donderdag 30 april 2020

Een ansichtkaart uit Wortegem-Petegem - Frans Deschoemaeker

Schrijven in tijden van Corona. Een ansichtkaart aan Paul Rigolle.

Woensdag 25 maart 2020, in de derde week van de Corona/Covid-19-crisis.  



















"Groeten uit Wortegem-Petegem met vijf dorpsgezichten uit de deelgemeenten; de Gotstraat te Wortegem, de abdij van Beaulieu te Petegem-aan-de-Schelde, het hoevegebouw van het domein de Ghellinck te Elsegem, het Dombos te Ooike en de Sint-Pietersstoelkerk te Moregem."


Dag Paul,

Ja, we beleven onwezenlijke tijden. Het zal nu gauw oorlog worden, zoude Reve verzucht hebben. Herinner jij je nog dat een paar jaar geleden vanwege de vogelgriep het pluimvee diende opgehokt te worden? Vandaag geldt die ophokplicht niet het pluimvee maar de bevolking zelve (blijf in uw kot!, zoals onze fijnbesnaarde minister van Volksgezondheid verordende). Al die geannuleerde feestjes en evenementen, al die afgesloten microfoons en dichtgedraaide tapkranen, al die niet eens opgebouwde podia, al die opgehokte artiesten en dichters, dat moet toch, na Corona, een ongehoorde uitbraak, een tsunami van nieuwe teksten gaan opleveren! Want nu hebben we volop de tijd, tussen onze vier muren, of uit de wind op ons terras, om te bezinnen, te herbronnen, te schrijven. Of werkt het zo niet? Zelf kreeg ik altijd al de grootste aanvechting tot schrijven als het leven riep, als ik het te druk had met andere dingen, en deksels goed wist dat ik niet de tijd zou vinden om de pen op het papier te krijgen.

Veel mensen schijnen te lijden onder deze gedwongen retraite. Zelf ondervind ik daar weinig last van. De tuin eist zijn rechten op, ik orden mijn archief, ik herschik mijn bibliotheek (om mij na tien minuten te verliezen in een vergeten boek; nu weer De taal der liefde/Lieve jongens. Wie leest Reve nog, behalve in tijden van Corona? Ik. Reve is onze grootste Decadent, en puur stilistisch gezien is dit door sommigen verguisde, maar door mij hoog gewaardeerde, tweeluik hiervan een meesterproef). En ik sleutel verder aan mijn nieuwe dichtbundel, die ik dit jaar nu toch echt tot een goed einde moet zien te brengen.

Een blik in het laboratorium van de dichter. Wat ligt daar momenteel allemaal ter werktafel? Een verhelderende tekst van Jos de Haes over zijn Ardennencyclus Le vieux moulin, een meanderende tekst van Julien Gracq uit zijn Carnets du grand chemin over de Semois, een toeristische brochure over het patrimonium van Gedinne en omstreken, een afschrift van mijn Brief uit het Ardense woud aan kunstbroeder Carette (8 juni 2010), een stuk of wat gedichten van Oscar-Vladislas de Lubicz-Milosz, een wandelkaart van het plateau van Croix Scaille. Wat al panorama’s en vergezichten ontrollen zich hier ter tafel! Alles is in gereedheid gebracht voor de reis rond mijn kot! Dit oordeelkundig samengebracht amalgaam van teksten (ik vergeet nog het essay over Félicien Rops van Huysmans) zou de vonk moeten ontsteken tot een donker gedicht (liever nog een donkere gedichtencyclus) over de grote god Pan. Maar het valt, zoals altijd, af te wachten wat er uiteindelijk uit de alambiek zal opborrelen. Als er überhaupt iets zal opborrelen. Je weet het nooit.

In wezen verandert Corona weinig aan mijn bestaan, dat ook in andere omstandigheden al aspecten van het kluizenaarsbestaan vertoonde. Al blijft het jammer dat ik nu enkel door middel van dat ellendig kleine schermpje de kleinkinderen kan zien, niet de trein kan nemen naar Brussel of op dit eigenste moment niet met Marie-Myriam naar het donkere hart van de provincie Namen kan rijden, en dat de bijeenkomsten van mijn leesgenootschap (gepaard aan nachtelijke conclaven in de bar van het hotel Leopold) tot nader order geannuleerd zijn.

En ja, zo onwezenlijk rustig als op de ansichtkaart liggen er dezer dagen onze Vlaamse Ardennen bij. Geen wielergekte, geen lelijke VIP-tenten, geen landschapsverbouwingen, geen helikopter boven de tuin op Palmzondag! Een rust die historisch (en ecologisch) zal worden genoemd in de annalen. Zelfs mijn dagelijkse autorit naar het kasteeldomein van Elsegem (centrale foto) waar ik mij met de hondjes Pistache en Pollux pleeg te vertreden, is nu tot een niet essentiële verplaatsing verordend, en bijgevolg illegaal.

En natuurlijk blijft het ook jammer dat al onze (vage) afspraken van dit voorjaar in het water gevallen zijn, beste Paul, maar ooit wordt alles weer anders, inmiddels blijven we in ons kot, en verblijf ik met warme groet.

Frans


© Frans Deschoemaeker

Uit: De waterlelies van Montparnasse, een werk in gestadige voortgang.

"Het Schrift van de Indiaan", het antwoord van Paul Rigolle lees je hier.



Geen opmerkingen: