Posts tonen met het label Leerdicht. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Leerdicht. Alle posts tonen

dinsdag 3 december 2024

Grand Soir van Alain Delmotte - Vooruitblik

Digther-redacteur Alain Delmotte las op vrijdag 20 september 2024 tijdens een poëzieavond van Kunstkring De Geus in Harelbeke vier nieuwe leerdichten. Ze komen uit een cyclus die hij ‘Grand Soir’ heeft getiteld die DSvD vanaf morgen met graagte in vier afleveringen publiceert.

Vooraf gaat Alain hieronder zelf in een vooruitblik even nader in op de cyclus ‘Grand Soir


"De gedichten die de komende dagen op de Schaal te lezen zullen zijn, behoren 
tot een reeks leerdichten die ik ‘Grand Soir’ heb genoemd. Nee, Ik heb het niet over het gelijknamige parfum. ‘Grand Soir’ is een begrip dat ik uit de anarchistische denkwereld put. Al heb ik geen weet of de huidige anarchistische tendensen nog van die term gebruik maken of durven gebruik te maken.

Het is met name een messianistisch begrip. Verwonderlijk voor een beweging die ‘Ni Dieu ni maître’ als slagzin heeft en op de koop toe geen waarde aan slagzinnen hecht. De ‘Grand soir’ is het moment van de grote ommekeer, de dag waarop met het maatschappelijk bestel en de daarbij horende normen en waarden komaf wordt gemaakt. Tabula Rasa en Initium Novum. Je reinste utopie natuurlijk. En utopieën lopen wel eens het gevaar, zoals ons de geschiedenis heeft geleerd, naar repressieve dystopieën af te glijden. Afstand houden dus.

Illusies raken me nog nauwelijks, al besef ik dat we niet zonder kunnen. Ik moet het bekennen: de gedachte aan een ‘grand soir’ prikkelt blijvend mijn verbeelding. Het was en is een droom uit mijn adolescentie. ‘Grand soir’ als nostalgie.

Maar ik transponeer en compenseer het gegeven naar de poëzie toe: hoezeer de vervulling onmogelijk is, er is altijd wel een spoor dat naar vervulling neigt – op die manier overleeft volgens mij de poëzie.

Ik zie een verband tussen wat de surrealisten in hun dagen als ‘le point sublime’ benoemden. Het hegeliaanse punt waarbij alle tegenstellingen zouden worden opgeheven. Voor de poëzie betekent het dat woord en daad zouden samenvallen.

Ach, kon dit maar waar zijn – de taal is, helaas, slechts een verzameling van tekorten en linguïstische valstrikken! Het lexicon heeft het wel eens verkeerd voor.

Het moet zijn dat we zo zijn geboren, dat we er graag eens op los fantaseren. Maar we worden op tijd wakker en vallen daarmee pijnlijk op het noodzakelijke kritische bewustzijn terug. Wat er dan van die dromen overblijft? Dat wat er gaande is in deze reeks: de terugval op een onstuitbare melancholie."

Zie meer over het begrip 'Grand Soir' via dit Wikipedia-artikel. (Franstalig)
 

© Alain Delmotte

De komende dagen publiceert de Schaal van Digther vier gedichten uit de Grand Soir-cyclus van Alain Delmotte

- Leerdicht over je leugens (Woe 4/12/2024)
- Leerdicht over het goede gebruik van een kast (Do 5/12/2024)
- Leerdicht op de kroeg (Vr 6/12/2024)
- Leerdicht over gedichten (Za 7/12/2024)


Alain Delmotte leest passages uit 'Grand Soir'
Vrijdag 20/9/2024 - De Geus Harelbeke - foto c. Peter Van Rompaey

dinsdag 18 oktober 2022

Leerdicht over het verlies van vrienden - Alain Delmotte

Leerdicht over het verlies van vrienden

1.

Vrienden, wat heb je eraan: ze zijn er of ze waren er.

Je was ooit eens iemands vriend. Hij noemde je zo:‘vriend’.

En hij ging weg. Niet meer dan dat. En dat was genoeg.

2.

Vrienden: ze zijn vol komen en gaan. Zijn ze weg, ze blijven weg.

Jaren later verneem je nog wel eens iets van één van hen: hun doodsbericht.

