanzelfsprekend is. De gehanteerde werkwijze maakt het niet gemakkelijk om de tekst samen te vatten en te bespreken.

Waarom nog poëzie?

Maar laat ik een poging (!) wagen. Hoewel de essaybundel hoofdzakelijk, zoals gezegd, aan het prozagedicht is gewijd, is deel I gewijd aan de prangende vraag: waarom nog poëzie? De directe aanleiding hiervoor was een column van Ann de Craemer, “Dichters huilen niet”, waarin zij betoogde dat poëzie helaas niet meer van deze tijd is. “Het probleem is dat er weinig behoefte is, en dus ook weinig vraag is”. Johan De Boose reageerde fel in een open brief aan Ann De Craemer, waarin hij hooggestemd besluit: “Ik geloof in het tegengestelde: poëzie is de basis van alle literatuur en zal op die manier ook alle literatuur overleven. Proza als hoger leesvoer is van vrij recente datum (…), maar poëzie is er altijd!”.

In het verlengde van deze controverse worstelt Alain Delmotte eveneens met de vraag die ooit al door Hölderlin in het begin van de 19de eeuw werd gesteld: “Wozu Dichter in dürftiger Zeit?”, “Waartoe dichters in behoeftige tijd?”, een vraag waar Martin Heidegger in Hölzwege een lang, beroemd essay aan wijdde. Alain Delmotte vermeldt het essay van Heidegger maar bespreekt het jammer genoeg niet, wat ik als dichter-filosoof  wel graag had zien gebeuren. De vraag van Hölderlin blijft echter wel in het betoog nazinderen. Alain Delmotte probeert in zijn antwoord op deze vraag zich een weg te banen tussen geruchtmakende recente Franse discussies over het onderwerp, en verder tussen gedachten of gedichten van H.C ten Berge, Erik Spinoy, Osip Mandelstam, Plato, Adorno, Yves Bonnefoy, Charles Baudelaire, Emmanuel Levinas, René Char, Ida Gerhardt, Toon Tellegen en Paul Celan, Roland Jooris en Annie Reniers. Dit levert her en der sprankelende citaten op. En intussen ontvouwt hij op deze wijze ook langzaam de kern van zijn betoog.

Het gaat Alain Delmotte in eerste instantie om de “queeste naar de lezer”. Het gaat om een allenspraak die tweespraak wordt! Of zoals de Franse  dichter en essayist Yves Bonnefoy het prachtig verwoordt: ”La poésie, cet accès à soi qui se fait un accès à l’autre”. – “Poëzie, deze toegang naar zichzelf die een toegang naar anderen wordt” (p. 21). Het gedicht richt zich tot iedereen en tot niemand in het bijzonder. Het gedicht gaat altijd op zoek naar een dialoog met een potentiële lezer. Het zoekt naar een lezer als gespreksgenoot. Het gaat om de aanspreekbaarheid: elk vers hunkert om aangesproken te worden en au sérieux te worden genomen. Vanuit deze optiek is het gedicht een ontmoeting of zoals Paul Celan het zo mooi uitdrukte, een handdruk. Hierbij schept de lezer als het ware mede het gedicht, meer nog: hij of zij is net als de dichter op zoek naar het magische woord, dat alles aan het licht brengt.

In tweede instantie gaat het Alain Delmotte om het onzegbare in het gedicht. Dit ligt in het verlengde van het voorgaande. Het gedicht als ontmoeting wijst op een fundamentele interactie tussen dichter en lezer. Hoewel het gedicht niet langer verwant is aan de goden, de goddelijkheid ontbeert, zoals Hölderlin beweert, schenkt poëzie ons nog steeds een extra dimensie: ze helpt ons ademen in een verstikkende wereld, ze geeft zuurstof aan onze taal, ze laat ons opnieuw in contact treden met de onvatbaarheid der dingen. Poëzie conformeert zich niet, is rebels, is ongebonden, is “dwars tegen de keer”. Dit komt omdat poëzie niet spreekt over iets: het is het spreken zelf, zodanig zelfs dat ze de stem van het onzegbare wordt, of wat Mandelstam fraai, “de lucht van het onverwachte” noemt. Dit vergt van de lezer een grote ontvankelijkheid. Het is luisteren naar een stem die niet zelden het diepste zelf of het meest ongrijpbare zijn vertolkt, Dit vraagt om lezen en herlezen, en blijven herlezen.

De queeste naar de lezer, de onvatbaarheid en de complexiteit van het gedicht mag niet verhullen dat poëzie niet losstaat van de historische context. In derde instantie benadrukt Alain Delmotte daarom ook terecht dat poëzie, zij op een geheel eigen wijze, in de wereld staat “Elk gedicht draagt de littekens van het tijdsgewricht waarin het is geschreven. Gedichten zijn de epigonen, de retorische spoken van de tijdsgeest” (p. 55). Ergens verwoordt Delmotte dit op magistrale wijze: “De dichter wil een stem zijn voor de woorden en de woorden een stem geven. Hij wil in de woorden de wereld laten horen. Waar is de dichter? Hij is naamloos. Dat hij ademt, is zijn identiteit, zijn intimiteit, zijn plek, zijn grensgebied en niemandsland. De dichter is waar er wereld is. Wie hoort het spreken van de wereld dat in het spreken van de dichter is ingebed? En dat soms de vorm van stilzwijgen aanneemt?” (p. 56).

Verdere structuur en opzet

Breedschrift is, zoals ik al schreef, hoofdzakelijk gewijd aan het prozagedicht. Hierbij leunt  Alain Delmotte sterk aan bij de Franse poëzie, waarin het prozagedicht, in tegenstelling tot de Nederlandstalige literatuur, een zeer respectabele traditie heeft. De voorloper bij uitstek is  Aloysius Bertrand (1807-1841), wiens Gaspard de la Nuit,, een bundel prozagedichten die pas een jaar na zijn vroege dood, in 1842, verscheen. Het werk werd, zoals bekend wereldberoemd dankzij het gelijknamige drieluik voor solopiano van Maurice Ravel uit 1908. Dank zij Gaspard de Nuit werd in de Franse literatuur het prozagedicht, vaak “poême en prose” genoemd, langzamerhand een veel beoefend genre. Belangrijke dichters zoals Charles Baudelaire, Paul Verlaine, Arthur Rimbaud, Stéphane Mallarmé en René Char zijn slechts het topje van de ijsberg. Het pleit echter voor Alain Delmotte, die beter dan wie ook in ons taalgebied vertrouwd is met de Franse poëzie, dat hij hier spreekt met een fenomenale voorkennis en hierdoor moeiteloos navigeert tussen de talloze Franse voorbeelden. Dit verklaart ook waarom hij start met diepgaande, zij het heel vrije reflecties op de prozagedichten van Jules Renard en Francis Ponge. Dit is de prelude tot het centrale essay  “Het prozagedicht – een persoonlijke apologie”, Daarna poogt Alain Delmotte in een reeks recensies vooral het belang van het prozagedicht aan te tonen in het werk van Nederlandstalige dichters zoals Peter Gryssaert, Frank de Crits (die hij met Max Jacob vergelijkt), Luuk Gruwez (wiens Psilologie hij in detail bespreekt), Nyk de vries en Xavier Roelens. Tenslotte wordt zijn eigen werk Elementen van Warhoofdigheid  op een speelse en intrigerende wijze uitvoerig toegelicht.

De eigenheid van het prozagedicht

Het is intussen duidelijk dat Alain Delmotte al sinds 1997 verknocht is aan het prozagedicht. Naar eigen zeggen begon hij met dit genre uit onvrede met de beperkingen van het reguliere gedicht. Hij citeert met graagte de bijna provocerende uitspraak van Jules Renard: “Des vers, des vers, et pas une ligne de poésie” (“Verzen, verzen, en niet één regel poëzie”). Of, zoals in een eigen gambade luidt: “Proza: poëzie die aan het vers ontsnapt, aan het vers ontkomt”. Omdat zoveel auteurs in het Nederlands laatdunkend neerkijken op het prozagedicht, het zelfs, zoals Benno Barnard, als “een onbeschaafd voorstadium van de poëzie” omschrijven, schrijft Alain Delmotte hier een persoonlijke apologie van het prozagedicht.  Om de eigen waarde, of zelfs de meerwaarde van het genre kracht bij te zetten poogt hij voortdurend de belangrijkste verschillen tussen ‘gewone” poëzie en het prozagedicht te verhelderen.

Een eerste verschil betreft wit/zwart tegenstelling. Terwijl ‘gewone’ poëzie gekenmerkt wordt door een grote hoeveelheid witruimte, wordt het wit in het prozagedicht tot een minimum herleid. Of, met andere woorden, indien de reguliere poëzie bepaald wordt door wit, dan wordt het prozagedicht bepaald door zwart.

Een tweede verschil betreft de tegenstellingen tussen smal en breed, tussen verticaal en horizontaal. Het ‘gewone gedicht’ spant zich op, breekt verzen af, neigt dus naar het verticale. Het prozagedicht daarentegen is een schriftuur van en voor de breedte, een “breedschrift” (vandaar ook de titel van het boek!). Ergens drukt Delmotte het verschil uit met een beeldspraak: terwijl het ‘lyrische’ gedicht ontspringt als een geiser, gelijkt het prozagedicht  op een kabbelende, deinende zee (met af en toe hoge golven).

Dit tweede verschil leidt uiteindelijk tot een apologie, bijna een parodie: “Het lyrische gedicht gaat recht op het doel af, het prozaïsche is gaande – rustig aan, rustig aan. Het lyrische zingt, het prozaïsche neuriet. Het lyrische raast, het prozaïsche murmelt. En zoals na elke roes een kater volgt, blijft van het zingen achteraf enkel heesheid over: arme lyriek”.

(sic!).

Slotbeschouwingen,

Een eerste kritische kanttekening. De apologie van het prozagedicht, die tegelijk een zoektocht is naar de eigenheid ervan,  getuigt van moed, inzet, doorzettingsvermogen. Want het blijkt toch bij verdere lectuur hoe moeilijk de opdracht is. Zo schrijft Delmotte op p. 84 plots hoe lastig en problematisch het is een sluitende definitie te geven van het prozagedicht. Zo stelt hij op p. 93 dat er geen wezenlijk verschil is tussen prozagedicht en gedicht!? Op p.110 verzucht hij dat het prozagedicht niet onder één noemer te vatten is. Op. 124 citeert hij Sacré instemmend die verklaart dat “er geen fundamenteel verschil tussen proza en vers is”. Nogal wat lezers zullen hierbij hun wenkbrauwen fronsen, omdat het op een contradictie lijkt tussen doelstelling en conclusie, tussen de kernbeweging van de tekst en de tussentijdse aarzeling en relativering.

Een tweede kritische kanttekening is de volgende. Hoewel hij ergens betoogt dat een prozagedicht in regel niet langer is dan een tot anderhalve bladzijde, poogt hij ook veel langere teksten als prozagedicht of een reeks van prozagedichten te duiden, Dit doet hij onder meer bij de bespreking van Psilologie van Luuk Gruwez. Ook de Grotesken van Paul van Ostaijen ziet hij als een prozagedicht.  Zou het niet beter geweest zijn van poëtisch proza te spreken als een aparte categorie. Zo las ik onlangs het sublieme Wit van de Koreaanse Nobelprijswinnares Han Kang, dat overigens heel veel witruimte bevat! Wellicht zou Alain Delmotte hier van een opeenvolging van prozagedichten spreken, terwijl ik zelf eerder geneigd zou zijn om dit poëtisch proza te noemen.

Dit gezegd zijnde blijft dit essayboek een mijlpaal in de noodzakelijke beschouwing en exploratie van het prozagedicht, In eerste instantie omdat in ons taalgebied het genre tot  nu nooit de aandacht heeft gekregen dat het verdiende. Daarnaast is het boek niet meer en niet minder dan een schitterende apologie van poëzie überhaupt, de noodzaak aan poëzie  in een tijdperk dat naar een overkill van snelle informatie en tegelijk naar vervlakking neigt.  

© Antoon Van den Braembussche


Breedschrift
, Alain Delmotte, Uitgeverij P, Leuven, 2024, ISBN 978-94-64757-50-7

Breedschrift bij Uitgeverij P.  

Recensie Breedschrift op Mappalibri

Recensie Breedschrift op De Boekhouding




maandag 13 januari 2025

Uitzichten met ademtocht - Peter Mangel Schots

Uitzichten met ademtocht

Het is ochtend en je kijkt. Dit is het
moment, niet daarnet, niet zo meteen, nu
gebeurt het, nu
wordt de dag zacht maar beslist tot staan gebracht.

Kijken is je adem loslaten. Niet ongeduldig zijn.
Wat je voor ogen hebt laat zich niet dwingen. Laat je blik
mediteren. In de stilstand hoor je
alleen het ruisen van een ademtocht, gefocust om het ogenblik
te grijpen als een steenarend voor de glijvlucht
naar zijn prooi.

Je inzicht is dat van een beeldhouwer
die sculpturen uit het landschap hakt, beelden
bevrijdt uit bergpieken, glooiingen, stranden en baaien,
die het dode hout verwijdert, wat overtollig is
weghakt en een detail toevoegt:
een onooglijke wandelaar,
een ver gezicht.

En jij kijkt vele manen later, langzaam
ademende toeschouwer, door de ogen van wie eerder dan jij heeft gekeken,
de beeldenvanger, verzamelaar van stilte. En anderen kijken
na jou, een kralenketting van blikken,
naar wolken, grassen en stenen en traag als een murene
groeit in jou de rust.

© Peter Mangel Schots


"Uitzichten met ademtocht" is het themagedicht van de expo van Bart Michiels en Marc Vermeulen (1-16 februari 2025). Bart Michiels is een gereputeerd fotograaf die eerder bekroond werd door National Geografic. 
Op de vernissageavond van 1 februari 2025 is er een voordrachtavond.
Alle info via de navolgende link:
https://pixelicious.be/expo/thehighlandsandbeyond/ 

  • "De fotografen Bart Michiels en Marc Vermeulen presenteren samen 30 werken op groot formaat die de ziel van Schotland onthullen.
    Het Westels Poëzieatelier heeft voor elk fotografisch werk een persoonlijk gedicht gedicht geschreven dat de sfeer en emotie van het beeld versterkt. 
    Peter Mangel Schots omvat met het gedicht "Uitzichten met ademtocht" het geheel van de werken.

Website Bart Michiels 
Website Marc Vermeulen

Website Peter Mangel Schots


zondag 5 januari 2025

Notitie - Wislawa Szymborska

Aangetroffen gedichten in het Straatbeeld 

(en overal elders in de wereld) (22)


Notitie

Leven is de enige manier
Om met bladeren begroeid te raken,
Op het zand naar adem te happen,
Op vleugels proberen te vliegen;

Om hond te zijn
of hem over zijn gladde vacht te aaien;

Om pijn te onderscheiden
van alles wat geen pijn is;

Om zich in gebeurtenissen te bevinden,
zich in een uitzicht te verbergen,
naar de kleinst mogelijke vergissing te speuren.

Een uitzonderlijke kans
om je even te herinneren
waarover werd gesproken
toen de lamp niet brandde

en om ten minste eenmaal
over een steen te struikelen,
in een of andere  regen nat te worden,
je sleutels kwijt te raken in het gras;

En een vonkje in de wind na te kijken;

En zonder ophouden iets belangrijks
niet te weten.

© Wislawa Szymborska (uit ‘Einde en begin’, Meulenhoff)


Aangetroffen met eindejaarsdag 2024 in het uitstalraam van Boekhandel Limerick in Gent.

 

donderdag 2 januari 2025

Uitgeverij Fluxenberg houdt op te bestaan.

Johan Wambacq en de uitgeverij Fluxenberg ("een uitgeverij voor poëzie en andere fenomenen in de periode 2020-2024") waarvan hij een van de grote bezielers was houdt op te bestaan. Erg jammer maar helaas: “Het is met spijt in het hart dat we een punt moeten zetten achter Fluxenberg. De 31 verschenen titels tonen een mooi fonds in opbouw.” Het bestuur van de vzw Fluxenberg diende noodgedwongen tot deze beslissing over te gaan door onder meer gezondheidsproblemen van de grote bezieler dichter Johan Wambacq en het overlijden van twee leden Jef Staes en Bernard van Eeghem. 

De laatste boeken verschenen in het najaar van 2024. Dichters en auteurs als Frederik Lucien De Laere, Frank Decrits, Dirk Elst, Jan Ducheyne, Maarten Goethals, Jeroen Paulussen, Yannick van Puymbroeck, Johan Reyniers, Johan Wambacq en een pak andere boeiende auteurs moeten nu op zoek naar een nieuwe uitgever.

De Fluxenberg-boeken kunnen desgewenst nog worden opgehaald worden bij Epo, Lange Pastoorstraat 25-27, 2600 Berchem die vanaf de oprichting van de Uitgeverij in het najaar 2019 de distributie waarnam.
Een aantal van de bestaande titels kunnen nog besteld worden via orders@epo.be.

Met De Schaal van Digther wensen we Johan Wambacq een spoedig en volledig herstel.

Website: https://fluxenberg.be/

Bruzz-bericht over de Oprichting van Fluxenberg 






woensdag 1 januari 2025

Beste wensen voor het nieuwe jaar 2025!

Aan iedereen een warm, gezond en bijzonder creatief 2025 toegewenst!!!

De voltallige redactie van De Schaal van Digther wenst jou, wenst jullie een rijkelijk gevuld, bijzonder kleurrijk en poëtisch en/of prozaïsch jaar. Laat die digtherlijke en andere teksten en gedichten ook in het nieuwe jaar maar volop komen!

We herhalen het graag: We zijn er voor!

Belangrijke dienstmededeling: vanaf 1/1/2025 is het redactieadres van De Schaal van Digther na een straatnaamwijziging veranderd in Brugse Heirweg 12, 8750 Wingene - Be België

Foto Paul Rigolle - 1/9/2022 - Oud St Jan in Brugge