maandag 16 november 2015

Tussen Sawa en Polder, Dessa en Vinex-wijk

Albert Hagenaars over de hybride poëzie van Barney Agerbeek

Voormalig internationaal bankier Barney Agerbeek publiceerde eerder, in bescheidener verband, poëzie maar deze opmerkelijke bundel mag als een officieel debuut gelden. De titel, niet "rood, wit en blauw" maar "rood en wit met blauw" biedt programmatische waarde. Hij verwijst natuurlijk naar de Nederlandse vlag maar ook, zonder het blauw, naar de Indonesische en die staan voor de twee culturen die Barney Agerbeek (1948, Surabaya) bepalen, die hij als auteur in al hun eigen(aardig)heden maar zeker ook onderlinge verbanden onderzoekt. Vormgever Gracia Khouw hield in haar ontwerp terdege rekening met deze achtergrond. Haar omslag bestaat uit een wit fond met onregelmatige rode en blauwe strepen die soms wel en soms niet door elkaar
lopen en enigszins aan morse doen denken. Waarschijnlijk gaat zij ook uit van de slotregels van de informatie op de flap: "Ondanks de contrasterende perspectieven ontstaat er een samenhang tussen de korte en verhalende, horizontale en verticale, en lichtvoetige en aangrijpende gedichten." Daarnaast kennen alle pagina's links boven vijf korte rode streepjes en die ter rechterzijde steeds eentje in het blauw wat de indruk wekt dat het Indonesische deel belangrijker is dan het Nederlandse. De compositie bestaat tenslotte uit twee delen, getiteld 'Rood en wit' en 'Met blauw', waarbij het eerste met een volledig rode pagina begint en het tweede, jawel, met een blauwe.

De bundel kent heel korte en heel lange gedichten. De openingstekst, met de aan een schilderij van de bekende Javaanse schilder Affandi ontleende titel 'Blauwe zon' strekt zich bijvoorbeeld over maar liefst 15 pagina's uit. Hij sluit nauw aan bij het onderwerp van Agerbeeks ook onlangs verschenen roman 'Njai Inem', waarin hij aan de inlandse vrouw in haar hoedanigheid van huishoudster en seksslaaf een hoofdrol toebedeelt. Aangezien zij vaak ook moeder werd van de kinderen van haar ‘menir’, kan de njai ook gezien worden als stammoeder van de Indo's ofwel Indo-Europeanen, dixit Nieuwenhuis. Ik herhaal graag diens uitspraak omdat de meeste Noord- en Zuid-Nederlanders die verschillen nog altijd niet doorhebben. Het is daarom niet meer dan logisch dat de dichter, zelf Indisch, deze bladzijden aan een njai opdroeg, njai Katinem.

In een ander gedicht gebruikt Agerbeek het woord 'kejepit' (beklemd) en dat is een rake omschrijving voor de stijl die hij in 'Blauwe zon' gebruikt. Elke strofe is pregnant geformuleerd, geeft alleen het hoognodige weer, zonder expressionistisch of minimalistisch van stijl te worden. Agerbeek is niet uit op klankovereenkomst of ritmische fratsen en beeldspraak gebruikt hij spaarzaam. Zijn werkwijze houdt zich verre van mooischrijverij en moet het dus hebben van treffende combinaties van inhoudelijke elementen. De nadruk ligt op een enkele, en dan nog niet al te nadrukkelijke, handeling en op de substantieven, die alleen of in samenwerking op suggestie en evocatie mikken.

Opslagloodsen fluisteren
tegen een blauwe zon
Hij droomt de inhoudsmaten
van koffie, thee en kardemom

Terug in Rotterdam slentert hij
langs vemen met verbleekte namen
leest Java Celebes Borneo
ziet kabels, pallets, kranen

Vindt
    een ladinglijst
    cijfers, leggers, balen

Ziet sjouwers aan voor koelies
    Djati, meranti en merbau
    getakeld uit roestige ruimen

Snuift geuren op
    Foelie, peper en kaneel
    weemoed in steen

Ook op andere pagina's komen woorden voor uit het Pasar-Maleis (de eeuwenoude lingua franca in Zuidoost-Azië) en uit Bahasa Indonesia, de officiële Indonesische taal, zoals trassi (terasi), merdeka, pelangi, terima kasih. De betekenis staat telkens onderaan op de bladzijde. Ook zijn er mengvormen van beide talen zoals pidjetten (van pijit, masseren), paitkruik (jeneverkruik, het officiële woord pahit betekent bitter) en, zie alinea hierboven, menir (meneer, al is de status van dit laatste woord een stuk harder dan van simpelweg meneer).
Het zijn niet altijd exotische tierelantijnen. Soms bestaat er simpelweg geen geschikt woord in het Nederlands, zou je een omschrijving moeten geven, wat in Agerbeeks geserreerde poëzie niet past. Het kernachtige ‘trassi’ wordt dan bijvoorbeeld gefermenteerde garnalenpasta. En anders hebben ze altijd nog de functie van sfeerversterkers. Agerbeek is daar trouwens toch goed in, in sfeer oproepen, zoals ook al ondubbelzinnig uit zijn verhalen en debuutroman blijkt.

Genoemde ‘peperwoorden’ buiten beschouwing gelaten is de aantrekkingskracht van deze poëzie die in Agerbeeks geval overigens beter in haar geheel tot uitdrukking komt dan in het handvol strofen dat ik kan opnemen, dus te danken aan enerzijds een ingeklonken werkelijkheidsbeschrijving en anderzijds wat niet uitgesproken wordt, aan te vullen is door de lezer. Los van de vorm, kijkend naar de zegging gaan stukken tekst soms over in beknopt poëtisch proza.

Bij iemand die zo compact kan schrijven, wekt het geen verbazing dat er haiku opduiken. De beste heet 'Merdeka!' De betekenis van het woord, vrijheid, wordt in regels 1 en 3 met tegenstelling en al conceptueel weergegeven.
Hoe kort ook, het betreffende gedicht is een stevig doordenkertje en luidt als volgt:

Als je mag blijven
zoek een spoor over bergen
ook als je moet gaan

De dichter verwijlt niet alleen in het hedendaagse of symbolisch gebruikte of persoonlijk herinnerde Indonesië. Hij kan met zijn hybride achtergrond ook in de zompige realiteit van onze delta uitstekend uit de voeten. Zijn huidige woonplaats Leerdam, midden in het rivierenland, is daar natuurlijk niet vreemd aan. In de laatste strofe van het gedicht ‘Lentepolder’ heet het:

Op de dijk keren vrouwen
gearmd met hun mannen terug
Hoor hoe ze spreken
alsof het geloof
al is het voor even
zo licht is als de zon.


waarbij het slotwoord natuurlijk mooi aansluit op het hoofdmotief van de hoofdtekst ‘Blauwe zon’’, slechts één van de manieren waarop Agerbeek teksten en hoofdstukken weet te binden. Deze regels berusten waarschijnlijk op een observatie in de eigen omgeving, want Leerdam ligt niet alleen tussen uitgestrekte grazige weides maar ook in de Laaglandse bible belt. De terloops opduikende vijfde regel wijst daar in elk geval wel op.
Het daarop volgende gedicht, 'Herfstpolder', eindigt met:

Stemmen slikken zinnen in
Gezichten verbergen gedachten
Schapen vreten van het laatste gras
Het is stil zoals het was


Van de sawa’s naar de polders, van de dessa’s naar de Vinex-wijken, en terug, en regelmatig in beide tegelijk! Je mag jaloers zijn op Agerbeeks meervoudige register, dat hij zowel inhoudelijk als stilistisch bespeelt (al is er voor voorbeelden van mutaties in stijl te weinig plaats in deze bespreking). Hij is een vertegenwoordiger van de groep die het WRR-rapport 'Identificatie met Nederland' (2007) als dragers van een functionele identiteit omschreef. Gezien in het licht van de huidige internationale mensenstromen zal dit gegeven de komende jaren alleen nog maar aan belang winnen en ook in de literatuur z’n beslag krijgen. Niet alleen trekken honderdduizenden mensen momenteel Europa in, ook vertrekken inwoners elk jaar in groten getale. In het recordjaar 2014 ging het alleen al in Nederland om 148.000 mensen die hun heil elders zochten! In België gaat het jaarlijks om 35.000 uitwijkelingen. Om emigranten is echter om begrijpelijke redenen, die vaak op misvattingen berusten, heel wat minder te doen dan om immigranten.
Het werk van Barney Agerbeek kan dan ook gezien worden als een voorbeeld bij uitstek van wat culturele vermenging én verrijking vermag.

Hoewel er tal van sterke gedichten in 'Rood en wit met blauw' staan, heeft Agerbeek als dichter nog niet overal het niveau bereikt dat hij wel al in zijn prozaboeken 'Schaduw van schijn' en 'Nnai Inem' haalde. Met een grotere concentratie op dit literaire genre in het algemeen en een nadruk in het bijzonder op wat nu al zijn meest positieve punten vormen (de ingehouden zegging, de vaardigheid uit de concrete beschrijving significante details te laten vonken, het gemak waarmee hij verschillende werelden en genres samenbrengt en weer kan ontrafelen) is het echter slechts een kwestie van tijd, voordat hij ook in de lyriek over de hele linie kan overtuigen. Gezien zijn opmerkelijk snelle groei als prozaïst (hij begon zijn officiële literaire carrière opmerkelijk laat, wat wel degelijk dus ook voordelen heeft) lijkt dat zelfs onvermijdelijk!


© Albert Hagenaars, november 2015

BARNEY AGERBEEK; ‘Rood en wit met blauw’; 64 pagina’s; Uitgeverij In de Knipscheer, Haarlem; 2015; ISBN: 978-90-6265-874-9; Prijs: € 19,50.


Geen opmerkingen: