dinsdag 10 december 2024

Serhiy Zjadan, dichter aan het front - Jef Boden


Serhiy Zjadan, dichter aan het front

 

…. spreek nu, of berg voorgoed je vrede op, 
verklaar wat overduidelijk is,
hoe vuur geliefden treft,
hoe wanhoop, als een slachter, de ingewanden
van de wereld kan openscheuren,
ze op een septemberochtend op de stoep kan achterlaten,
spreek nu, nu je nog tenminste
één persoon kan redden, nu je nog kan helpen.

(uit  How Fire Descends”)

Een theater of een sporthal? Of het voor zijn poëzie of voor een optreden van zijn Zhadan i Sobaky - Zjadan en de Honden -  is, de oorlog weerhoudt de Oekraïners er niet van om de zalen te vullen. Auteur, hulpverlener, vandaag actief in het leger, Serhiy Zjadan schrijft, leest, ademt betrokkenheid in woord en daad.

Al een leven lang is Zjadan een observator, een zoeker naar zijn plaats en een taal. Hij verwoordt en deelt zijn werkelijkheid. Van de post-Sovjet-samenleving over een oranje revolutie, naar de bezetting in 2014 en de totale oorlog tegen zijn land en zijn cultuur en het constante terroriseren van de burgerbevolking vandaag: dat (be)leven probeert hij in woorden te vatten.

In zijn dankwoord bij de ontvangst van de Vredesprijs van de Duitse boekhandels in oktober 2022 vermeldde hij de onvermijdelijke omslag in zijn schrijven. “Net als een laars van een indringer verstoort de oorlog het mierennest van de taal.” “Poëzie na Boetsja en Izjoem is natuurlijk nog mogelijk – meer nog, ze is noodzakelijk. Maar de schaduw van Boetsja en Izjoem zal bijzonder zwaar doorwegen.” Maar ook: “Taal kan je een tijdlang verlaten, maar is niet in staat je te verraden.”  Schrijven is voor Zjadan een noodzaak, meer dan ooit onvermijdelijk.

In 2014 lag Charkiv, de thuishaven van Zjadan, in het vizier van de door Rusland aangestuurde separatisten. Zjadan deelde ook letterlijk in de klappen. Die ervaringen resulteerden in een roman die alles heeft om tussen de oorlogsklassiekers terecht te belanden.

De auteur beschrijft hoe Pavlo Ivanovytsj doorheen een schemerig oorlogsgebied op pad gaat om zijn neefje uit een internaat op te halen. Verdedigers en milities duiken overal op. Zonder identificeerbare insignes roept iedere ontmoeting de vraag op in welke taal Pavlo ze moet aanspreken. In welke mate kan die keuze hem beschermen of net tot vijand maken? Zelfs aan de rand van de gevechten worstelt Pavlo zich voortdurend doorheen de tastbare verwoestende impact van de oorlog. De roman suggereert glashelder dat Zjadan sinds 2014 inderdaad in oorlogstijden leeft.

De recente bundel “How Fire Descends” waarin werk van 2016 tot 2022 is opgenomen, getuigt volop dat deze strijd al sinds het begin van de Donbass-oorlog in 2014 aanwezig is.

Van alle literatuur 
van alle talen

interesseren me vooral de woorden
om te spreken
tot de doden.

Wanneer ons zoveel ontnomen is, is daar de band tussen pijn en hoop om ons te verenigen. In het verlies is er haast op iedere bladzijde de stilte, de noodzaak om over en met de doden te spreken. Zelfs begraven dichters zijn nuttig na hun dood. Regelmatig vermeldt Zjadan het gras in de winter: zo breekbaar, zo vergelijkbaar is het verborgen bestaan van gedichten als gras onder de winterse sneeuw. Niet de schrik voor dood en stilte, de kwestie is juist om erover te blijven spreken en schrijven. Wanneer we over elkaar blijven spreken, spreken we niet langer over de angst maar over het vuur dat in ons brandt. Treur, zeker, maar verheug je. Bewaar naast wanhoop de hoop en de vreugde. Dit zijn oorlogsgedichten waarmee hij achter het front theaterzalen vult.

Wat doet deze man?
Hij schrijft gedichten.

Spreidt ze uit op de tafel,
polijst ze.

Zoals hij schoenen klaarzet voor een kind. 

Precies op tijd
zet hij zich aan het werk.
komt hij ter zake.

Weldra zal de winter komen
en zal men de gedichten vastnemen,
ze sorteren,
voorzichtig
als gedroogde tabak.

En vrouwen
zullen erover wenen
ze voorzichtig inpakken
als gouden munten.

De waarde van een gedicht groeit in winterse tijden,
vooral in een strenge winter
vooral  wanneer de taal teder is
vooral wanneer de tijden
gestoord zijn.

Niet alleen de nieuwste gedichten in de bundel, ook de selectie uit zijn vorige werk, spreekt voortdurend over verlies, dood en stilte. Over het spreken over en met de doden. Het zoeken naar de plaats van taal en literatuur daarin, maar vooral, laat de stilte geen zwijgen zijn.


© Jef Boden

Serhiy Zhadan, How Fire Descends, Yale University Press, 2024, 112 p., ISBN 978 0300 2724 68

Serhi Zjadan, Het internaat, De Geus, 2022, 368 p., ISBN 978 9044 5478 63

Serhi Zjadan, Laten we blijven praten. Zelfs wanneer onze woorden onze keel verwonden, De Standaard der Letteren, 5 november 2022

 



maandag 9 december 2024

Onvoltooid verleden - Arne Deprez

Onvoltooid verleden

Arne Deprez

Maar tegelijk bevatten dergelijke beelden de ultieme beeldenstorm, want in hen gaat de betekenis van alle andere beelden ten onder, zolang de gruwelijke executie duurt en nog lang daarna, wanneer de kreet van de laatste stem achter de nooit geziene muur is verstorven in het beeld van de herinnering.

Stefan Hertmans, Het bedenkelijke
Over het obscene in de cultuur, slotzin Over beelden


hospice

wij, vreemdelingen

wij kronkelden het pad op
van rode grenadine en stage regen
glimlachend, langs het café ‘Au bon vieux temps’

traag
wandelden wij langs het water

dat snel stroomde en hier en daar ter plekke stopte

bijna en bleef in het ijle spoelen
alsof het niet nat was

langs de bemoste treurbrug met
fantoompijn, waar dynamiet zijn graniet 

langs het kerkje dat veel te mooi leek
voor het dorp, waar andere mensen thuis waren

het dorp was altijd
veraf
en de huilende beenhouwer wist
wij vluchtten

 

deze dag

De rechter sprak: De bokken kom ik scheiden
van de schapen, u leid ik tot de kamers waar het linnen droogt.
 

Erwin Mortier, Uit één vinger valt men niet

Dies irae (2) 

rechts, diep en snel duikend
het pad naar het dorp

links, naar het kruis
dat altijd te lang nam, alsof
wij niet mochten aankomen 

nu
het tarmac met putten, nog opener

nu
het loof over
de dwaalvlakte van uren koppen

die permanente tweesprong
van het gemiezer dat het hoofdgewricht
ontwrichtend uitholt en de pezen
tot het uiterste

vandaag verdragen wij

 

au salon des refusés

wij keken languit
vanuit het similileer, als was het pluche 

maar met een stijve nek
dat kwam ervan, halsstarrig 

ten onrechte
greep het de keel aan
en dus de nek
dagelijks wankelden onze cellen

gebroken als brood verbleven wij
bleek als verse ovenmollen
en 
waren de roodborsten en de koolmezen
met de zaadbollen weg 

wij konden niet slikken

 

zwaartekracht


wij waren niet zonder pijn
dagelijks holden wij de bast uit
in moeilijk te bepalen reumafactoren 

vals als een poezenmuizenis
het gezaai
dat te pas en te onpas
horribel en allergisch

onoogstelijk, als een grashuidziekte
van paardenbloemen, blinkend en uitgezaaid
in een onverholpen chroniek

het was ook te nat om te oogsten

boulimisch slikten wij
magere kost en
gaven wij ons over

 

wat bleef


niet het vensterraam dat wit platligt in verdwenen glas
en
buitengesloten geen grond raakt
en
niet het waarschuwend paaltje dat met zijn glazig
kattenoog, van als het schemerig

het zou grijs moeten zijn, fel
niet kloppend met de zon

met het vredige van de tuinstoel
laag, op het zwevende terras
van het kleine begrip, desolaat en onbelangrijk

hoe geniaal terminaal onze tijd altijd zelf 

hoe wij
opzij, aan de rand
wij, niet te vergeten, wij

wat verdween

vensters zijn ramen geworden
gek gapende dranghekkens op een dam 

opgeworpen als een lange, lege
gang met klassiek wit 

tegen de veel te kleine kamer
met vierkantig bonkende muren
en
de krakende stoel

hoe wij de Bic maar niet terugvonden
hoe wij bevend naar het altaar
onder de blik van het beeld
van de moeder, die wij
erbarmen toedroegen

 

wat veranderde


de isolatie die toch al maar
pover was tegen een handadem

de oranje lamp die weg is
de tafel die bemoedigend rond was
en haar stoelen die nu open
en bloot wijds gekapseisd
als oranje
boeien

een beetje afgetrokken

zo willen wij het liefst verdwijnen
soms dus liever dan ons lief is

als rookwolken
grijs en laag en zagerig om
en om het hoofd


de uitweg


buiten geduwd
 

hellen wij onbedaarbaar tegen de hellingen

in rangen gedetacheerd, nemen wij stelling
nu de oorlog weg is

in een constant staren naar de kimlijn
die zijn loop transversaal tussen takken door
breekt 

blijven wij graatmager en hijgend
zwijgen onder het knallend hout
van achter de Scrabble

graaft het zuur huiverend in de maag
etst de zon de droom
van de weg naar Vrankrik

 

Het Witte Vlak

hing hoog af 
en herbergde
een beetje
grijzer
een meeuw

en het opwellend
gekeuvel
in ons hoofd

als een bron van
Mare Nostrum
ja, de onze
die hoop
wiegde

zo, blikten wij dat in
kopje onder


volgende week


winnen de kruinen, de bomen?

aan hoe wij elke dag opstaan
en verijdelend onze koppijn kruinen

nu wij ijdel vertakkend volhouden
vaster en twijgend zonder einde uitlopen

omdat niets hier recht is 

aan hoe er geen volzinnen zijn om
dat ze er niet in zaten

nu wij achter takken tralies verblijven
en verhoopt groeien

hoe wij
tussen hangen en wurgen
niet neerliggen
en
kozen
voor volgende week


© Arne Deprez


Arne Deprez-Literaire avond-De Geus Harelbeke-vr 20-9-2024


zondag 8 december 2024

Waar schaduw uit de bomen valt


Op zaterdag 14 December 2024 stellen Edward Hoornaert, voormalig stadsdichter van Roeselare en Shari Van Goethem om 16:00 u in Villa Vandewalle in Roeselare hun dubbelbundel "Waar schaduw uit de bomen valt" voor. Heleen Debruyne (van Klara) gaat in gesprek met de beide dichters en er is livemuziek van Bodem. Kunstenaars Siska Viaene, Sabine Victor en Silke Desmet lieten zich op hun beurt inspireren door de poëzie en stellen er ook hun werk tentoon. De receptie wordt u aangeboden door Stad Roeselare. De neerslag van al dit schrijven werd gebundeld door Uitgeverij P.

Locatie: Villa Vandewalle, Meensestgeenweg 156, Roeselare

Info: "Voormalig stadsdichter Edward Hoornaert nodigde tijdens zijn stadsdichterschap Shari Van Goethem uit voor een dichtersresidentie in Roeselare. Samen bezochten ze de tentoonstelling van het Eden kunstenfestival. Dit resulteerde in een mooie samenwerking en uiteindelijk zelfs een dichtbundel die we graag aan je voorstellen in een happening met woord, beeld en muziek. Heleen Debruyne (KLARA) gaat in gesprek met de auteurs van de dichtbundel. Dit is een samenwerking tussen voormalig Stadsdichter Edward Hoornaert, Shari Van Goethem en het Eden kunstenfestival".

zaterdag 7 december 2024

Leerdicht over gedichten - Alain Delmotte

(Uit de cycus: 'Grand Soir')


1.

Gedichten, ze leven niet, ze leven niet al te lang.

De tijd om ze uit te spreken, terwijl niemand luistert, niemand ze hoort: zo snel verdwijnen ze uit het zicht van wie ze nooit las, uit de mond van wie ze ooit sprak.

Tot een grand soir zetten ze niet aan.

Ze leven daarvoor niet lang genoeg, gedichten.

2.

Gedichten, ze lopen met rasse schreden voorbij en verloren.

Niemand die ze gelooft, niemand die ook maar één woord van de woorden waarmee ze geschreven staan gelooft – niemand die gedichten op hun woord gelooft.

3.

Sinds mensenheugenis te licht en te beladen bevonden om iets relevants te kunnen uittekenen. Ze zwijgen. Dit wil zeggen: ze spreken door.

In beschonken toestand probeert iemand ze als nuchter te doen klinken.

4.

Gedichten worden verweten nergens thuis te horen, dat ze zich een woonst zoeken in het ijle – terwijl niemand niet eens die gedichten heeft gelezen, ze nooit hebben horen uitspreken.

Hun woorden waarvan ze hoopten dat ze tot stem gingen worden: ze raakten niets eens van de grond van dit blad. Erger dan ongelezen worden.

Hun woorden bestaan uit verleden tijd. Niet uit toekomst –  want die loopt toch verkeerd uit.

5.

De meeste gedichten zijn hun weg kwijt: hun woorden deden ze afdwalen.

