donderdag 30 april 2020

Het schrift van de Indiaan - Paul Rigolle

Schrijven in tijden van Corona. Een antwoord aan Frans Deschoemaeker.

Dag Frans,

Veel dank voor jouw mooie ansichtkaart 'uit Wortegem-Petegem' van 25 maart 2020 en daarop aansluitend jouw mailbericht van 13 april 2020. In eerste instantie was het mijn bedoeling om hier in de buurt een even mooie landelijke prentbriefkaart op de kop te tikken om er jou – liefhebber en connaisseur van onder meer beschreven rariteiten - in deze donkere en bizarre coronatijden mee te verblijden. Helaas blijkt uit een inderhaast ingesteld particulier onderzoekje van mij dat mijn Bruegheldorp Zwevezele-Wingene, dat men steevast als Breugheldorp pleegt te schrijven, tegenwoordig op de prentbriefkaart-markt enkel de grootte heeft van een grote blinde vlek.

In Pinocchio, de nochtans excellente plaatselijke krantenzaak annex kantoorboek- en speelgoedhandel, bekeek men mij eerder scheef en, zo leek het mij even, met een lange neus, toen ik de vraag stelde. Van die vraag had men niet meteen terug. Het was duidelijk dat ze in jaren niet meer over de toonbank was gekomen. Een toonbank die tegenwoordig keurig en volgens de Corona-regels met plexiglas erg degelijk van het publiek wordt afgeschermd. Betaling kan – zoals wellicht ook bij jullie – enkel nog elektronisch. Voor wie dat wil, zijn er, om de cijfertoetsen te beroeren, wattenstaafjes die na gebruik keurig in een afvalbakje gedeponeerd moeten worden. Uiteraard is er ook geheel en al terecht de obligate spuitbus met ontsmettingsalchohol waarvan iedere klant voor en na het bezoek geacht wordt er oordeelkundig gebruik van te maken. Het zijn, zei ik al, bijzonder vreemde en nooit eerder meegemaakte tijden. Smetvrees neemt het stilaan van ons over. Wellicht betekent dat, dat we – de virologen knikken instemmend - hélemaal op de goeie weg zijn.

Niettemin hoop ik met jou dat we nu toch wel stilaan over de piek van de crisis heen zijn. Ik kreeg laatst nog een bemoedigende uitnodiging vanuit ons vertrouwde Boekenoord in Harelbeke voor de tentoonstelling “Ars Grafica III”. Die zou doorgaan van 5 tot 30 mei 2020. De vernissage op donderdag 7 mei 2020 leek mij een uitstekende gelegenheid om elkaar – al dan niet uitgerust met een mondmasker dat ons helemaal niet past of staat- weer ’s rendez-vous te geven. Temeer ook omdat de toelichting zou worden gegeven door Emiel Hoorne, ere-artistiek docent bij het KASK en een door mij gewaardeerd kunstenaar. Maar jammergenoeg heeft ook het bericht dat de tentoonstelling uiteindelijk toch wordt afgeblazen mij intussen bereikt. Het wordt dus, verstoken van hartverwarmende poëtische en kunstzinnige uitstapjes, stilaan nagelbijten. In ons eigen kot uiteraard – hoe een banale Maggie-uitspraak voor maanden vleugels kan krijgen - en intens hopend op betere en kiemvrijere tijden. Laten we daar samen naar uitkijken! Maar daarbij ook en vooral dankbaar zijn dat niemand uit onze nabije omgeving getroffen is door dit valse vuige virus. Ik zag gisteren een bijzonder imponerende getuigenis van acteur Axel Daeseleire die gelukkig uit zijn kunstmatige coma is ontwaakt en het allemaal nog kan navertellen. Er wacht hem wel een maandenlange revalidatie.

Ondertussen heb ik naar aanleiding van jouw Ansichtkaartje het boek ‘Ansichten’ van de Amerikaanse schrijfster Annie Prouxl dat ik zowat – het lijkt wel eeuwen - twee decennia geleden las, nog ’s uit mijn boekenkast opgediept. Daarin staat, zo herinnerde ik mij, een in mijn geheugen aangestreepte passage over “tumbleweed”, tuimelkruid ook nog stepperoller of amarant genoemd, die mij lief is. Daaruit dit fragmentje:

De laatste week van oktober: de bonen zaten nog aan de staken, de wind was als een vloedgolf die zich vanuit het westen over de aarde stortte. Het huis stond te schudden op zijn grondvesten. Loyal zat op de rand van zijn bed in het schrift van de Indiaan te schrijven…

En kijk, laat dit nu net de wens zijn die ik mij in deze Covid-quarantainetijden graag voor ogen hou en waarmee ik dit schrijven wil afronden. Dat ik, en dat ook jij, dat wij in deze barre onuitgegeven periode van onze geschiedenis soelaas mogen blijven vinden om onverdroten en met tussenpozen in het Schrift van de Indiaan te blijven schrijven!

Zeer graag tot een dezer, In Harelbeke of elders, Stay safe! We komen er doorheen!

Paul

Ps. Nog dit: jouw ansichtkaart past perfect in mijn ‘Klare fontein’-notitieboekje dat ik sinds begin dit jaar bij Pinocchio kocht (jawel!) en nu gebruik als alternerend ding voor mijn vroegere Moleskine-boekjes. Daarvan getuigt ook bijgaande foto.


© Paul Rigolle

#demanmetdeleesbril #schrijvenintijdenvanCorona

'Een ansichtkaart uit Wortegem-Petegem aan Paul Rigolle' van Frans Deschoemaeker lees je hier.




















Een ansichtkaart uit Wortegem-Petegem - Frans Deschoemaeker

Schrijven in tijden van Corona. Een ansichtkaart aan Paul Rigolle.

Woensdag 25 maart 2020, in de derde week van de Corona/Covid-19-crisis.  



















"Groeten uit Wortegem-Petegem met vijf dorpsgezichten uit de deelgemeenten; de Gotstraat te Wortegem, de abdij van Beaulieu te Petegem-aan-de-Schelde, het hoevegebouw van het domein de Ghellinck te Elsegem, het Dombos te Ooike en de Sint-Pietersstoelkerk te Moregem."


Dag Paul,

Ja, we beleven onwezenlijke tijden. Het zal nu gauw oorlog worden, zoude Reve verzucht hebben. Herinner jij je nog dat een paar jaar geleden vanwege de vogelgriep het pluimvee diende opgehokt te worden? Vandaag geldt die ophokplicht niet het pluimvee maar de bevolking zelve (blijf in uw kot!, zoals onze fijnbesnaarde minister van Volksgezondheid verordende). Al die geannuleerde feestjes en evenementen, al die afgesloten microfoons en dichtgedraaide tapkranen, al die niet eens opgebouwde podia, al die opgehokte artiesten en dichters, dat moet toch, na Corona, een ongehoorde uitbraak, een tsunami van nieuwe teksten gaan opleveren! Want nu hebben we volop de tijd, tussen onze vier muren, of uit de wind op ons terras, om te bezinnen, te herbronnen, te schrijven. Of werkt het zo niet? Zelf kreeg ik altijd al de grootste aanvechting tot schrijven als het leven riep, als ik het te druk had met andere dingen, en deksels goed wist dat ik niet de tijd zou vinden om de pen op het papier te krijgen.

Veel mensen schijnen te lijden onder deze gedwongen retraite. Zelf ondervind ik daar weinig last van. De tuin eist zijn rechten op, ik orden mijn archief, ik herschik mijn bibliotheek (om mij na tien minuten te verliezen in een vergeten boek; nu weer De taal der liefde/Lieve jongens. Wie leest Reve nog, behalve in tijden van Corona? Ik. Reve is onze grootste Decadent, en puur stilistisch gezien is dit door sommigen verguisde, maar door mij hoog gewaardeerde, tweeluik hiervan een meesterproef). En ik sleutel verder aan mijn nieuwe dichtbundel, die ik dit jaar nu toch echt tot een goed einde moet zien te brengen.

Een blik in het laboratorium van de dichter. Wat ligt daar momenteel allemaal ter werktafel? Een verhelderende tekst van Jos de Haes over zijn Ardennencyclus Le vieux moulin, een meanderende tekst van Julien Gracq uit zijn Carnets du grand chemin over de Semois, een toeristische brochure over het patrimonium van Gedinne en omstreken, een afschrift van mijn Brief uit het Ardense woud aan kunstbroeder Carette (8 juni 2010), een stuk of wat gedichten van Oscar-Vladislas de Lubicz-Milosz, een wandelkaart van het plateau van Croix Scaille. Wat al panorama’s en vergezichten ontrollen zich hier ter tafel! Alles is in gereedheid gebracht voor de reis rond mijn kot! Dit oordeelkundig samengebracht amalgaam van teksten (ik vergeet nog het essay over Félicien Rops van Huysmans) zou de vonk moeten ontsteken tot een donker gedicht (liever nog een donkere gedichtencyclus) over de grote god Pan. Maar het valt, zoals altijd, af te wachten wat er uiteindelijk uit de alambiek zal opborrelen. Als er überhaupt iets zal opborrelen. Je weet het nooit.

In wezen verandert Corona weinig aan mijn bestaan, dat ook in andere omstandigheden al aspecten van het kluizenaarsbestaan vertoonde. Al blijft het jammer dat ik nu enkel door middel van dat ellendig kleine schermpje de kleinkinderen kan zien, niet de trein kan nemen naar Brussel of op dit eigenste moment niet met Marie-Myriam naar het donkere hart van de provincie Namen kan rijden, en dat de bijeenkomsten van mijn leesgenootschap (gepaard aan nachtelijke conclaven in de bar van het hotel Leopold) tot nader order geannuleerd zijn.

En ja, zo onwezenlijk rustig als op de ansichtkaart liggen er dezer dagen onze Vlaamse Ardennen bij. Geen wielergekte, geen lelijke VIP-tenten, geen landschapsverbouwingen, geen helikopter boven de tuin op Palmzondag! Een rust die historisch (en ecologisch) zal worden genoemd in de annalen. Zelfs mijn dagelijkse autorit naar het kasteeldomein van Elsegem (centrale foto) waar ik mij met de hondjes Pistache en Pollux pleeg te vertreden, is nu tot een niet essentiële verplaatsing verordend, en bijgevolg illegaal.

En natuurlijk blijft het ook jammer dat al onze (vage) afspraken van dit voorjaar in het water gevallen zijn, beste Paul, maar ooit wordt alles weer anders, inmiddels blijven we in ons kot, en verblijf ik met warme groet.

Frans


© Frans Deschoemaeker

Uit: De waterlelies van Montparnasse, een werk in gestadige voortgang.

"Het Schrift van de Indiaan", het antwoord van Paul Rigolle lees je hier.



zondag 26 april 2020

zwanenmeer - Francis Cromphout

aan elke zwaan zit een tweede zwaan
de zwaan van de lucht
vergroeid met de zwaan van het water

telkens zij met haar bek de spiegel doorbreekt
worden zij volmaakt als een vis
luchtbellen makend
die ons universum besturen

luchtbellen
die grafkamers zijn

diep onder dit oppervlak verscholen
verrijken zij zich met elk voorbije leven

met de hartslag van de dode
wordt alles daar voortdurend herhaald
tot het licht wordt in de andere grafkamers


© Francis Cromphout


Uit de cyclus “Je bent niet gestorven
voor J.C. (°1.1.1999 + 22.3.2017)






zaterdag 25 april 2020

tijdscapsule - Francis Cromphout

alles van jou gebeurt in het verleden
binnen de tijdscapsule van het voortschrijdend nu
naar de toekomst waar je niet meer zal zijn

alles van jou wat onze zintuigen bezocht
flarden van de herinnering
opduikend voortdurend
en weer weggeduwd
door andere gedeelde momenten

tot de zee in ons opzwelt
en ook de muziek geen troost meer brengt
noch de distractie van de abstractie


© Francis Cromphout


Uit de cyclus “Je bent niet gestorven
voor J.C. (°1.1.1999 + 22.3.2017)






vrijdag 24 april 2020

die witte wolk - Francis Cromphout

ik stap door deze straten
neem de beelden op
die ook jouw oog hebben bezocht
en ik voel mij jouw blik

het lief en leed dat bij jou binnendrong
is nu het mijne geworden
deze last is licht om dragen
zoals die witte wolk daar
die toen ook in je ogen dreef

zwaar is je afwezigheid
de leegte van lood
die al de tijd dat ik hier nog rondwaar
mijn stap zal vergezellen


© Francis Cromphout


Uit de cyclus “Je bent niet gestorven
voor J.C. (°1.1.1999 + 22.3.2017)


zaterdag 18 april 2020

Als iets dat vanbinnen brandt - Paul Rigolle

Voor de mensen van Calais en elders

(Dagboekgedicht op Wereldvluchtelingendag, 20/6/2019)


Als iemand die op een dag zijn dorp verlaat,
zo zul je opgetekend in de boeken staan.
Als iemand die. Als van een ander dat. Je bent
een vreemde nog. Je tracht en leeft je in,
ademt in, ademt uit. De taal loopt nog mank
in jou. Je zoekt wat hoogte in de toon. Hoe
iemand spreekt die wordt opgejaagd. Wijd open,
slag na val, into the wild, maisveld, het wild

zover je kijkt. Bedding van het spoor. Slaapzak.
Station. Parking. Bordkarton. Over schutting kruipt.
Met wat geluk ontloop je hem de nieuwe bedelstaf.
Rusteloos op weg en wie weet waarheen.
Het jaagpad, de spoorweg langs. De blote hemel
kent geen geheim voor jou. Niet weet wat komt.
Bekeken wordt alsof je zelf een dader bent.
Ergens ingenaaid van wat van jouw bezit nog rest.

Ze peilen en stellen vast bij jou of daar een hart
nog zit. Maar iets, iets dat vanbinnen brandt
blijft vuur. Een roep als een roffel in jouw borst,
is daar het eerste woord dat van een vreemde taal
te pronken en te kijken staat. Het drukt zich uit,
het laat zich horen. Op jouw stem draagt het
zichzelf de wereld in. Klinken doet het al alsof het
op een dag jouw nieuwste naam zal zijn.


© Paul Rigolle


Uit 'Het heimwee van de bladen naar het boek', een cyclus Dagboekgedichten.


Beeld: Za 7/3/2020 - Autostradeparking - 'Ergens tussen Oostende en Koksijde'





















vrijdag 17 april 2020

November in Banana Peel - Paul Rigolle

Give happy feet a chance

(Dagboekgedicht, Banana Peel, ma 24/11/2014)


Binnen broeit het tot alles
swingt en scat en ademt.
De contrabas hapert aan de hanebalken.

Piano neemt drummer mee
naar waar hij hem hebben wil.
Elk hoofd gaat aan de wandel.

Gelieve de lege glazen
naar de toog te brengen.


In het deurgat staat een man
met een Duvel in de hand.

Elke blik hier
is voorbestemd
om af te dwalen.

Give happy feet a chance
Stompin’ at the Savoy


Buiten in de wereld liggen in het dorp
de straten opgebroken. Een Volvo
staat in de weg. De slaap zal alles slaan.

Muziek neemt geen stellingen in.
Alleen wij zijn het en bekennen kleur.



© Paul Rigolle


Dagboeknotitie van maandag 24/11/2014 - Concert ‘Taste of Swing
@ Banana Peel met Ben Paterson, Jean Van Lint en Jan De Haas

Uit de cyclus dagboekgedichten:
"Het heimwee van de bladen naar het boek"

Banana Peel Blues & Jazz, Ruiselede
Banana Peel op Facebook



'A taste of Swing' - vlnr Ben Paterson, Jean Van Lint en Jan De Haas

















#NotitiesuitBananaPeel #dagboekgedichten

donderdag 16 april 2020

Alles voor de film - Paul Rigolle

Ik herinner me dat ik een camera kocht waarin een onontwikkelde film zat

Dagboekgedicht (vr 29/12/2000 - voor Jasper)


We spreken af. Terwijl ik met de dingen sleur
klimt hij de ladders op, timmert een hemel bij elkaar
en hangt er lampen in. Ik breng de wierook aan,
vrouwentongen, een kast uit eik en een gitaar.
Een gordijn vol bloemen hang ik voor het raam
en werp - alles voor de film! - zoveel ik dragen kan,

het nepfruit in de schaal. Een meisjeskamer
in een naamloos huis, dit is, zegt hij, wat hem
voor ogen staat. Daarin een man, daarin een vrouw.
En of het - muziek van misverstanden - tussen hen,
ooit iets worden kan, dat ziet hij later wel.
Nu is er, ingescheept en wel, gekunsteld
en geklaard, het licht dat op alles vallen moet.

Ik glimlach om de verbazing die openbloeit
op zijn gezicht en die ik herken van toen hij nog
een jongen was en wij samen keken naar de zee.
In één avond maakt het kunstlicht ons - een vader
en een zoon - als in een happy-end aan elkaar gelijk.



© Paul Rigolle


Uit de cyclus dagboekgedichten:
"Het heimwee van de bladen naar het boek"


















dinsdag 14 april 2020

Een mensenleven in al zijn geledingen

Frank Decerf over ‘De verschroeide hof van Eden’ van Daniël Van Hecke

Een bundel die goed in de hand ligt, is wel 'De verschroeide hof van Eden', de nieuwste en omvangrijke dichtbundel van Daniël Van Hecke. De auteur heeft er zijn werk van gemaakt. 
Hij heeft nagedacht, gesleuteld, gearbeid en voltooid. Bij Van Hecke geen oppervlakkige, luchtige mini-verhaaltjes die zich proberen voor te doen als poëzie. Deze gedichten zijn als volwassen karpers; met respect benaderen dus. De titel De verschroeide hof van Eden roept vragen op en het zwart van de kaft staart ons dreigend aan. Met deze stevige bundel zou je een medemens een flinke klap kunnen verkopen, maar Van Hecke verkiest dat te doen met woorden, met beeldspraak, met inzicht en met rechtlijnigheid.

Volgehouden engagement is de rode draad doorheen het literair oeuvre van deze Brugse auteur. Ook in ‘De verschroeide hof van Eden’ vindt de kenner wat hij zoekt. In twaalf cycli weet Van Hecke de lezer niet los te laten. Zijn titels zijn gebald en zijn bespiegelingen trefzeker. Filosofische analyses van wat voorbij is, van wat voorbijgaat, van wat voorbij blijft. Kortom een mensenleven in al zijn geledingen.

Een traject doorheen de essentiële ervaringen die een mens kunnen belonen, bepalen of vernietigen. De verbeelding krijgt bij deze auteur de vrije loop. Tijdens het lezen hoor je zijn stem. Je hoort de cadans van zijn kracht. Trefzekere beelden springen uit zijn gedichten naar voor. Maar Van Hecke blijft ook een nuchtere laborant. Zijn gedichten verwijzen onder andere naar klimaatconflicten, toekomstbedreigingen en gestoorde intermenselijke relaties. Hij maakt zeer functioneel gebruik van rijm. De dichter lardeert de bundel hier en daar met citaten uit het werk van gerenomeerde schrijvers en andere intelligentsia. Ook zijn er interessante verwijzingen naar historische personages en mythische figuren. Van Hecke centreert zijn gedichten; het doel daarvan is mij niet echt duidelijk.


Parenthesis


“Vader,” zei ze, “ik ga”
en toen ze dolde met de
nooit geziene vreemdeling
die uit haar bekken dronk
als uit een gouden schaal,

en toen ze wentelde als een
hemels lichaam om zijn as
en de verte kantelde en helde
en snoof als een stier

en de schreeuw in haar
uiteindelijk verstomde
en kabbelde als een bron
voor de stille wandelaar,

toen brak de avond aan
en terwijl het nieuwe in
haar woelde en gilde en
haar naar het leven stond,

doofde reeds het licht
en stortten de sterren
als dronken huurlingen in
het nu brakke water

en toen zei ze: “Vader,
hier ben ik”, keek hij
langs haar heen als een
te late, verstoten wolf.


© Daniël Van Hecke


Daniël Van Hecke schrijft bijna filmisch, maar ik lees bij hem wel steeds het scherpzinnige, het ironische en het relativerende. Voor de auteur blijft schrijven een vorm van zoeken. Schrijven is twijfelen. De opdracht bestaat erin om nooit op te geven. Hij legt zijn lezer op om na te denken, om zelf te analyseren en om, als het eventjes kan, zelf tot actie te komen. Van Hecke heeft als schrijver een missie, gelukkig is hij nooit de dichter-missionaris…

Het boek, dat 160 bladzijden telt, wordt afgesloten met een zeer interessante uitleidende tekst van collega Guy van Hoof.


© Frank Decerf


De verschroeide hof van Eden, Daniël Van Hecke, Uitgeverij C. de Vries – Brouwers, 2019 ISBN 978-90-5927-627-7


Van Daniël van Hecke (°1938) verschenen de verhalenbundels De ijsheilige, Metaalmoeheid, De sandalen van Herodotus, De vermomming en de romans De mutant, De vlucht - bekroond met de literaire prijs van de stad Brugge - gevolgd door De krater en De tranen van Pygmalion. Zijn teksten weerspiegelen de broze schijnvrede van onze Westerse enclave midden een mondiaal mijnenveld.
Dit geldt eveneens voor zijn poëziebundel De verschroeide hof van Eden die bij wijze van nawoord door dichter en recensent Guy van Hoof in een gebald maar trefzeker essay zijn plaats krijgt tussen de intrigerende romanpersonages.

(Bron: website Uitgeverij de Vries-Brouwers)

Extern:
Recensie bij Exit
Daniel Van Hecke bij Uitgeverij de Vries-Brouwers

donderdag 9 april 2020

Maandelijks - Miel Vanstreels

Een halve eeuw later
discuteren we
in dezelfde kroegen
nog altijd
over dezelfde vragen

want we zijn wel ouder
maar niet veel wijzer
geworden

en als iemand zich
na vijf of zes rondjes
tripel-zeker
aan hét antwoord
waagt

is er altijd wel iemand
die redelijk nuchter
om de rekening
vraagt


© Miel Vanstreels


dinsdag 7 april 2020

Binnenschippers met droeve ogen - Herlinda Vekemans

Er waren er die vooral met vlag en wimpel, naam en staat van hun schuit begaan waren
die meenden dat velen hun scheepje hoog en voornaam achtten
en er vanzelfsprekend vanuit gingen dat de kanalen altijd zouden blijven bestaan
dat sluizen en kanalen op de keper beschouwd hun eigendom waren
en die volhielden dat zij het wisten:
dat alle kanalen in de zee uitmonden

Er waren er ook die met hun te grote boten de kanalen wilden forceren
die met hun kielen in de modder vast kwamen te zitten en hun schuiten moesten verlaten
Er waren er zelfs die hun vaartuig ook op plaatsen zonder water voort probeerden te slepen
in de overtuiging dat zij het waren die zo nieuwe kanalen maakten

Slechts enkelen bleven traag en voorzichtig varen
hun droeve ogen voor ieders blik terneergeslagen
zowel het land als de zee voor hun schuiten
onbereikbaar


© Herlinda Vekemans


Uit het typoscript in wording ‘Appelblauwzeegroen’ van Digther-redactielid Herlinda Vekemans
Thuissite Herlinda Vekemans


zondag 5 april 2020

Aan tafel - Anne Verbanck

Met de tafel als drijfhout tussen ons in
als drenkelingen aangewezen op elkaar
dobberen we zonder houvast
gehavend in een oceaan van pijn
met je baard lijk jij een bebost stuk land
mij zo vreemd vertrouwd

zijn we ooit geliefden geweest
elkaars haven om op adem te komen
als we averij opliepen op zee
onze sappen vermengd tot een
toverformule voor onze innige omhelzingen
elke centimeter afstand was er een te veel

nu zijn we schiereilanden
gescheiden van elkaar door
een zee-engte als een buffer
tussen onze botsende belangen
schots en scheve ijsblokken op drift
weg van elkaar in dit ijstijdperk

als ik een reddingssloepje laat
uitvaren naar jou met een SOS wimpel
waar ik mijn excuses dwars overheen schrijf
red je me dan met jouw liefdeswoordjes
waarmee ik nog elke nacht in slaap val


© Anne Verbanck


zaterdag 4 april 2020

Altijd al thuis - Anne Verbanck

Altijd al heb ik me
thuis gevoeld bij woorden en
hun verbeeldingswereld
meer dan in het echte leven
dat mij de adem afsnijdt

ik kan niet anders dan
me terugtrekken uit lijfbehoud
de schrilheid van stemmen
en de hardheid van harten jagen
me mijn geheime kamer in.

gewichtloos hang ik daar
als een vleermuis genietend
van het duister fladder ik er rond.
de tijd slaat met mij op hol
ik laat me op sleeptouw nemen.


© Anne Verbanck


vrijdag 3 april 2020

Als beken die zich verenigen tot een stroom

Frank Decerf sprak met Jean-Paul Rosenberg winnaar van de PPO 2019-2020

Naar aanleiding van de Poëzieprijs van de stad Oostende, ging Frank Decerf, jurylid, in gesprek met de winnaar. Ook voor de 13 de editie gebeurde dat. Hieronder het resultaat van een interessante confrontatie met de laureaat Jean-Paul Rosenberg die eerder ook de Turing-prijs won.

Jean-Paul eerst en vooral proficiat met je winnend gedicht De winterzwemmer dat overal in de stad Oostende te zien en te lezen is. Waarom deed je mee aan de Poëzieprijs van de stad Oostende?

De Poëzieprijs van de stad Oostende staat binnen ons taalgebied bekend als een literaire prijs van gewicht. Er is een omvangrijk en sterk deelnemersveld en het leek me een mooie uitdaging om te zien hoe ver ik kon komen. Bij de editie 2011-2012 kreeg ik tot mijn verrassing een eervolle vermelding en in 2020 won ik tot mijn nog grotere verrassing de eerste prijs.

Kende je de stad Oostende al?

Eigenlijk alleen uit de boeken en de verhalen. Mijn vrouw was er als kind te gast in de zomer en mijn ouders vierden er hun huwelijksreis. Zelf was ik er echter nog nooit geweest. Inmiddels is daar gelukkig verandering in gekomen.

Hoe, waarom en wanneer zette je de eerste stappen in de literaire wereld? Waarom ben je beginnen schrijven?

Schrijven doe ik al sinds mijn tienerjaren, maar mijn eerste stappen in de literaire wereld zette ik zo’n tien jaar terug, met mijn gelijktijdig debuut in de tijdschriften Tzum en Meander. Kennelijk was mijn werk toen pas voldoende rijp was voor lezing buiten de eigen kring.

Kun je ons vertellen waarmee je nu bezig bent?

Als redacteur ben ik voornamelijk bezig met het samenstellen en publiceren van literaire bloemlezingen over Nederlandse steden, streken en provincies. Als dichter werk ik aan nieuwe poëzie, maar tegelijkertijd ook aan een bundel met gedichten van de afgelopen twee/drie jaar. Daarnaast ben ik actief in projecten op het grensvlak van poëzie en andere kunstvormen, zoals film, fotografie en muziek.

Je bent dus blijkbaar op vele vlakken actief. Mag ik je vragen wie je grote voorbeelden zijn/waren uit de hedendaagse literatuur en waarom?

Mijn grote voorbeelden en inspiratoren zijn te vinden in de volle breedte van het 
twintigste en eenentwintigste-eeuwse literaire landschap van Nederland, Vlaanderen en buiten ons taalgebied. Spirituele, observerende en experimentele dichters buitelen in mijn boekenkast door en over elkaar heen. Om er een paar te noemen: Lucebert, Paul van Ostaijen, Martinus Nijhoff, Menno Wigman, Delphine Lecompte, Sylvie Marie, Alfred Schaffer, J.A. Deelder, Ida Gerhardt, Hugo Claus, Pierre Kemp, Rutger Kopland, Ben Lerner, Wislawa Szymbosrka, Seamus Heaney, Pablo Neruda en ga zo maar verder. Stuk voor stuk betreft het mensen die van de taal iets magisch maken.

Ik begrijp wat je bedoelt. Wat publiceerde je tot op heden? Waar?

Tot op heden publiceerde ik poëzie in de bloemlezing Nog een lente, twee edities van de Bekroonde werken uit de tweejaarlijkse Poëziewedstrijd van de stad Oostende en vier van De honderd beste gedichten uit de Turing Nationale Gedichtenwedstrijd, die ik in 2018 won. Ook verschenen mijn gedichten in literaire tijdschriften als Deus Ex Machina, Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift, Tzum, Nynade, Meander, De Schaal van Digther, Contrabas, Ei, Re:pre-sent, Op ruwe planken en Krakatau.

Heb je een voorkeur voor een of ander genre of is dat niet relevant?

Voor mij is dat zonder meer de poëzie. In de Oudheid was er een scribent die de stelling poneerde dat wat hij ook schreef uiteindelijk altijd alleen maar een vers kon zijn. Bij die gedachte sluit ik mij volmondig aan.

Als het op het schrijven komt ben je dus dichter pur sang. Heb je nog andere artistieke talenten?

Talenten vind ik moeilijk te zeggen, maar ik heb veel interesse in visuele kunsten, theater en muziek. Op eigen kompas, maar ook met intrinsieke beoefenaars van deze genres heb ik inmiddels de nodige experimenten tot stand mogen brengen. Projecten, overigens, waarvan de poëzie steevast een wezenlijk bestanddeel vormt.

Wat zou je nog graag willen schrijven?

Naast individuele gedichten zou ik nog wel eens aan een lange, thematische cyclus willen bouwen, bij voorkeur rondom een relatief los en open uitgangspunt. Ik heb al wel ideeën hierover, maar de uitwerking nog niet paraat.

Heb je tijdens het schrijven een bepaalde routine? Een bepaalde dagindeling? Hoe ga je te werk?

Mijn schrijfmethodiek volgt een tamelijk gedisciplineerd pad: ik begin losjes met associaties, ideeën en observaties die zich als beken verenigen tot een stroom aan notities rondom een zekere kerngedachte die langzaam uitgroeit tot een gedicht. De tweede fase betreft een streng proces van schrappen en samenvoegen tot er iets ontstaat met enige coherentie en urgentie. Derde en laatste fase is het bijsnijden en afwerken tot een gedicht dat in potentie geschikt is voor publicatie en verzending naar de redactie van een tijdschrift of de jury van een poëziewedstrijd.

Blijft poëzie voor jou een doel op zich?

Voor mij wel. Poëzie vormt een wezenlijk bestanddeel van mijn leven. Het is een kunstvorm die mensen kan raken, inspireren, op nieuwe inzichten brengen, verbinden. Opmerkelijk is dat, hoewel voor velen poëzie in het dagelijks leven iets ‘op afstand’ is, mensen op scharniermomenten in hun leven toch vaak hun heil zoeken bij gedichten. Denk aan ogenblikken die zijn verbonden met dood, huwelijk of geboorte; daar waar het leven zijn cyclische krachten toont. Hieruit moet je dan toch wel concluderen dat poëzie een doel heeft en, zo niet nuttig, dan toch in ieder geval zinvol is.

Welke van je publicaties/gedichten vind jij het best? Waarom?

Moeilijk te zeggen, want alles wat ik schreef vloeit voort uit dezelfde bron en vertelt in essentie dezelfde verhalen. Als ik dan toch moet kiezen, dan zijn het misschien toch de gedichten die binnen het literaire circuit nadrukkelijk succes kenden, zoals Laatste foto van de vrede en De winterzwemmer, juist omdat ze een soort wijdingsproces hebben doorgemaakt en kennelijk voor andere mensen iets betekenen, op zijn minst voor de juryleden die ze bekroonden met een prijs. Voor mij zijn die gedichten ook verbonden met zoete herinneringen aan proclamaties, mooie avonden vol sfeer en poëzie.

Volg je de huidige lichting nieuwe en jonge dichters? Waarom wel/niet? 

Zeker. Ik lees graag recensies, koop vaak bundels, ook van jonge en/of onbekende dichters, en word vaak verrast door de kwaliteit en intensiteit van hun werk. Neem bijvoorbeeld Radna Fabias en Marieke Rijneveld. Puur vuurwerk is dat.

Radna Fabias passeerde ook heel succesvol langs de PPOostende, ze was immers winnares in 2016. Ben je zelf beïnvloed in jouw schrijven?

Absoluut. Door poëzie, maar eveneens door andere kunstvormen, natuur, landschap, historie, mythologie en architectuur. En door alledaagse, terloopse of zelfs banale uitingen van beeld en taal op radio, tv en billboards. Ook die hebben hun plaats en vinden onderdak in mijn verzen.

Men probeert schrijvers altijd wel in een hokje te plaatsen. Pas jij in een of ander literair hokje?

Dat is lastig te zeggen. Mijn werk heeft een spirituele dimensie, maar ook een zeer aardse; is tegelijkertijd traditioneel en experimenteel. Het doet een gooi naar de vitale traditie van het Interbellum, de vlam van de Vijftigers, de implosies van de hermetische traditie en de no-future van de Maximalen. Tegelijkertijd is het ook eigentijds, qua thema en stijl. Misschien moet ik het beantwoorden van deze vraag aan anderen overlaten…

U hebt dat recht natuurlijk. Laten we verder gaan. We leven in woelige tijden, hebben de maatschappelijke evoluties een invloed op jouw werk?

Zonder meer. Mijn gedichten worden bevolkt door allerlei postmoderne personages en dito maatschappelijke onderwerpen.

Wat stoort jou het meest in de literaire wereld?

Eigenlijk niet zoveel. Voor zover ik het kan overzien, gaat het er in het Nederlandse en Vlaamse literaire landschap vrij gemoedelijk aan toe. Soms zijn er polemieken die ‘het literair bedrijf’ geen goed doen. Dan vraag je je af waarom je zou ruzie maken in een wereld die al zo klein en kwetsbaar is. Of boze recensies schrijven: steek liever je energie in het bewieroken van werk dat je de moeite waard vindt, dan in het afbranden van iets dat je minder bevalt. Een beetje meer ambassadeurschap van de letteren richting de rest van de wereld kan geen kwaad, lijkt me. Ook mis ik een beetje de literaire subculturen en bewegingen, zoals die van de Tachtigers, de Vijftigers en zo. Misschien zijn die er trouwens wel maar zijn ze voor mij niet zichtbaar.

Wat mogen wij nog van jou verwachten?

Na het winnen van “Turing” en “Oostende” en publicaties in en aantal tijdschriften denk ik dat een logische volgende stap is om, zoals ik hierboven al meldde, naar een integrale dichtbundel toe te werken en deze gepubliceerd te krijgen. Ook zou ik het leuk vinden om mijn werk vaker voor te dragen. Ik houd van de interactie met publiek en geloof dat een gedicht het best tot zijn recht komt als je het deelt met anderen. Vanuit een soortgelijke saamhorigheidsgedachte hoop ik ook op een wat meer regelmatige samenwerking met kunstenaars uit andere disciplines, met het oogmerk verschillende kunstvormen onder een dak te brengen, voor een gezamenlijk feest ‘voor alle muzen’.

Bedankt Jean-Paul voor deze interessante babbel. Nog veel succes met je literaire carrière en we kijken zeker uit naar je verdere publicaties.



© Frank Decerf



donderdag 2 april 2020

Het boekje van de dichter - Joris Denoo

Joris Denoo - Brugge - Craenenburg - 28/5/2019 (Foto Paul Rigolle)





























"Het boekje van de dichter": Joris Denoo schrijft
de dingen neer. In Craenenburg en elders.

Alle boekjes van de Dichter



woensdag 1 april 2020

Corona - Antoon Van den Braembussche

+

De tijd heeft ons ingehaald.

Ongehoord.
Onzichtbaar.

In neerdwarrelende mist.
Ziekmakende verstuiving.

Corona.
Pneumonia.

Martervlucht voor besmetting.
Hamstergebaar van nooit geziene
Verontrusting.

Onderhuidse angst.

+

“Het ergste moet nog komen”,
zo spreekt de viroloog.

En wij turen,
wij turen wezenloos
naar exponentiële curves.

In onze huizen,
onze cocons vol smetvrees.

Ons oog verdwijnt in de bloedstraal,
het taboe van de aanraking.
De wereldwijde stilstand.
Het mondmasker van het ongeziene.

+

In overvolle ziekenzalen
in luidkeelse bedden
tast de dood in het rond.

Ongenadig.
Longnabij.

De zwaksten dolen.
Terwijl de dagen wegebben
in eenzaamheid.

Want wie ooit eenzaam was
verglijdt snel in ongenaakbaar zwijgen.

Versteend als het virus.
Ongeneeslijk.

+

Corona.
Utopia.

De lucht zuivert zich
in de slagaders van de stad.

Nog nooit was het digitale zozeer
een plek van mededogen.

Nog nooit heerste
in straten en pleinen zozeer
de stilte en het onuitsprekelijke.

Alsof de stilstand ons meer dan ooit
iets onvergetelijks leert:

de herademing in het ogenblik.


© Antoon Van den Braembussche


#DichtersinCoronatijden  #Coronagedicht


Meer gedichten van #DichtersinCoronatijden vind je op de Coronagedichten-site ('Verzamelplaats van gedichten in tijden van Corona').