Iets wat je met verstomming had moeten slaan en je had er alleen verbazing voor over: hij leefde dus toch nog.

En nu niet meer.

3.

Waar die vriend die wegging zich nu bevindt? Je weet het niet. Misschien woont hij twee straten van je huis vandaan.

Misschien ontmoeten we elkaar zelfs elke dag, begroeten we elkaar bij de bakker. Maar we herkennen elkaar niet meer, nooit meer.

Zouden we niet durven?

4.

Nee, je herkent hem niet meer. Hij is zo veranderd.

(Zou hij aan de drank zijn?
Of zou jij het zijn die aan de drank bent?)

5.

Niet dat we ons elkaar niet meer herinneren. We hadden beloofd elkaar niet te vergeten.

Dat we elkaar hadden ontmoet, leek een samenzwering. Het heelal was er voor ons. Het heelal was van ons: zo beloofden we onszelf en de sterren!

Tja, wat beloof je als halfslachtig mens zoal niet. Op de koop toe is het is al zo lang geleden.

6.

Het beste wat een vriend je bieden kan? Een weerzien?

De ontnuchtering van een weerzien?

7.

De vriend die wegging, zou hij zitten te wachten om jou terug te zien?

Jij die met die vriend niet mee weg wou gaan en die je op die manier in de steek liet.

Zoiets zou je jezelf nooit hebben aangedaan! Al deed je het wel een aantal keren in je lasterlijke leven.

8.

Wacht hij tot hij nog eens iets van jou verneemt?

En, verdraaid, net vandaag ontving hij een brief: je doodsbericht.


© Alain Delmotte

 
Uit de bundel 'Dank dat we mogen verdwijnen', ‘Warhoofds leerdichten 3’ van Alain Delmotte die dezer dagen verschijnt bij Gaia Chapbooks.

De bundel is verkrijgbaar via deze Lulu-link of via deze Amazon-link
Een gesigneerd exemplaar is te verkrijgen via de auteur: alain.delmotte@proximus.be

 


maandag 17 oktober 2022

Leerdicht over de oerknal - Alain Delmotte

1.

Was het een afrekening, een wig die werd geslagen en zo elke komende nood aan symbiose bij voorbaat onmogelijk maakte?

Of een teken, een omen voor dat wat ging komen, dat wat voor lange tijd onomkeerbaar en onontkoombaar was?

Was dat het signaal dat ons verzocht om op onze hoede te blijven? Ach, we hielden er ons niet aan.

Of had het iets met liefde te maken, makker? Had die iets in te halen?

2.

Wie was ervoor verantwoordelijk? Was het een opdracht, een ordinantie? Een compromis? Of was het een lapsus?

Was het een onverlaat die doelbewust op een verkeerde knop had gedrukt? Werd hij of zij ervoor bestraft?

Of werd het zo gelaten?

Ja, het werd zo gelaten.

(Wat er ook van zij: wij moeten er nu voor opdraaien. Met bestendig en machteloos totterdood fulmineren.)

3.

Was die oerknal de Eurekakreet en de aha-erlebnis waarmee het universum in elkaar werd getimmerd en dat continu in aanbouw is totdat het wegslijt?

Alles wat niet bestond had er blijkbaar baat bij en nood aan. Het meest dringende eerst: was het de liefde die er wou zijn?

4.

Je woelt elk woord om tot je er een echo van de oerknal in ontwaart.

De poëzie die in elk van ons bij de liefde begon.

5.

De oerknal: hij doet zich voor als je in al je warrigheid schrijft. Elke keer weer. Om het even dat het zich achteraf tegen je keert.

Je wou dat het er was en het is er geweest.

Het was liefde die zich aan jou wou laten zien. Werd je het gewaar?



© Alain Delmotte


Uit de bundel 'Dank dat we mogen verdwijnen', ‘Warhoofds leerdichten 3’ van Alain Delmotte die dezer dagen verschijnt bij Gaia Chapbooks.

De bundel is verkrijgbaar via deze Lulu-link of via deze Amazon-link
Een gesigneerd exemplaar is te verkrijgen via de auteur: alain.delmotte@proximus.be

 


zondag 16 oktober 2022

Leerdicht over niets - Alain Delmotte

Leerdicht over niets

1.

Hoeveel is niets? Zoveel als wat rekenkundig nul is?

Voor ‘nul’ is er een woord, is er een herkenbaar teken.

De hoeveelheid aan ‘niets’ heeft als gevolg dat er geen woord voor kan zijn en zeker geen teken.

Kruis erover dan maar.

2.

Het woord ‘niets’ is een woord dat poogt om het niets te omzeilen. Niemand wil met name de taal kwijt.

Omdat het woord ‘niets’ niet de minste waarheid impliceert, heeft niet één mens er iets aan.

Niets is geen waarheid. Het is een toestand: je zit er middenin en dat is een waarheid die je niet wilt weten - het is een ervaring.

Het begint niet. Het eindigt niet. Het blijft.

3.

Zoveel is niets: beslissingen, berekeningen, belijdenissen, platvloerse discoursen. Hun spraakgebreken zijn hun inhoud.

Te dom om dood te doen.

4.

Feit is: niet één lexicon blijkt eigenlijk in staat het woord een sluitende en eensluidende betekenis mee te geven. Nochtans verklaart het alles.

Zelfs - en vooral - al wat zich niet laat zien.

Wie goed kijkt, begrijpt: niets is het enige wat iemand ooit te zien krijgt.

5.

Wat vang je ermee aan? Je kunt het niet eens laten gebeuren want het is er niet.

Het beschikt weliswaar over alle plaats: het hele heelal.

(Zou dit ons tot troost moeten zijn? Het betreft hoe dan ook een mislukt project, dat heelal. Het is een sterrenkind.)

6.

Niets.

Wat eraan vooraf gaat, wat erop volgt.

Niets.

Zowel geboren worden als gestorven zijn.

Maak je er geen ilusies over: niets, een in memoriam voor wat er nooit is geweest!

7.

Je moet er eens op letten, het begint en het eindigt op dezelfde manier en tussenin gebeurt het onwaarschijnlijke.

Of beweer je dat lukraak, om maar niets te zeggen?

Uit niets kan veel ontstaan. Alles wat je bedenkt, alles wat je wordt wijsgemaakt, alles wat je jezelf wijsmaakt, alles wat je bent - geweest.

8.

Het niets is goedkoop. Het is evenveel waard als hoop.

Niets heeft geen marktwaarde.

Niets!

Geef toe, makker: wie voelt zich eens niet zo?

Daarom: dank dat we mogen verdwijnen, niets.

© Alain Delmotte


Uit de bundel 'Dank dat we mogen verdwijnen', ‘Warhoofds leerdichten 3’ van Alain Delmotte die dezer dagen verschijnt bij Gaia Chapbooks.

De bundel is verkrijgbaar via deze Lulu-link of via deze Amazon-link
Een gesigneerd exemplaar is te verkrijgen via de auteur: alain.delmotte@proximus.be

 

 



 

zaterdag 22 juni 2019

Commentaar bij 'Leerdicht over het aanbieden van excuses' - Alain Delmotte

Commentaar bij ‘Leerdicht over het aanbieden van excuses’.

Toen ik voor het eerst deze tekst voorlas, verbaasde het me dat na de eerste zin gelach uit de zaal was te horen.

Veel van mijn teksten zijn meer dan eens doordrenkt met (zelf)spot en ironie. Zoals bevoordeeld in fragment 3 van dit leerdicht. Maar die eerste zin is dat niet. Integendeel: die zin is intriest, doorkerfd met een oppermachtige melancholie.

Deze tekst gaat over onze nalatigheid. Het tekort aan aandacht voor de dingen die om ons heen gebeuren maar waarbij we nauwelijks nog bij betrokken (willen - kunnen) worden. Dit zijn zowel de ander als de anderen, de details die onze omgeving mee bepalen en kleuren, de discrete gebaren, de kleine rituelen die ons tot mens en medemens zouden moeten maken. Een minimale basis aan verwondering.

Maar vervreemding overheerst. We beschikken niet meer of nauwelijks over het vermogen tot ‘aandacht’. We bezitten neurotisch aandoende fixaties: de routines die ons een leiband omdoen. We sluimeren constant. We houden ons niet meer aan rituelen, we zitten in conditioneringen vast. We leven van dag tot dag – dag in, dag uit: dagen die zich wezenlijk in tijdverlies laten omrekenen. Het nu wordt ons afgebeeld als een lapidair consumptieartikel terwijl het een indringende ontologische kwestie betreft. En dus een heel complexe zaak. Ik ervaar het nu als ‘een voorlopigheid’, niet als een absoluutheid. Het nu is wat ons overkomt – en dat is niet altijd als iets positief te ervaren. Het nu moet je afdwingen, wil je het in de diepte ondergaan. Het nu is een duel. Wie wint hangt van de omstandigheden af. En wie wint is vaak op langere termijn de verliezer.

Procedures namen steeds meer de plaats in van wat we vroeger ooit als wellevendheid of beschaafdheid omschreven. Brutaliteit in en met de taal wordt meer en meer toegestaan. In de eerste plaats in de politiek. De rest volgt.

Onze nalatigheid. Elke dag die we zomaar laten voorbijgaan is een overwinning van de routine, van het systeem waarin we hebben te roderen.

We moeten proberen er de aandacht weer bij te houden: dit lijkt me wat in feite leven in het nu zou moeten betekenen. We leven te weinig in het nu: we blijven beate, passieve toeschouwers van wat er om ons heen gebeurt. We worden er wezenlijk en onwezenlijk niet langer bij betrokken: zo langzamerhand worden selfies onze enige herinneringen. We zijn de toeristen van ons eigen leven geworden: en wat valt er in ons leven nog te bezichtigen?

Poëzie biedt noodweer.


© Alain Delmotte


Uit Warhoofds leerdichten 1, de gloednieuwe bundel van Alain Delmotte, een Gaia-Chapbook-uitgave.

Bestellen:
Warhoofds leerdichten 1 als E-Book(Gratis te downloaden)
Warhoofds leerdichten 1 als paperback





vrijdag 21 juni 2019

Leerdicht over het aanbieden van excuses – Alain Delmotte

1.

Bied bij het opstaan je bed je spijtbetuigingen aan. Omdat het ook dit keer je slechte slaap een onderdak had te geven, je lichaamsgewicht aan nare en onbillijke dromen had te dragen.

Dank het omdat het je met die dromen toeliet om veilig op een matras te landen.

Beloof het voor vanavond liefde, overwegend, nauwelijks doorwegende liefde.


2.

Excuseer bij het ontbijt, voor je eerste hap, het brood: dat je het zomaar en brutaal doorslikken moet, het is de haast nietwaar.

Wees niet nalatig: vergeet de kruimels niet. Wees genadig: geef ze een kans tot een tweede leven. Schud het tafellaken uit het raam uit.

Briesjes en vogels zullen die kruimels graag zien komen.

Daar zijn ze al.


3.

Verschoon op het werk je loyale aanwezigheid.

Praat je ijver en werklust aan je collega’s goed – hoe zuur ze er ook bij staan te kijken.

Vraag hen om gratie en leg je neer bij hun koffiepauzes, hun roddels en hun mêlee.


4.

Zie door de vingers dat het op het middaguur regent.

Bij een toevallige opklaring vergoelijk je tegenover een zonnestraal dat je haar ongevraagd in je hoofd durft binnenhalen.


5.

Verdedig de chaos op het einde van je werkdag en doe naarstig aan overuren. Je trein zal je toch niet meer halen. Niemand die je mist.

Tenzij je eenzaamheid en die hou je altijd op zak.


6.

’s Avonds vraag je aan de avond je misschattingen te vergeven.

Dat je je weer van dag hebt vergist.

Dat het vandaag op geen enkel moment ‘nu’ was maar tiksgewijs straks-straks, straks-straks.


7.

Maar niet getreurd, avond, heel de tijd dat je duurt, mag je avond blijven.

Dat het voor altijd avond mag blijven en dat je je nergens nog voor iets hoeft te rechtvaardigen.

Wees volop het donker dat gestaag aan het worden is en dat zich als wijn doet smaken.


8.

Verontschuldig je verlangen om het gemis, de vervullingen die het steeds weer, onomkeerbaar moet ontberen.

Wijn moet het goedmaken en wijn vult zelf je glas voor de hoeveelste keer bij.


9.

Het is laat. Zwenk naar bed, zonder je bed in de ogen te durven kijken, met berouw om wat je het vanmorgen beloofde, het deed geloven.



© Alain Delmotte


Uit Warhoofds leerdichten 1, de gloednieuwe bundel van Alain Delmotte, een Gaia-Chapbook-uitgave.

Bestellen:
Warhoofds leerdichten 1 als E-Book(Gratis te downloaden)
Warhoofds leerdichten 1 als paperback




donderdag 20 juni 2019

Commentaar bij 'Leerdicht over de kern van de catastrofe' - Alain Delmotte

Commentaar bij ‘Leerdicht over de kern van de catastrofe

Kort na zijn dood verschenen van E.M. Cioran (1911-1995) postuum nog enkele geschriften. Zo onder meer ‘Anthologie du portrait’ waarin een virtuoze inleiding van Cioran (in stilistisch prima conditie) en een verzameling in de loop der jaren genoteerde gesprekken onder de titel ‘Entretiens’- ‘Gesprekken’.

In deze vraaggesprekken had Cioran het vaak over ‘een komende catastrofe’. Je vraagt je voortdurend af over welke catastrofe hij het heeft. De atoombom, de derde wereldoorlog, nieuwe totalitaire regimes? De klimaatveranderingen en wat daarmee samenhangt?

Dat laatste zal het niet zijn: in Ciorans topjaren was het niet meteen een ‘hot item’. In mijn ‘Leerdicht over de kern van de catastrofe’ speelt de op ons afkomende ecologische drama’s tussen de regels wel een rol. Voor die drama’s zijn we in min of meerdere mate medeverantwoordelijk en dus niet meteen vrij te pleiten. Bijvoorbeeld door onze manier waarop we ondoordacht blijven consumeren. In dit leerdicht dik ik dat met het nodige sarcasme tot een schuldgevoel aan. Ik denk dat we best wel mogen aanvoelen dat we met een slecht geweten moeten zitten.

Maar er is meer aan de hand. Wie Cioran wat kent, weet dat met ‘catastrofe’ eerder iets van ‘mystieke’, ‘metafysische’ en ‘ontologische’ aard wordt bedoeld. Pas laat in de reeks interviews is er iemand die aan Cioran vraagt wat voor catastrofe hij eigenlijk voor ogen heeft. Cioran aarzelt en zegt dan: ’On ne peut plus être seul’. ‘Men kan niet meer alleen zijn.’ De interviewer gaat er niet verder op in. Het is me dan ook niet echt duidelijk wat Cioran wil aangeven.

Bedoelt hij dat ‘afzondering’ niet meer mogelijk is? Omdat de ruimte voor die spirituele (?) afzondering nergens nog te vinden is? Of bedoelt hij dat we niet meer over de innerlijke durf en kracht beschikken om die afzondering aan te kunnen?

Wat ik hieruit voor mezelf concludeer is dat voor Cioran – in Westerse zin - ‘het menselijke’ en ‘het menselijke zelf’ is aangetast, geërodeerd.

De ‘catastrofe’ heeft iets maken met het begrip ‘zijn’, met een gebrekkig geworden ‘zijn’: het ontologische failliet waarbinnen we ons bevinden, herleid het menselijk wezen tot een statistisch wezen. De catastrofe is die van het menselijk bestaan zelf. We zijn onwetend geworden over ‘het zijn’.

We worden meer en meer gereduceerd tot enkel ‘omhulsel’: onze kwetsbaarheid wordt weggecijferd. Voor poëzie is die kwetsbaarheid levensnoodzakelijk: het is de bron van haar taal, van onze talen. En zie: de taal wordt continu in haar binnenste geraakt. Het gevaar dreigt dat we niet meer in staat zullen zijn om volmondig te spreken, enkel nog om wat na te bauwen. Voor het gedicht zal dit wel de kern van de catastrofe zijn.


© Alain Delmotte


Uit Warhoofds leerdichten 1, de gloednieuwe bundel van Alain Delmotte, een Gaia-Chapbook-uitgave.

Bestellen:
Warhoofds leerdichten 1 als E-Book(Gratis te downloaden)
Warhoofds leerdichten 1 als paperback




woensdag 19 juni 2019

Leerdicht over de kern van de catastrofe - Alain Delmotte

Leerdicht over de kern van de catastrofe

1.

De catastrofe neemt haar tijd, ze neemt je langzaam in beslag met tijd. Van je geboorte tot je dood, de catastrofe heeft alle tijd.

Daag je haar uit, je bekoopt het met een nog grotere catastrofe. Laat haar liever betijen, laat haar haar beloop, bemoei je er niet mee.

Wees blind: zo laat de catastrofe haar niet zien.

Overleg kan haar gestolen worden. Redevoering noch pamflet kan haar verjagen. Ze vond haar onderkomen in het woord. Ze belemmert je het vrije woord: het gegeven woord is de kern van elke catastrofe.


2.

Je kunt haar alles toevertrouwen: op een venijnige manier houdt ze het geheim. Ze is jouw geheim. Ze zwijgt en wat ze zwijgt is jouw reuma van de dag.

Al denk je daar anders over: je bent haar stoutmoedigste atout. Je hulpeloosheid is haar sterkte: voor jou wordt ze daarmee onoverkomelijk. Haar kiespijn doet je kniezen.


3.

Haar einddoel is de inertie. Waarvan je vermoedt dat ze tot lang na je dood blijft duren. Haar einddoel is jouw inertie.

4.

Vraag je kinderen, je kleinkinderen naar de kern van de catastrofe: rampzalig want zonder aarzelen wijzen ze jou aan – het is hun zekerheid.


© Alain Delmotte


Uit Warhoofds leerdichten 1, de gloednieuwe bundel van Alain Delmotte, een Gaia-Chapbook-uitgave.

Bestellen:
Warhoofds leerdichten 1 als E-Book(Gratis te downloaden)
Warhoofds leerdichten 1 als paperback




dinsdag 18 juni 2019

Commentaar bij 'Leerdicht over hoe aan het gedicht te beginnen' - Alain Delmotte

Commentaar bij 'Leerdicht over hoe aan het gedicht te beginnen'

Ik schreef ooit een gedicht dat ik ‘Ode aan de beginregels’ heb genoemd en waarin ik het verlangen uit naar een gedicht dat ‘exclusief uit beginregels’ zou bestaan.

Ik las hier en daar dat dichters soms ervaren dat de eerste regel van een gedicht vanuit het ongewisse opduikt en dat de rest van het gedicht een kwestie van zwoegen is.

Dat zwoegen is er. Zeker. Maar ik vind dat au fond niet erg interessant: wegens te veel moeite. Dat ongewisse trekt me meer aan. Ik omschreef het als een soort (al)chemie tussen ‘huid, lust, en weerlicht’. In dat ongewisse vallen lichaam, taal en wereld samen en wellen vanuit de laagste trap van de extase en onze diepste psyché op. Aan het einde van ‘Ode aan de beginregels’ stel ik die extase (niet die psyché) in vraag. Ik merkte op dat ‘ontnuchtering heel vaak de enige verwondering is achteraf’. De meeste dichters (en ik reken me daar zelf bij) hebben inderdaad te korte beentjes om geniaal te zijn – om eens Louis Paul Boon te citeren. Gedichten worden heel vlug uiteengeklapte luchtballonnetjes, vrees ik.

In dit leerdicht doe ik de zaak nog eens over. Met dit verschil dat ik het niet langer over beginregels heb maar over ‘invallen’. Meteen de basis van mijn werkwijze: met invallen ga ik te werk, bouw ik de tekst op. Die invallen – waarover ik geen controle heb of wil - lijken soms ongerichte projectielen: ze hebben geen contexten. (Ik vraag me trouwens af of ze nood hebben aan contexten: ze komen op je af en daarmee basta.) In ieder geval probeer ik ze in een context te plaatsen. Zwoegen is voor mij het moeilijke, neurotische zoeken naar de juiste juxtapositie voor de bergen notities die ik her en der heb ‘opgevangen’.

Zeker: de ene notitie vloeit meer dan eens uit een andere voort, zodat er toch wel zoiets als een context of een geheel gevormd wordt. Maar voor een groot deel is dat niet zo. De notities die ik maak zijn erupties die nergens het begin van zijn en nergens een eindpunt van willen zijn. Het zijn kristallisaties, vertakkingen van een gemoed, van een humeur, van een reflexie, van een menszijn.

Over de mensheid – en dat zit volop in deze bundel - hou ik er geen edelmoedige gedachten op na. Het is geen misantropie, al heb ik voor dit gegeven toch wel enige sympathie – als het tenminste ook auteurs zijn, geen zuurpruimen. De mens is niet goed, niet slecht. In de meeste gevallen banaal: ik vind geen reden om dat de mensheid te verwijten omdat die banaliteit iedereen eigen is. Vaststelling: de mens is er. Hij ‘is’ er meestal heel vluchtig. In een ander leerdicht uit de bundel noteer ik dat de faam van een mens zijn sterfelijkheid is. We zijn te kortstondig om de eeuwigheid proberen te halen. Net als de dieren en de appelboompjes in mijn tuin. En de muggen, en de ratten.

Dit belet niet dat ik poëzie geen onzin vind. Al lijkt mijn houding in dit gedicht anti- of a-poëtisch. We moeten uitkijken over wat we schrijven, het steeds weer relativeren. Maar het nooit afschrijven of er de brui aan geven. Enkel inzien dat woorden eigenlijk vol schijnbewegingen zitten. Woorden kunnen o zo gemakkelijk prooien worden voor demagogen en ander kwaad volk. Een dichter moet volgens mij voor de woorden opkomen in het besef dat het maar woorden zijn: breekbaar, kwetsbaar, ziekjes. Dichters waken over de taal – dixit Auden.

Het is de aard van het beestje: poëzie is dubbelzinnig, dialectisch, niet vast te grijpen, bij momenten hulpeloos en dissident. Poëzie wordt geschreven vanuit een dissident veld.

Waarvan ik verder overtuigd bent: poëzie – ik loop hier Lautréamont achterna - heeft zich in iedereen een plaats gezocht en gevonden. Ze laat zich zien zoals we zijn: en dat zijn we, shit, haast nooit. Poëzie is van voor de woorden, van voor het verloop. De woorden komen te laat. De ervaring haalt het op de verwoording.

Wat de poëzie ons te bieden heeft, dat krijgen we niet, we moeten er constant op zoek naar gaan. Waar het voor mij op aankomt is de vitale dynamiek die deze zoektocht opwekt.
© Alain Delmotte


Uit Warhoofds leerdichten 1, de gloednieuwe bundel van Alain Delmotte, een Gaia-Chapbook-uitgave.

Bestellen:
Warhoofds leerdichten 1 als E-Book(Gratis te downloaden)
Warhoofds leerdichten 1 als paperback




maandag 17 juni 2019

Leerdicht over hoe je aan het gedicht begint - Alain Delmotte



Leerdicht over hoe je aan het gedicht begint

1.

Er is geen beginnen aan. Het is klaar: het gedicht beschikt over kop noch staart! Bespaar je dus de moeite, hou het bij wat je invalt.

Laat het gedicht zelf het vuile werk doen. Laat het komen, onderga het.

Vervloek het nadien als louter toonbeeld van vergankelijkheid.


2.

Geloof: ga er in de eerste plaats van uit dat het hiernamaals wel, wellicht of niet bestaat, dat in ieder geval ook ontreddering in gebreke blijft.

Schrijf. Blijf geloven dat het hiernamaals zal worden wat je schrijft. Echt waar: de hemel is wat iemand overdrijft - als hij met een mondvol begeert.

Daarom: beperk je. Geniet van het nietszeggende immanente: dat zegt meer.


3.

Ga uit van een vermoeden aan taal. Hou daarin vol. Sluit de onrust die je zwijgen is af.

Vlug, vlug: betrap verwarring op een regel die je nu eens niet ontglipt. Pieker niet over de goede afloop ervan - dat lukt je niet, want het wordt geen gedicht: het gedicht begon nooit.

Ga helemaal lukraak. Wees er gerust in.


4.

Blijf in de buurt van het disparate: het loopt zo ontroerend verkeerd uit dat zelfs het gedicht het zo wilt.

(Waarschuwing: laat het gedicht je niets opdringen! Blijf mens - blijf kluns.)


5.

Toon je woede niet openlijk. Wring het, dwing het tussen de regels.

Zo koelt die woede nooit af.


6.

Trek je van sirenenzangen niets aan: stop was in je oren, gebruik je hersenen.

Besef dat zingen iets is uit je vorige levens.

Voor zingen ben je vandaag te schor geboren. Het gedicht is achterhaald: blijf doof.

(En troost je met de gedachte dat je met die stellingen geen rekening hoeft te houden: zing, maar hoor het niet zelf.)


7.

Geloof in wat je ogen voor je zien en heb alle redenen om aan te nemen dat je blind bent. Pronk met wat jezelf ontmoedigt. Delf het onderspit: dan pas zal het gedicht je misschien kunnen lukken.

Wacht daarvoor op betere tijden, al komen die nooit.

Voor grootse gedichten moet je wachten op grootse tijden: die zijn nu echter voorbij.


8.

Ultiem advies: ‘Er valt enkel klatergoud te rapen. Ontnuchter.’


9.

Elk begin is een valse start. Onthoud dat de woorden je meestal te vlug af zijn. Leg op tijd het gedicht weer je zwijgen op.

Nog voor je het de kans gaf zich te laten beginnen en nog voor je lezer het zich toe eigent, nog voor het gedicht jennend dichtklapt.


10.

Het hogere doet te veel hopen op het onverhoopte. Het lagere is niet pluis.

De middelmaat kreeg je klein. Hou je daarom aan de middelmaat en wees op die manier je middelmaat wraakzuchtig de baas.


11.

Besef dat je te moe bent geboren. Poëzie? Nooit raak je verder dan wat eraan voorafging.

Verzoen je.

En nogmaals: schrijf - dag in, dag uit - wat je invalt.

Maar val er niet in - val er niet over.

En uit.


© Alain Delmotte


Uit Warhoofds leerdichten 1, de gloednieuwe bundel van Alain Delmotte, een Gaia-Chapbook-uitgave.

Bestellen:
Warhoofds leerdichten 1 als E-Book(Gratis te downloaden)
Warhoofds leerdichten 1 als paperback





donderdag 21 maart 2019

Derde leerdicht over het licht - Alain Delmotte

© foto Jan Vanmeenen























1.

Licht en de democratie die het bij brengt.

De onvermurwbare grondwet van haar republiek: de klaarlichte dag.

Het moet zich aan iedereen laten zien: niets mag het verborgen houden, niets mag verborgen blijven.

Licht heerst niet. Het deelt zich eindeloos op. Het deelt zich eindeloos uit. Iedereen komt het toe.

Zelfs de blinden. Zelfs de dronkaards en de dieven.

Helaas: zelfs de meelopers, de rassenhaters, de rijke stinkerds. Licht is te minzaam voor kritisch vermogen.

Het militeert. Het propageert doorschijnendheid.

2.

Het roept vroomheid op en wordt bij elke gelegenheid aanbeden.

In tempels.

In kathedralen.

In de loges.

In vluchtelingenkampen en gevangenissen.

Zonder licht doemt uit het denken geen Eureka op. En niet één van onze luchtspiegelingen.

3.

Licht staat nooit stil. Zet er spoed achter als je het in stilstand zien wil.

Of het met een haiku wil vereren.

4.

Elke dag laat het zich een nacht lang missen.

Op haar hoogtepunt brengt het ons verlangen.

Maar vervullen doet het niet: dat laat het aan jou over.

5.

Wie het die dag heeft misgelopen, zoekt het in de liefde terug op.

(Laat het zich daar echt weer openbaren – of verdwijnt het daar nog meer?)

6.

Er is niets overtolligs aan: je geeft haar alles plaats die ze meer dan nodig heeft.

Laat het ademhalen, laat het zich verwonderen.

Obscure plekken vermijdt het: die mag de nacht voor zich houden.

7.

Maanlicht moet niet proberen er zich aan te meten.

Als een theelichtje blaas je het zo uit.

8.

Als je denkt aan de dagen die je het aan andere zaken hebt verbeuzeld. Dat licht komt nooit meer terug, dat licht heb je verkeken, houdt zich niet voor gezien.

9.

Het past precies in wat je van geluk verwacht. In wat je van het geluk gelooft.

Geluk, het moet het licht zijn dat dat heeft bedacht. Het is namelijk niet bij machte om ongelukkig te maken.

10.

Het heeft nergens een verblijfsvergunning voor nodig. Het voelt zich thuis waar het is.

Ongevraagd en zonder gêne breekt het bij iedereen binnen.

11.

Ook bij jou.

Het komt naast jou zitten als je schrijft, zonder dat het je stoort.

Het weet zeer goed de stilte te bewaren.

Dezelfde stilte die je ook in de dingen hoort.

© Alain Delmotte