vrijdag 1 september 2023

Dichter in blessuretijd - Kurt De Boodt - Hommage aan Mark van Tongele

De zon ligt braak
(nenia voor Mark van Tongele)

              zinderend
valt de  opgang
valt de  neergang

valt de  zigge
valt de  o o ochtend (rood)
valt de  nana nadering

valt de  zagge
valt de  o o overvaller
valt de  noen (geel)

valt de  zinne
valt de  o o oorsprong
valt de  nachtwake (blauw)

valt de  zanger
vallen   o’s in horizon (hoi! hoi! hoi!)
              nimmer stille
                                   in herhaling

val jij  
ja, jij, daar! 
mij te binnen            
                                   hier
                                   zo
                                       nu
             immer prille

© Kurt De Boodt

Dichter in blessuretijd

Mark en ik leerden elkaar kennen kort na de millenniumbug. Een hele opluchting. De wereld was dan toch niet vergaan. Nog niet. We fietsten rond in Mechelen, onze wegen kruisten elkaar. Op de Veemarkt, de Grote Markt, aan de kunstacademie waar Mark toen werkte, al was hij te ongeduldig en teveel dichter om lang op de arbeidsmarkt te blijven rondlopen. We stopten en bleven aan de praat. Dat kon even duren. Tot ergernis van mijn ongedurig dochtertje. We spraken af bij hem thuis in Bonheiden om verder bij te praten. Je wist bij Mark nooit waar dat zou eindigen. Tijd was iets voor volwassenen die het spelende kind in zichzelf uit het oog zijn verloren en op het ritme van hun drukke agenda zijn gaan leven.

Als Mark goed en wel op dreef kwam, was het einde zoek. Na een poos werd de dialoog een doorstomende monoloog. Het was als een uitdrijvingsritueel dat telkens opnieuw moest worden opgevoerd. De sfeer versomberde en het ging dan over de minder opbeurende kant van het dichterschap, over de lange miskenning, de uitsluiting in het Vlaamse dichtersdorp. Over de poëziepolitie. Over dichters die hoog van de toren blazen maar het kwetsbare leven hermetisch buitensluiten. De somberte, die minder verkwikkende, destructieve kant – de doodswind zeg maar – steekt sporadisch op in zijn verzen. Eventjes maar, in alle hevigheid uitbarstend als een stortbui. Ook duisternis, pijn en wanhoop behoren tot het leven. Mark had het tijdens onze gesprekken steevast over zijn taaluitstapjes met multimedia-kunstenaar Stefaan Decostere en de gezondheidsboeken die hij schreef met zijn boezemvriend, psychiater Bart Leroy. Zijn poëzie gaat het boekje te buiten, zoekt het leven telkens weer op.

Om 4 uur in de ochtend kwam ik afgepeigerd thuis. Een nieuwe werkdag wachtte. Bij het ontwaken voelde ik me geradbraakt maar innerlijk gesterkt. Dicht op eigen kracht, Kurt. Verleg je grenzen. Eis speelruimte op. Speel je vrij in taal. Betreed nieuwe gronden, zing je los van fel bevochten poëtica’s die op den duur verdorren, de ademruimte benemen. Er wordt rondom jou al genoeg gedicht met toegeknepen billen. Wie in de woordkunst hoog wil springen neemt de ongelukjes, de blessures en de littekens erbij.

Mark heeft me niet rechtstreeks beïnvloed, denk ik, of toch niet meer dan andere dichters die me onmiddellijk aanspreken als ik hun bundels openklap. Van zijn taaleigen – zijn woordenschat, zijn ritmes – moet je af blijven. Als bevriende dichters moet je afstand van elkaar zien te bewaren. Dat deden we.  Wat ons samenbracht, speelde zich onderhuids af. We deelden grotendeels een levens- en dichtershouding. Mark was als een grote broer die stond te supporteren aan de zijlijn. Genereus, zonder afgunst, onvoorwaardelijk. De laatste jaren, na mijn verhuis, via korte berichtjes in de mailbox die in herhaling bleven vallen. Als een deugddoende mantra. ‘Leve jouw integere, diepmenselijke, prachtige poëzie, Kurt!’ Hij mailde het me voor het laatst op 27 december 2022.

Bij onze kennismaking was ik net gedebuteerd bij P in 2000 en maakte ik de overstap naar Lannoo, het fonds waar Mark toen open bloeide. De bundels waren er royaal uitgegeven. Groot formaat, zwarte kaft met flappen, stevig papier. Er werd niet beknibbeld.
Verzen konden er ademen.

[Mark leidde op 29 september 2002 in het SMAK in Gent mijn tweede bundel, Moules belges, wijdlopig maar allesbehalve vrijblijvend in. Hij had het o.a. over het grote hier en nu van telecom- en internetbedrijven. Laat ik hem 21 jaar later citeren: ‘Rinkelende multinationals en wereldbouwers allerhande beseffen dat ze de dood uit het gezichtsveld moeten houden. In de mate dat ze de doodsangst onder controle houden, lukt hen dat. Uiteindelijk proberen ze de onontkoombare angst voor de dood te bevredigen door een soort – hoe zal ik het benoemen, een soort post mortem-werkelijkheid, een after dead realiteit, in het leven te roepen. Hoe meer die opvoering plaatsvindt, hoe meer onze vrijheid ingenomen wordt door alles, maar dan ook alles wat we maar wensen kunnen.’ Wat kan je daar als dichter, hoeder van de beeldspraak, tegenover plaatsen? ‘Lang leve de lichtzinnige oprechtheid!’ riep Mark uit. ‘Laat ons weerbarstig zijn, een hilarische bijsluiter bij het aan ons opgediste Hier en Nu produceren!’ Zo gezegd, zo gedaan.]

Mark vond bij Lannoo een brede bedding. Uitgever Dirk Demuynck liet hem de teugels vieren. Eindelijk, na jaren van droogte op uitgeversvlak.

1-2-3, 1-2-3. Tijdens de opgeklopte tweestrijd tussen de neoromantici en de postmodernisten danste Van Tongele vrolijk een tango. Het was niet het één of het ander. Het was – op z’n Antwerps – téénentander.

1-2-3, 1-2-3. Mark grossierde in taalplezier en was in zijn verzen onbeschaamd levenslustig, bij momenten openlijk sentimenteel, ontwapenend. Signifiant en Signifié riepen het volmondig uit: ‘hoezee!’ De lucht trok open, vol van betekenis en spelevarende vliegers.

1-2-3, 1-2-3. Lopend licht, Ochtendrood & co, Taalwaterval, Luchthonger, Zonnezucht. Elk jaar presenteerde Mark een nieuwe dichtbundel. De taalexperimentele cycli die jarenlang geen uitgever hadden gevonden verschenen onder de titel ‘Relikwieën van Ritme’ in een kloeke verzamelbundel. Een belevenis! Je kreeg de hele Mark Van Tongele te lezen: tussen de regels doemde het taallichaam op dat hij dag in dag uit in form hield en dat overal met hem mee liep. Het taal-DNA, de bloedbanen, de pompende organen, de soepel getrainde spieren, de open en stevig ontwikkelde zintuigen, de gretige ledematen, de alerte taalsynapsen, het bruisende, sturende, dollende, ontsporende, filosoferende brein.

Weinig dichters zijn zo existentieel en totaal dichter als Mark Van Tongele. Zijn dichterschap staat altijd aan, ook als hij op vakantie is in zijn geliefde camping in Zuid-Frankrijk. Op hoop van zonnezegen! Een lucratieve carrière als beleggingsadviseur brak hij prompt af. Het materiële kon Mark gestolen worden. De radicale keuze voor het dichterschap vergde de nodige offers, ook voor zijn naasten.

Mark had het licht gezien. Hij omarmde warmhartig het leven met alle wonderbaarlijke, verheven en kleine kanten. Niets had hij nog te verliezen, want hij was er als dichter ei zo na niet geweest. ‘Hij overleefde een zwaar auto-ongeval op miraculeuze wijze’, zo staat het op het achterplat van het debuut met de sprekende titel Over leven en dood en wat daartussen zeilt uit 1980. ‘Hij dankt u met deze gedichten omdat u voor hem hebt gebeden.’ Mark werd na zijn coma herboren als fulltime dichter. Dichten werd zijn profaan, levenslustig dankgebed. Hij leefde en dichtte – leefdichtte, dichtleefde – voortaan in gewonnen tijd. Wie in blessuretijd speelt, doet dat op het scherp van de snee. Elk moment kan het spel afgelopen zijn. Elke seconde is een godsgeschenk. Extra time. Elke tel is van tel, een klinkende lettergreep, een graai naar het ultieme gedicht dat je – gelukkig  – nooit zult schrijven. Het zou met verstomming slaan, zoals een zonsondergang of een donderslag bij heldere hemel dat doen. Maar kijk, daar kom de zon weer op.

Lopend licht was de eerste bundel die ik van Mark las. Het is een sleutelbundel waar Mark er als afgetraind dichter helemaal staat. Hij kan de hele wereld aan. Kom maar op! Er is het zonlicht dat doet leven en de dingen zichtbaar maakt. En er is het lopen, het hardlopen dat het hart doet pompen, je intens doet voelen dat je er bent.
Mark dicht over zijn coma-ervaring en over zijn Nike’s waarmee hij gaat joggen in het Mechelse Vrijbroekpark, op het ritme van het leven in en rondom hem. Op blije versvoeten blijft Mark voortleven. Er komt geen eind aan. Zijn gedichten blijven onvermoeibaar lopen, vers na vers, bundel na bundel …. tot roeivluchts toe. Hemeltjelief! Laten we de zich immer in ritmische en lichtzinnige verzen ontdubbelde Van Tongele lezen en lezen en lezen, lopend in de pas van een springlevend taallichaam. Het licht tegemoet.  

 

© Kurt De Boodt


Deze tekst werd door Kurt De Boodt gebracht op de hommagenamiddag aan Mark van Tongele op zaterdag 26 augustus 2023 tijdens het Kunstenfestival in Watou.

De Schaal van Digther dankt Kurt voor de bereidwilligheid om de tekst hier integraal te mogen publiceren!

 

 

Kurt de Boodt - Dichter in blessuretijd - za 26/08/2023



1 opmerking:

Peter Holvoet-Hanssen zei

een totaalhommage, heerlijk, alle goeds en immer de heerlijke zonnedichter in 't hart! Wolkendrager Peter (h2) ps: hou koers én KEEP ME POSTED