De drie Ensors: de diefstal
Ha! Ze denken
dat ze het opgelost hebben! Ik heb net naar de podcasts geluisterd. Niet slecht
gemaakt. Maar wat die bewijzen is vooral hoe erg de rijkswacht en de
gerechtspolitie geklungeld hebben. En ik zit deels te gniffelen, maar ik maak
me ook kwaad om zoveel nonsens.
Het hele opzet was gewoon bedoeld als aprilgrap. L’Exodus du Christ, kom nu! Even wordt wel gesuggereerd dat dit zo was, maar daarna wordt die optie aan de kant geschoven om er een echte misdaad van te maken. Het enige wat ik nooit begrepen heb is dat nooit iemand zelfs maar de optie van te betalen geopperd heeft. Was het zoveel gevraagd? Het is natuurlijk een echt Oostends verhaal: alleen appartementen brengen op! Betalen voor kunst? Verkopen! Dat was de specialiteit! De Intrede van Christus hebben ze verlapt aan een rijk museum in Amerika, de klootzakken! Terwijl dat het schilderij hen gratis in de handen gevallen was, omdat het zo groot was! Echte Oostendenaars!
En de dief? Ik heb hem goed genoeg gekend. Hoeveel keer is hij niet, nadat hij beneden zoals elke week naar de bibliotheek gegaan was, de trappen opgeklommen om op de tweede verdieping de Ensors, de Permekes en de Spilliaerts te gaan bewonderen? Jaren tevoren was ik soms meegegaan. Nu zat hij zonder werk, na een job bij een landmeter. Nee, ik ga niet zijn naam verraden, anders is alle plezier eraf. Ik weet nog niet of ik dat eigenlijk wel ooit ga doen.
Maar beginnen we bij het begin. Van die Ensor geschiedenis wel te verstaan. Hij zou dus door dat vuil krot aan de Witte Nonnenstraat naast het Feestpaleis naar boven geklauterd zijn, dan op het dak geklommen zijn en dan als een regelrechte cowboy een speciaal (en zwaar – ik kan het weten!) oranje touw om ‘de schouw’ van dat gebouw gegooid hebben. Als je hem gekend hebt, en er zijn nog Oostendenaars in leven die hem gekend hebben, maar ze weten niet van die diefstal, dan zou je weten dat dit onmogelijk was. Zo’n pietje precies! Zelfs zonder werk zag hij er altijd netjes uit.
En dan: de schouw? Hoho, was er maar één? Die jongens zijn duidelijk nooit op dat dak geraakt! Jaja, ik kan het voor mij zien: meneer Stefaan kijkend vanop zijn dakterras met een zelf gerold jointje in zijn mondhoek! Waar woont die kerel trouwens? De grote kerk links, de Europatoren recht voor, rechts het gebouw in kwestie, het toenmalig Feest- en Cultuurpaleis. Die zit ergens aan de achterkant van de zeedijk! Dat is een eeuwigheid weg! En het klinkt niet alsof ze er een straffe verrekijker op gezet hebben.
Dan klimt de dief – hupsakee - naar de dakgoot van het Feestpaleis, wandelt er een twintig meter door en hij breekt een dakvenster om op de zolder te komen. Het is maar een gedacht!
Die telefoon de avond voor 1 april? Ooit bij stilgestaan? Nee, geen mens heeft er ooit bij stilgestaan. Dat was gewoon “een vergissing”. Een vergissing net voor een kunstroof? Komaan jongens! Denk ’s serieus na, als dat nog lukt! Er zijn geen vergissingen op zo’n momenten!
Zo moeilijk is het niet! Wat gebeurde er in de avond net voor 1 april, op 31 maart 1978, een vrijdag? Een vrouw belde om te melden dat er ingebroken was in het museum. Was dat na een sluitingsdag? Of na een lange nacht? Nee: er werd ’s avonds gebeld, en het museum was die dag de hele tijd open geweest. Niemand die dat raar vindt? Waren die suppoosten zo slordig dat ze tijdens de dag niets merkten? Of zo ijverig dat ze erop ingaan, zonder te bedenken dat dit gewoon niet kan, inbreken op een vrijdagavond, de uitgaansavond!
Die deur in de hoek naar de zolder waarvan de buitengrendel niet dicht was. Toeval? Een beetje te veel toeval! Pak nu eens dat het geen toeval was. Wat kon er dan achter zitten? Iemand die de deur geopend had en de trap naar de zolder genomen had kon die grendel niet terug vastzetten. Ten hoogste kon hij hem zo zetten dat hij op het eerste gezicht gesloten leek: dichtgeschoven tot aan de deurspleet.
Had de dief, die inderdaad daar zat, gewild dat ze op onderzoek kwamen? Ja, dat wel. Dat die suppoost ook de foute grendel zag, was een streep door de rekening, maar geen grote: de dief had ermee gerekend dat dit kon. Het plafond bestond uit van die kartonnen vierkanten, dus makkelijk uit te breken. En wie belde er? Eerst wordt een buur vermeld, dan de vrouw van die buur…Een buur van wie of wat? Van de suppoost? Hoogst eigenaardig: wie belt er naar een buur voor een aprilgrap de dag voor 1 april? Want wanneer je dit doet, weet je heel goed dat je buur terug naar zijn werk moet om te gaan controleren! Is dat nog een grap? Is dat spoor gevolgd? Nee dus…Hier weet ik ook niet meer over, maar ik woonde toen niet eens in Oostende meer. Al kwam ik wel soms in het weekend terug…
Even opzij: in
die Podcast wordt Ensor zelf opgevoerd in de Falstaff, zijn stamcafé. Maar…niet
op de juiste plek! De Falstaff was in de overdekte galerij, en niet op het
Wapenplein! Dikwijls genoeg geweest: ze hadden de beste garnaalkroketten van de
stad. En Duits bier. Die rijkswachtkazerne waarvan sprake, daar kwam ik
jarenlang langs op weg naar en van school. Daar was geen muur, maar wel een
grote grijze poort. Ik vermeld het omdat een van de twee sprekers het over een
muur heeft. Die er dus niet was…
© Geert Barbier
Geert M.G. Barbier (Oostende 1951) is IT’er op rust en woont in Thailand. Hij schrijft en vertaalt sinds 2023 uit het Duits, Engels en Portugees. In 2024 werd een verzameling Gogoleske verhalen rond Oostende, Oostendse Totjes gepubliceerd. ‘Een zee, een kust, een leven’, een verhaal over een Portugese visser, werd gepubliceerd in Elders Literair in maart 2025. ‘Adrienne aan zee’ verscheen in juli 2025, opnieuw in Elders Literair.
![]() |
Bron: Geert Barbier op Facebook |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten