maandag 3 maart 2014

Gesprek met Peter Mangel Schots

De tweede prijs in de Tweejaarlijkse poëziewedstrijd van de Stad Oostende -
editie 2013-2014 ging onlangs naar Peter Mangel Schots. Daarmee was deze bezige freelancer, schrijver, journalist én dichter niet aan het alom bekende proefstuk toe. Eerder vielen hem al diverse literaire prijzen te beurt (Opwijk, Sint Niklaas, Harelbeke...). In de vorige editie van de Oostendse poëzieprijs bezette hij al de bronzen stek. Nu werd de Oostendse jury erg bekoord door zijn gedicht 'Pools Boeket'. Digther-redacteur Frank Decerf, tevens jurylid in Oostende, mocht hem voor 'de Schaal van Digther' even interviewen. Hieronder het gedicht 'Pools Boeket' en het gesprek.


Pools boeket


Ze komen uit de weiden ’s ochtends
wanneer de avond vanzelfsprekend
nog ongeschonden zal zijn

of uit een kleine ambachtswinkel
met een deur half uit de hengsels en
een kind dat in de achterkamer schreit

of groeiden langs de bielsen
op een spoorwegberm tussen
distels, brandnetels en klit.

Tegen een kampwand markeren ze nu
klaproosrood en gouwegeel twee pasfoto’s
als vakjes op een bingokaart, twee nummers die

door het spel van langs hen heen
schuivende bezoekers weer even luidop
namen krijgen. Amelia. Tadeusz.


©Peter Mangelschots


Peter, hoe, waarom en wanneer ben je met schrijven begonnen? Was daar een speciale reden voor?

De eerste grote stap naar buiten moet in 2003 geweest zijn, toen ik deelnam aan de literaire wedstrijd van de stad Aarschot. Ik nam er deel in de categorie kortverhalen en won ook meteen. Daardoor mocht ik het podium op tijdens de 23e Nacht der Poëten, net als Philip Hoorne die de poëziewedstrijd had gewonnen. De Nacht der Poëten, waaruit ondertussen Weg Met Dichters is gegroeid, verzamelde jaarlijks grote namen, het was een belevenis om daar als jonge schrijver tussen grote namen te staan als de dichters Leonard Nolens, Ilja Pfeiffer, Jean-Pierre Rawie en wijlen Simon Vinkenoog, en verder ook nog taalkunstenaars als Pjeroo Roobjee, Jan Mulder, Jan Decleir, Pascale Platel... Ik heb nog een paar flyers van die avond, die koester ik wel als een tastbare herinnering aan die ‘eerste stap’. Natuurlijk kwam die prijs ook niet helemaal uit de lucht vallen, maar al wat zich daarvoor afspeelde, bleef in het verborgene: van kleins af leesgraag, een begeesterende leraar Nederlands in het vierde middelbaar, de eerste gedichten op mijn achttiende… Maar dan stokte het even. Toen ik afgestudeerd was als germanist aan de KU Leuven ben ik een tijdje gestopt met schrijven – het één heeft overigens niet rechtstreeks met het ander te maken, gewoon een kwestie van andere levensbehoeften. Na een jaar of vijf heb ik het weer opgepikt en wat later kwam dan Aarschot. Dan heeft het nog enkele jaren gesudderd, met een deelname aan een wedstrijd hier en daar. De voorbije vijf jaar ben ik het echt ernstig gaan nemen, met oog op publicatie.

Wie waren je grote voorbeelden, als die er al waren?

In de poësis – ook al heette dat in mijn tijd allang niet meer zo – werd mijn belangstelling voor poëzie aangewakkerd door meneer Heylen, de leraar die ik al noemde en die ik toen het tweede jaar op rij had. We kregen een mooi overzicht van de Nederlandstalige poëzie van de voorbije eeuw en ik was nogal weg van Gerrit Achterberg. Nadien, in Leuven, ben ik van Hugo Claus gaan houden en vervolgens van de postmodernen zoals Peter Verhelst, Dirk Van Bastelaere en Erik Spinoy. Nog later ben ik helemaal gevallen voor de Zweedse Nobelprijswinnaar Tomas Tranströmer. Die poëzie zou iedereen moeten lezen.

Wat heb je tot op vandaag gepubliceerd?

Ik heb poëzie en proza gepubliceerd in enkele literaire tijdschriften zoals Het Liegend Konijn, Deus Ex Machina, Gierik-NVT, Schoon Schip, Meander… Daarnaast was ik ook gastauteur van Het Boek Hauser, dat voortgevloeid is uit het multimediaproject ‘Hauser’ van Annemarie Estor en Lies Van Gasse. En het manuscript van mijn debuutbundel heb ik net afgewerkt en stuur ik met tussenpozen naar enkele uitgeverijen, daar hoop ik de komende weken meer nieuws over te krijgen.

Hoe selecteerde je jouw gedicht voor de Poëzieprijs van de stad Oostende?

Ik heb twee gedichten ingestuurd. Omdat ik mijn manuscript aan het afronden was en enkele goeie gedichten elders al prijzen hadden weggekaapt, was de keuze eerder beperkt. Ik koos voor een gedicht met veel inhoud (dat uiteindelijk de tweede prijs won) en een gedicht dat meer zuiver poëtisch was. Ik moet wel zeggen dat ik in het verleden als ik aan een wedstrijd deelnam (nu doe ik nog alleen aan Oostende en de Nederlandse Turing mee), geregeld keek naar de gedichten die de jaren ervoor gewonnen hadden. De jury in Oostende kiest vaak voor wat langere verhalende gedichten. Vier jaar geleden schreef ik op de dag van de deadline nog speciaal een gedicht in die richting. Dat werkte blijkbaar want ik zat toen ook bij de tien genomineerden.

Wat zou je nog graag schrijven?

Een roman. Nu mijn manuscript van een poëziebundel klaar is, gooi ik me even op proza – al zal de poëzie op zijn minst blijven sluimeren en af en toe doorbreken. Begin dit academiejaar ben ik in Antwerpen begonnen aan de SchrijversAcademie voor Proza.

Hoelang werkte je aan je laatste publicatie, waren er moeilijkheden?

Een aantal maanden geleden vroeg Jozef Deleu me om mee te werken aan het eerste nummer van Het Liegend Konijn in 2014, een speciaal themanummer rond oorlog. Daarvoor moest ik dus specifiek oorlogsgedichten gaan schrijven en dat was best lastig, opdrachtgedichten leveren niet altijd de beste poëzie op. Maar uiteindelijk is het me wel gelukt, door het thema breed open te trekken. Eentje ervan paste bijvoorbeeld naadloos in een cyclus die ik aan het schrijven was over een reis naar Berlijn en Polen. Dat is trouwens het bekroonde gedicht in Oostende (‘Pools boeket’), zij het onder een andere titel (‘Tussen de distels’) en met lichte aanpassingen.

Je bent een belangrijke prijswinnaar van de PPO, wat zijn je verwachtingen?

Al lachend zou ik kunnen zeggen: na een derde prijs in 2012 en een tweede dit jaar, mag het in 2016 wel eens de eerste prijs zijn. Dat parcours reed ik al eens in Sint-Niklaas, maar dat is quasi onmogelijk te herhalen, want de top drie, top tien, ligt altijd zo dicht bijeen dat je ook heel wat geluk nodig hebt om die eerste prijs te winnen. Neen, serieus: wat ik hoop en verwacht is dat mijn debuut eind dit jaar of begin volgend jaar in de winkels ligt. En ook met stip: ik zou graag meer optreden. Je poëzie voorlezen en zo een publiek vermaken is het mooiste wat er is.

Ben je lid van een literaire vereniging?

Ik ben van plan mij eerstdaags aan te sluiten bij de VAV, de Vlaamse auteursvereniging. Maar je bedoelt misschien een schrijfgroep of een dichtersgenootschap of zo? Wel, dat ook: een drietal jaar geleden hebben we met enkele dichters CoLetters opgericht, waarmee we ongeveer om de twee maanden feedbacken en af en toe eens optreden. De andere leden zijn Daniel Billiet, Hilde Pinnoo, Tine Mortier, Ann Van Dessel en Lieve Desmet. Dat groepje is ontstaan vanuit een masterclass poëzie die Daniel gaf.

Volg je de huidige lichting nieuwe/jonge dichters?

Ja, zeker, omdat ik er zelf toch ook nog toe behoor. Ik zit in de generatie van de jaren zeventig, met Annemarie Estor, Michaël Vandebril, David Troch, Xavier Roelens, Els Moors, Max Temmerman… En achter hen komen al snel een aantal dichters die net iets jonger zijn, geboren in de eerste helft van de jaren tachtig: Lies Van Gasse, Sylvie Marie, Maud Vanhauwaert, Maarten Inghels… Velen van hen ken ik persoonlijk en dan volg je hen automatisch meer. Voor de rest is daar geen peil op te trekken, want ze schrijven erg uiteenlopende poëzie. En dan zijn dat alleen nog maar de Vlamingen. Het contact met de Nederlanders is helaas iets beperkter, maar daar let ik toch ook steeds op nieuw werk van Maria Barnas, Ellen Deckwitz, Kira Wuck, Lieke Marsman, Hanneke van Eijken, Frouke Arns… Allemaal vrouwen, merk ik nu. Het is wel opvallend hoeveel vrouwelijke dichters er in die generatie opstaan.

Ben jij in een of andere literaire strekking onder te brengen?

Neen, totaal niet. De verschillende cycli in mijn bundel ademen ook telkens een andere sfeer. Ik heb qua stijl nog veel meer uiteenlopende gedichten geschreven, maar degenen die in het manuscript terechtgekomen zijn, vertonen een zekere coherentie. Wat in een aantal gedichten wel opvalt, is dat ze maatschappelijke, historische of andere links hebben: er zijn gedichten over Auschwitz (zoals het bekroonde in Oostende), maar ook een lang over een Amerikaanse vrijwilligster in Palestina of gedichten bij het werk van een Chinese fotokunstenaar. Want dat vind ik wel: poëzie mag zeker aan introspectie doen, maar mag ook wel ergens over gaan.

Bedankt Peter!

http://www.petermangelschots.be/

Opgetekend door Frank Decerf, redactielid Digther

- de tweejaarlijkse poëzieprijs van Oostende - editie 2013-2014
- Gesprek van Frank Decerf met Rinkske Kegel (Zo 2/3/2014)
- Gesprek van Frank Decerf met Peter Mangel Schots (Ma 3/3/2014)
- Gesprek van Frank Decerf met Erwin Steyaert (Di 4/3/2014)


Geen opmerkingen: