Al het vaststaande verdampt, al het heilige wordt ontwijd (°)
Een getuigenis van Flor Vandekerckhove
Toen ik in 2013 afscheid nam van de
boekenmarkt, had ik daar mijn redenen voor. Dat ik dat toen op een zinvolle manier kon doen,
komt door wat ‘het digitale’ me ter beschikking stelde. Ik koos voor een
welhaast dagelijks bijgehouden weblog — De Laatste Vuurtorenwachter — en voor
de zelfstandige publicatie van e-boeken, gratis verkrijgbaar via De
Weggeefwinkel van De
Lachende Visch.
Ik heb dat moeten leren, digitaal schrijven. Gauw!, autofictief boek van mijn kindertijd, had vijf edities nodig om eindelijk te worden wat zo’n e-boekje enerzijds vraagt en anderzijds mogelijk maakt, Gauw! werd uiteindelijk een coming of age in provovers, met luisterfragmenten die je naar die tijd terugvoeren. Zo is ook een blog nog iets anders dan het elektronische equivalent van een papieren tijdschrift, het is een regelmatig bijgewerkte website, een plek die tot een vloeiend schrijfproces uitnodigt, startend van een tekst die voorlopig is, evolueert, elders naar wijst (de link); een drager die het verhaal niet versteent, zoals een papieren blad dat uiteraard wel doet. Sindsdien voeg ik beeld en klank toe aan wat ik schrijf en experimenteer ik met korte teksten die de surfende blik van de internetlezer bij ’t verhaal houden… De Laatste Vuurtorenwachter is een digitale werkplaats waarin ik, als ware ik een alchemist der letteren, de dingen meng: publiek dagboek en verhaal; essay en kladwerk; eenmanskrant en poëzie… Alles in de smeltkroes, hopend dat er goud van komt, verhaal zoekend in handpalmverhalen, drabbels, eenparagraafverhalen, provoverzen, prozagedichten, driezinnenverhalen, oneliners en mini-essays.
In die digitale wereld ben ik inmiddels meer dan tien jaar bezig en onderweg heb ik me uiteraard wel eens de vraag gesteld waarom dat alles in ’t literaire veld onopgemerkt blijft, vraag die misschien wel terug te brengen is tot een andere: kan een schrijver weigeren z’n literaire kraam op de markt te positioneren en er tegelijk over klagen dat men zijn kraam niet vindt? Ik denk dat ik het antwoord inmiddels wel weet, ik formuleer het in De blogger en de literaire markt.
Intussen heeft de wereld niet stilgestaan. In 2022 vraagt Isabelle, echtgenote van Dimitri Verhulst, aan een machinerie, soort ChatGPT, om haar een verhaal te bezorgen zoals haar man er normaliter een schrijft. Het resultaat laat Dimitri Verhulst schrikken: ‘Ik voelde me om te beginnen wreed getypecast. Dat was angstaanjagend, fokking goed geschreven. Ik dacht dat het effectief van mij was. (Schertsend) Nee, maar het was wel mijn schrijfstijl. Echt griezelig. (…) het is wel angstaanjagend. Je moet weten dat die technologie volgende maand al veel beter zal zijn.’
Ik doe het haar na, nu met iets van mijn eigen schrijverij. ‘Kunt u me in exact honderd woorden,’ vroeg ik aan ChatGPT, ‘een fictieve roman noir vertellen, met als protagonisten een mislukte schrijver en een escort? Het verhaal dient zich af te spelen op de Oostendse Oosteroever.’ In minder dan geen tijd krijg ik een antwoord dat ik alleen lichtjes moet aanpassen om het helemaal naar mij toe te trekken.
OP DE KILLE Oostendse Oosteroever dwaal ik rond, een
mislukte schrijver met inktzwarte gedachten. In de rokerige middenclub ontmoet
ik de kaaihoer, thans escort, met littekens achter
haar glimlach. We drinken whisky en zwijgen over
ons verleden. Wanneer de escort me vraagt een klant te volgen die te veel weet,
ruik ik inspiratie —
of ondergang. Ik volg de man,
verdwijn drie dagen, en keer terug met bebloede handen en een kladschrift vol
waanzin. De escort leest het, glimlacht triest. ‘Nu ben je
eindelijk schrijver,’ zegt ze, voor ze me aangeeft bij de politie.
Regen valt, de Oosteroever zwijgt, zoals altijd.
De slotzin maakt me jaloers: ‘Regen valt, de Oosteroever zwijgt, zoals altijd.’
En het wordt erger. Op het einde van 2024 vertaalt een geschoolde vertaler een gedicht van Jean Pierre Rawie⇲ in ’t Engels, hij is daar een dag lang mee zoet, ’s morgens begonnen, ’s avonds gedaan. Omdat die mens wel meer met taal bezig is, beschikt hij over een betalend, professioneel programma voor kunstmatige intelligentie (AI)⇲. Die avond vraagt hij aan dat ding om ook een Engelse vertaling van dat gedicht te maken. Drie seconden later is er al resultaat, verschillend van ’t zijne, maar ook zeer geslaagd. Hij daagt me uit: welkeen van die twee vertalingen is des mensen, welkeen komt uit de machine? Ik aanvaard de uitdaging, vergelijk het origineel in z’n geheel met de twee vertalingen, doe het daarna nog eens strofe per strofe en uiteindelijk lijn per lijn. Twee keer perfect metrum, twee keer perfect rijmschema, twee keer perfecte vertaling. Op basis van een esthetisch aanvoelen maak ik tenslotte een keuze, en wat blijkt? Blijkt dat ik er glad naast zit! (°°)
Daar hoef ik me niet voor te schamen: Door AI gegenereerde poëzie is niet te onderscheiden van door mensen geschreven poëzie en wordt gunstiger beoordeeld⇲: ‘Naarmate door AI gegenereerde tekst zich blijft ontwikkelen, wordt het steeds moeilijker om deze te onderscheiden van door mensen geschreven content. (…) Opvallend was dat deelnemers eerder geneigd waren om door AI gegenereerde gedichten te beoordelen als door mensen geschreven dan daadwerkelijk door mensen geschreven gedichten (…). We ontdekten dat door AI gegenereerde gedichten gunstiger werden beoordeeld op kwaliteiten zoals ritme en schoonheid, en dat dit bijdroeg aan hun foutieve identificatie als door mensen geschreven.(…).’
Wil je een verhaal lezen/schrijven? Een
gedicht? Vraag het aan ChatGPT en die levert het je in minder dan geen tijd.
Waardoor de woorden van T.S. Eliot⇲ in deze AI-tijden nieuwe betekenis krijgen. ‘Hier ben ik dan, ergens
middenin, en al twintig jaar,’ zegt hij:
Bezig om woorden te
leren gebruiken, en elke poging
Is een heel nieuw
begin, en een nieuw soort mislukking
Want de beheersing die
je over woorden hebt verworven
Dient enkel voor wat je
niet meer te zeggen hebt, of de manier
Waarop je dat niet
langer zeggen wil. En zo is elke poging
Een nieuwe start, een
aanval op het ongezeglijke
Met primitief
gereedschap dat voortdurend achteruitgaat
In de gebruikelijke
brei van onprecies gevoel,
Van eenheden emotie
zonder discipline. En wat er is om te veroveren
Door kracht en
overgave, is al eens ontdekt
Een of twee keer, of
vaker, door mensen die je niet kunt hopen
Na te streven - maar er
is geen competitie -
Alleen de strijd om
weer te vinden wat verloren is gegaan
En steeds opnieuw
gevonden en verloren: en nu onder omstandigheden
Die ongunstig lijken.
Maar misschien verlies noch winst.
Voor ons geldt
enkel en alleen het pogen. De rest gaat ons niet aan.’ (°°°)
Mijn onderwerp is — ’t staat in de ondertitel van De Laatste Vuurtorenwachter — ‘de verdwijnende wereld van een babyboomer/soixantehuitard.' Ik denk wel dat zo’n artificieel intelligente machinerie in staat is om, nu of morgen, dé ‘coming of old age’-roman van een soixantehuitard te produceren. Ik vind ook dat we dat aan de machine mogen overlaten. Ik luister liever naar wat Saskia De Coster zegt: ‘(…) dat er nog een immens terrein braak ligt waar de literatuur een nieuw speelveld kan vinden en de schrijver zijn identiteit kan heruitvinden en herontdekken.’ (°°°)
Ik vraag ChatGPT wat
zij ervan vindt en haar antwoord is even waar als prachtig: ‘De
taak van de schrijver is aarzelen, dwalen, missen.’ Want daarin
versla ik de machine dagelijks en met gemak! Ik doe het met de publicatie van
een almaar toenemend aantal marginale stukjes die elkaar aanvullen,
tegenspreken, afvallen en overtreffen, zoals dat past voor iemand van mijn
generatie. De literaire vertaling van de
verdwijnende wereld van een babyboomer/soixantehuitard is geen roman, het is
een almaar veranderende mozaïek in wording, die in een literair maquis tot
stand komt, een maquis waarin ook vernieuwers als Charles Baudelaire, Isaak
Babel, Paul van Ostaijen, Charles Reznikoff, de dichters van de beatgeneration
en Bob Dylan zich hebben opgehouden, ongezien werkend aan een literatuur die
vreemd is voor degenen die de dienst uitmaken. (°°°°°)
(°) De titel is geïnspireerd door een passage
in Het
Communistisch Manifest⇲.
(°°) k kan die twee vertalingen niet tonen,
ze werden mij in vertrouwen toegestuurd en niet ter publicatie.
(°°°) T.S.
Eliot in Four Quartets⇲. In een vertaling van Peter van Huizen, hier
in dbnl⇲.
(°°°°) Saskia De Coster in ‘Leve de schrijver
zonder boek’ (DS der Letteren, 5 juni 2021) Meer erover in Twee
groene⇲.
(°°°°°) Velerlei
maquis⇲ is een essay waarin ik
een periode uit het het werk van onder anderen Charles Baudelare, Paul van
Ostaijen en Bob Dylan belicht, meer bepaald de tijd waarin ze hun werk in het
verborgene (het maquis uit de titel) produceerden. Bestaat er ook
vandaag zoiets als een literair
maquis? Zijn er vandaag schrijvers die zich, ongezien door
het literaire veld, in dat maquis ophouden? Zijn die schrijvers in dat maquis
in de weer met taal-, vorm- en genre-experimenten, zoals modernisten dat,
beginnend met Charles Baudelaire, ook deden? Ik schreef er een essay over, Velerlei maquis.
De digitale publicaties (pdf of ePub naar keuze) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel: in dit geval ‘Velerlei maquis’) en zeg ook of je pdf dan wel epub verkiest: liefkemores@telenet.be⇲. Zoals al de e-boeken van uitgeverij De Lachende Visch is ook dit essay gratis voor wie erom vraagt. Er is een PDF-versie en het is ook beschikbaar in EPUB. Je kunt bestellen via liefkemores@telenet.be⇲. De Weggeefwinkel zorgt ervoor dat het in je mailbox valt. (Vermeld titel en welke versie je verkiest, pdf of epub.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten