Posts tonen met het label Remco Campert. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Remco Campert. Alle posts tonen

vrijdag 15 juli 2022

De sublieme somberman Remco Campert

(Kleine hommage aan Remco Campert van Hendrik Carette

De grote Drie van de Nederlandse poëzie zijn volgens mij Jacques Hamelink, Herman Hendrik ter Balkt en H.C. ten Berge, maar daarvoor waren er toch ook nog Adriaan Roland Holst, Hendrik Marsman en Jan Slauerhoff. En achter deze twee beroemde trio’s zweeft de schim van Remco Campert. Wat was ik fier en trots toen in hij in 1975 of 1976 in zijn tijdschrift Gedicht (uitgegeven door De Bezige Bij, waarvan hij de enige redacteur was) gedichten van mij opnam.

Ik was toen amper dertig jaar oud. Campert publiceerde drie gedichten van mij in dit tijdschrift (het was nummer zes en het waren mijn drie eerste Friesland-gedichten die voordien werden geweigerd door Dietsche Warande & Belfort!) waarvan er maar twaalf nummers hebben bestaan. En niet zozeer uit ijdelheid maar omdat dit feit voor mij een persoonlijke bevestiging was of een bewijs dat ik altijd maar gedichten moest schrijven. Altijd maar. Want hij was de enige redacteur van dit unieke tijdschrift.

Zoals hij de woorden altijd maar liet voorkomen in zijn prachtig en triest gedicht ‘Lamento’ dat hij zo goed zèlf kon voorlezen. Zonder stemverheffing, zonder literaire pose. Zonder enige valse sentimentaliteit, zonder hoogdravendheid. Met gevoel voor timing en met zijn heel eigen stem. Licht sardonisch en altijd maar en sourdine. Een groot dichter in zijn kleine open cocon. En deze twee laatste woorden zijn zijn woorden.

© Hendrik Carette
Schaarbeek, Zondag 10 juli 2022

Hendrik Carette op de Schaal van Digther



I.M. Remco Campert


donderdag 8 oktober 2015

Mislukt portret van Remco Campert in een Leuvens café-Alain Delmotte

Mislukt portret van Remco Campert in een Leuvens café

1.

Je hebt Remco Campert gezien. In een Leuvens café. Of liever: zijn bril op de neus van iemand die op hem geleek.

Ook hij dronk pils. Ook hij rookte sigaretten, hoestte, dronk met vlugge tussenpozen een slok.

Starend in zijn glas, in de snijdende stroom, de woekerende waas van zijn gedachten was ook hij op zoek naar nog meer nieuwe herinneringen.

Ook hij droeg zo’n ode van een slome jas. Ook hij had de uitnodigende blik van een lamento.

Hij dronk alsof hij haastig was, alsof er een noodzaak was, alsof er straks zich alweer een verkeken kans in zijn leven zou voordoen.

Toen bestelde hij een tweede pils: gelaten bij besef dat als hij nu een trein moest halen hij die toch zou missen - onoverkomelijk.


2.

In een café op het Ladeuzeplein, dacht je Remco Campert te hebben gezien. Omdat er zoveel, te veel verkeken kansen bij kwamen kijken met die trein die hij toch niet wou halen, wist je dat hij Remco Campert niet was, maar een banale, wat onhandelbare enkeling.

En daarin leek hij zowel op Remco Campert als op jou. Als op iedereen op het Ladeuzeplein.

Hij moet de teleurstelling die in je blik te lezen stond begrepen hebben en bestelde een derde pils.

De laatste. Zoals zo vaak.


3.

Liefdes, vriendschappen, feestjes: alles wat leegloopt moet hem zijn overkomen.

Misschien had je hem een vraag moeten stellen. Misschien had je hem moeten aanspreken, hem zeggen dat hij op Remco Campert geleek, dat je hem in al in zijn onwezenlijke maar doordeweekse herkenbaarheid begreep.

Dat we op z’n minst en met z’n allen af en toe een beetje Remco Campert zijn: als de nood het hoogst is, als er narigheid in de lucht hangt, iets troosteloos ons parten speelt.


4.

Van bij het begin wist je wel dat hij Remco Campert niet was, hij had er niet het juiste lichaamsgewicht voor.

Was het die bril?

Je dacht eventjes zelfs: ‘Hé daar zit Carlos Drummond de Andrade in zijn glas te staren’. Want daar leek hij natuurlijk ook op, op Carlos Drummond de Andrade. Die lees je ook. Maar die is eigenlijk al lang dood.


© Alain Delmotte