vrijdag 3 april 2020

Als beken die zich verenigen tot een stroom

Frank Decerf sprak met Jean-Paul Rosenberg winnaar van de PPO 2019-2020

Naar aanleiding van de Poëzieprijs van de stad Oostende, ging Frank Decerf, jurylid, in gesprek met de winnaar. Ook voor de 13 de editie gebeurde dat. Hieronder het resultaat van een interessante confrontatie met de laureaat Jean-Paul Rosenberg die eerder ook de Turing-prijs won.

Jean-Paul eerst en vooral proficiat met je winnend gedicht De winterzwemmer dat overal in de stad Oostende te zien en te lezen is. Waarom deed je mee aan de Poëzieprijs van de stad Oostende?

De Poëzieprijs van de stad Oostende staat binnen ons taalgebied bekend als een literaire prijs van gewicht. Er is een omvangrijk en sterk deelnemersveld en het leek me een mooie uitdaging om te zien hoe ver ik kon komen. Bij de editie 2011-2012 kreeg ik tot mijn verrassing een eervolle vermelding en in 2020 won ik tot mijn nog grotere verrassing de eerste prijs.

Kende je de stad Oostende al?

Eigenlijk alleen uit de boeken en de verhalen. Mijn vrouw was er als kind te gast in de zomer en mijn ouders vierden er hun huwelijksreis. Zelf was ik er echter nog nooit geweest. Inmiddels is daar gelukkig verandering in gekomen.

Hoe, waarom en wanneer zette je de eerste stappen in de literaire wereld? Waarom ben je beginnen schrijven?

Schrijven doe ik al sinds mijn tienerjaren, maar mijn eerste stappen in de literaire wereld zette ik zo’n tien jaar terug, met mijn gelijktijdig debuut in de tijdschriften Tzum en Meander. Kennelijk was mijn werk toen pas voldoende rijp was voor lezing buiten de eigen kring.

Kun je ons vertellen waarmee je nu bezig bent?

Als redacteur ben ik voornamelijk bezig met het samenstellen en publiceren van literaire bloemlezingen over Nederlandse steden, streken en provincies. Als dichter werk ik aan nieuwe poëzie, maar tegelijkertijd ook aan een bundel met gedichten van de afgelopen twee/drie jaar. Daarnaast ben ik actief in projecten op het grensvlak van poëzie en andere kunstvormen, zoals film, fotografie en muziek.

Je bent dus blijkbaar op vele vlakken actief. Mag ik je vragen wie je grote voorbeelden zijn/waren uit de hedendaagse literatuur en waarom?

Mijn grote voorbeelden en inspiratoren zijn te vinden in de volle breedte van het 
twintigste en eenentwintigste-eeuwse literaire landschap van Nederland, Vlaanderen en buiten ons taalgebied. Spirituele, observerende en experimentele dichters buitelen in mijn boekenkast door en over elkaar heen. Om er een paar te noemen: Lucebert, Paul van Ostaijen, Martinus Nijhoff, Menno Wigman, Delphine Lecompte, Sylvie Marie, Alfred Schaffer, J.A. Deelder, Ida Gerhardt, Hugo Claus, Pierre Kemp, Rutger Kopland, Ben Lerner, Wislawa Szymbosrka, Seamus Heaney, Pablo Neruda en ga zo maar verder. Stuk voor stuk betreft het mensen die van de taal iets magisch maken.

Ik begrijp wat je bedoelt. Wat publiceerde je tot op heden? Waar?

Tot op heden publiceerde ik poëzie in de bloemlezing Nog een lente, twee edities van de Bekroonde werken uit de tweejaarlijkse Poëziewedstrijd van de stad Oostende en vier van De honderd beste gedichten uit de Turing Nationale Gedichtenwedstrijd, die ik in 2018 won. Ook verschenen mijn gedichten in literaire tijdschriften als Deus Ex Machina, Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift, Tzum, Nynade, Meander, De Schaal van Digther, Contrabas, Ei, Re:pre-sent, Op ruwe planken en Krakatau.

Heb je een voorkeur voor een of ander genre of is dat niet relevant?

Voor mij is dat zonder meer de poëzie. In de Oudheid was er een scribent die de stelling poneerde dat wat hij ook schreef uiteindelijk altijd alleen maar een vers kon zijn. Bij die gedachte sluit ik mij volmondig aan.

Als het op het schrijven komt ben je dus dichter pur sang. Heb je nog andere artistieke talenten?

Talenten vind ik moeilijk te zeggen, maar ik heb veel interesse in visuele kunsten, theater en muziek. Op eigen kompas, maar ook met intrinsieke beoefenaars van deze genres heb ik inmiddels de nodige experimenten tot stand mogen brengen. Projecten, overigens, waarvan de poëzie steevast een wezenlijk bestanddeel vormt.

Wat zou je nog graag willen schrijven?

Naast individuele gedichten zou ik nog wel eens aan een lange, thematische cyclus willen bouwen, bij voorkeur rondom een relatief los en open uitgangspunt. Ik heb al wel ideeën hierover, maar de uitwerking nog niet paraat.

Heb je tijdens het schrijven een bepaalde routine? Een bepaalde dagindeling? Hoe ga je te werk?

Mijn schrijfmethodiek volgt een tamelijk gedisciplineerd pad: ik begin losjes met associaties, ideeën en observaties die zich als beken verenigen tot een stroom aan notities rondom een zekere kerngedachte die langzaam uitgroeit tot een gedicht. De tweede fase betreft een streng proces van schrappen en samenvoegen tot er iets ontstaat met enige coherentie en urgentie. Derde en laatste fase is het bijsnijden en afwerken tot een gedicht dat in potentie geschikt is voor publicatie en verzending naar de redactie van een tijdschrift of de jury van een poëziewedstrijd.

Blijft poëzie voor jou een doel op zich?

Voor mij wel. Poëzie vormt een wezenlijk bestanddeel van mijn leven. Het is een kunstvorm die mensen kan raken, inspireren, op nieuwe inzichten brengen, verbinden. Opmerkelijk is dat, hoewel voor velen poëzie in het dagelijks leven iets ‘op afstand’ is, mensen op scharniermomenten in hun leven toch vaak hun heil zoeken bij gedichten. Denk aan ogenblikken die zijn verbonden met dood, huwelijk of geboorte; daar waar het leven zijn cyclische krachten toont. Hieruit moet je dan toch wel concluderen dat poëzie een doel heeft en, zo niet nuttig, dan toch in ieder geval zinvol is.

Welke van je publicaties/gedichten vind jij het best? Waarom?

Moeilijk te zeggen, want alles wat ik schreef vloeit voort uit dezelfde bron en vertelt in essentie dezelfde verhalen. Als ik dan toch moet kiezen, dan zijn het misschien toch de gedichten die binnen het literaire circuit nadrukkelijk succes kenden, zoals Laatste foto van de vrede en De winterzwemmer, juist omdat ze een soort wijdingsproces hebben doorgemaakt en kennelijk voor andere mensen iets betekenen, op zijn minst voor de juryleden die ze bekroonden met een prijs. Voor mij zijn die gedichten ook verbonden met zoete herinneringen aan proclamaties, mooie avonden vol sfeer en poëzie.

Volg je de huidige lichting nieuwe en jonge dichters? Waarom wel/niet? 

Zeker. Ik lees graag recensies, koop vaak bundels, ook van jonge en/of onbekende dichters, en word vaak verrast door de kwaliteit en intensiteit van hun werk. Neem bijvoorbeeld Radna Fabias en Marieke Rijneveld. Puur vuurwerk is dat.

Radna Fabias passeerde ook heel succesvol langs de PPOostende, ze was immers winnares in 2016. Ben je zelf beïnvloed in jouw schrijven?

Absoluut. Door poëzie, maar eveneens door andere kunstvormen, natuur, landschap, historie, mythologie en architectuur. En door alledaagse, terloopse of zelfs banale uitingen van beeld en taal op radio, tv en billboards. Ook die hebben hun plaats en vinden onderdak in mijn verzen.

Men probeert schrijvers altijd wel in een hokje te plaatsen. Pas jij in een of ander literair hokje?

Dat is lastig te zeggen. Mijn werk heeft een spirituele dimensie, maar ook een zeer aardse; is tegelijkertijd traditioneel en experimenteel. Het doet een gooi naar de vitale traditie van het Interbellum, de vlam van de Vijftigers, de implosies van de hermetische traditie en de no-future van de Maximalen. Tegelijkertijd is het ook eigentijds, qua thema en stijl. Misschien moet ik het beantwoorden van deze vraag aan anderen overlaten…

U hebt dat recht natuurlijk. Laten we verder gaan. We leven in woelige tijden, hebben de maatschappelijke evoluties een invloed op jouw werk?

Zonder meer. Mijn gedichten worden bevolkt door allerlei postmoderne personages en dito maatschappelijke onderwerpen.

Wat stoort jou het meest in de literaire wereld?

Eigenlijk niet zoveel. Voor zover ik het kan overzien, gaat het er in het Nederlandse en Vlaamse literaire landschap vrij gemoedelijk aan toe. Soms zijn er polemieken die ‘het literair bedrijf’ geen goed doen. Dan vraag je je af waarom je zou ruzie maken in een wereld die al zo klein en kwetsbaar is. Of boze recensies schrijven: steek liever je energie in het bewieroken van werk dat je de moeite waard vindt, dan in het afbranden van iets dat je minder bevalt. Een beetje meer ambassadeurschap van de letteren richting de rest van de wereld kan geen kwaad, lijkt me. Ook mis ik een beetje de literaire subculturen en bewegingen, zoals die van de Tachtigers, de Vijftigers en zo. Misschien zijn die er trouwens wel maar zijn ze voor mij niet zichtbaar.

Wat mogen wij nog van jou verwachten?

Na het winnen van “Turing” en “Oostende” en publicaties in en aantal tijdschriften denk ik dat een logische volgende stap is om, zoals ik hierboven al meldde, naar een integrale dichtbundel toe te werken en deze gepubliceerd te krijgen. Ook zou ik het leuk vinden om mijn werk vaker voor te dragen. Ik houd van de interactie met publiek en geloof dat een gedicht het best tot zijn recht komt als je het deelt met anderen. Vanuit een soortgelijke saamhorigheidsgedachte hoop ik ook op een wat meer regelmatige samenwerking met kunstenaars uit andere disciplines, met het oogmerk verschillende kunstvormen onder een dak te brengen, voor een gezamenlijk feest ‘voor alle muzen’.

Bedankt Jean-Paul voor deze interessante babbel. Nog veel succes met je literaire carrière en we kijken zeker uit naar je verdere publicaties.



© Frank Decerf



Geen opmerkingen: