woensdag 29 januari 2020

Een boterham met honing - Jan Posman

ik ben een kind van een imker, blij met een beeld
van adolescente bloesem, een boterham met honing

al je bedoelingen met mij, glanzend als smeltend was
de zinnen die je niet uitspreekt maar verknoopt
in een lenige wil, wachtend op oostenwind en bosgeuren
als op boden van de zomer

ik ben een kind van een imker, wat het ook mag betekenen
mijn taal ontgaat, ze is inert en stil als land in winters
als zaad in een zak van lijnwaad
achter een schuurdeur in januari

mijn vader ging in het voorjaar doodernstig
koninginnen doodmaken, in het bijenhuis de geur
van wijnazijn, oud achtkantig hout, propolis
de geteerde deksels op de gonzende kasten
de functie van het duister
de sfeer van ambacht en uitleg

opeens stond hij daar dan, in zijn imkerkleren
een rare sprookjesfiguur, tegen mijn moeder
zei hij: ik ga een paar uur koninginnen doodmaken
mijn moeder zei daar gewoonlijk niets op

de bijen zijn ziek nu, van hun huizen is niets meer
in een enkeling de herinnering aan een lucht en
aan het speelziek stof in een bundel dringend licht

ik ben een kind van een imker, ik weet niet
wat het betekent maar het liet iets in me achter

je vraagt wat er van ons wordt, we spelen
de darrenslacht in een ballade van warme dagen,
wachten op een kus in een kamer van vragen
mijn handen op je lenden, de lus rond mijn leven,
mijn oordeel in mijn blijvende honger
de aandacht als kleefkruid
het beeld van koolzaadweelde
in de ingetogen polder die zich met zwijgen indekt
tegen boerenverstand en prozaïsche wind

het lijkt opeens genoeg, een ja zie ik aan je mond,
we bekijken gespannen de kleur van klaver
het zonlicht bespeelt het overleven
het is voldoende, dat was het lang geleden al


© Jan Posman


Geen opmerkingen: