maandag 29 september 2014

Tijdpeiling - Herlinda Vekemans



Olivier Messiaen - Vingt regards, nr 6 (1944)


meeuwen kijken toe op de nok van de graanschuur, de zee nooit veraf
hun ogen een dof geroffel van bron tot monding, een tijdspijl
een verzonken lijn van blauwgrijze pauwengelen, de vlucht gestaakt
de vleugels dicht en stil in drummen van blikken, te ver, teveel
en tegen de stroom in, een eigen kolk, vloed, de zee
even veraf van de graanschuur als de nok onder de ogen van de meeuwen



© Herlinda Vekemans


Uit een nieuwe bundel in voorbereiding.

Youtube-fragment: Olivier Messiaen | Regard sur l'Enfant-Jésus n°6 by Roger Muraro - https://www.youtube.com/watch?v=dtE0Y7wUfCQ


Notitie van Herlinda Vekemans:

Op 1 oktober kun je in Leuven een meesterwerk van de 20ste eeuwse pianoliteratuur horen, de Vingt regards van Messiaen. Bovenstaand gedicht schreef ik bij het 6de stukje van deze cyclus; in het bijhorende filmpje wordt het subliem gespeeld door Roger Muraro.
In het 6de stukje zit een typisch Messiaenelement: hij heeft de partituur 'omgedraaid', er een zogenaamde palindroom van gemaakt, zoals de naam Otto, of Anna van begin naar einde en einde naar begin gelijk zijn. Met een beetje goede wil zie je in het gedicht ook zo'n beweging. Op die manier hoopt hij een soort tijdsstilstand teweeg te brengen en een vorm van eeuwigheid in het nu te krijgen. Maar beluister vooral de 10 minuutjes muziek!


Op 1 oktober speelt Steven Osborne de cyclus Vingt regards in de Grote Aula in Leuven tijdens het festival van Vlaams Brabant.
Meer info via deze FestivalVlaamsBrabant-Link


vrijdag 26 september 2014

Wellicht - Jan Van Meenen


(Val d’Abbruggio, Crete)

Wellicht is dit het einde wel en altijd al, misschien
het laatste wat zal blijven, dit landschap
ingehouden als een huid, wachtend.

En altijd al en weer dit licht,
en altijd wel net even anders oogstrelend.

Als ooit op mijn huid een hand moet passen,
laat die het maar zijn.


(Blijflicht)


© Jan Van Meenen


Uit de bundel 'Lichtgezichten' - Uitgeverij P
Voorstelling za 27/9/2014


donderdag 25 september 2014

Tafeltje naast ons - Jan Van Meenen


Tafeltje naast ons. Zijn er die er beter tegen kunnen:
slurpen van schelpen, nippen van glazen.

Dit lijkt me een voorspel. Zou me niet verbazen.

Ergens in zijn kleren rinkelt telefoon. Beeldschoon
kijkt zij opzij. Ontsteekt een sigaret.

Ze lijkt bedreven in het wachten,
zolang tot hij haar god-weet – ergens uit de kleren schilt.

Wij drinken kleine wijn.
Ik zie jou naakt al in gedachten.


(Schijnlicht)


© Jan Van Meenen


Uit de bundel 'Lichtgezichten' - Uitgeverij P
Voorstelling za 27/9/2014


Het boekje van de dichter - Philippe Cailliau



















"Niets verloren met zo’n zwarte kaft en een elastiekje eromheen" ...

Van Philippe Cailliau verschijnt vandaag 25/9/2014 een nieuwe dichtbundel met als titel "Niets verloren". De bundel die wordt uitgegeven door Kleinood & Grootzeer wordt vanavond om 20:30 u. feestelijk voorgesteld in 'Den Hopsack' te Antwerpen.

Meer info: Niets verloren bij Uitgeverij Kleinood & Grootzeer
en via de thuissite van Philippe Cailliau.

woensdag 24 september 2014

Boekvoorstelling - Vorm & Visie - Renaat Ramon

Het wordt voorwaar een druk en rijkgevuld poëtisch najaar! Boek- en bundelvoorstellingen alom. De nieuwe Nolens, de nieuwe De Neef, de nieuwe Dangre, een roman
van Peter Holvoet-Hanssen... Nog een boek waarvan we zeker zijn dat we het hier straks met meer dan wat gewone aandacht (én egards) zullen begroeten is zeker ook Vorm & Visie, het nieuwe boek van multi-tasker Renaat Ramon. Dichter, essayist, plastisch kunstenaar en sneeuwsculpteur Renaat Ramon is al sinds eeuwig en een dag één van de grote referentiepunten als het over concrete en visuele poëzie in Vlaanderen en Nederland gaat. Vorm & Visie verschijnt één dezer dagen bij uitgeverij Poëziecentrum en wordt er aldaar voorgesteld op zaterdag 27/9/2014. Professor Dirk De Geest (KULeuven) leidt in. Achteraf uiteraard - en niet eens obligaat - receptie! Wél reserveren vooraf. Samen met de voorstelling van het boek loopt nog tot en met 17 oktober 2014 in het Poëziecentrum een minitentoonstelling waarin uiteenlopende voorbeelden worden gepresenteerd.

Poëziecentrum: "Dit is het eerste naslagwerk dat dit specifieke domein van onze poëzie in zijn totaliteit behandelt, van de rederijker Matthijs de Castelein tot de recentste realisaties. Nog nooit werd het hele verhaal verteld, nooit eerder werd het genre zo uitvoerig zowel literatuurhistorisch als maatschappelijk gecontextualiseerd. Het boek is een documentaire geschiedenis waarbij gekozen werd voor de meest representatieve uitingen die op een toegankelijke, essayistische wijze gecommentarieerd worden".

Renaat Ramon op zijn thuissite over het boek: "Dit is het eerste werk dat in 342 p. een rijk geïllustreerd overzicht geeft van de boeiende geschiedenis van de concrete en visuele poëzie in Nederland en Vlaanderen, vanaf de rederijkers via o.m. Paul van Ostaijen, Theo van Doesburg en Paul de Vree tot heden".

Praktisch
Vorm & Visie. Geschiedenis van de concrete en visuele poëzie in Nederland en Vlaanderen van Renaat Ramon
Datum: zaterdag 27 september 2014, 16u
Locatie: Poëziecentrum vzw, Vrijdagmarkt 36, B-9000 Gent
Programma:
Verwelkoming door Carl de Strycker, directeur Poëziecentrum
Voorstelling Vorm & Visie door Prof. Dr. Dirk de Geest
Film en optreden door Helen White
Panelgesprek o.l.v. Prof De Geest met protagonisten van de visuele poëzie
Receptie

Toegang: gratis. Gelieve te reserveren door een mail te sturen naar sara.rouges@poeziecentrum.be, of telefonisch: 0032(0)9 225 22 25
Speciaal voor deze uitgave heeft Renaat Ramon ook een grafiekdruk gemaakt van het werk Alfaversum, in 50 exemplaren genummerd en gesigneerd (42 x 42 cm). Een collectors item dat samen met het boek verkrijgbaar is voor het luttele bedrag van 75 €.

Meer info: Poëziecentrum en Renaat Ramon


Lisboa - Jan Van Meenen


Een stad die er staat;
je leest er de gebouwen als een boek.

Zinderlicht wemelt het vissen,
warrelt het algen in de trechter naar de Taag.

Alles hier harkt zich opwaarts,
licht, visgeur, tram, helder het plein over.

Zon is hier regel, schaduw azaleablauw.

Pessoa heeft hier zijn bronsje,
Herman zijn tegel.


(Spinlicht)


© Jan Van Meenen


Uit de bundel 'Lichtgezichten' - Uitgeverij P
Voorstelling za 27/9/2014


dinsdag 23 september 2014

Microscopie - Jan Van Meenen


Woensdagmiddag was kikkervismiddag:

losgeslagen geluk,
gekrieuwel van pijlkruid in pijpjes,
de rinse geur van kroos en broeiend vlas.

Veel later,
oog tegen het glas: flagelli die
een eicel binnen willen.

Contractie, uitdijende kringen…

En plotseling weer die graaihandjes,
de lauwe dril, dat snot:

implosie van herinneringen,
bij de aanblik van zoveel herkenbaar genot.


(Springlicht)


© Jan Van Meenen


Uit de bundel 'Lichtgezichten' - Uitgeverij P
Voorstelling za 27/9/2014


maandag 22 september 2014

Incantate - Jan Van Meenen


Als nieuw is het, alsof er nog niets,

alles nog verlangend, uitziend naar,

met overweldigend uitzicht op:

roerloosheid op aaien,
sneeuwwit op de stap die zal worden
gezet,

water op dunne dwalende lijnen
slangend langs een steen, en een steen,
en een steen ...

terwijl de tijd in een schildpad voorbij roeit,
gedachten vlinderen zonder gewicht

en over dit alles
een lila opgewonden licht.


(Dringlicht)


© Jan Van Meenen


Uit de bundel 'Lichtgezichten' - Uitgeverij P
Voorstelling za 27/9/2014


Lichtgezichten – voorpublicatie – Jan Van Meenen

Op zaterdag 27/9/2014 wordt om 19:30 u in de Gotische zaal van het Kortrijkse stadhuis ‘Lichtgezichten’, de nieuwe dichtbundel van Jan Van Meenen voorgesteld. Eerder publiceerde Van Meenen ‘Aarzelend Gedicht’ (1998) en ‘Weerwerk’ (2001).

Ook in zijn eerste bundels was het licht al veelvuldig en in veel gestalten aanwezig. “Gestelpt en gestolpt”, zegmaar. In ‘Lichtgezichten’ wordt de heel eigen queeste van de dichter naar het licht er niet minder op. Digther publiceert deze week in absolute voorpublicatie vijf gedichten uit de nieuwe bundel. 'Lichtgezichten ' is net als de eerste bundels een uitgave van Uitgeverij P. Vandaag een eerste gedicht: 'Incantate'

"De poëzie van Jan Van Meenen steekt vol aarzelende schoonheid, bewust kleingehouden voor het geweld van grote woorden. De dichter loopt aan de hand van Giotto en stofstuift puinpijn uit zijn longen. Taalrijk gaan de geruchten. Van mond tot mond. En over dit alles ligt, lipzacht, een lila opgewonden licht. In de poëzie van van meenen sterven de dichters niet, ze verstillen zoals reigers gaan. Zoals letters als libellen keren in het wit." (Paul Rigolle op de achterflap)

Gedichten van Jan Van Meenen op 'de Schaal van Digther':

Incantate
Microsopie
Lisboa
Tafeltje naast ons
Wellicht


Meer info:
Uitgeverij P
Info over de voorstelling
Pdf uitnodiging

dinsdag 16 september 2014

Corioli - Lisette Waterschoot


Haar man studeert geografie.
Komt terug van Ecuador.

Beziet zijn vrouw met zuidelijke ogen:
de omgekeerd cirkelende in de spiralen van de taal.

In het voorvoelen van zijn verwondering
is ze kirrend uit haar halfrond gestapt

is hij in haar afgewassen huid gekropen
op de grond handdoeken doornat.

Aldoor inniger klinken zij
noordelijker in de mist.

De deur naar het bed
is in de juiste richting gezet.



© Lisette Waterschoot


maandag 15 september 2014

Het masker van de tijd - Lisette Waterschoot


Hij houdt op mijn zwakste plaatsen huis.
Wrijft die bedachtzaam in.
Bewerkt mijn met hem wonen tot ik slaperig word.

Hij is een lepe oude vos
die me verrimpelt
een bijsluiter niet nodig vindt.

Ik laat hem over me komen
met hangende pootjes slijmende tong
me bestrijken bewrijven

doorgeven aan zijn bruisend duwen
tot duiven mij tillen koeren keer op keer .

Belezen door zijn heen en weer ben ik
een blote prooi. Zijn enige hier in huis.
Ik berust in al zijn streken.



© Lisette Waterschoot


zondag 14 september 2014

De schuilkelders van de poëzie...

"De schuilkelders van de poëzie"... Klinkt het niet helemaal, het is wél een aardige wedstrijd! Nog tot 11 november bij de Scriptomanen

Vindplaats: Reglement Poëziewedstrijd Scriptomanen

Terugslag - Edward Hoornaert


Ik ben de hand die zich geen raad weet met de bloemen
voor jouw graf, ik wacht en leg de stilte
eerder dan de bloemen voor je neer

compact en scherp is jouw gezicht dat onvolmaakt
in mij nu tot expressie komt, wij zwijgen niet
over verdriet dat vloekt en lacht, articuleren
zonder schroom de tijd die ons nog bindt
voor ook ik voorgoed in hoofd en tong verstar

elk woord dat nu nog komen moet
behoort tot ons verleden, zet diep het mes in onze rug
zoals wanneer ik zeg: ik wil een zoon die op je lijkt
en jij dat nu niet meer kan horen



© Edward Hoornaert


zaterdag 13 september 2014

Tussen de vingers

Aangetroffen

"Ik gebruik graag vulpotloden, mijn voorkeur gaat uit naar de Pentel P225 van 0,5 mm. Wil ik aan de opzet van een gedicht beginnen en vind ik niet zo gauw het potlood dat mij zo dierbaar is, dan kan ik lichtelijk in paniek raken, al weet ik dat elders in huis twee van hetzelfde soort op mij liggen te wachten. En dat er voor tijdelijke inzet talrijke andere varianten naast me liggen. Maar ze zijn net te dik, of hebben beneden ribbels waardoor ze niet lekker tussen de vingers liggen."

Frans Budé op zijn weblog als reactie op de publicatie van zijn "Boekje van de dichter".

Of "Het materiaal bevestigt de zinnen"? Misschien toch even opmerken Frans dat Digther niet helemaal hetzelfde is als Dighter, maar ja, het tijdschrift is destijds ook vanuit een "schrijffout" begonnen. ("Hier volgt een smiley")

Extern:
Frans Budé: "Mijn notitieboekje en de Schaal van Digther"


woensdag 10 september 2014

Na afkoeling - Reactie van Alain Delmotte op Johanna Geels

Het stuk van Johanna Geels waar eerder vandaag op de blog in de rubriek ‘Aangetroffen’ naar werd verwezen, is een woede-uitbarsting waarvoor ik begrip kan hebben en die blijkbaar ook anderen deugd heeft gedaan. Maar na afkoeling roept dit stuk wel enige vragen op.

Ik moet toegeven dat ik helemaal niet beet heb over welke meisjes en jongetjes ze het heeft. Waarbij het dan natuurlijk voor mij een beetje gissen blijft naar wat ze bedoelt met keurige, verantwoorde maniertjespoëzie. Uit de regels die volgen meen ik te begrijpen dat het poëzie betreft (in grote lijnen) waar het o.m. over kabouters gaat (meisjespoëzie) en waarin verveling wordt geëxalteerd (jongenspoëzie).

Kern van haar verhaal vat ze zelf in een paragraaf als volgt samen: ‘Bottomline is dat ik de poëzie zonder ballen zat ben. Het gefleem, de zachte handschoentjes, het geschuifel in de gang. Het moest maar es gaan donderen, knetteren, gaan stomen in die letteren. Weg uit de gepoederde salons, hup, de straat op. Dwars door de drek. En als je eigen modderpoel niet diep of smerig genoeg is, ga je maar aan de rand van die van een ander zitten, zo eentje die meurt en afgeeft. Voor schrijven is lef vereist, niet bang zijn om vieze handen te maken, nooit bang zijn.’

Hier word ik toch wat kregelig van. Omdat ik zoiets al zovele keren heb moeten aanhoren – en het haalt niets uit. Het doet me denken aan het adagium waarmee de vijftigers naar buiten kwamen: ‘er is een lyriek die we afschaffen’. Aan de regels van Paul Rodenko ‘Laten de vlasblonde meisje de poëzie gaan haten’. Aan allerlei vormen van ‘realisme’ uit de jaren zestig en zeventig (Gard sivik, de nieuwe stijl, Barbarber, het Vlaamse nieuw-realisme) die de poëzie uit het gebeuren, de architectuur van de straat wilde halen of die de poëzie in de straten wou integreren. Dixit Herman Deconinck: ‘ik wil de taal dynamiteren tot een/gebeurtenis waar veel mensen/naar komen kijken’. Wat schreef Remco Campert in 1975? ‘Ach/sla ons om de oren/dat we wakker worden/dat niet onze ontroering/in klein geblaat verloren gaat/dat we weer ons bed opnemen/en zwerven met de bedeljongen/met de bedelmeid’. In 1989 schreef Eddy van Vliet: ‘Het wordt tijd dat wij orde op zaken stellen./De woede verzamelen. Een republiek voorspellen’. De maximalen kwamen en gingen. Gevolgd door ‘dichters dansen niet’. Pfeiffer aan het begin van deze eeuw ging tekeer. Erik Jan Harmens liet zich horen. Er is het gegeven slam. En allen bepleiten zowaar ongeveer hetzelfde: ze willen een ‘poëzie met kloten’- al wordt het hier en daar toch wel wat subtieler verwoord. Nu is mijn vraag wat voor soort poëzie zou dat dan zou moeten zijn, ‘poëzie met kloten’? Hoe kan je het laten donderen en knetteren in een gedicht? En wat moet ik me voorstellen bij dat ‘dwars door de drek gaan’? ‘Goede poëzie wil vloeken en janken op een vuilnisbelt onder een bleke maan, schrijnen, bijten’ Ik kan daar zeker inkomen, maar dat per definitie poëzie ‘die vloekt en jankt’ goede poëzie aflevert, sta me toe dat ik daarover mijn twijfels heb. Net zomin als dat poëzie die over ijle luchten en voetstapjes in de sneeuw gaat alleen maar slechte poëzie zou opleveren. Wat Geels poneert is te apodictisch om enige street credibility te bevatten. Het is woede om het een en ander. Ressentiment?

Het is duidelijk dat ze de poëzie van de nieuwe lading dichters en dichteressen niet smaakt. Het verwijt ‘dat ze gewoon nog niet erg veel hebben meegemaakt’ doet niets ter zake, is geen argument en is in iedere geval niet relevant. Wat moeten ze dan hebben meegemaakt? Wie zijn wij om uit te maken dat ‘wat ze hebben meegemaakt’ enige ‘poëtische’ kwaliteit zou hebben? Voor elke ervaring (zelfs de meest banale) kan naar een poëtische verwoording gezocht worden. Ervaringen zijn niet aan hiërarchieën onderhevig. Of wel? En ik geloof niet dat dichters zich eerst met hun eigen stoelgang moeten inwrijven, eer ze een gedicht mogen publiceren.

Wat is voor mij belangrijk: dat iedere dichter zingt zoals hij vindt dat hij gebekt is. Schrijven is een queeste: een zoeken, een graven naar een eigen stem, het uitgraven van een stem. In een zo groot mogelijke openheid zodat de kans bestaat dat in die stem meerdere stemmen kunnen gaan resoneren, voor nog andere stemmen vatbaar is: dat eenieder iets van zich in die stem kan herkennen. Een dichter mag voor die zoektocht ruimschoots zijn tijd nemen want dit is het waarvoor hij met ‘lef’ en zonder angst moet gaan.

Ieder poëtisch werk van enige (relatieve) waarde draagt een eigen idiosyncrasie uit. Een dichter moet niets maar hij mag heel wat. Ik verwacht enkel dat hij zichzelf trouw blijft en dat kan onder meer door zichzelf ook wel eens in vraag te stellen. Hij behoudt het recht om zich al dan niet iets van die ‘street credibility’ aan te trekken. Een modieuze term overigens waarvan ik maar vaag weet waarvoor het moet staan.

Dat Johanna Geels klaagt over het feit dat die jongens en meisjes hun gedichten monotoon voorlezen, is een vreemde opmerking. Ik ken oudere dichters die waarschijnlijk met een nog grotere monotonie voorlezen. So what? En is het voorlezen van gedichten nu één van de doorslaggevende normen geworden waarmee een poëtisch werk wordt beoordeeld? Is dat de vuurproef? Er zijn dichters die gewoonweg niet kunnen voorlezen en het zelfs niet willen: hebben ze dan geen bestaansrecht? En hoe ‘monotoon’ is monotoon? Er kan iets fascinerend zitten in de monotonie. Ik zou het wel eens willen horen voor ik er een mening over formuleer.

Dat oudere dichters uit grote fondsen worden geweerd, is inderdaad schrijnend. Maar in de context van haar stuk lijkt Geels te suggereren dat dit de jongere dichters moet worden aangewreven. Ik hoop dat ik het verkeerd lees want ik geloof niet dat daar een verband tussen is. Als uitgeverijen oudere dichters de deur uitwijzen, dan zal dit ongetwijfeld om commerciële redenen zijn.

Alain Delmotte


Genummerd

Aangetroffen

.../...

‘Maar jij schrijft ook over kabouters,’ zei laatst een dichter tegen mij. ‘Ja,’ antwoordde ik, ‘maar die zijn dood of liggen vloekend en genummerd onder de grond. Dat is toch een nuanceverschil.'

Johanna Geels is de flauwe, keurige, maniertjespoëzie spuugzat. De poëzie heeft ballen nodig. Street credibility. Wijsheid. Ervaring. En geef haar 's ongelijk!

Vindplaats: "De poëzie heeft ballen, street credibility (en wijsheid) nodig"


dinsdag 9 september 2014

Franse dichters die ik had willen vertalen (1) - Alain Delmotte

Jacques Réda – La sauvette


Enige tijd geleden stond er op dit blog een tekst te lezen over de Franse dichter Serge Pey. Een lezer vroeg mij waarom ik niet vaker over dergelijke onbekende dichters schreef en waarom ik die dichters dan ook niet eens zou vertalen.

Laat me eerst die tweede vraag beantwoorden. Ik heb ooit geprobeerd om Franse dichters te vertalen. Ondermeer: Jacques Izoard, Paul Valet, Michel Seuphor, Jean-Claude Pirotte. Evenwel was ik nooit echt tevreden over de resultaten van deze vertalingen. En er was de vaststelling dat ik weinig plezier aan het vertalen beleefde. Ik gooide de handdoek in de ring. Vertalen is precisiewerk waarvoor ik niet de nodige wilskracht beschikbaar had. Met bewondering respecteer ik de weinige vertalers van Franse poëzie o.m. Jan H. Mysjkin, Bart Vonck, Katelijne De Vuyst.

Op de eerste vraag kan ik enkel antwoorden dat Serge Pey helemaal geen onbekend dichter is. Hij is te zien en te horen op allerlei internationale poëziefestivals. Maar ik begrijp wel waar het schoentje nijpt.

Over de Franse poëzie weet men in ons taalgebied quasi niets meer. ‘Men’: de al beperkte groep modale poëzielezers. Daar zijn vele oorzaken voor. In eerste instantie waarschijnlijk omdat in Vlaanderen – zoals dat in Nederland al langer het geval is - het Engels als tweede taal onderwezen wordt en zo goed als absoluut is verklaard. Het Frans werd verdrongen. Daar zijn sociaal-economische en zelfs politieke redenen voor te bedenken: enkel de Fransen geloven nog dat zij één van de belangrijkste grootmachten zijn. En het argument dat het Frans één van onze landstalen is, roept bij Vlamingen een steeds grotere onverschilligheid op.

Allerlei omstandigheden hebben er voor gezorgd dat ik van kindsbeen af de liefde voor de Franse taal en de Franse cultuur heb meegekregen. En dankzij een zeer begeesterende leerkracht aan een conservatorium: de liefde voor de Franse poëzie.

Er zijn m.i. nog redenen waarom Franse dichters hier zo weinig bekend of vertaald zijn. In eerste instantie ligt dat aan de Fransen zelf: die doen erg weinig om hun dichters te propageren. In de Franse media wordt er met geen woord over dichters gerept, of ze moeten al honderd jaar dood zijn. Je kunt hierbij de opmerking maken dat dit in ons taalgebied ook het geval begint te worden. Dat is waar maar in Frankrijk is dat proces al decennia lang aan de gang. Verhoudingsgewijs kan je stellen, zij het met sarcasme, dat de Nederlandstalige kranten een grotere interesse in het bespreken van dichtbundels vertonen dan de Franse kranten: het is het verschil tussen niets en erg weinig. Wat er dan wel in de literaire bijlage van de Franse kranten wordt besproken: essayistiek en romans. Frankrijk beschouwt zich als het land van de roman. Poëzie valt – misschien zelfs met enige geringschatting – totaal uit de mediaboot.

En verder heb ik de indruk dat er zoiets als een soort aversie bestaat ten aanzien van de Franse literatuur in het algemeen en de Franse poëzie in het bijzonder. Ik hoor het wel eens: ze zou te intellectualistisch zijn en dat schrikt af. Ik heb daar uiteraard mijn bedenkingen bij: het is zo een grote veralgemening dat het me niet meer dan een vooroordeel lijkt. Zou het kunnen dat het beeld dat we hebben van de Franse literatuur werd verdoezeld door het postmoderne discours van de voorbije decennia? Niet dat ik iets tegen dat discours zou hebben, wel tegen het beeld dat het opwekt: dat de Franse literatuur (en poëzie) helemaal gedomineerd zou zijn door het gedachtengoed van Lyotard, Derrida, Lacan, het tijdschrift Tel Quel etc. Ik kan u verzekeren dat de Franse literatuur een breder spectrum heeft aan te bieden dan louter het zogenaamde (post)modernistische kader. Ik ken dichters die uit heel andere bronnen putten. Het is waar dat Franstalige auteurs en dichters vlugger de neiging vertonen om theorieën rond de eigen geschriften of die van andere uit te bouwen. Ik heb daar niets op tegen, eigenlijk. Ik vind het best wel interessant. Ik vind zelfs dat Nederlandstalige dichters dat te weinig aandurven. Of zouden ze toch? Missen ze de kanalen waar ze dat soort reflexieve werk kwijt kunnen?

De taal die Franse dichters in hun reflexieve werk hanteren is vaak redundant en maakt vaak gebruik van een jargon dat eerder academisch aan doet. Iets waar men in het Nederlandstalige gebied nogal over struikelt. Poëzierecensenten lijken zich hier meer te oriënteren op het angelsaksische model: ze nemen een nuchtere, overzichtelijkere toon aan. Maar ook hier weer moeten we op onze hoede zijn voor een veralgemening.

Er zijn echter ook Franse auteurs die er best wel in slagen om op een transparante manier over als moeilijk bekend staande dichters als René Char, Francis Ponge, Yves Bonnefoy en André Du Bouchet (om maar die te noemen) te schrijven.

Toegegeven: dit zijn persoonlijke gissingen en indrukken. Misschien ligt het eenvoudiger, geldt gewoon het principe: onbekend maakt onbemind. Daarom dat ik naar aanleiding van de vraag van die lezer, besloten heb om op dit blog een reeks op te starten waar ik het op onregelmatige basis zal hebben over Franse dichters. Dichters die mijn voorkeur hebben. Wat ik mezelf daarbij opleg: dat ik zo transparant en open mogelijk over die dichters zal proberen te schrijven. Natuurlijk kan dat moeilijk zonder te citeren, maar bij elk citaat zal ik voor een vrije vertaling zorgen – mits het besef dat het inderdaad dan om een vrije vertaling zal gaan.

Een van die schrijvers die best wel op een heldere manier en los van een al te filosofisch jargon over poëzie weet te schrijven is Jacques Réda. Zijn boekje ‘La sauvette’ zal een beetje als model fungeren voor wat ik in de komende teksten zal betrachten.

Jacques Réda (1929) heeft een lange literaire carrière achter de rug. Quasi legendarisch is zijn redacteurschap van het tijdschrift NRF (1987/1995). Hij heeft een lange, moeilijk bij te houden reeks publicaties op zijn naam staan.
In de eerste plaats is hij een dichter en de poëzie drong tot in zijn proza door. Spreken zijn verzen me minder aan, zijn proza vind ik ronduit heerlijk. Precies omwille van de poëzie die ik erin meen te onderkennen. Zijn mooiste boeken vind ik deze waarin hij het over zijn dwaaltochten in Parijs heeft. Te voet, met zijn brommertje, met de metro of met de bus. In het prachtige ‘Les Ruines de Paris’ (‘Parijse ruïnes’, voor mij zijn beste boek) beschrijft hij braakliggende (fabrieks)terreinen, lege panden, vergeten straten, ongebruikte entrepôts e.d. middenin Parijs. Er gebeurt weinig in deze teksten. Het zijn de details waarvoor hij oog heeft en de wijze waarop hij die dingen beschrijft die deze teksten fascinerend en ja, zelfs spannend maken.

Er valt over Réda veel te vertellen. Maar hier wil ik me beperken tot één van zijn boeken, dat zelfs iets heeft van een gelegenheidspublicatie. In ‘La sauvette’ verzamelde Réda teksten die in de loop der jaren in kranten en tijdschriften waren verschenen. In vogelvlucht (d.w.z. in niet meer dan twee bladzijden) staan hier teksten over Franse dichters uit de negentiende en twintigste eeuw te lezen (49 in totaal). Weliswaar allemaal auteurs (op een paar uitzonderingen na) die tot de canon behoren – maar die hij op een aanstekelijke manier weet op te frissen. De algemene teneur van zijn benadering is doortastend subjectief. Hij doet dit niet kritiekloos al houdt Réda het bij een positief verhaal. Hij velt geen oordelen en als hij het dan toch eens doet, nuanceert hij meteen (zoals dit bijvoorbeeld het geval is bij het werk van André Breton dat hem helemaal niet ligt). Na elk artikel heb je echt wel zin om de te besproken auteurs te herlezen. Uiteraard kan je in twee bladzijden niet volledig zijn. Maar moet dat per se? De bedoeling moet vooral zijn dat die teksten nieuwsgierig maken naar het werk van de besproken dichter.

La sauvette’. De titel is onvertaalbaar. ‘Sauvette’ komt enkel in de uitdrukking ‘à la sauvette’ voor. Wat meerdere betekenissen heeft: iets in het zwart verkopen, iets wat je heimelijk moet doen, iets inderhaast, iets tussendoor doen. Persoonlijk zou ik gaan voor de derde betekenis: ‘la sauvette’ zou ik als ‘Inderhaast’ vertalen. De teksten hebben een licht improviserend, pretentieloos karakter. Réda scheert over het werk van de besproken dichter heen. Op identiek dezelfde wijze als waarop hij met zijn brommertje in Parijs rondpruttelt. Op zoek naar vergeten en verloren hoekjes en kantjes. Of zaken die hem nog niet eerder opvielen, al kwam hij er al tientallen keren voorbij, al las hij het werk van de dichter al verschillende keren. De teksten in ‘La sauvette’ zijn heerlijk bescheiden reisverslagjes uit de binnenlanden van het gedicht.

Welke dichters ik zal bespreken, weet ik niet. Ik heb geen plan. Maar al lang had ik eens iets willen schrijven over dichters als Georges Louis Godeau (die wordt hoe dan ook de eerste in rij), Gaspard Hons, Maurice Blanchard, Jean Follain, Jean-Michel Maulpoix… Veel laat ik aan het toeval over. Ik hoop alleen dat de komende teksten zowel informatief als aanstekelijk zullen zijn.

©Alain Delmotte


maandag 8 september 2014

Icaros - Poëziewedstrijd

Icaros - Poëziewedstrijd - Mededeling

In de Agora van het Sint-Lodewijkscollege te Brugge, staat een bronzen beeld van Anne Van Canneyt op een hoge sokkel: de vallende Icaros. Is Icaros het voorbeeld van de vermetele jonge kerel? Was hij misschien een geniale denker die zijn tijd vooruit was maar aan een dwaas detail ten onder ging? Moeten we ons wel storen aan zijn ondergang? Tenslotte heeft hij toch een heldhaftige (en geslaagde) poging gedaan om zijn leven een andere wending te geven. Is Icaros een durver, een dwaas, een schrikbeeld, een utopist?

Stuur naar Renaat Ramon, Betferkerklaan 187, 8200 Brugge, onder omslag en naamloos een origineel gedicht in het Nederlands, dat iets méér is dan een haiku en iets anders is dan een cursiefje en bovendien het woord Icaros bevat. (Wie wil rijmen op een dode mus, gebruikt natuurlijk Icarus.) Iedereen kan meedoen. Je kan je gedicht insturen tijdens de maand september 2014. Er is geen geld te verdienen maar wel digitale roem. De winnende gedichten worden op onze web stek www.cultuurbibliotheek.be gepubliceerd vanaf 20 oktober. De winnaars kunnen zich dan bekend maken door hun gedicht op te eisen en desgewenst van enig commentaar te voorzien. Op de tentoonstelling zullen ze ook te zien zijn. We hopen iets moois te lezen. En, daar zijn we nu al dankbaar voor.

Extern: op de site van de cultuurbibliotheek vind je hier het volledige reglement. (In pdf-vorm).

En meer over het project rond de Verlichting met o.a. op 8/11/2014 een conferentie met de medewerking van Daniël Vande Veire, Henk de Smaele en Jabik Veenbaas vind je hier.


vrijdag 5 september 2014

Olivier Messiaen - Herlinda Vekemans



Acht preludes (1928-1929)
I. La colombe: orangé, veiné de violet
(‘J’avais alors vingt ans. Je n’avais pas encore entrepris les recherches rythmiques
qui devaient transformer ma vie. J’aimais passionnément les oiseaux,
sans savoir encore noter leurs chants. Mais j’étais déjà un musicien du son-couleur.’)



zijn eerste vogel was een duif
als een heilige geest wiekte ze zacht
zijn tot over de oren bewapende eeuw
zijn oranje en paarsgeaderde slaap binnen

hij ontwaakt in onschuld
een doop van klank en hoop
‘een extatisch lied in een droevig landschap’
'grijs, mauve en Pruisisch blauw voor begin en einde
het midden is van diamant en zilver'



© Herlinda Vekemans


Uit een nieuwe bundel in voorbereiding.

Youtube-fragment: Messiaen on Birds I
Olivier Messiaen & Yvonne Loriod (piano)


dinsdag 2 september 2014

Het boekje van de dichter - Bert Bevers

















Extern:
Thuissite Bert Bevers
Gemengde Berichten - Bert Bevers Blogt


Het boekje van de dichter

Omdat het leven af en toe wat zwaartekracht mag ontberen, zetten we hier vandaag bij Digther onder de noemer "Het boekje van de dichter" een nieuw reeksje op...

Iedereen die wat (op-)schrijft of noteert (neerkrabbelt, wegkrijt, aanstipt, enzoverder enzovoort...) en in Smart- en Tablettijden dagelijks toch nog zo'n kleinood van een notitieboekje (als iets meeslepends) bij zich blijft dragen mag ons daar een beeld van overmaken. Schrijver, dichter, rapporteur... Iedereen welkom, maar het moet liefst wel een jpeg-je zijn.

Vandaag als eerste in de rij: het boekje van Bert Bevers!