Terwijl gedichten er zijn om woorden van antwoord te dienen, om woorden aan te manen te volharden in wat ze zijn, in wat ze stellen aan bijbetekenissen.

Hoe weinig ze ook betekenen, gedichten betekenen.

Hiermee hebben jullie - dichters, lezers, vrienden - redenen te over dus, redenen genoeg om ze toch te schrijven, die gedichten, ze te blijven schrijven, ze te laten lezen, ze uit te spreken.

Totdat er ooit meedogenloos een grand soir op volgt.


© 
Alain Delmotte


Dit leerdicht maakt deel uit van de cyclus 'Grand Soir'.
Alain geeft in navolgend Digther-bericht van 3/12/2024 een mooie toelichting bij de cyclus:
Grand Soir - Alain Delmotte - Digtherbericht


Alain Delmotte leest voor uit de cyclus 'Grand Soir'
Poëzieavond De Geus - Harelbeke 20/9/2024


vrijdag 6 december 2024

Leerdicht over de kroeg - Alain Delmotte

(Uit de cycus: 'Grand Soir')


1.

Eenzaamheid is de verste reis die je ooit ondernam: het was de weg naar je kroeg. Je ging er om in goed of slecht humeur bij te leren.

Je kroeg is het toeverlaat voor je overdosis aan sombere gedachten. Je kunt die daar aan dronkenschap kwijt.

Je ontmoet er andere lichamen die ook te week waren om alleen thuis te blijven. Wat ze er zoeken? Net als jij: een nog grotere eenzaamheid en die valt daar met hopen te rapen. 

Je heft er enthousiast het glas op het welslagen van je falen.

2.

Je hebt een kroeg voor elk van je droefenissen: het is zaak om die in de hand te houden.

Welke kroeg je ook binnenstapt, ze kennen je daar allemaal, al de treurigen die er zijn, allemaal met dezelfde droefenissen.

Allen zijn ze dezelfde - maar elk met een ander lichaam dat ze overigens met moeite als het hunne beschouwen.

En al die lichamen samen bedachten er zatte plannen voor een grand soir.

3.

Iedereen hier laat zich in dezelfde lichaamstaal lezen. Het begin van de taal lijkt opgeschort. Wijn maakt monddood. 

Iedereen houdt zich in om om hulp te roepen – iedereen weet dat het toch niet helpt.

(Hou je liever stil. Kijk dieper in het glas. Laat de taal eindelijk een afgesloten hoofdstuk zijn.)

4.

Hier met anderen zijn maakt grotendeels je eenzaamheid uit. Groter dan de eenzaamheid die je jezelf had ingeschat, de dag dat je volwassen werd.

Maar misschien is die dag er nooit gekomen.

Je vraagt je af of je niet beter was thuisgebleven. Dat je nooit een poging had ondernomen om volwassen te worden. Dat je je verder als een kind had moeten gedragen – wat je trouwens deed en het werd je kwalijk genomen.

5.

Hoe meer je hier alleen bent hoe meer er van je dorst te lessen valt.   

Je komt naar hier om de muziek die je op de achtergrond te neuriën krijgt. Je kunt die mee gaan kreunen.

Samen met allen die er nauwelijks aanwezig zijn.

6.

Giet je vol met droefenissen.

Daar is wijn voor. Droesem. Mistroostigheid.

Daar is een reden voor.

Daar zijn redenen voor: de plannen voor een grand soir  die je in je kroeg beraamde vielen op niets uit, op een moeilijk te verwerken kater.

7.

Iedereen houdt hier nauwgezet de tijd bij. Niemand is van plan om op tijd thuis te zijn.

De nacht is er tenslotte om lang op te blijven.

Daarom veroorzaakt sluitingstijd gegarandeerd eindeloze ellende.

Met wat geduld vindt je sleutel straks het gapende gat van je voordeur.


© Alain Delmotte


Dit leerdicht maakt deel uit van de cyclus 'Grand Soir'.
Alain geeft in navolgend Digther-bericht van 3/12/2024 een mooie toelichting bij de cyclus:
Grand Soir - Alain Delmotte - Digtherbericht


Alain Delmotte leest voor uit de cyclus 'Grand Soir'
Poëzieavond De Geus - Harelbeke 20/9/2024


donderdag 5 december 2024

Leerdicht over het goede gebruik van een kast - Alain Delmotte

(Uit de cycus: 'Grand Soir')

1.

De kast van de schande: stapel erin op wat je tot schaamte was. De schande van je schaamte.

2.

Hang aan kapstokken je loze beweringen en goede voornemens op. Zou daar wel voldoende plaats voor zijn? Indien niet: verkoop ze tweedehands.

De gedichten die je niet schreef, rol ze op, leg ze bovenop de kast. Stof zal die lezen en dan bedelven, en dan vergeten.

3.

Prop de eerste lade met wat je loog en werd voorgelogen vol.

Stop in de tweede lade de kansen die je nam en de kansen die je ontliep. Ook de kansen die je niet durfde te nemen: het waren de kansen waarvan je wou dat ze je ontsnapten – ze schrikten je af.

Vul de derde lade met niets op. Daar heb je zeker genoeg van. Stop er meteen de hele wereld in.

In een geheim blijvende lade hou je het verlangen naar een grand soir verbannen: Je cherche l’or du temps.

4.

Plooi de kleren van de keizer die je bij gelegenheidstoespraken droeg op en leg ze op een schap.

Berg op de andere schappen zowel alles wat geen steek hield en al de steken die je vallen liet.

Het stoffelijk overschot van je groot gelijk.

Het rad dat je out of the blue voor de ogen werd gedraaid.

Je dovenmansoren. Je bonhomie.

De toekomstmuziek die je liet horen in tijden van volumineuze dronkenschap.

5.

Vergeet, voor je de kast sluit, de lijken niet.

Iemand haalt ze er ooit wel weer eens uit.

Dat die er zich dan verder mee bereddert.


© Alain Delmotte


Dit leerdicht maakt deel uit van de cyclus 'Grand Soir'.
Alain geeft in navolgend Digther-bericht van 3/12/2024 een mooie toelichting bij de cyclus:
Grand Soir - Alain Delmotte - Digtherbericht


Alain Delmotte leest voor uit de cyclus 'Grand Soir'
Poëzieavond De Geus - Harelbeke 20/9/2024


woensdag 4 december 2024

Leerdicht over je leugens - Alain Delmotte

(Uit de cycus: 'Grand Soir')

1.

Je leugens. Zou je die te danken hebben aan de hiaten in de waarheid?

2.

Liegen dat doe je zoals je je das voor de spiegel schikt. Of nieuwe schoenen past. Of geeuwt als je gespreksgenoot je verveelt.

Liegen. Om er je zelfbeeld mee op te kalefateren, om er je ambities mee op scherp te zetten.

Opsmuk die je bij je carrièreplanning hielp.

3.

Je leugens, ze hebben het, naar het schijnt, goed met je voor.Er valt best wel mee te leven.

En, kijk, je leeft ermee en je draagt ze roekeloos uit.

4.

In al je achteloosheid ga je aan leugens voorbij. Van de waarheid onthoud je nauwelijks iets: een overwonnen standpunt.

En van je leugens onthield je evenmin iets – alsof die waarheid waren.

5.

Liegen en wat het uitlokt: de jou omringende en steeds diepere mistroostigheid.

Je verdoezelt er een komend onheil mee.

6

Het strafste aan je leugens: dat je het lef had om die de taal te laten zeggen.

Dat past bij je persoonlijkheid.

Want je persoonlijkheid is flagrante verlakkerij.

7.

Je leugens, je doet er geen vlieg mee kwaad. Iedereen is er eigenlijk tevreden over.

Tenzij de waarheid over wat je hebt gelogen.

Maar doet die wel ter zake?

© Alain Delmotte


Dit leerdicht maakt deel uit van de cyclus 'Grand Soir'.
Alain geeft in navolgend Digther-bericht van 3/12/2024 een mooie toelichting bij de cyclus:
Grand Soir - Alain Delmotte - Digtherbericht


Alain Delmotte leest voor uit de cyclus 'Grand Soir'
Poëzieavond De Geus - Harelbeke 20/9/2024


dinsdag 3 december 2024

Grand Soir van Alain Delmotte - Vooruitblik

Digther-redacteur Alain Delmotte las op vrijdag 20 september 2024 tijdens een poëzieavond van Kunstkring De Geus in Harelbeke vier nieuwe leerdichten. Ze komen uit een cyclus die hij ‘Grand Soir’ heeft getiteld die DSvD vanaf morgen met graagte in vier afleveringen publiceert.

Vooraf gaat Alain hieronder zelf in een vooruitblik even nader in op de cyclus ‘Grand Soir


"De gedichten die de komende dagen op de Schaal te lezen zullen zijn, behoren 
tot een reeks leerdichten die ik ‘Grand Soir’ heb genoemd. Nee, Ik heb het niet over het gelijknamige parfum. ‘Grand Soir’ is een begrip dat ik uit de anarchistische denkwereld put. Al heb ik geen weet of de huidige anarchistische tendensen nog van die term gebruik maken of durven gebruik te maken.

Het is met name een messianistisch begrip. Verwonderlijk voor een beweging die ‘Ni Dieu ni maître’ als slagzin heeft en op de koop toe geen waarde aan slagzinnen hecht. De ‘Grand soir’ is het moment van de grote ommekeer, de dag waarop met het maatschappelijk bestel en de daarbij horende normen en waarden komaf wordt gemaakt. Tabula Rasa en Initium Novum. Je reinste utopie natuurlijk. En utopieën lopen wel eens het gevaar, zoals ons de geschiedenis heeft geleerd, naar repressieve dystopieën af te glijden. Afstand houden dus.

Illusies raken me nog nauwelijks, al besef ik dat we niet zonder kunnen. Ik moet het bekennen: de gedachte aan een ‘grand soir’ prikkelt blijvend mijn verbeelding. Het was en is een droom uit mijn adolescentie. ‘Grand soir’ als nostalgie.

Maar ik transponeer en compenseer het gegeven naar de poëzie toe: hoezeer de vervulling onmogelijk is, er is altijd wel een spoor dat naar vervulling neigt – op die manier overleeft volgens mij de poëzie.

Ik zie een verband tussen wat de surrealisten in hun dagen als ‘le point sublime’ benoemden. Het hegeliaanse punt waarbij alle tegenstellingen zouden worden opgeheven. Voor de poëzie betekent het dat woord en daad zouden samenvallen.

Ach, kon dit maar waar zijn – de taal is, helaas, slechts een verzameling van tekorten en linguïstische valstrikken! Het lexicon heeft het wel eens verkeerd voor.

Het moet zijn dat we zo zijn geboren, dat we er graag eens op los fantaseren. Maar we worden op tijd wakker en vallen daarmee pijnlijk op het noodzakelijke kritische bewustzijn terug. Wat er dan van die dromen overblijft? Dat wat er gaande is in deze reeks: de terugval op een onstuitbare melancholie."

Zie meer over het begrip 'Grand Soir' via dit Wikipedia-artikel. (Franstalig)
 

© Alain Delmotte

De komende dagen publiceert de Schaal van Digther vier gedichten uit de Grand Soir-cyclus van Alain Delmotte

- Leerdicht over je leugens (Woe 4/12/2024)
- Leerdicht over het goede gebruik van een kast (Do 5/12/2024)
- Leerdicht op de kroeg (Vr 6/12/2024)
- Leerdicht over gedichten (Za 7/12/2024)


Alain Delmotte leest passages uit 'Grand Soir'
Vrijdag 20/9/2024 - De Geus Harelbeke - foto c. Peter Van Rompaey

maandag 2 december 2024

Inleiding op 'Het gewicht van vleugels' - Geert Frateur

Op zondag 24 November 2024 werd in Galerie Pinsart in Brugge - waar nog tot  15 december 2024 met 'Fieldwork' een hele mooie tentoonstelling loopt van Goedele Peeters - 'Het gewicht van vleugels', de debuutdichtbundel van Jan Mestdagh voorgesteld. Uit de bundel publiceerde DSvD eerder een aantal gedichten. Die zijn na te lezen via deze link. Ondertussen stelde Geert Frateur die de bundel in Brugge inleidde ook zijn inleiding ter beschikking voor publicatie. Waarvoor dank. De introductie op 'Het gewicht van vleugels' lees je hieronder.                                                                                              

Zondag 24 november 2024

Beste Jan 
Beste Goedele
Beste mensen

Het is me een hele eer én plezier om het poëtisch debuut van Jan Mestdagh te mogen inleiden, op deze zeer fraaie expo -Fieldwork- van Goedele Peeters.

Een debuut, dat voor mij niet als een debuut aanvoelt. Jan is wat mij betreft al jaren ààn het débutéren. Zijn proces, zijn zoektocht, zijn calvarie en stille passie tegelijkertijd. Alleen leidt het vandaag tot deze erg mooie bundel. Een bundel waarvan bibliofielen en liefhebbers van kunst-gecombineerd-met-poëzie kunnen snoepen. Fingerlickingly good.

Een debuut met een titel die niet ronkt, laat staan leest als een gevleugelde zinsnede: Het gewicht van vleugels.

Het is een titel die de hyperlichte pennestrook van Jan verraadt. Maar ook de gebalde kracht en souplesse van een Bruce Lee. Bruce Lee die in één nanoseconde één droge tik uitdeelt. Ik ben iedere keer gevloerd wanneer ik de titel lees. Ik word gevloerd door een massieve verwondering en ontroering nadat ik de tik mentaal incasseer.

Bovendien, veroorzaakt de titel de mildste vorm van intellectuele verbijstering,  zoals ‘euhm’, ‘waddisdees?’ en ‘oebedoelde’?! Het-gewicht-van-vleugels-? ‘Ge-meentdaofwa?

Eens dat ik voorbij deze verbijstering ben, komt de poëtische shock. De poëzie van vier-woorden-in-die-volgorde, trekt dan als een minikaravaan van zuurstof en energie doorheen mijn lichaam. Een soort existentiële verademing en eveneens een opluchting: ‘ik denk wèl dat ik het snàp!’.

Maar, dan lees ik het nogmaals en val ik in een radeloze zwarte holte, omdat het mijn wereldbeeld én levensfilosofie totaal op zijn kop zet. Mocht ik het niet zo prachtig vinden, ik zou capituleren en zeggen ‘Ok, Jan, meestermove, jij wint’.

Toch kan ik niet capituleren en denken ‘ik snap echt niks van deze titel’, want ik vind het eveneens echt grappig. Het gewicht van vleugels!? Zo hilarisch, dat een menselijk wezen, Jan dus, hierover heeft gemijmerd. Wegen vleugels? Wegen ze in volle vlucht? Dragen ze niet vooral het beestje. Te zot voor woorden, voelt het dan. Of beter, te licht voor woorden.

Zo lezen al zijn tekstjes, in deze bundel: te licht voor woorden. Ik zeg bewust, tekstjes, maar dan niet minimaliserend bedoeld. Het zijn immers één voor één kleine poëtische teksten, die vaak kleiner zijn dan een Haiku. Kleiner dan een Haiku! Dit is het equivalent van een vogeltje dat kleiner is dan een Kolibri. Zoöö, klein dus.

En, toch, als je ze leest, herleest en nog ééns leest, dan word je gewaar dat je van zoiets kleins daadwerkelijk een stevige tik krijgen kan. Het zijn immers grafschriften met een punchline, epitafen met een dikke twist, epigrammen met een ontregelende pointe én puntdichten met zware G-krachten.

Bovendien doen ze meer, dan louter met woorden, je bevattingsvermogen én je voeten spelen. Ze hebben een diep-menselijke en empathische bron. Of zelfs een paradoxale levensvraag, zoals in een Zenboeddhistische KOAN, ‘Wat is het geluid van één klappende hand?’.  Op andere momenten lezen ze dan weer als een boutade van Godfried Bomans, ‘Ik wou dat je kon doodgaan, zonder te sterven’. Zelfs Simon Carmiggelt monkelt mee: ‘Het gerecht eenzaamheid, smaakt wel goed, als je het niet elke dag eet.’

Bovenal lezen deze grafschriften als vintage Jan. Jan die als dichter weet wat verwijlen betekent. Bij een graf kan je staan, bloemstukjes herschikken, bidden, rouwen, naar het graf van de buren kijken, of ook verwijlen.

Deze reeks grafschriften nodigen je inderdaad uit om bij een overleden persoon of de dood te verwijlen. Er te zijn, zonder meer. Er tijd voor te nemen en je vooral te laten verrassen door wat een levensvraag of -wijsheid (verwoord in zijn meest compacte vorm) kan uitlokken bij jezelf als persoon. Het is een kunst die Jan bezit, in deze vorm van subtiele kleinkunst

© Geert Frateur


Noot van de redactie: Geert Frateur is de zoon van Ludo Frateur (1936-2022) pedagoog, dichter en visueel kunstenaar die de oudere lezers onder ons zich nog zeker zullen herinneren. 

Geert Frateur leidt in.


De dichter Jan Mestdagh dankt en leest.











woensdag 27 november 2024

Huurhuis - Paul Soete

Huurhuis


Het huis is blauw. De uren liggen zachtjes om de wonde
van de dag. Wat ik vandaag wou, is van zee naar rivier.

Wil geen borstkasknoop, maar ontwarren wat komt,
wil
duffeldeken op mijn knieën als oneindige akker.

Wil niet wijken voor de sclerose van de nacht
en duw het donker met mijn vingertoppen opzij,

stap na stap tot aan het achterraam. Buiten
zie ik mezelf heel even boven de waterlijn.

Ben een huurhuis van winter en kou, wil water worden
in een plas van ijs, regen in een plas van water.

Ik kijk lang in die gele ogen van de nacht
die stroperig en dik de kamer vult.

Jij zit aan de keukentafel en fluistert
door slaap overstemd mijn uiteenvallen weg,

neuriet je vast als een moeder
in haar kind. Verankert me.

Kompanen en wapenbroeders, maten en makkers
schreeuwen hun band vast in een lied. Jij niet.

Jij zingt me geduldig binnensmonds aaneen.

 

© Paul Soete
 

Uit ‘Behuizingen’, nieuwe dichtbundel van Oostendenaar PaulSoete die op zondag 1 december 2024 om 11:00 uur wordt voorgesteld in zaal Baai, Gerststraat 11, Oostende
'Behuizingen' is een uitgave van Uitgeverij Echo Editions.



dinsdag 26 november 2024

Weg - Paul Soete

 Weg


‘It’s easier to speak a language that raises no ghosts’, T. Hughes


De nacht een holle weg met wilgenbomen.
Een kraai zit op een tak en krast, zijn bloed is oud ijzer.
Mannen leren de wijsjes van hun pa, en wijfjes paren
met jongen die zingen als hen.

Het klinkt als lopen op stukgeslagen huisraad. Zoals toen jij
een vallend glas en ik zo de kopjes en jij dan en ik wegging.

Kraaienzwart verknoopt tot donkerdiep waarin
al wie een kleine wereld kent, wordt uitgevlakt.
Rivier van adem aan de nacht, een straalstroom
met nefaste aanzuigkracht.

In dat soort dakvensterdrama spoel je aan als piepschuim.
Weg die toren, kwijt je zee. Hoe schelpen vinden, wachten
bij het kleurloze raam van een blad.

Ik kras mijn schaduw open,
letters komen. Komen mondjesmaat en los,

lood om oud ijzer.

In zwartekousenkerken niemand maakt zich zorgen
om de eigen onmacht. Samen naar de ondergang,
zingend door de binnenbomen van de wenteltrap.


© Paul Soete
 

Uit ‘Behuizingen’, nieuwe dichtbundel van Oostendenaar PaulSoete die op zondag 1 december 2024 om 11:00 uur wordt voorgesteld in zaal Baai, Gerststraat 11, Oostende
'Behuizingen' is een uitgave van Uitgeverij Echo Editions.



maandag 25 november 2024

Golven 2 - Paul Soete

Golven 2


‘You are made out of time’ - Don DeLillo


W
e zijn als we zijn van tijd gemaakt
en wachten op het doven van de nacht

tot we makkelijk zacht en breekbaar
zo dicht als dicht kan zijn ineengepakt

in een morgenlaken van rafelend blauw
op zoek naar het licht achter de aarde

(als twee handen voor een open mond
zonder die afstand tussen lijf en stem)

zonder in woorden te moeten vertalen
dat we uit de tijd gevallen zijn, weten

wat ons werelddiep en landvrij bindt:
een zee sterft en baart op een strand.

© Paul Soete
 

Uit ‘Behuizingen’, nieuwe dichtbundel van Oostendenaar PaulSoete die op zondag 1 december 2024 om 11:00 uur wordt voorgesteld in zaal Baai, Gerststraat 11, Oostende
'Behuizingen' is een uitgave van Uitgeverij Echo Editions.




zondag 24 november 2024

Alida - Luuk Gruwez

 Aangetroffen gedichten in het straatbeeld

(en overal elders in de wereld) (20)



Alida

De wereld kijkt mij amper aan, wanneer ik in Stijns schaduw
sta. En toch durf ik zijn licht niet in omdat het mij verblindt.
De vraag die ik mij dikwijls stel is niet: hoelang duurt roem
meestal voor zo'n middelgroot genie? Maar wel: wanneer
aait hij nog eens mijn wang, wanneer kust hij het topje

van mijn neus of meer, mijn mooie meneer? Of likt hij 
liever aan zijn pen dan aan een kleinigheid van mij?
Er zijn zo van die dagen bij fraai weer dat ik languit onder de
perenboom lig, de peren lang niet rijp, en ik kan zien hoe blauw
het is. Maar zijn blauw bestudeert hij meestal achter glas. 

En alle wind die ik goed voel, ziet hij slechts woelen in hoog gras
of in het vlas op zijn bevriende velden. Ziet hij de regen, Stijn blijft prettig droog. Maar mij, o, ziet hij mij? Ik ben Alida en ik heet.
Soms wil ik dat men dat ook weet. Natuurlijk ben ik die van hem.
Zal ik ooit wennen aan de grillen van een vent die nergens
méér verblijft dan in zijn pen?

Misschien wanneer ik krom van ouderdom? Want neem ik nu een kind van ons op schoot, ik zie slechts hem. En in mijn kop is heel Ingooigem slechts van hem. En zelfs de poppen van de kinderen zijn min of meer van hem. Waren zijn handen maar bij suikerbrood en perentaart gebleven. Maar ja, wanneer mijn kerel er maar over heeft geschreven, blijft ook mijn wereld toch nog even.


Gastresident Lijsternest 17 oktober tot 31 oktober 2016

Dit gedicht van Luuk Gruwez vind je aan de kerk van Ingooigem, het dorp van Stijn Streuvels en het Lijsternest.

Foto Paul Rigolle - dinsdag 27 augustus 2024.