maandag 24 maart 2025

Raak deze taal aan

Vincent Van Gelder bespreekt Neerwaarts verzet van Kris Lauwereys


'Wij zijn de jonge goden van de afgrond,’ opent cinematisch het ijzersterke debuut van Kris Lauwereys. 49 gedichten. 4 afdelingen. 1 reis. Geen vakantie-uitstap, maar een heuse odyssee die, in een bijzonder geslaagde balanceeroefening, zowel hoogstpersoonlijk als collectief aanvoelt. Want ‘wij’ zijn de jonge goden van de afgrond.

Eerst moet het woord ‘debuut’ wat genuanceerd. Lauwereys (°1979) is namelijk al een leven lang bezig met poëzie; als literatuurwetenschapper, verzamelaar, recensent, redigent én als schrijver van gedichten; gedichten die reeds gepubliceerd werden in verscheidene literaire tijdschriften alsook bekroond in diverse wedstrijden. Zowel debutant als veteraan dus. Maar terug naar de bundel… 

Na een eerste lezing schreef ik in de kantlijn van mijn kladblok het woord beweging (een woord dat ik na elke daaropvolgende beschouwing opnieuw onderstreepte). Die beweging uit zich op verschillende manieren. Zo wisselen lay-outgewijs romein en cursief zich af, worden gedichten nu links dan rechts uitgelijnd en staat een versregel een enkele keer zelfs doorstreept, alsof de hand van de dichter nog boven het blad zweeft, de inkt nat. 

Neerwaarts verzet is de prachtig poëtische neerslag van een langdurig en compleet (zelf)onderzoek, en in dat onderzoekende karakter zit een tweede soort beweging, een inhoudelijke, vervat; want vaak blijkt wat we te weten zijn gekomen niet te kloppen (‘Hij weet te veel, en veel van wat hij weet / blijkt later niet te kloppen’), wordt ‘elk woord door zichzelf weerlegd, tot alles vervaagt.’ Of we willen niet langer weten en trachten weg te maken, te vergeten, zoals we lezen in het vierde deel van de buitengewoon mooie cyclus Leiestraat 49: ‘Er viel al zoveel te vergeten, de strepen / van een roofdier op mijn rug, de ogen / in mijn buik die altijd vragend keken.’ […] ‘ik veegde alles op naakte / ruggen weer uit. Mijn vingers vrij van / geheugen.’ Wat verworven is, is nooit zeker (‘het park geurt naar vertwijfeling’) en zo blijven we als lezer op onze hoede én mateloos geboeid. 

Het continue heen en weer gaan van te weten komen en vergeten, van vooruitgang en achteruitgang, enz. , deed me ook denken aan een stoomlocomotief, waarbij de heen-en-weer-beweging van de zuigers in een draaibeweging van de wielen wordt omgezet en zo de loc wordt voortgestuwd. Misschien daarom dat deze bundel als een trein leest? 

Maar trein of geen trein; het gevoelslandschap dat we doorkruisen is er één van buitengemene rijkdom, en de strijd die de dichter met de wereld en zichzelf voert meer dan treffend onder woorden gebracht. Ik citeer opnieuw uit Leiestraat 49: ‘Ik zette die pijn / in mijn ribben gevangen, een stil licht / van onvermogen, tot in mijn stem / wit uitgestraald.’ Of: ‘Ik dronk / van mezelf als van een kreupele kraan.’ Of: ‘Iets nieuws verzinnen om weer in het oude / te geloven, dezelfde slapeloosheid / wiegt me ook in een verder bed / tot het verder ontbreken van dromen.’ Het zijn slechts enkele vingergrepen uit een zee vol parels. 

Wat buiten kijf staat, is dat de auteur van deze verzen met zijn pen heeft uitgehaald ‘als was het een zwaard’ en dat het ‘onderdak’ van deze bundel ‘met bloed gekocht’ is. Poëzie, met andere woorden, waar wat van afhangt; een taal waarin je steeds opnieuw wil onderduiken; een werk dat beloond moet.

© Vincent Van Gelder


Neerwaarts verzet, Kris Lauwereys, Uitgeverij Archipel, Herzele, 2024, ISBN 9789464989014


Kris Lauwereys ontvangt 'Neerwaarts Verzet'
uit handen van Archipel-uitgevers
Steven Van Der Heyden en Edward Hoornaert

Vincent Van Gelder



Geen opmerkingen: