zondag 28 april 2019

Goed gecamoufleerd en in oorlogskleuren

Over 'Het dikke meisje en de ziener' van Philip Hoorne
Recensie: Frank Decerf

Philip Hoorne leeft in het struikgewas van de literaire jungle. Hij is goed gecamoufleerd en komt weinig tevoorschijn; hij werkt zonder al te veel rumoer aan zijn poëtisch oeuvre. Maar heel af en toe gaat hij tot de actie over. Dan tooit hij zich in oorlogskleuren, komt vanuit het
woud, gooit je een nieuwe bundel in het gezicht en trekt zich dan weer vliegensvlug terug. Deze keer trof hij mij met Het dikke meisje en de ziener. Ik heb het niet zo op dikke meisjes, maar de meisjes van Hoorne daar moet je altijd even bij stilstaan. De vaak verzwegen Philip Hoorne is een productieve auteur; dit is zijn zevende bundel. Wie zijn poëzie wél regelmatig leest, kent hem een beetje. Hem helemaal doorgronden is moeilijk of neigt naar zelfoverschatting. Hoorne is in wezen een woordgoochelaar met heel diepe mouwen. Hij tovert en zet ons steeds op het verkeerde been. Bij hem veel verrassende wendingen. Zijn gedichten zijn volgroeid en vrij van banaliteiten. Hij duffelt zijn verzen zeer goed in. Ze moeten elke aanval doorstaan. Wat banaal lijkt, wordt eigenlijk speciaal. Wat voorspelbaar schijnt, wordt een heerlijke verrassing. Hij creëert afstandelijke personages in een even afstandelijke setting. Alter ego’s die een cryptische boodschap meedragen. Hoorne voelt zich aangetrokken tot al wie geen contact wil. Hij doorboort het harnas van de oppervlakkigheid. Het absurde mag wel welig tieren. Hoorne staat – gewapend met zijn vakmanschap - ten dienste van de taal. Daarnaast hanteert hij vaak humor en ironie als bovenlaag voor verdere diepgang. Hij laat zijn lezer genieten van schijnbaar alledaagse situaties. Fruit doorstaat bijvoorbeeld een tragische eenzame opsluiting.


ANANAS


en zodoende belandde ananas in de gevangenis
alwaar een zoete blozende bewaker
hem in een koelcel bewaart

begrijp me niet verkeerd
ananas heeft niets misdaan
ananas ligt languit op zijn brits
ananas wordt driemaal per dag gelucht
ananas vervloekt de dag dat hij rijp is
voor de slacht

ananas maakt geen amok
ananas roept niet om zijn moeder
ananas knoopt geen lakens aan elkaar
ananas zit rustig zijn appetijt uit
en is elke dag een beetje meer
om op te eten


© Philip Hoorne


En toch is het poëtisch universum van Hoorne er ook een vol agressie en uitspattingen. Zijn muze zet constructies in elkaar die enkel op papier mogen of kunnen gedijen. De wreedste handelingen komen via tedere verwoording toch nog als aanvaardbaar over. Grimmigheid is in deze bundel een attractief winstpunt. Psychopathische hersenspinsels veroorzaken uiteindelijk meestal wel een goedkeurende glimlach. Philip Hoorne is de meester van de poëtische hypnose; zijn lezers zullen hem volgen. Zij weten nooit waar het zal eindigen. Dat is een sterkte die aanzet tot meer. Het verhalende karakter wentelt als een tornado. Deze poëzie zit vol schijnbewegingen. Het begint simpel, maar eens op die roetsjbaan, snel je naar een einde dat onvoorspelbaar was. Al bij al poëzie voor goedgemutste lezers die naast serieuze verzen ook voldoende luim kunnen appreciëren. Philip Hoorne leverde met Het dikke meisje en de ziener een mollige, fascinerende bundel.


Het dikke meisje en de ziener, Philip Hoorne, In de Knipscheer 2019, Haarlem, ISBN 9 789062 657551


© Frank Decerf


zondag 21 april 2019

Rolex - Joris Denoo



                                                                                                       ‘Time is on my side’

Meneer

U neukte mij in de nacht van vrijdag op zondag. Ik vond het heel fijn. Deze liefdesdaad vormde zelfs even een bron van vermaak, gedurende enkele seconden. Maar nu zit ik met een probleem. We zullen samen een kind hebben, na mijn quarantaine van de gebruikelijke dracht. Uw horloge ligt hier nog (u was zo attent dat af te leggen teneinde me niet te verwonden tijdens het liefdesspel), maar u heb ik sindsdien niet meer gezien. Daarom neem ik even de laptop ter hand om u te schrijven.

Hierbij volg ik slechts gedeeltelijk de BIN-normen van de briefschrijverij. Die zijn, zoals u weet, opgelegd door het Belgisch Instituut dat alles wil ‘normaliseren’, zeg maar: beveiligen. Nou, ik bied u alvast een platte tekst, zonder veel plichtplegingen. Wat ik verder met mijn gevoelens aanvang, daar zijn in geen enkel instituut woorden voor. En ik mag alvast hopen dat onze nakomeling nooit ofte nimmer een uniform of apenpakje zal dragen. Denk nu niet onmiddellijk dat ik driftkikkerig te werk ga. Nee. De lengte van deze brief bewijst het tegendeel. Wil u eventueel de andere metaforische richting uit: ik voel me momenteel zo koel als, nou, een kikker dus. De associatie met ‘kikkerdril’ laat ik hierbij in het midden van onze vijver. Allerlei vormen van humor zijn hier misplaatst.

Toch brengt die onvermijdelijke associatie me bij mijn volgende bedenking. Lees maar: overtuiging. Het kind dat u en ik samen hebben uitgelokt, wil ik wel degelijk geboren laten worden. Dat is, na de dans van de miljoenen waterkansen, een van de twee mogelijkheden. Het is leven of niet-leven. Wat is de mens toch een vrij wezen, nietwaar? Het wordt een mooie herinnering, die alsmaar groeien zal. De gedachten aan een universitaire opleiding voor onze uk zet ik vooralsnog even opzij. Maar ondertussen zullen zich het komende anderhalve decennium diverse onkosten voordoen. Het mag onze verse wereldburger aan niets ontbreken, voorwaar.

Terwijl ik naar uw horloge zit te kijken, zie ik de tijd voorbij tikken. Dure tijd. Time is money, honey. Uw polsslag zit er zelfs nog in. Hoe onachtzaam and yet toch zo symbolisch van u dat voorwerpje mij hier na te laten! Of kwam u graag nog eens terug naar de plaats van de moord? Beschikt u eventueel nog over het garantiebewijs?
Tja, dat u nu, net voor de herfst van uw leven aanbreekt, ik bedoel wel degelijk uw levensherfst, nog een nakomeling scoort! Het moet zoiets zijn als het plotse opduiken van een vliegtuig in het mariablauwe zomerzwerk van de vijftiende eeuw. Dat had u nooit verwacht, hé? U hield er totaal geen rekening mee. U liet alle profylactische bekommernissen gemakshalve aan mij over. U bent immers een man. Nou, weest u verder maar eens flink man. Ook bij u begon het ooit met een ijverige zaadcel. Iets substantieels van uzelf zal nu binnenkort mee de aarde helpen bevolken, deze blauwe plek in het heelal. Bidden we samen om body & soul, gevoel & rede. Een ietsje meer mag best.

Ik ben van plan binnenkort ochtendmisselijk te worden. In vroege treinen zal ik bijvoorbeeld onverwacht overgeven. Bedienden en scholieren zullen een halte te vroeg doen alsof ze ter bestemming zijn en een ander compartiment opzoeken. Een ietsepietsie uw schuld, vindt u niet? Ook zal ik een niet te onderdrukken neiging vertonen om ononderbroken bananen te vreten. Waarschijnlijk neem ik tevens grote hoeveelheden avocado’s tot mij. De vrouw van de Vivo om de hoek zal misschien als allereerste wat langer in mijn ogen kijken, dan naar mijn buik, daarna naar haar weegschaal voor gezond fruit en gezonde groenten. Opzwellen zal ik ondertussen gestaag.

Bij de eerste prenatale penalty’s wil ik evenmin nalaten u even op te bellen, weze het dag, weze het nacht. Dan wil ik geen voetbaltermen van u te horen krijgen. ‘Ze schoppen hem misschien half-do-od’, weet u wel. Het kan zich natuurlijk ook zo voordoen dat u mij af en toe frequenteert met lieflijkheden zoals daar zijn tulpen, pralines, oorbellen of een kijkboek met textielmotieven betreffende de wieg. Allerhande versnaperingen zullen te allen tijde in dank worden aanvaard. Allemaal kleine onkosten voor u en uw firma. Misschien rekent u zelfs kilometervergoeding aan, aan uzelf. À propos, u die naar eigen zeggen zo vlekkeloos en zo vlotjes eurogeconverteerd was tot ver na de komma: enig eurobenul van geboortepremie? Sojagedoe? Pamperaanschaf? Nadat ùw komma in mijn staathuishoudkunde juichend huishield, zijn ook die getalletjes beduidend hoor! Sigaretten, ten slotte, laat u bij visitatie echter maar beter achterwege: de allerlaatste heb ik gerookt toen u aan mijn wastafel uw lulletje met mijn rozenwater besprenkelde. Rozenwater dient om de ogen uit te wrijven, meneer. En blijft u verder maar van die verwijfde Dunhills af; u bewijst ook zonder dat het u voor de wind gaat. Overigens rookte ik die eigenlijk maar uit beleefdheid. U had ze me opgedrongen omdat u vond dat een vrouw die zelf haar sigaretjes piert ook andere stuff tot zich neemt, dus voor iedereen open staat en gezwind andermans koffer in duikt. Zo ging de breedheid in uw denken vaak de breeveertien op. U dacht als een douanier.
(Tiens, dat u dat halve pakje toch niet liet liggen, naast uw Rolex!)

Misschien vindt u het nu jammer dat ik niet tot de zovelen behoor die hun lijf als een kathedraal beschouwen. Ik zou (en dat hoopt u), in het licht daarvan, kunnen overgaan tot het wegmaken van mijn, pardon: ons vruchtvlees. Tot meerdere glorie van mijn lichaam, dat ongeschonden zou blijven. Ik verkies echter het totale leven, met zijn lusten en zijn lasten. Niet omdat het voor een stukje van u komt; wel omdat ik eraan toe ben. Hedendaagse vrouwen kopen onderweg wel eens een kind, weet u. Zelfs in het immer groter wordende holebi-compartiment van de samenleving speelt men meer en meer met gedachten aan wat jong bloed in de gelederen. Op dat lijfelijke vlak, meneer, kunt u dus op uw beide oren slapen. De beide ezelsoren der gemoedsrust. En ik op mijn linker- of rechterzij, mettertijd, als onze liefdesvrucht wat meer ruimte behoeft in mijn middenbeuk. Ach, een man weet vaak niet waarom.

Tiens: nooit hebben we samen gedanst en wellicht zullen we dat ook nimmer doen, meneer, die rechthoek van afgrijzen mee bevolken die ‘dansvloer’ heet. Nooit zult u in dat verband met uw kleffe vingers mijn monnikskapspier verkennen, noch mijn kont. Dat zag ik in den beginne wel eens zitten, nochtans, zonder kil gepotel dan natuurlijk. Misschien zag u me ooit als Assepoestertje? Had u mij met wat meer tijd beter willen leren kennen dan alleen maar de binnenkant van mijn kut? Dat kon: u had uw Rolex, ik beschikte over tijd. (Nu heb ik alleen nog uw Rolex). Maar met uw haastzaad in de pijplijn verliep het vaak anders; vooral nà de lozing kon u niet vlug genoeg wegwezen. De tijd drong plotseling vreselijk. U struikelde dan gewoonlijk over uw eigen ondergoed en de lift kon niet snel genoeg weer uw veilige plattegrond bereiken.

Nou, ondertussen zit ik dus wel met een portie kindervlees in mijn pijplijn. Yes, I put on weight, Esquire. Mijn schoentje begint te knellen. Negen maanden lang draag ik uw soortelijk gewicht. De tijd zal er een publiek geheim van maken. Het staat me dan vrij tot bekentenissen over te gaan, midden de kletstantes bijvoorbeeld tussen de groente- en fruitbakken. Hebt u dat ooit voorgehad, iets wat u zelf veroorzaakte maar waar u niet langer de hand in had?

Nee, ook uw sponsorpraat in verband met de ijshockeyclub van uw zoon – wie speelt nu godverdomme ijshockey in dit godgenagelde regenland!? – liet me al zo koud als het ijs waarvan ik hoop dat het te gelegener tijd de vier ledematen van uw wettelijk geregeld nageslacht zal breken. Evenmin kon ik medeleven betonen bij het heengaan van uw oude moeder, die ondanks uw geboorte nog lange jaren het levenslicht aanschouwen mocht, weliswaar aan bed gekluisterd. Neen, dat verscheiden deed me niets. Op moederleed van mannen staat gewoonlijk een vervaldatum. Ze rochelen even als een oude apotheker en verkopen daarna weer hun placebo’s als vanouds. Kan het ook zijn, meneer, dat u, die keren dat u vluchtig mijn boekenplank doorbladerde, eigenlijk op zoek was naar eventuele perversiteiten van mijn kant? U beperkte zich daarbij vaak tot de flapteksten. Vooral die serie goedkoop uitgegeven romannetjes trok uw bellettristische aandacht. Was u op zoek naar mijn vreemde of geheime voorkeuren? Hoopte u mettertijd en metterdaad misschien eens, om maar een voorbeeld te geven, aan weerskanten van mijn bilspleet een oog te tekenen, en dwars over diezelfde spleet een dik aangezette rode mond? Waarin dan uw purperen kardinaal – mits de nodige sterkte (à propos: neemt u nog ginseng?) – duchtig huis in zou houden? Vermoedde u een dergelijke passage ergens in een van mijn romannetjes, flauwtjes met een potlood aangevinkt? U vond die niet? Jammer. Ik moet u daarover helaas in het ongewisse laten, bij ontstentenis van uzelf hier ter plekke en in mijn verdere leven. Misschien moet u in dat verband te rade op het internet. (Ik hoop nu echt, tussen twee haakjes, dat deze brief u niet al te zeer opwindt. Sommige niet-vrouwen krijgen namelijk al copulatielust bij het simpele aanschouwen van een pannetje kikkerbillen).

Ik herinner me nog een scène, meneer. Niet in de dramatische betekenis van het woord – wees gerust, get on with your Life. Die speelde zich af enkele weken voor de zoveelste consummatie annex conceptie. We dronken iets in kaffaat De Blinde Fotograaf (: fake treincompartimenten, easylistening muzak, schaarse lichtplassen, namiddagsfeertje vooraleer Mannen Als U des avonds het algehele woeden der wereld weer zouden ondergaan, nou, kortom: wat gestolen en verstolen overspelige eilanderigheid, we hadden even de tijd, nietwaar, om wat bij te praten en eens niét in elkaar te schuiven. (I apologize for this overloaded sentence, Esquire). U zette en nam voortdurend uw overbodige leesbrilletje op en van uw neus. U kon niet beslissen wat we zouden drinken. Met de kleinere letters op de menukaart ondervond u de grootste moeite. U wou zelfs even iets eten, godgenageld, iets eten op dat unheimliche uur, tot het u te binnen schoot dat u al gegeten had. (Ik niet: ik zat al drie koffies lang op u te wachten, I skipped the part about food). Ik merkte dat u zag dat ik het doorhad: dat u uw ogen niet af kon houden van dat andere Verboden Koppel dat daar handenwriemelend aan elkaar zat te frunniken in naam van de liefde. Het Geheime Leger der Verliefden vindt een gedroomde drenkplaats in De Blinde Fotograaf. Het is een gigantisch groot leger, en toch denkt u, dacht u, daar een uitzonderlijk onderdeel van te zijn. U vergeleek voortdurend. U was verblind door de aanwezigheid van die andere deerne. Daardoor hebt u me toen gedegradeerd.

En toen, meneer, toen lijfde u zichzelf in het Leger van de Voorspelbare Mannen in: zij die menen dat eender welke schuinsmarcherende vrouw ook voor hèn schuinsmarcheren wil. En dat is niet waar. Dat moet ik met een hevig stilzwijgen tegenspreken. Wat meer is: op de man die zich in het gezelschap van die mooie vrouw mocht verheugen, was u stikjaloers. Ik zag het. En u zag dat ik het zag. Daarom wou u weg en wou u ook blijven. Daarom wou u naar mijn appartement en wou u tevens ter plekke krampachtig zitten praten. U wou alles. U wou misschien het liefst eerst die vrouw een vlugge beurt in de toiletten geven, dan het mannetje vermoorden, daarna mij met uw overbevolking teisteren, en dan te horen krijgen, van mij: ‘Jij bent de beste. It was wonderful’. Ja, ook dat is een gigantisch groot leger. Nou, dat speelde zich dus af in De Blinde Fotograaf, enkele weken voor… Herinnert u zich dat nog, meneer? Sedert die namiddag heb ik geen koffie meer gedronken. Ik kan niet meer, nooit meer, zelfs niet in het mekka van de mokka, ooit, met een volgende kerel als een kraan, neen. Ik voel me als Anna O., de bekende theetante die bij Sigmund Freud op de sofa ging liggen. What’s on a woman’s mind?

En toch liet ik me enkele weken later alweer door u voltanken, met a lovin’ spoonful vanuit uw lendenen vertrekkend. Lovin’ ? Nou, eerder lustful. De gevolgen zijn u ondertussen bekend, dankzij deze epistolaire inspanning van mijnentwege. (U laat toch elk woord goed tot u doordringen? Zoals uw zaad in mijn schoot uitwaaierde en vrucht begon te worden?)   

Ja, dat kind van ons, m/v. Laten we hopen dat het gelukkig wordt. U zal daar maar voor een heel klein stukje tussen gezeten hebben. Op zijn echte vaders zal het misschien vele winters en lentes moeten wachten. Nog iets: hoe zullen we het noemen? Ik bedoel: het kind, met name. Daar moeten we samen over beslissen, vind ik. Dat is het minste maar ook het enige wat ik kan doen. Voor wat, hoort wat. Wat mij betreft, voor u zich dingen in het hoofd haalt: mail me geen Bijbelse namen, geen mythische namen, geen namen uit tv-feuilletons, geen hypermoderne namen, geen retronamen, geen drie- of meerlettergrepige namen. Doodgewoon Jan bijvoorbeeld. Of Elke. Pam en Kim kunnen ook. Desnoods Maaike. Ook wel mooi. Een kort sms’je volstaat; uitvoeriger overleg is mogelijk aan een neutrale onderhandelingstafel, maar dan wel voor de zesde maand van de dracht. (Niét in de liefdesafspanning De Blinde Fotograaf, graag!) Mocht zich een meerlinggeval voordoen, dan wil ik zeker geen gelijkluidende benamingen voor de diverse eenheden. Ongerijmdheid, graag. Zelfs geen assonanties, begrijpt u? Er zijn grenzen aan bepaalde herinneringen. Gedeelde vreugd is dubbele vreugd. De achternaam van mijn eerstgeboren uk vormt natuurlijk geen enkel probleem. Dat wordt door mij geregeld.

Nou, u merkt, meneer: een nachtje neuken doe je nooit alleen. Wie de trein neemt, komt gewoonlijk ergens aan. Kwestie van het goeie perron te nemen. Ik hoop op uw Rolex geen al te grote vertraging af te moeten lezen. Vlucht u maar niet ijlings naar een van uw zwitserlanden, bijvoorbeeld. Precisie, graag. Schoon volk eerst. De tijd dringt, maar niet echt. Het getuigt overigens van een ongehoorde pretentie de tijd om uw pols vast te binden teneinde die aan banden te leggen en ondergeschikt te maken. Ik leg het onding ergens waar ik er niet elke dag mee geconfronteerd word. Zo wordt het geen paardje van Troje dat alsnog begint te galopperen in de hoop me op te winden en overhaaste besluiten te doen nemen. Het blinkt overigens zo opvallend dat ik u ervan verdenk het al vaker op vele andere plaatsen een tijdlang niét gedragen te hebben, klopt dat? Zoals uw Rolex hier tikt, zo tikte hij volgens mij op andere plaatsen. U kunt me ondertussen altijd bereiken op het nummer 000-0894929-07. Wij verblijven inmiddels, geheel de uwen:

Familiale groeten

Bärbel Vandermeeren en de baby in spe







zaterdag 20 april 2019

Na de voorstelling: 'Opabinia' van Frederik Lucien De Laere

Gisteren werd bij 'IJsberg' in Damme 'Opabinia', de nieuwste dichtbundel van Frederik Lucien De Laere voorgesteld. Het werd een milde & wilde performance waarover het laatste nog niet is gezegd. In bijlage enkele kiekjes na de voorstelling.
We hopen in deze Digther-kolommen later nog op de bundel zelf (en op de voorstelling) terug te komen.

Philip Hoorne & Frederik Lucien De Laere
vlnr albrecht b doemlicht, Denis Vercruysse, Frederik Lucien De Laere en Wim Vandeleene
Philip Hoorne & Wim Vandeleene

zondag 14 april 2019

Het koersbeest - Hendrik Carette

Het koersbeest in de hel van het Franse noorden
met die oude Vlaamse oorden


voor Willie Verhegghe


Het valt en vloekt, bezweert de wielergoden
en demarreert. Het slikt en snuift, het hijgt
en maakt een plas of urineert.
En vanaf Compiègne glijdt het over de wegen
tot op de Pevelenberg of staakt de strijd in Hem.
Het klimt haastig over een bareel aan een
verlaten verroeste spoorlijn, komt te laat
voorbij Arenberg of bij die bocht aan De Boom.

Het stampt en schakelt, raakt danig bevuild
en huilt als een kind dat vecht tegen de wind,
het stof, de regen op die harde helse keienstenen.
Het wint geen koers en is geen prijsbeest.
Het is het knokige koersbeest dat blijft jagen
op het glas van mijn breed panoramisch scherm
en dat elk jaar weer die zondag domineert
alsof ik daar sta en staar vanop een berm.


© Hendrik Carette