vrijdag 13 september 2024

Digther-Een kleine geschiedenis van een taalfout-Hugo Verstraeten

Digther: Een kleine geschiedenis van een taalfout

Op zondag 22 september 2024 is de literaire ontmoeting 'Publiek Geheim' in de Antwerpse 'Den Hopsack', georganiseerd door de VVL (Vereniging van Vlaamse letterkundigen) gewijd aan dichters van en rond dit eigenste online literair tijdschrift.

Een mooie aanleiding voor Hugo Verstraeten om 's terug te blikken in de geschiedenis van Digther: "Kleine geschiedenis van een taalfout".

Schijngestalten

Midzomer 1999. De gammele wenteltrap gaf toegang tot een zolderkamer die voor de gelegenheid dienst deed als vergaderlokaal. Het volkscafé aan de Grote Markt van Diksmuide telde, getekend door de jaren, zijn dagen af. Aan tafel de resterende redactieleden van het tijdschrift SCHIJNGESTALTEN. Op de agenda de vraag of het blad de overgang naar het nieuwe millennium kon of moest halen. Het losbladige tijdschrift werd sedert 1993 de wereld ingestuurd. In de ondertiteling stond met een knipoog ‘Blad voor lezers en schrijvers’.  Het blad was van een lokale, hoofdzakelijk links – progressieve signatuur. SCHIJNGESTALTEN nam via satire en kwinkslag de lokale politieke en maatschappelijke context op de korrel. Het blad verscheen driemaandelijks en werd uitgegeven door Theater Periekel VZW. De grafische vormgeving werd door Rein Lobbestael verzorgd. Die zou dat – tot het opdoeken van de papieren editie van DIGTHER in 2012 – blijven doen. Tim Provoost en Danny Decaestecker werden ‘aanstichters’ genoemd, al zou het vuur anno 1999 onder het gewicht van de tijd minder laaien.

                                             


Dat iemand van de aanwezigen op de vergadering Schijngestalten een veredeld scoutsblad noemde gaf tegelijk de doodsteek en de doorsteek naar iets anders: DIGTHER zou ambitieuzer zijn, met literaire kwaliteit mikken op een ruimer publiek. DIGTHER werd aangezet als een taalfout en niet zonder een vals gevoel van zelfoverschatting bevatte de naamgeving vingerwijzingen naar ‘Die Leiden des jungen Werthers’ van Johann Wolfgang von Goethe (1774). DIGTHER werd door inzenders en recensenten consequent fout gespeld – opzet geslaagd!

In den beginne was het woord

Al in 1999 verscheen het eerste ‘nulnummer’. Danny Decaestecker en Hugo Verstraeten zouden als verantwoordelijke uitgever en hoofdredacteur het schip door woelig water naar veiliger havens loodsen. Zij dienden ervoor te zorgen dat de intentieverklaring in het nulnummer niet enkel een aan het moment gebonden oprisping bleek:

Digther is vooral een schrijverscollectief, op eerder toevallige wijze bijeengebracht rond de wil tot het leveren van een authentieke en creatieve meerwaarde. Met deze intentie voorop neemt het collectief (hoofdzakelijk) literaire initiatieven.

Belangrijke spreekbuis vormt het gelijknamige tijdschrift. Digther wil een blad zijn waarin dichters, schrijvers en theatermakers het woord nemen en dit in de meest brede betekenis.

Schrijvers en lezers ontmoeten er elkaar rond een project dat een frisse, creatieve en tevens kritische vluchtweg biedt voor het aftandse, het banale, het modale.

Van kunst met een grote "K" tot kunst met een knipoog, van cultuur tot cultuurkritiek, van essay tot pastiche. Zonder leerstellingen of dogma's. Zonder beklemmende literaire tradities of commerciële verbintenissen. Maar met de ambitie om aan beginnend, sluimerend en gevestigd talent spreek- en schrijfrecht te doen.

