(Uit de cycus: 'Grand Soir')
1.
Gedichten, ze leven niet, ze leven niet al te lang.
De tijd om ze uit te spreken, terwijl niemand luistert, niemand ze hoort: zo snel verdwijnen ze uit het zicht van wie ze nooit las, uit de mond van wie ze ooit sprak.
Tot een grand soir zetten ze niet aan.
Ze leven daarvoor niet lang genoeg, gedichten.
2.
Gedichten, ze lopen met rasse schreden voorbij en verloren.
Niemand die ze gelooft, niemand die ook maar één woord van de woorden waarmee ze geschreven staan gelooft – niemand die gedichten op hun woord gelooft.
3.
Sinds mensenheugenis te licht en te beladen bevonden om iets relevants te kunnen uittekenen. Ze zwijgen. Dit wil zeggen: ze spreken door.
In beschonken toestand probeert iemand ze als nuchter te doen klinken.
4.
Gedichten worden verweten nergens thuis te horen, dat ze zich een woonst zoeken in het ijle – terwijl niemand niet eens die gedichten heeft gelezen, ze nooit hebben horen uitspreken.
Hun woorden waarvan ze hoopten dat ze tot stem gingen worden: ze raakten niets eens van de grond van dit blad. Erger dan ongelezen worden.
Hun woorden bestaan uit verleden tijd. Niet uit toekomst – want die loopt toch verkeerd uit.
5.
De meeste gedichten zijn hun weg kwijt: hun woorden deden ze afdwalen.
Terwijl gedichten er zijn om woorden van antwoord te dienen, om woorden aan te manen te volharden in wat ze zijn, in wat ze stellen aan bijbetekenissen.
Hoe weinig ze ook betekenen, gedichten betekenen.
Hiermee hebben jullie - dichters, lezers, vrienden - redenen te over dus, redenen genoeg om ze toch te schrijven, die gedichten, ze te blijven schrijven, ze te laten lezen, ze uit te spreken.
Totdat er ooit meedogenloos een grand soir op volgt.
Dit leerdicht maakt deel uit van de cyclus 'Grand Soir'.
Alain geeft in navolgend Digther-bericht van 3/12/2024 een mooie toelichting bij de cyclus:
Grand Soir - Alain Delmotte - Digtherbericht
Alain Delmotte leest voor uit de cyclus 'Grand Soir' Poëzieavond De Geus - Harelbeke 20/9/2024 |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten