donderdag 30 september 2021

Tik tak - Frank R Renders

blijft de tak die buigt
een volwaardig deel

knikt of knakt hij
droomt hij nog

hoe hoog de kruin kan gaan

hoe diep de wortels sappen halen
krijgt hij evenredig veel

takken tobben niet
ze breken

of bestaan


© Frank R Renders


Uit ‘Sporen van rood’, de debuutbundel van Frank R Renders. Met tekeningen van Marieke Eggermont. De bundel wordt op 17 oktober 2021 (16u) voorgesteld in Cultuurcafé 'The Preacher' te Geraardsbergen. Met gastdichters Marleen De Smet, Hilde De Cock, Maurits van Liedekerke, Mario Demesmaeker en William Deraedt.
Muzikale tussenkomsten van Eric Martens en pianist (Gigant).

Sporen van Rood bij ‘EditiePajot’



woensdag 29 september 2021

Zomers weerbericht - Mark Meekers

het landschap vergaapt zich aan de wolken,
doorluchtig en voorbij. een minimaal verhaal.

amper voorgrond of verte, enkel zomerhitte,
graanveld en aarde. virtuoos in eenvoud.

zijn vrijgevochten hand rent weg van rede
en verstand, gaat met de grove borstel o-
ver de akkers, voor na voor, om het ritme
van aarde, de wellust van maairijp graan,
de adem die alles voortblaast vast te leggen.

hij pookt het licht op, zet het in reliëf.
het oerlicht aan de bron, meesterlijk in zijn
wisselvalligheid, met iets van altijd.

materie over materie, nat in nat,
tot de dreigende donderwolk er in al haar
vluchtigheid voor eeuwen lijkt te staan.

niets heeft vaste voet, alles
gaat onverstoorbaar voort met vergaan.

© Mark Meekers


Voorpublicatie uit ‘In het oog van de stilte’ van Mark Meekers, gedichten rond leven en werk van kunstschilder Jakob Smits (54 gedichten, 12 kleurenreproducties). De bundel, een uitgave van Uitgeverij P wordt op zaterdag 2/10/2021 om 15:00 u. voorgesteld in de Sint-Bernarduskerk van Mol Sluis (naast het Jakob Smitsmuseum). 

Inschrijven is verplicht en kan via contact@uitgeverijp.be.
Meer info: Uitgeverij P. en dit Facebookbericht van het Jakob Smits-museum

#jakobsmits #museum #jsmuseum #jakobsmitsmuseum #mooimol #visitmol #markmeekers #uitgeverijp #jakobsmitsleeftenhoe



dinsdag 28 september 2021

Verwoest dorp - Mark Meekers

een penseel heeft niet de snedigheid van
een bajonet. schreeuwende kleuren kunnen
niet op tegen het geblaf van Dikke Bertha’s.

de scheuren in de lucht niet te mazen met
ultramarijn. elk salvo slaat gaten in de vrede.
rood verbleekt bij zoveel onverdoofd slachten.
huizen en burgers ingestort, miserabel zoals
gekwetste wezens kunnen zijn.

de schilder wordt medemens,
legt het penseel opzij want verf vult geen
magen, schept soep. spichtige kinderen
zingen luidkeels van viva bomma.
hongerige wolven zijn de wrekers van morgen.

de hondsdolle wapens eindelijk uitgeraasd.
de kleuren klapperen vrijuit: zwart-geel-rood.

er zijn geen winnaars. nergens. nooit. enkel
mislopen minnaars van een verbrand vaderland.


© Mark Meekers


Voorpublicatie uit ‘In het oog van de stilte’ van Mark Meekers, gedichten rond leven en werk van kunstschilder Jakob Smits (54 gedichten, 12 kleurenreproducties). De bundel, een uitgave van Uitgeverij P wordt op zaterdag 2/10/2021 om 15:00 u. voorgesteld in de Sint-Bernarduskerk van Mol Sluis (naast het Jakob Smitsmuseum). 

Inschrijven is verplicht en kan via contact@uitgeverijp.be.
Meer info: Uitgeverij P. en dit Facebookbericht van het Jakob Smits-museum

#jakobsmits #museum #jsmuseum #jakobsmitsmuseum #mooimol #visitmol #markmeekers #uitgeverijp #jakobsmitsleeftenhoe



maandag 27 september 2021

Josine - Mark Meekers

het is of mijn schaduw weggesneden is.
elke dag praat ik nog met Malvina,
schreeuw tot de keien splijten, de vlam in
de lamp opfladdert als een angstig vogeltje.

het lot blijft doof. het is glimlachen tegen
scherven. soms geloof ik in een God met
grote oren, alhorend, die zin geeft aan mijn
bede “geef me…”

en plots treffen wij elkaar: dodelijk verliefd. 

jij zet mij zachtjes terug op de wereld. het is
zo’n dag waarop de dauw een zilversmid is,
we ons omarmd weten, van alles houden.

zo gelukkig om er bang van te worden.

ik pak elk uur met jou uit als een geschenk,
zing in al mijn vingers.
de kleuren zijn in ’n uitgelaten bui. eindelijk
kan ik met de dood weer door dezelfde deur.


© Mark Meekers


Voorpublicatie uit ‘In het oog van de stilte’ van Mark Meekers, gedichten rond leven en werk van kunstschilder Jakob Smits (54 gedichten, 12 kleurenreproducties). De bundel, een uitgave van Uitgeverij P wordt op zaterdag 2/10/2021 om 15:00 u. voorgesteld in de Sint-Bernarduskerk van Mol Sluis (naast het Jakob Smitsmuseum). 

Inschrijven is verplicht en kan via contact@uitgeverijp.be.
Meer info: Uitgeverij P. en dit Facebookbericht van het Jakob Smits-museum

#jakobsmits #museum #jsmuseum #jakobsmitsmuseum #mooimol #visitmol #markmeekers #uitgeverijp #jakobsmitsleeftenhoe



woensdag 22 september 2021

stilte - Francis Cromphout

het leven gaat oorverdovend verder
wij blijven achter, gestold in de stilte
met jouw beeld gekleefd op ons netvlies

losgerukte bloesemtak, knak in deze lente
je lichaam is uit je ziel getuimeld
neerwaarts nog éénmaal

je leed dat weggleed
wordt opgevangen
door het dons van ons verdriet
tot dit geruisloos uitgeraasd zal zijn
en jij voor altijd rust zal vinden binnen in ons


© Francis Cromphout

Voorpublicatie uit de nieuwe bundel 'Tijdscapsule'. Meer info via dit Digther-bericht.


dinsdag 21 september 2021

twee - Francis Cromphout

twee lichamen
die elkaar rakelings scheren
in de zee van nacht

fabrieksboten van de slaap

als zij onderduiken
maken bizarre kwallen
zich van hen los

zij stijgen naar het oppervlak
waar zij dobberen
ten prooi aan plukgrage winden

op de kust wachten geduldig
twee andere lichamen nog

zij bieden zich aan
gewillig
voor het smeltwerk van de zon

als zij samenvloeien
zijn zij vrij


© Francis Cromphout

Voorpublicatie uit de nieuwe bundel 'Tijdscapsule'. Meer info via dit Digther-bericht.


maandag 20 september 2021

eerste gedicht - Francis Cromphout

glijdend op het nachtwater zoals toen de maan
een lichtbaken achter de grote sprong

bij het raam, in de kille kamer, een jongen
hij kijkt verlamd toe
hoe de bol schuift en schuift
tot het volledig nacht wordt in zijn hoofd
en hij in het gedicht belandt
waarbinnen hij zich wakker droomt


© Francis Cromphout

Voorpublicatie uit de nieuwe bundel 'Tijdscapsule'. Meer info via dit Digther-bericht.


zondag 19 september 2021

'Tijdscapsule' van Francis Cromphout-De voorstelling

Francis Cromphout is al zijn hele leven lang actief als cultureel journalist en schrijver van romans en poëzie. Daarnaast waarderen velen in hem ook een gedreven muzikant-saxofonist. Cromphout schrijft in het Nederlands, Frans en Spaans. Zijn bekendste dichtbundel is wellicht ‘Als een pas vernielde stad’, verschenen in de legendarische Yang-Poëziereeks.
In 2017 publiceerde Cromphout de roman ‘Al die tijd hield de berg de adem in’ waaruit De Schaal van Digther een fragment publiceerde.
Nu nodigt Francis Cromphout de belangstellende lezer uit op de voorstelling van Tijdscapsule, zijn nieuwste dichtbundel, net als zijn roman een publicatie van Beefcake Publishing. De voorstelling gaat door op donderdag 30 september 2021 in de kapel van het oud O.-L.-Vrouwehospitaal te Oudenaarde. Aanvang om 20 uur.
Samen met gitarist Juri Cosman zorgt Francis Cromphout zelf ook voor de muzikale intermezzo's als duo Barrio Latino. Ze brengen Latijns-Amerikaanse songs en Franse chansons, maar deze avond vooral eigen nummers.

Wie niet aanwezig kan zijn op de voorstelling en toch de dichtbundel wil ontvangen kan u die bestellen door 15€ + 5€ (verzendingskost) te storten op de rekening BE12 2900 2472 2792 (Francis Cromphout “Tijdscapsule”) met de vermelding van uw adres.

In de nieuwe bundel speelt de dood van zijn dochter een centrale rol.

De komende dagen publiceert de Schaal van Digther in voorpublicatie drie gedichten uit de bundel.

Extern:
Recensie ‘Al die tijd hield de berg de adem in’ (André Oyen)
Al die tijd hield de berg de adem in (fragment bij Digther)
Francis Cromphout bij De Schaal van Digther
Beefcake Publishing
Blog Francis Cromphout (Frans)

donderdag 9 september 2021

Poëzie blijft voor het leven

Over ‘Woestijnzucht’ van Geert Jan Beeckman 

Wie de bundel ‘Woestijnzucht’ van Geert Jan Beeckman bij een eerste kennismaking oppervlakkig doorbladert, zal wellicht de indruk krijgen dat er hier gedichten te lezen staan

waarin reisindrukken worden verwoord. Maar van zodra het boek wat geconcentreerder wordt benaderd, wordt het duidelijk dat er meer aan de hand is. Dat wordt al aangebracht in het citaat van Rilke dat de bundel opent: ‘Er is maar één reis/de reis naar binnen.’ Deze bundel speelt zich af op de tweespalt tussen een binnenwereld en een buitenwereld. Ze worden beide geëxploreerd. Ze assimileren elkaar. Ze reiken elkaar de hand in de taal. Een buitenwereld wordt getoetst aan een binnenwereld en vice versa. Elke geëvoceerde plek houdt een verkenning van een innerlijkheid in.

Met deze bundel situeert Beeckman zich als een dichter voor wie de poëzie een pelgrimage is, een zoektocht - die de vorm van een (zelf)bevraging aanneemt - naar betekenis. En meestal is in dit soort poëzie die betekenis te vinden in de zoektocht zelf: waarmee de betekenis open en weifelend blijft. De betekenis van de weg die in deze reeks gedichten wordt afgelegd zou dus de weg zelf kunnen zijn. Ik laat hier bewust wat Taoïsme in doorklinken want ik sluit niet uit dat die weg, in brede zin, ook een spirituele weg zou kunnen zijn. Er is dus geen sprake van een of andere specifieke bestemming: enkel van ‘verplaatsingen’, van beweging. Waarmee de beweging van de tijd wordt meegerekend. De gedichten zijn verwoordingen van het proces dat de verplaatsingen, beweging en tijd teweeg brengt. Ze geven fases aan, het zijn onderdelen van wat zich aan het ontwikkelen is. In deze bundel meen ik die ontwikkeling als volgt te onderkennen: het vertrek, de tocht, de doortocht, de overtocht. In die overtocht blijkt er zich toch zoiets als een ‘aftiteling’ voor te doen: een finale stilte en leegte.

Het openingsgedicht ‘De eerste voorwaarde’ stipuleert de modaliteit of de nodige ingesteldheid voor iemand aan de ‘reis’ begint. Er worden repetities gehouden: ‘Wij denken lezen en schrijven stelt alles voor’. Er moet een verlangen zijn naar verte (dat later in de bundel ‘Woestijnzucht’ zal worden genoemd): ‘de kop die wij opkijken/is er voor verte in het hoofd’. Verte, gedachten, dromen worden in het boek terugkerende stramienen, telkens in andere contexten geplaatst. Ze werken de grote en open meerduidigheid van deze bundel in de hand. In de eerste cyclus worden voorbereidingen getroffen, plannen gemaakt, dromen uitgewerkt. Het wordt de reis van iemands leven. Hij of zij ‘vult de bagage met sterrenbeelden/voor alles wat werkelijk kan’. Voor het vertrek wordt afscheid genomen van het huis in het opvallende vierluik ‘Het huis blijft achter’. ‘Stap uit de toeloop van de laarzen’ wordt ons geadviseerd. ‘Begraaf nu de manieren van leven’. Je moet ‘uitvouwbaar’ blijven. Je zo deconditioneren dat er vrije ruimte ontstaat, dat er ruimte wordt toegestaan ‘voor alles wat werkelijk kan’ en voor wat later in de bundel als ‘andere werkelijkheden’ wordt omschreven. En dat impliceert andere manieren van denken. De muren van het vertrouwde worden gesloopt. Wie het huis verlaat, begeeft zich in het ongewisse dat door de dichter als ‘wit’ wordt aangewezen.

Deze deconditionering begint zich langzaam te voltrekken in de tweede cyclus ‘Plaats en tijd’. ‘Wie in zijn hoofd ontstaat laat zich door rust/verplegen al zijn dat zijn geen manieren van leven’. De cyclus vangt aan met het gedicht ‘Puri Rinjana’. Volgens wat google me vertelt zou dit een vakantiepark in Indonesië zijn. Een typisch reisgedicht (maar het wordt het enige in de bundel). Een prentbriefkaartje, charmant, zorgeloos. Er wordt een ‘zee van tijd op iets losgelaten’. Enkel buitenwereld dus, waarbij de binnenwereld tot een milde gemoedstemming beperkt wordt. Maar binnen de cyclus komt daarin al een kentering. Zo onder meer in het gedicht ‘Josfov, Praag’. Een slotrede aan een onbekend graf. Er is hier van tijdloosheid geen sprake meer. Veeleer van het temporele, het anonieme (waarmee het blijkt dat we als figuranten in ‘de stomme film van het passeren’ blijken): ‘Duizend keer op de wereld geregend/worden wij een ruïne van tijd.’ Een besef dat gaandeweg in de bundel steeds beklemmender zal worden.

En ook het poëtische wordt gerelativeerd: ‘ook woorden opgezocht in schoonheid/worden weerloos en wak. ’ Overigens is er in al deze gedichten een grote laag aan een metapoëtisch discours aanwezig. Met de tocht wordt het gedicht geschreven. De tocht is het gedicht. De tocht is een metafoor voor het schrijfproces. De buitenwereld is de schriftuur van de binnenwereld: ‘Omdat het uitzicht zo goed is in schrijven’. Het woord speelt hierbij een centrale rol. In het gedicht ‘Ten huize van Rimbaud’ wordt de grote meester geëerd. De woorden worden aanroepen: ‘woorden richt je op de aarde/de schedels het model dat voor altijd heeft bewogen.’ In dit citaat worden we geconfronteerd met het stilistische eigen van Beeckman: het zoveel mogelijk weglaten van interpunctie op het punt na. Geïsoleerd ving ik wel eens een eenzaam deelteken en vraagteken op. Het schrappen van de komma e.d., gecombineerd met een regelafbreking zorgt voor storingen binnen de syntaxis waarmee meer interpretaties de kans krijgen. Of waarmee interpretatie zich niet meteen laat vangen en zelfs aan de lezer kan ontsnappen. Beeckman houdt dit goed in de hand. Af en toe laten de regels op die manier binnen de zinsbouw ‘plooien in het spreken’ na. Nee, nieuw of vernieuwend is dit niet, maar Beeckman gaat er vakkundig en intelligent mee om, met een hem typerende subtiele touch.

Het lijkt soms dat het niet de dichter is die de woorden begeleidt maar dat het de woorden zelf zijn die de wegen binnen het gedicht uittekenen. Het zijn de woorden die het gedicht tot beweging dwingen. De woorden zijn het kompas van de dichter.

In de volgende cyclus worden we geconfronteerd met wat ik hierboven als ‘andere werkelijkheden’(titel van deze cyclus) duidde. ‘Kijken’ - een voortdurend terugkerend begrip – wordt geproblematiseerd. Een kijken dat een zien wordt. Hier denk ik onvermijdelijk terug aan Rimbaud voor wie de dichter een ziener moet zijn. Mits hij in staat is tot een ontregeling van alle zintuigen: le dérèglement de tous les sens. Zien als fysieke beleving. Zien ontwaart meer dan kijken: ‘Kijk een gedicht kijkt de wereld bloot’. Zien: ‘Een gedicht kan dat beter beschrijven’. Zien is geen statisch kijken maar een kijken metterdaad. Het aanwezige zichtbare en het vermoedelijke onzichtbare, het metapoëtische en het metafysische, het woord en de stilte vloeien in elkaar samen.

In deze complexe en geschakeerde reeks vol schaduw, winter, tijdsbesef en verweesdheid wordt de vraag gesteld naar wat gedichten vermogen: ‘Troost bieden met wit./Wonden genezen met zacht./Een gebied leggen rond navelstrengen./ Hoe ze ook dieren het zwijgen opleggen.

Het zien wordt verder uitgediept in de cyclus ‘Kijken tot je het ziet’. ‘In een verte zien/wat men ons niet laat weten. ’ Zien is verte exploreren. Deze tocht leidt ons langs een landschap (Andalusia) en brengt drie schilderwerken (één van de Staël, twee van Hopper) in het vizier. ‘In de verf verdwijnt de tijd schreef de dichter’. Vooral desoolaatheid en het tijdelijke worden in deze gedichten beklemtoond: ‘Wat reist er behalve tijd nog door hun kamer?/Elke vraag vult weglating aan./ Elke eenzaamheid blijft uit verte bestaan./Wat het minst te zien is valt het meest te raden.

Kwantitatief gesproken vormt de cyclus ‘Woestijnzucht’ de hoofdmoot van de bundel en is er de diepste grondtoon van het geheel in terug te vinden. De tocht gaat ‘eeuwige richtingen’ uit. Men gaat ‘op weg naar nergens’ en men vraagt zich af: ‘Wat weten we over wat we blind volgen’? We bevinden ons midden in het ongewisse, een niemandsland, het thuisverblijf van lacunes. ‘Een buitenpost’, ‘Voorbij de huizen’: titels van gedichten die voor zichzelf spreken. Landschappen, uitzichten: waar de dichter is aanbeland, valt er weinig te communiceren: ‘Wij weten niet hoe wij met de inwoners/moeten praten. ’ Leegte, schraalheid, verwijdering: ‘Breng mij geen mensen zei de vlakte’. (Een versregel die me het gedicht ‘Winter te Schilde’ van Maurits Gilliams in herinnering bracht.) Het tijdsbesef staat hier op zijn scherpst. ‘Wie woorden neerzet/ziet ze leegwaaien sneller dan het schreeuwen/tegen de tijd in’. De tocht kantelt tot een doortocht in de tijd: de doortocht is de tijd, een doortocht naar de nachtzijde, het eroderende, het vergankelijke, de entropie toe: ‘oude gestrande muziek restvuur/van ceremoniën en karkassen/zij verzamelen veel dood.

Foto’s van de dichter horen bij deze reeks gedichten. Ze zijn niet illustratief, ze vertonen in hun sober- en somberheid verwantschappen met de gedichten. Maar is somber het woord dat hierbij past? Veeleer suggereren deze foto’s perturbaties, vervreemding, onrust. Het is de menselijke afwezigheid die erin opvalt – op een halve selfie na. Ook op de voor- en achterflap kwamen er foto’s die de dichter nam terecht. Al is die op de voorflap bijzonder donker. Ook hier geldt ‘kijken tot je het ziet’.

Na deze zucht slaat de bundel om tot een treurzang, zoals blijkt uit de elegische cyclus ‘De overtocht’ waarbij Beeckman zich behoedt voor al te riskante beladenheid. ‘Zie vandaag hoe morgen gisteren wordt/en sterf.’ De dichter maakt zelf de conclusie over waar de zoektocht op uitmondde: ‘Ik doe iets wat lijkt op het zoeken/naar de hersenstam van de dood zelf. ’ Het laatste gedicht de ‘aftiteling’ kan beginnen: ‘Elders is zoals elders het zelfde/dus laat de gedichten hier eindigen/het is wat het is/als noodzaak te pijnlijk voor taal/als huis te leeg voor bed stoel/en tafel.

Met deze mooie bundel brengt Beeckman een met vele motieven doordesemde en gestructureerde compositie. Ik bracht hier niet alle motieven te berde. De bundel is heel breed, in geen geval oppervlakkig en vraagt om meerdere lezingen zoals dat moet zijn bij goede gedichten. Het is vooral de wijze waarop hij gewetensvol over het wezen van de poëzie reflecteert dat mij heeft aangesproken. Hoe hij waakt over al te apodictische uitspraken in verband met poëzie. Voor Beeckman is poëzie gelijklopend aan het bestaan: het is het bestaan zelf. Poëzie en leven : ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ze vormen een pact: ‘het is de som van de plek/het huis dat op geluk past/hoe poëzie de bestemming naar je toe haalt’. Zijn poëzie heeft iets van een heroïsche daad – het is verweer en uithouding, ‘Een laatste plooi voor je van de wereld valt. ’ Er is in dit geval voor het gedicht één zekerheid die overeind blijft: ‘Maar de dood zorgt dat het poëzie blijft/voor het leven.


© Alain Delmotte

WoestijnzuchtGeert Jan Beeckman – uitgeverij P, Leuven, 2021 ISBN 978 94 93138 41 4

Geert Jan Beeckman - Foto © Christophe Ywaska

zondag 5 september 2021

Stratenatlassen - Patrick Cornillie

Ook moeten we het nog hebben over dat
ingebeelde genoegen van weleer om alsmaar
weer op pad te willen gaan. Een eindweegs,
op vreemd terrein. Naar het onbestemde dat we

zelf hadden geschapen: verte, steden en hoe we
daar rondreden. Scherm noch stem wees ons een
richting aan. Er was alleen het vergapen: aan oude
gevels, kroegen, etalageramen, gevat in een vlecht-

werk van straten en pleinen. Hoe wij dan uit het
register van een beduimeld boek de namen van
verloren gelegde steegjes prevelden. Straatlichten

en neonreclames achter elke hoek telkens weer
een ander verhaal verzonnen. En wij daar, ergens
vandaan, beduusd aan voorbij zijn gegaan.


© Patrick Cornillie




zaterdag 4 september 2021

Magneetbanden - Patrick Cornillie

Over de dingen die ooit van iemand zijn geweest
en velerlei klanken bewaren: muziekcassettes,
GX-koppen, bandrecorders. En namen die stof
vergaren: Revox en BASF, Grundig en Akai.

Over de tijd toen geluid nog op rolletjes liep
en de dagen oren hadden naar Veronica, Caroline –
ons doen en laten werd bepaald door deze of gene
tune. De vinger bij de startknop en maar hopen

dat de presentatoren ze zeker tot de laatste noot
zouden laten lopen: Tell me why, Love me do,
Venus van Shocking Blue. Over het opnemen en

het afspelen moeten wij het hebben. Het terug-
spoelen naar de jaren die ergens nog op band staan.
En van stemmen de mensen die zijn voorbijgegaan.


© Patrick Cornillie




vrijdag 3 september 2021

Schrijfmachines - Patrick Cornillie

Van oude dingen moeten wij schrijven.
Die overbodig staan te wezen, zijn vergeten,
maar om de een of andere reden alsnog blijven.
Dingen die Olivetti, Adler of Remington heten.

Van tijden moeten wij schrijven, vervlogen,
verdwenen achter inktlint, wagen en rolknop.
Over zij ook die bij zo'n klavier zaten gebogen,
worstelend met letterarmen en kantlijnstop.

De gewichtigheid waarmee een vel
werd vastgeklemd, de brieven die zij plachten
te tikken. De verkrampte vingers, het uitstel.

Van zoiets moeten wij schrijven: de gedachten,
hersenspinsels die nooit op papier hebben gestaan.
En van oude dingen de mensen die voorbijgaan.

 
© Patrick Cornillie