Door lokale elementen en origine te koppelen aan meer universele aspiraties neemt Digther een eigen plaats in binnen het schrijvend en kunstminnend gedeelte van een Nederlandstalig lezerspubliek: eigen-aardig en eigen-zinnig

Was het nulnummer nog schatplichtig aan wat SCHIJNGESTALTEN te bieden had, toch gaven François Vermeulen en Peter Holvoet – Hanssen het tijdschrift mee een duw in de richting van zijn missie. Van Peter Holvoet – Hanssen verschenen gedichten uit Dwangbuis van Houdini  (Prometheus 1998). Bij het ter perse gaan van het nulnummer raakte bekend dat de dichter met de bundel de ASLK – debuutprijs won.

Anno 2000 viel het eerste nummer van de eerste jaargang in de brievenbus van de abonnees. Onder het motto:

               Iedereen moet kunnen lezen

               Iedereen moet kunnen schrijven

 

Het opschrift bedekte de wil en de intentie om de kloof tussen literatuur en de lezer klein te houden. Tegelijk sprak er de onzekerheid uit of er nog behoefte was aan een literair blad in dit o zo kleine en vaak zo vlakke literaire landschap. Het verschijnen van DIGTHER hield gelijke tred met het verdwijnen van gepubliceerde literaire tijdschriften in Vlaanderen. Een cast van bekende en minder bekende auteurs gaven een bevestigend antwoord op de gestelde vraag. Met ‘Fox on the run 2000’ trok Peter Holvoet – Hansen de aandacht. Het gedicht vormde de aanhef tot een derde bundel: ‘Santander – Ontboezemingen in het Vossenvel’ (2001). In de rubriek De Rechtvaardige Rechters besprak Pieter Verstraeten nieuw verschenen werk.

                                                          

Ontwerp DIGTHER anno 2000

De toon was gezet. Wisselende medewerkers bezetten de redactie. Naast Danny Decaestecker[1] en Hugo Verstraeten[2] kwam François Vermeulen[3] op regelmatige basis de redactie vervoegen. Vanaf 2003 sloot Alain Delmotte[4] aan. Vanaf 2004 werkten Frank Decerf[5] en Diana Freys[6] mee. Paul Rigolle[7], Frédéric Leroy[8] en Herlinda Vekemans[9] zouden later volgen. Na enkele jaren redactiewerk haakte François Vermeulen af om eigen redactionele wegen te bewandelen. Op 5 oktober 2010 overleed Danny Decaestecker op 52 – jarige leeftijd aan een hartfalen. DIGTHER was met hem een promotor en performer van het eerste uur kwijt. Hij hield binnen de redactie de wildste dromen altijd binnen het bereik van het haalbare.

                             

Redactievergadering tuin Pastorie Oostkerke - april 2010


Het lichtgevende deel van een knipperlicht

De opgang en ontwikkeling van DIGTHER als literair tijdschrift ging gepaard met het wegdeemsteren van nogal wat gepubliceerde literaire bladen in Vlaanderen. Er werd schrijfruimte gereserveerd voor vrij of op verzoek ingezonden poëzie en proza. Al werden geen financiële vergoedingen gegeven, meer en meer gevestigde schrijvers zouden in DIGTHER publiceren. In 2002, jaargang “, nr. 4 werkten bijvoorbeeld Yves Joris, Philip Hoorne en Joris Denoo mee. Zij brachten samen met een representatief deel van Vlaamse schrijvers DIGTHER voor het literaire voetlicht: Sven Cooremans, Patrick Cornillie, Herwig Speliers, Lut de Block, Frederik Lucien De Laere, Frank De Crits, Steven Graauwmans, Delphine Lecompte, Sylvie Marie, Mark Meekers, Lies Van Gasse, Frank De Vos, Lies Koopman, Joris Iven, Renaat Ramon, Xavier Roelens, Arne Schoenvuur, Richard Steegmans, Willy Spillebeen, Erwin Steyaert, David Troch, Toon Van Laere, Jan Van Meenen, Jo Gisekin, Ivo Van Strijtem, Dirk Vekemans, Reinout Verbeke, Frans de Schoemaeker, Peter Vermaat, Lief Vleugels, Reine De Pelseneer, Maarten Embrechts, om er exemplarisch enkele te noemen[10].

Met auteurs als Cilja Zuyderwyk, Hanneke Eirin Van der Velden, Eelke van Es, Hannie Rouweler, Johanna Geels, Anita Douma, Peter W.J. Brouwer, Inge Boulonois, Estelle Boelsma, Joop Leibbrand en anderen, ontving DIGTHER schrijvers uit Nederland.

Vanaf het begin kende het tijdschrift een aantal vaste rubrieken. De ingezonden kopij waaierde inhoudelijk en formeel uit in de meest brede betekenis. Niet zelden werden linken gelegd met beeldende kunst. Het editoriaal navigeerde het blad door het literaire landschap. De inleidende rubriek hield de vinger aan de pols van de literaire actualiteit. Tegelijk werd kritisch gereflecteerd over het bestaansrecht van literatuur in een toenemende utilitaire, neo-liberale maatschappelijke context.

‘Poëzie heeft zich, meer nog dan de romankunst, ten gevolge van deze ontwikkelingen buiten spel gezet. Ze is, alle stadsdichters en nachten van de poëzie ten spijt, maatschappelijk irrelevant te noemen.’[11]

In de rubriek De Rechtvaardige Rechters werd nieuw werk van diverse auteurs voorgesteld en van commentaar voorzien. In Uit De Toevloed berichtte Frank Decerf over wat in Vlaanderen en Nederland verscheen. De rubriek functioneerde meer als een doorgeefluik. Regelmatig verschenen meer uitgewerkte recensies. Huisrecensent van dienst was Alain Delmotte. Zijn recensies vertonen een sterk essayistisch karakter, niet zelden een pleidooi voor waar het in poëzie om gaat: het bewaren van de woorden, van de taal. Zijn recensies en essays werken diepgaand en nuancerend, en dat in een tijd dat literair werk nog nauwelijks werd besproken:

Want een recensie hoeft voor mij geen wetenschappelijk onderbouwd artikel te zijn. Recensies kunnen en mogen subjectieve leesverslagen zijn. Subjectief, ja, niet egocentrisch. Met egocentrisch doel ik op recensies waarin je, in alle ernst, meer te weten komt over de recensent dan over het gerecenseerde. Ik laat mij in mijn recensies niet de hoofdrol spelen. Ik blijf aanwezig en stel me meer als ‘mogelijkheid’ voor. Subjectief – in het besef van de relativiteit ervan. In eerste instantie probeer ik in mijn recensies een gesynthetiseerd beeld te geven van wat er in de dichtbundel voor mij te lezen valt. Ik schrijf voor de lezer die zich over de besproken bundel wil laten informeren; er een mening wil over horen, geen vademecum. Een lezer die al wat in poëzie is geoefend. (Tot de academicus, de neofiet, andere recensenten of dichters richt ik mij niet expliciet.) Of ik die lezer bereik, weet ik niet. Ik hou me hem of haar bij het schrijven wel voor ogen. Ik probeer niet te bekeren. Mijn recensies zijn wat dat betreft vrijblijvend. Als ik erin kan slagen om bij de lezer enige nieuwsgierigheid voor een bepaalde bundel op te wekken, dan volstaat dat voor mij. Onderhuids smeult er zoiets als een behoefte tot dialoog. Ik wil een dialoog op gang brengen met wat ik heb gelezen. Spelmatig volg ik de taalbewegingen, dein met de bundel mee en/of ga er in tegenstroom op in, varieer op wat er al dan niet staat. Ik nodig de lezer van mijn recensie tot dit samenspel uit.’[12]

Naast de door schrijvers en collega – redacteuren geprezen essays van Alain Delmotte togen ook andere redactieleden ter recensie. Nog in het laatste gepubliceerde tijdschriftnummer schrijft Paul Rigolle zijn leesindrukken neer bij de lectuur van Ademruis van Mark van Tongele[13].

Herlinda Vekemans trok in haar columns andere registers open. Zij maakte zijsprongen naar de filosofie. Met de rubriek Wie blogt die blijft speelde Paul Rigolle in op de steeds dwingender wordende digitale publicatiemogelijkheden binnen de letteren.

Digther: School of bordeel? 

De zeven redactieleden van DIGTHER brachten hun eigen visies op literatuur mee.[14] Voor elke publicatie werd een redactievergadering gehouden, meestal in de Oude Pastorie in Oostkerke.

                                     

Redactievergadering Oostkerke, tuin Pastorie, juni 2010
v.l.n.r. Frédéric Leroy, Hugo Verstraeten, Herlinda Vekemans,
Paul Rigolle, Alain Delmotte en Frank Decerf


Er werd ingezonden werk besproken, over literatuur gereflecteerd, de literaire actualiteit gescand, er werd gelachen en gedronken. De vaandels van de literaire passie wapperden in een wind die uit vele richtingen kwam. Er werd geen rechtlijnige beslissingsprocedure gevolgd. Argumentatie vóór of tegen publicatie volstond.

Die argumenten werden niet gekleurd door een bindende gemeenschappelijke visie. Er volgde geen programma:

‘Poëzie die al te zeer geschreven wordt vanuit de bekommernis een plaats binnen de literatuur te veroveren wordt al vlug programmatisch./…/ Elk gedicht dient zijn eigen poëtica uit te vinden. De wetten van het dichterschap (zo die er al zijn) worden in elk gedicht opnieuw geschreven’[15]

of nog:

‘In gesprekken met schrijvers en uitgevers krijgen we soms te horen dat een tijdschrift een duidelijk ‘programma’ moet hebben, ‘school’ moet maken. Bedoeld wordt dan dat we onze plaats moeten kiezen aan deze of aan gene kant van de brug.[16]

We weigeren post te vatten. Omdat in dergelijke polemische discussies geen waarheid is aan te tonen en we bijgevolg ook geen enkele van die waarheden als eigendom kunnen claimen. Als zouden we de wildernis onteigenen en verkavelen tot parkjes, tuintjes en prieeltjes en als gedreven tuinmannen één daarvan de mooiste verklaren, de éne, de echte.

Interpreteren is een onderneming zonder einde. We erkennen dat tussen beide oevers van de rivier wel degelijk een brug ligt, waarop het trouwens goed vertoeven is. En dat die brug zelf weer de resultante is van een oneindige reeks punten van waaruit  evenveel perspectieven ontstaan die elke waarheid weer onderuit halen en inruilen tegen een andere.’[17]

Vanuit een impliciet holistisch perspectief werd het oor te luisteren gelegd naar wat het ingezonden werk te vertellen had. Een fenomenologische toets is herkenbaar, omdat ‘er geen totalitaire werkelijkheid bestaat. Omdat perspectieven verschuiven en verschillen, zal ook de werkelijkheid altijd anders zijn’.[18] De columns van Herlinda Vekemans over het werk van Emmanuel Levinas zijn in dit verband niet toevallig.

In nogal wat bijdragen houdt DIGTHER gelijke tred met literatuurkritische publicaties. Om er enkele te noemen en andere te vergeten: Hugo BREMS ( De Dichter is een koe, 1991 ); Rutger KOPLAND ( Het mechaniek van de ontroering, 1995 ); Dirk Van BASTELAERE (wwwhhooosshhh. Over poëzie en haar wereldse inbedding, 2001); Ilja Leonard PFEIJFFER ( Het geheim van het vermoorde geneuzel. Een poëtica, 2003 ); Geert BUELENS (Oneigenlijk gebruik. Over de betekenis van poëzie, 2008); William MARX ( Het afscheid van de literatuur. De geschiedenis van een ontwaarding 1700 – 2000, 2008)

Alain Delmotte houdt in zijn discours een pleidooi voor het prozagedicht en vaart op koers van nogal wat Franse inspiratiebronnen. Van Baudelaire en Rimbaud tot Jean – Michel Maulpoix. Referenties aan Mallarmé, Max Jacob, Henri Michaux, Francis Ponge e.a. duiken geregeld op in zijn bijdragen.

Tussen droom en werkelijkheid

Schilderij van Hugo Verstraeten-vanaf 2011 de cover van Digther

DIGTHER zou driemaandelijks verschijnen. Elke jaargang zal echter de geplande 4 kwartalen zelden halen. Geregeld verschijnen dubbelnummers om de achteroplopende publicaties in te halen. Een blad als DIGTHER moest het hebben van vrijwillige inzet. Te veel taken, van postzegels plakken, over redactioneel werk tot het werven van fondsen, kwamen op te weinig schouders terecht. De financiering gebeurde voor de helft bij gratie van subsidies en sponsoring. Betalende abonnees zorgden voor de rest. DIGTHER verscheen in een oplage van 200 exemplaren. In zijn beste dagen bereikte het blad 130 betalende lezers. Dat deze situatie op termijn onhoudbaar was bleek uit het stopzetten van de gepubliceerde versie van het blad in 2012. In 2011 verscheen DIGTHER nog in een vernieuwde Lay- out, nadat in 2010 DIGTHER om zijn 10 – jarige literaire passie nog werd gefêteerd. Het achteromkijken vond zijn beslag in de gelijknamige bloemlezing:  DIGTHER: Watermerk. Een doorslag van 10 jaar literaire passie.[19] Het moest voor een nieuw elan zorgen. Het bleef echter bij enkele publicaties. Voortaan zou DIGTHER als ‘De schaal van DIGTHER’ enkel nog digitaal de ether in gaan.[20] Deze vorm wordt tot op heden, anno 2021, nog steeds en met succes aangehouden. Online. Alive. En wél! Het digtiaal adres: https://digther.blogspot.com

Affiche voor 'Met Andere Woorden' - Digther 10 jaar


EEN STRAK GEREGISSEERD GEFLUISTER[21]

Er is tijd en afstand nodig om de verdiensten van DIGTHER op te maken binnen het literaire landschap. In Watermerk[22] doet Pieter Verstraeten[23] een poging daartoe. Hij stelt zich de vraag hoe een tijdschrift als DIGTHER kan ontsnappen aan de alledaagsheid:

‘Het (DIGTHER nvdr) staat allerminst voor een eenduidig poëticaal programma en hoewel er in tien jaar heel wat interessante auteurs aan bod kwamen, zou het me sterk verbazen als er ook maar één de tand des tijds zou weerstaan. De grote waarde van DIGTHER ligt volgens mij juist in de weigering om aan het alledaagse te ontsnappen, in de poging om de alledaagse literaire werkelijkheid zo pretentieloos mogelijk weer te geven. In de ambitie om alle kamers, ja zelfs alle hoeken van het literaire dagdagelijkse te laten zien. De verscheidenheid van de literatuur die in DIGTHER aan bod kwam is dan ook bijzonder groot. Er werd zowel plaats ingeruimd voor de zelfverklaarde volksdichter Jozef Vandromme als voor de taalacrobaat Peter Holvoet – Hanssen, zowel voor kolder als voor doodsangst, zowel voor bakvispoëzie als voor erudiete essays over dode filosofen, zowel voor de verstilling van het nauwelijks uitgesproken woord, het rustige gekeuvel van het literaire interview als voor het geschreeuw van de polemiek, zowel voor het herkenbare als voor het verrassende of afwijkende, zowel voor gedichten mét als voor gedichten zonder interpunctie, zowel voor verhalen mét als voor verhalen zonder verhaal.’

DIGTHER ontwikkelde zich langs de bijdragen van schrijvers en redactieleden. Los van literaire verwantschappen of hardleerse dogma’ s. De redactie lukte er in schrijfruimte te voorzien voor beginnend en gevestigd literair talent. De markt is echter klein voor ‘taal die zich kwetst aan het zachte’. Het ontbrak het blad niet aan literaire kwaliteit. Met de tijd werden de zwakke punten zichtbaar. Het op de been houden van een literair tijdschrift vergt ondernemerschap, een neus voor marketing en een duidelijke communicatiestrategie. Net daaraan ontbrak het en bleef erkenning en verspreiding binnen de ruimere literaire canon uit. Het neemt niet weg dat gedichten en dichters uit het tijdschrift regelmatig geselecteerd werden voor literaire prijzen. Het neemt ook niet weg dat de redactie van DIGTHER, ondanks de visionaire verschillen van de redactieleden, een hecht collectief bleek, dat in het tijdschrift een middel zag haar literaire passie met velen te delen.

© HugoVerstraeten


Negen Digther’s op het podium in ‘Den Hopsack’ - Publiek Geheim op zondag 22 september 2024


[1] Danny Decaestecker (1958 – 2010) was fractieleider voor sp.a-open in de Diksmuidse gemeenteraad.  Hij zetelde er sinds 2006.  Vakbondsman bij het ABVV. Medeoprichter van Theater Periekel en DIGTHER.  Kroop graag in de pen. Schreef toneelstukken, was mede- auteur van Meandertalers (2004) en redactielid van DIGTHER.  Verder trad hij op als performer-dichter (Dacd), hij was voorzitter van de Culturele Centrale en de Congowerkgroep.  Verder vond men hem terug bij een pak vernieuwende, sociale initiatieven.

[2] Biografie in  Bloemlezing uitgegeven door DIGTHER: Watermerk. Een doorslag van 10 jaar literaire passie. Comsa, 2010, p.139.

[3] François Vermeulen, °1952. Schrijver en beeldend kunstenaar; uitgever van diverse ‘eigenzinnige’ literaire publicaties. Sedert 2010 uitgever en bezieler van het literaire e- zine ‘De Vallei’.

[4] Biografie in  Bloemlezing uitgegeven door DIGTHER: Watermerk. Een doorslag van 10 jaar literaire passie. Comsa, 2010, p.101.

[5] Id., p. 93

[6] Id., p. 109

[7] Id., p. 123

[8] Id., p. 116

[9] Id., p. 129

[10] Voor meer: DIGTHER, Watermerk. Een doorslag van 10 jaar literaire passie. Comsa, 2010, 144 pp.

[11] Met ‘deze ontwikkelingen’ wordt het modernisme bedoeld. Hugo VERSTRAETEN, Is er nog iets op deze aarde te zoeken? Editoriaal in:  DIGTHER, 2011, (12jg) , 3 & 4, p.3.

[12] Alain DELMOTTE, in: DIGTHER, Watermerk. o.c. p.13

[13] Paul RIGOLLE, Een beetje honing. Over ‘Ademruimte’ van Mark van Tongele. in: DIGTHER, 2012 (13jg) 1 &2, p. 54 – 56.

[14] Deze werden uitvoerig beschreven in de bloemlezing DIGTHER: Watermerk. Een doorslag van 10 jaar literaire passie, o.c.

[15] VERSTRAETEN, H. De Glimlach van een Engelsman. Over Poëzie. in: DIGTHER, 2001, jg2 nr 3, p.14.

[16] Beeldspraak voor de subject – object tegenstelling binnen de literatuur.

[17] Editoriaal DIGTHER 2005 1

[18] VERSTRAETEN, H. De Glimlach van een Engelsman. Over Poëzie, o.c.

[19] Watermerk, o.c.

[20] Onder redacteurschap van Paul Rigolle: https://digther.blogspot.com

[21] Met dank aan Laurine VERWEIJEN: uit ‘Luister’, gedicht opgenomen in ‘Gasthuis’, Van Oorschot, 2020

[22] Watermerk, o.c. p. 88

[23] Pieter VERSTRAETEN (°1980). Docent lerarenopleiding. Was wetenschappelijk medewerker aan de KUL Leuven. Deed onderzoek naar moderne Nederlandse letterkunde. Promoveerde als Doctor in Taal- en Letterkunde in 2008 met ‘IN ALLE GESTALTEN VAN LEVEN BEGREPEN. Literaire kritiek in Vlaanderen tijdens het interbellum: Joris Eeckhout, Urbain van de Voorde, Paul de Vree’.

 


 

donderdag 12 september 2024

Een zoektocht naar goud - Andreas Van Rompaey

Een zoektocht naar goud

Andreas Van Rompaey bespreekt Wij zijn zwanen van Lise Surmont.


Tijdens haar tweejarige termijn als cultuurambassadeur van de stad Roeselare (2022-2024) liet Lise Surmont haar eerste dichtbundel Wij zijn zwanen (2024) verschijnen. De ‘zwaan’ verwijst – om de woorden van Lise Surmont te gebruiken – naar ‘schoonheid, trouw, gratie en puurheid’, maar langs het romantische idee van onvoorwaardelijke loyaliteit evengoed naar de (on)eindigheid. In korte gedichten vestigt ze via cycli als ‘dag-nacht’, ‘bloei-verval’ en ‘geluk-verlies’ de aandacht op het paradoxale van het bestaan. Hoewel alles ooit voorbijgaat, blijft alles tegelijk steeds bestaan: ‘Alles wat er ooit was en alles wat er altijd zal zijn / wij die er altijd waren, wij die er altijd zullen zijn.’ Het lyrische ik is zich dus enerzijds bewust van de vergankelijkheid en tijdelijkheid, maar houdt anderzijds nog vast aan het verlangen naar een hogere eenwording. In dit geval gaat het concreet om het geloof in de absolute liefde, in ‘l’amour fou’.

De indeling van de bundel weerspiegelt niet toevallig het alchemistische eenmakingsproces dat zou leiden tot goud: ‘nigredo’, ‘albedo’, ‘citrinitas’, ‘rubedo’ en ‘hieros gamos’. Zodoende situeert Surmont zich in een lange traditie waarbij schrijvers teruggrepen naar alchemie als structurerend element; in de moderne literatuur gebeurde dit vaak onder invloed van het tevens op ‘l’amour fou’ gerichte surrealisme (denk aan Willem Frederik Hermans en de Labris-dichters). Toch lijkt haar poëzie – inhoudelijk en vormelijk – nog het meest op die van een tijd- en leeftijdgenoot als Marijke Vermeulen alias B.P. Arend, alleen zijn haar gedichten in vergelijking met die van Vermeulen ‘narratiever’, minder kernachtig en meer cultureel onderbouwd. Net als haar collega-debutant, heeft ze een zeer degelijke beginbundel voortgebracht die hopelijk slechts een stadium vormt in een verdere evolutie.

Lise Surmont, Wij zijn zwanen, Roeselare, 2024, ISBN 9789464988338, ongepagineerd.

© Andreas Van Rompaey

Lise Surmont is cultureel ambassadeur van de Stad Roeselare (2022-2024).
Wij zijn zwanen kwam tot stand met de steun van de Stad.

Link: Dichtbundel Lise Surmont op Website stad Roeselare

Wij zijn zwanen op Sappho's spiegel website Lise Surmont