maandag 21 december 2020

De tien beste Nederlandstalige studieboeken van het voorbije rampjaar 2020 - Hendrik Carette

Te vinden of te bestellen in de betere boekhandels voor gevorderden.

1. De vreemde lus, ondertitel ‘Over bewustzijn en het verbond tussen wetenschap, kunst, filosofie en mystiek’, door André Klukhun, Amsterdam: Koppernik, 269 pp.

2. Oefeningen in genot, ondertitel ‘Liefde en lust in de late middeleeuwen’, door Herman Pleij, Amsterdam: Prometheus, 434 pp.

3. Het Ridderspoor, over Willem Elsschot, door Johan Anthierens, met een woord vooraf van Stijn Tormans, tweede druk, Antwerpen: Polis, 277 pp.

4. Een danser in de sneeuw, essays, Gaston Durnez, Leuven : Uitgeverij Davidsfonds, 271 pp.

5. Nicolas Bourgeois en Frans-Vlaanderen, ondertitel ‘Confidenties in het Olmkasteel’, Wido Bourel, Roeselare: Uitgeverij ID, 183 pp.

6. Dichters leiden de dans, ondertitel ‘Liefde in de middeleeuwen’, Cas van Houtert, Utrecht: Uitgeverij IJzer, 444 pp.

7. Vetera et nova, opstellen en notities, Patrick Lateur, met een inleiding van Anne Marie Musschoot, Leuven: uitgeverij P, 213 pp.

8. De kuren van Komrij, Gerrit Komrij, samengesteld en ingeleid door Onno Blom, Amsterdam: De Bezige Bij, 299 pp.

9. Het glanzend zwart van mosselen, ondertitel ‘Autobiografie, Essay, Reisverhaal, Cultuurkritiek, 1980-2020, Oek de Jong, met zeldzame zwart-wit foto’s, Amsterdam: Uitgeverij Augustus, 745 pp.

10. Blijf bij ons, Bach, ondertitel ‘Het verhaal van een innige relatie’, Sigiswald Kuijken, met een CD, Tielt: Lannnoo, 246 pp.


© Hendrik Carette




zondag 20 december 2020

Enkel bewijs - Bert Bevers

Voor sommigen staat niets geschreven
tenzij ze het zelf schrijven. Blikken noch

blozen. Vermolmende vlaggenmasten
werpen schaduw op gezworen beloftes.

Met ingepakte stem kuieren hunkerende
gelovers in mirakelen. Ze komen er wel.


© Bert Bevers





zaterdag 19 december 2020

Verval - Bert Bevers

Afscheid klinkt als het brosse knappen
van de korst om verse broden. Decors

trillen achter weifelende geheimdragers.
Schamel is theater niet meer wat het is

geweest. Het is vol sluimerende moed
eigenlijk nooit geweest wat het is geweest.


© Bert Bevers





vrijdag 18 december 2020

Verdoffing - Bert Bevers

Profeten komen binnen waar en hoe ze
willen. Ooit is voor hese farizeeërs goed

genoeg. Slechts licht zuchten zij. Haastige
vrede volstaat hun. Dat de lankmoedigen

niet weten waar te schuilen laat hen koud.
Net als al die oorkondes vol verwachting.


© Bert Bevers





zondag 13 december 2020

Oviedo - Stijn De Man

Afwijkend is de lucht, haar kleur onherkenbaar
hoge rijhuizen, gevels omrand met potlood
de stad slingert, een decorstuk dat voorbijtrekt.

Een straatventer roept en verkoopt ik-weet-niet-wat
de kompasnaald draait door, mijn vingers slapen, zwellen
op benen van leem stap ik verder, depersonaliseer.

Ik wandel zonder draaiboek, merk niet dat ik onderweg
mijn luttele schetsen verlies. De volgende hoek wenkt.


© Stijn De Man




zaterdag 12 december 2020

Kinderen in het Louvre - Stijn De Man

Waar kijken die twee kinderen naar, door dit wagenwijde raam?
Ze roepen naar beneden, hun lach weerkaatst echo’s tegen de koninklijke gevels.
Geen ouders in de buurt, geen kwetsuren. Het meisje trotseert een galajurk,
witte sokken, schuine hoed. Tippen van tenen in een pijnlijke kramp. Naast haar,

boven de geboende parketvloer, plat op de buik op de hoge vensterbank
schommelt de jongen. Voeten en vrijheid van de grond. De waaghals verliest
geen evenwicht, geen kindertijd. Een schoenzool tikt de zoom van de rok aan,
laat slinks een zwarte veeg achter. Windstoot. Met een klap waait een deur dicht. 


© Stijn De Man


woensdag 2 december 2020

Hondsdol - Wim Vandeleene

De hond van de buurman was al een week vermist. Een bastaard. Gemengd bloed. Half pitbull, half Rottweiler. Niet bepaald een schoothond die in een handtas past en naar de enkels keft. De uitbraak was al langer voer voor geruchten. De buren gisten naar de oorzaak. ‘Was hij over het hek gesprongen? Had hij een gat in de haag gebeten? Had zijn baas hem verstoten? En wie zou het eerste slachtoffer worden? De vermiste ging kwistig over de tongen. 

Ook bij ons bleek hij een onvermijdelijk onderwerp. ‘Een gevaar op poten. Hij lust me rauw. Ik heb het gezien in zijn ogen.’ zei mijn vrouw jachtig, over haar toeren. ‘Een hond kan nooit een gevaar zijn’ zei mijn dochter die geen kwaad woord meer wou horen over honden en bij uitbreiding alle zoogdieren, weekdieren, bloemdieren, reptielen, insecten, amfibieën. ‘Honden zijn al even onschuldig als dolfijnen’ zei ze. Dolfijnen waren haar favorieten. Ze trok elke maand met spandoeken en strooifolders naar het dolfinarium in Brugge, het front in de oorlog van Bite Back, de dierenrechtenbeweging waar ze al jaren lid van was.

‘Jij hebt te lang naar die documentaire van Ted Bundy gekeken’ zei ik, om het gesprek een andere richting uit te sturen. ‘Die heeft hier totaal niets mee te maken’ zei moeder terwijl ze een croissant uit de ontbijtmand nam. ‘Hij was de casanova onder de seriemoordenaars’ zei ik. ‘Charme is verraderlijk.’ wist ze.

De volgende dag vond men het karkas van een konijn in de berm, de buik opengereten. Koren op de geruchtenmolen. Het nieuws ging van deur tot deur, een plaag die meer schade toebracht dan het onderwerp van de dreiging. ‘Als een hond bloed proeft … ’, riep de overbuurvrouw door het raam naar niemand in het bijzonder. ‘Wat dan?’ riep ik terug, in de rol van een leek. Ze sloot haar raam. Vorig jaar had ze haar man verloren aan pancreaskanker. Dat verlies had kortsluiting veroorzaakt. ‘Ze is veranderd. ’ zei mijn vrouw. ‘In welke zin?’ vroeg ik. ‘Ze zeurt minder dan vroeger.’ zei ze als een groot kind, ontwapenend eerlijk. Het nieuws over het dode konijn ging viraal. De hond werd zonder proces beschuldigd. ‘Waar is het vermoeden van onschuld? Wat wil je? Een DNA onderzoek?’ vroeg ik aan mijn vrouw, de openbare aanklager. Er ging een petitie rond tegen loslopende honden, getekend door een meerderheid, met een voorstel tot een boete voor de overtreders. Elke dag dat je hond niet aan de leiband liep, zou je een half fortuin ophoesten. Alleen poedels, golden retrievers en chiwawa’s waren vrijgesteld, omdat er in de buurt een hondenkweker was, met overwegend, jawel, die honden in zijn kennel. ‘Dat zijn zachtaardige rassen.’ zei hij op een vergadering van de werkgroep ‘Aan de Lijn’.

Marcel, de eigenaar van de vermiste hond bleef binnen wat de meesten beschouwden als een schuldbekentenis. Zijn enige uitstap was een wekelijkse trip naar de supermarkt en de apotheek in het dorp. Ook in de tuin verscheen hij niet meer, als een man in de rouw.

‘Kan je een hond voor de rechtbank dagen?’ vroeg mijn vrouw. ‘Nee’ viel mijn dochter hard in, die de laatste tijd haar zin voor humor wat kwijt was. Mijn vrouw had een fobie ontwikkeld voor honden en vlinders. Aan de andere kant had ze dan weer een zwak voor aaibare en uitheemse dieren, zoals stokstaarten en koala’s. Zeldzame katten droegen haar bijzondere voorkeur weg. In een impulsieve bui had ze eens de helft van haar eindejaarspremie gestort op een rekening van WWF, ten voordele van de voorlaatste sneeuwluipaard, omdat ze een ‘kattenmens’ was.

Uit angst voor de loslopende hond zag ze de sloten na van alle deuren en ramen. Ook het kantelraam op zolder, alsof de hond langs de regenpijp omhoog zou klimmen. In de kelder, het enige deel van het huis dat we nooit zouden verbouwen, zat een roestig luchtrooster los. Kan je er een ijzeren plaat voor schroeven? vroeg ze droog. Ik weigerde. ‘Ken je dat verhaal van de kameel en het oog van de naald?’ vroeg ik plagerig.

‘Jij neemt me nooit ernstig’ zei ze gewichtig. ‘Vorig jaar zat de kat nog vast in dat keldergat. Wat verwacht je van me?’ zei ik zo kalm en nuchter mogelijk. Ik mocht er naar raden. ‘Vind je het goed dat we ook de kat binnen houden?’ vroeg ze. Ik stemde daarmee in, op voorwaarde dat zij de kattenbakkorrels zou verversen. Na een korte onderhandelingsfase bereikten we ook over dat punt een akkoord.

Mijn vrouw belde die dag naar een vriendin die drie straten verderop woonde, met de vraag of ze ‘de wolf’ al gevonden hadden? ‘Overdrijf je nu niet?’ vroeg ik. De gelijkenis met een wolf was ver zoek.

Een overijverige wijkagent belde diezelfde dag aan bij Marcel en ondervroeg hem enkele minuten. Hij blies onverschillig in het deurgat met een hand in het haar. ‘Zal ik hem even roepen?’ stelde hij voor. Zonder het antwoord van de agent af te wachten, duwde hij hem zacht opzij, liep naar zijn oprit, bracht zijn handen als een hoorn voor zijn mond en riep herhaaldelijk de naam ‘Max!’ om. Een haas schrok op in het braakland aan de overkant en zigzagde in sprongen naar de spoorwegberm in de verte. De stem van de buurman was ook doorgedrongen tot in het huis van Dolf, de zoon van de notaris, die dit jaar voor het eerst kleur bekende en deelnam aan de verkiezingen. Hij liet geen kans onbenut om stemmen te winnen en maakte van Max een programmapunt.

‘Ik kan het niet helpen dat hij op de dool is. Hij bijt alleen schurken’. zei hij in een poging om aan het verhoor te ontsnappen en de wijkagent terug naar af te zenden. Om zijn punt kracht bij te zetten, keek hij alvast naar de Audi die de wijkagent slordig geparkeerd had op zijn oprit. ‘Ik zal je dan laten. Tijd is kostbaar’ vervolgde de buurman schalks. ‘Geduld. Ik ben nog niet klaar’ zei de wijkagent. ‘Reken maar dat hij niets doet. Max zou nog geen mug bijten. Jammer genoeg want ik ben gisteravond zelf nog gebeten door een mug.” Het leek een flauwe grap maar Marcel stroopte zijn mouw op.

Zie je die bobbel op mijn arm?’ De wijkagent wreef iets uit zijn gezicht, alsof hij uit een woestijnstorm kwam. ‘Ik heb weinig tijd. Je kan altijd nog het hospitaal bellen’ zei hij afgemeten en maakte zijn proces verbaal af.

Je mag jouw verklaring hier tekenen’ zei hij. Het kwam niet in hem op om de agent even binnen te laten en hem pakweg een kop muntthee aan te bieden. ‘We blijven binnen,’ zei mijn vrouw. Vandaag was er geen vlucht mogelijk. Gekooid in eigen huis. ‘Stel dat hij op de loer ligt in een struik’ zei ze. De loslopende hond hield haar in de ban. ‘Maak je niet zo druk. Dat beest wil gewoon wat meer ruimte. ‘Ik zal over je waken’ zei ik betuttelend. ‘Marcel heeft het niet onder controle. ’ zei ze. Daar had ze een punt. Sinds ik de buurman met een wichelroede in de tuin zag zoeken naar aardstralen, was de twijfel ook in mij gerezen.

Als zijn kaken dichtklappen mag je om genade bidden.’ Ze stond er met haar armen gekruist en keek schuin naar de grond. ‘Zullen we wat yoga doen? De asana van de loslopende hond?’ Ze ademde hoog. Alsof hij al in huis was. 


© Wim Vandeleene, 2020





maandag 30 november 2020

De Melopee-poëzieprijs 2020 gaat naar Jan Baeke

De Melopee-poëzieprijs - Editie 2020 van de Gemeente Laarne gaat naar de Nederlandse dichter Jan Baeke. Hij krijgt de prijs voor zijn gedicht 'Ik bel mijn moeder' dat
 verscheen in het Liegend Konijn. De publieksprijs gaat naar Frederik Bosmans voor zijn gedicht 'Kamer, verschenen in Deus Ex Machina.
De uitreiking verliep gisteren volledig digitaal vanwege de bekende exploten van Tante Corona. Alle 21 genomineerde gedichten werden door een poëzieliefhebber of een bekende Laarne-naar voorgelezen. De filmpjes zijn te bekijken op het youtubekanaal van de Gemeente Laarne.
Een bloemlezing met de 21 genomineerde gedichten is vanaf december te koop bij de Dienst Vrije Tijd en Jeugd (op afspraak) en kost 10 euro.
Alle verdere info vind je via deze Laarne-link.
Een overzicht van de genomineerden werd eerder genoteerd in dit Digther-bericht.

#PoëzieprijsMelopeeLaarne2020 #JanBaeke #FrederikBosmans

zondag 29 november 2020

Manco - Bart Vonck

Hij is zich veel tekort
en open op je hand

als zonlicht knispert.
Zo schitterend daar

liggen en wind die uit
de stenen komt en

in je mond gevlamd.
Tekort, waarom?

Aanstralend het licht
rondom je toekomt

alsof jij de gave bent.


© Bart Vonck


zaterdag 28 november 2020

Buitelend - Bart Vonck

Buiten in mij
passeert de val
zomaar de valkuil –

de denkende vogel vliegt,
de jagende valt op de hand
die hem gooide.

Toen hij viel
in de verte riep hem
de valkuil:

val maar over de plooi
in de plooi, erbuiten
zijn echo in de bergen.


© Bart Vonck


vrijdag 27 november 2020

Ars Poetica - Bart Vonck

Niet schrijven is van alles het doel en het schrijven;
en het doel is niets wat niet schrijven is, of van alles
het doel in het schrijven; niet schrijven is van alles

het doel in het schrijven; schrijven is van alles en
niet schrijven het doel, en het doel is wat schrijven is,
niets of van alles het doel in niet schrijven; niet schrijven

schrijven is van alles in het schrijven niet schrijven
het doel; en het doel is van alles niets in het schrijven;
in het niet schrijven is niets van alles het doel.


© Bart Vonck


donderdag 26 november 2020

Ongehoord gedicht - Bart Vonck

Het is een kei in onzichtbaar. Omdat het mij
niet kennen wil gaat het o zo omzichtig te
werk. Het maakt de kleffe aarde rul. Het
houdt de wormen ver van sterven. Zo on-
terloops ontwijkt het mij, zo helder raadsel
als geen water kan ligt het erbij. Het doet
beroep op dove handen.

Ik leg het nooit terzijde, naast mij neer.
Ongewild hoe het te schreeuwen staat,
hoe het grient in de wind. Hoe het staart
voor mij uit, hoe het spaart mij uit de mond
van horen zeggen. Zo zuinig, edelmoedig
twee ineen is het bedacht op zijn oorsprong
van einde tot begin.

Voor wie schraal uit de mond is gestoten
zegt het te veel, niet genoeg. Het bulkt van
zeggen binnensmonds, het waait onkenbaar
in de wind verstrooid, het slaat een gat, wordt
niet gehoord, zo stil het stamelt uit zichzelf.
Het is het enige wat ik pijnlijk wil leren. Het
enige raadsel dat mij kent.


© Bart Vonck



zondag 15 november 2020

Roer, een nieuwe Vrijhaven voor poëzie

We begroeten met veel plezier en aandacht 'Roer', een nieuwe én veelbelovende Vrijhaven voor poëzie waarbij de leden van het Obsidiaan Collectief als Bad- en Watermeesters optreden!

We nemen alvast ook hier, aan onze verzamelde bakboorden, graag de wervende openingswoorden over:

"Welkom op Roer, het platform dat voortdurend beweegt. Bezoek het dok en steek uw handen uit de mouwen. Blik terug op het zog of klim in het want.

​ Maak kennis met matrozen en verstekelingen van het woord. Vergaap u aan de driftstroom en de golfslag, aan binnen- en buitenrijm. Richt de lens op de vrijhaven poëzie.
​ Zin om aan boord te stappen en de koers mee te bepalen? Aarzel niet en zend in. We staan open voor alles wat grenzen verlegt. Gedichten, muziek, graphic poems, fotografie en diverse cross-overs. "

Zo weten we, en ook jullie, klaar en duidelijk wat ons te doen staat!

Alle info over Koers en Vaarwater op de Roer-website!


donderdag 5 november 2020

Een geschiedenis - Geert Jan Beeckman

Geboren in het oosten werd ik later
over de heel de wereld Parijs.
En dat ik goud een berg opdroeg
God vertaalde naar het Latijn ik had
eerst duizend gedachten om het te zwijgen.

Later had ik meer mezelf bij de anderen.
Wat ook een soort van liefde was.
Zo legde ik een eeuw op aarde nog
voor de mens in aantocht was.
Zo zong ik vergezichten los voor er
iemand ginder.

Ik heb er woorden voor bedacht
kwartslagen in een dans onbestemde
reizigers tot ze bestonden. En wat ik
op een huid tijdens een nacht
heb je zo iemand al zien liggen.

Ik luister nu om alles trager te maken:
Chopin als pianist.
Schubert verdicht tot hart.
Alle dingen die rijmen op verlangen.
Alle dagen alsof het nu is of te laat.


© Geert Jan Beeckman


Geert Jan Beeckman op Poëzie Centraal





woensdag 4 november 2020

Verzoekschrift - Geert Jan Beeckman

Laat mij binnen oude dag.
Koningen en koninginnen heb ik afgelegd.
Spiegels verdragen aftakeling slecht
en slachtoffers zijn vermoeide helden.

Ik ben bereid tot onbeduidendheid.
Tot krimpen als ik de definitieve
uitnodiging krijg. Bloedarmoede
of oud zeer de tel houdt mijn hart bij.
Mijn ogen kijken dapper door.

Ik ben er nog maar kinderkoppen
daveren mijn jaren weg. Iedere ruggengraat
ben ik over. Ga met een vinger over mij
en ik lig in je. Het kan dat ik na dit gedicht
zomaar breek.

De roof door de nacht haalt levensherfst aan.
Door afstand te nemen van verdriet benader ik
mijn verlies. Ik adem om mezelf te verzamelen.
Ik schrijf je. Ik kleed mij met aarde.

Grond wordt de echokamer van mijn ziel.


© Geert Jan Beeckman


Geert Jan Beeckman op Poëzie Centraal





dinsdag 3 november 2020

Tarkovsky - Geert Jan Beeckman

Wat je nu nog ziet.
Schopte eerst de schoenen uit tot buiten de tijd.
Ging dan wandelen op zolen van gras en wind.
Legde zich neer bij wat haar niet zwaar viel.
Zei ook nog wat naast mensen herinneringen baart.

Misschien is de zon van een grote O
zo proef je ook dit gedicht op het oog.
En of zij rust van het zwijgen
misschien is dat teveel naar de letter.

Maar dat zij stoor mij niet speelt
en heus wel weet dat die foto er komt:

‘Want jij en ik redden even de wereld
mijn zoon, daarom dat ik zo op aarde
en jij mij naar de hemel laat kijken.’

Dus zodra de dag ons niet te machtig wordt.
Zodra je weet dat genieten trage wijn wordt.
Zodra je voelt dat jij jezelf bij mij hebt.
Zodra je kan doordrukken op licht
door één lichaam opgenomen.


© Geert Jan Beeckman


Geert Jan Beeckman op Poëzie Centraal





maandag 2 november 2020

Gedicht in een trein - Geert Jan Beeckman

Wij liggen op de as. Een beetje tong
likt het gebinte. Het is de cadans
de komst van rechte stukken.

De komma’s de stippen in het land
waar onze gedachten zich naar schikken.
Lang kijken en of wij dat nog kunnen.
Op onze beurt nagekeken door het tijdelijke.

Er is een leven en een leven na elkaar.
Voor een tussentijd van geen woord.
Voor de stomme film van het passeren.
Bijna klassieke muziek. Ter grootte van
een werkelijk gebeuren.

Wij in de vorm van een raam.
En straks als kamers door de nacht.
Hoe snel verklein je als uitsterven niet mindert.
Tot stippellijn als je er bij stilstaat.
Tot een stuurloos vertrouwen met de hand
op het hart.

Wij zeggen niets omdat wij samen reizen.
Omdat het uitzicht zo goed is in schrijven.
Uren door lengte en lengte door lege plekken.

Bij gelegenheid zien wij naar elkaar.
Onder de sporen blijven wij anoniem.
De ongeschreven wet van het bestaan.


© Geert Jan Beeckman


Geert Jan Beeckman op Poëzie Centraal





zaterdag 31 oktober 2020

De Troost - Guido Eekhaut

(Een roman)

Ze halen mij er nooit meteen bij. Meestal doen ze dat pas na een dag of drie, vier. Iedereen weet dat het slachtoffer levend terugvinden dan al statistisch onwaarschijnlijk is geworden. Ook daarom noemen we de verdwenen persoon een slachtoffer. Het gaat bij mij altijd om jonge vrouwen. Hebben ze mij nodig, dan is altijd een jonge vrouw verdwenen, of een schoolmeisje. Gelukkig hoef ik niet als eerste met de familie te praten. Wanneer dat gebeurt, is hun verdriet net als hun woede gekristalliseerd tot een abstract fenomeen. Ze zijn kwaad, maar niet op mij. Ze zijn nooit kwaad op een hypothetisch ontvoerder, maar altijd op de politie.
       De gewone gevallen laat ik aan mij voorbij gaan. Het zijn de weglopertjes. Die worden overigens vaak genoeg gevonden. Ik hou me bezig met degene die alles achterlieten: dagboek, kleren, foto’s en knuffels. Of, wanneer ze wat ouder zijn, man en kinderen. Als er achtergebleven kinderen zijn, vermijd ik in hun lege, starende ogen te kijken. Degene die onvoorbereid verdwijnen, hebben doorgaans hun voortijdige noodlot ontmoet. Soms per toeval, soms ook niet.

       Wat niet betekent dat ze dood zijn.
      Er is grote eenzaamheid gemoeid met die verdwijningen. Werden ze ontvoerd, dan handelde de meerderheid van de ontvoerders uit dwang. Wat is een meer eenzaam fenomeen dan dwang? Welk monster onder de uiterlijk vorm van een mens is niet geschapen door de isolatie van het gemoed? Maar geen excuus voor deze daden komt over mijn lippen.
      Mijn methoden zijn bekend. Ik passeer in jeugdhuizen, kroegen en koffiebars met foto’s waarop ook mijn telefoonnummer is gedrukt. En ik maak meteen duidelijk dat ik niet tot het politiekorps behoor. Misschien heb je haar gezien? Kijk es goed? Ken je haar? Komt ze hier soms? Doorgaans worden alleen meisjes en jonge vrouwen ontvoerd die niemand kent, die niemand ooit heeft gezien. De onzichtbaren. Degene die niet opvallen. Toch was er iemand die haar opmerkte. Behalve dan wanneer het verdwijnen een zaak is van toeval en opportuniteit. Want dat is wat ontvoerders soms doen: doet zich de gelegenheid voor, dan slaan ze toe. Laat ik dat fenomeen niet uitsluiten.

      Ik maak ook foto’s. Van de straten en pleinen waar het verdwenen meisje passeerde, van de buurt waar ze woonde en waar opvallend veel BMW’s geparkeerd stonden. Van de jongerenclub waar ze elk weekend kwam en waarschijnlijk voor het eerst gezoend of geneukt werd. Ik maak foto’s van oude dametjes met boodschappentas van Aldi, van meisjes in het uniform van een hockeyploeg, van jonge moeders en net thuiskomende oudere mannen met loszittende das. Niet iedereen is verdacht. Of toch niet in dezelfde mate.

Troost ontstaat uit de bereidheid om het verleden aan de vergetelheid weg te schenken. Sommige culturen bewaren de dode familieleden als mummies en halen die ter gelegenheid van feesten weer te voorschijn, voor een plaats in het gezelschap, alsof ze nog in leven zijn. Elders worden de overledenen meteen gevoerd aan de vlammen.
      Niemand weet wat er na de dood optreedt, maar angst voor dat moment en voor het eeuwige onbekende verhindert mensen rationeel te denken. Uit mijn vele reizen verzamel indrukken van zulke momenten en breng ze hier in deze stad samen. Ik heb een stukje van de beruchte Catacomben daarvoor afgehuurd, een commerciële operatie ten behoeve van bijzondere verzamelaars.

      Daar leg ik mijn archief aan: indrukken opgedaan tijdens gesprekken in Osaka of Ontario, daklozen gezien in Los Angeles en Moskou, gesprekken met de oudste bewoners van Berlijn, de handdruk van een arbeiders in de laatste kwikfabriek van Poznan, een brief van een kinderloze vader uit Buenos Aires en een postkaart van een onbekende bewonderaar uit Lyon.
      Mensen veranderen niet vanwege geboden troost. Ze blijven hetzelfde. Maar het leven loopt anders dan ze verwachten: ze denken minder alléén te zijn, het is een illusie, maar dankzij illusies leven ze verder. Ze gaan door het leven als slaapwandelaars. Ik heb medelijden met hen.       Ik herken mij in hen.

Met de leden van hun gezin praat ik over hun jeugd, hun vriendinnetjes, de familie (er is altijd een potentieel pedofiele oom of grootvader), de laatste herinneringen, de meest recente ruzies. De liefkozingen, de harde woorden. Vergeten ondergoed, een gevonden armband. Ze vertrouwen mij vaak meer toe dan de poli†ie. Wettelijk gezien ben ik verplicht mijn informatie met de dienders te delen. Dat doe ik niet altijd. Ik ben daarin voorzichtig selectief.
      Ik probeer me voor te stellen waar ze zijn, indien nog in leven. In een hotelletje ergens aan de kust, in een van die grotere badsteden waar tijdens de zomers de lagere middenstand van het binnenland steevast jaar na jaar twee weken komt doorbrengen. In de hoofdstad, gevangen in een web van drugs en gedwongen prostitutie. Onderweg naar Spanje of Italië, voormalige idyllische vakantiebestemmingen uit de kindertijd, nu al liftend. Een open Europa biedt zoveel creatieve mogelijkheden. Mijn vraag is dan: waarvoor zijn ze op de vlucht?
      Het aantal antwoorden op die vraag is beperkt. Sommige zijn een zaak voor de politie. Anderen stemmen een mens wanhopig. Ik ben gedwongen te speculeren, maar sommige opties vallen meteen al weg.
      Maar aan wanhoop geef ik niet toe. Dat is voor de families.

“Misschien is ze hier geweest, een paar dagen geleden. Ik weet het niet.” Schouderophalen, terloopse frons.
      “Kijkt u nog es goed,” dring ik aan. "Het is belangrijk.”
      “Het is dat verdwenen meisje, toch?”
      “Dat is ze inderdaad. Zegt het u iets? Kunt u zich herinneren haar hier gezien te hebben? En wanneer?”
      “Tja, misschien. Ergens vorige week. Tegen het weekend aan. Vrijdag, misschien.”
      “En was ze alléén? Met wie was ze?”
      “Zou ik echt niet weten. Er passeert hier zoveel volk.”
      En zo vlotjes als dat, arriveren we in het Imperium van het Cliché, geliefd bij misdaadschrijvers.
      “Niemand van hen heeft nog de oorlog meegemaakt. Ze weten niet wat armoede is.”       “Ze hebben ook nooit onder het communisme geleefd!”
      Elk verdwenen leven is een raadsel. Atlantis, zoiets. Ik wil zelfs de tegels van de trottoirs ondervragen, maar hoe absurd is dat?

Ik heb geen behoefte aan de theorieën van de familieleden, noch aan hun vermoedens. Die zijn allemaal uitgeplozen door de politie. Betreden paden. Brachten ze iets concreets op, dan was ik nu niet hier. Hetzelfde met concrete aanwijzingen. Ik ben dan ook niet hier omdat de zaak opgelost kan worden. Ik ben niet hier om een oplossing te vinden. Ik bied troost. Dat is in de eerste plaats wat ik doe.

      Ik ken echter ook de diepte van de wanhoop. Niet die van de familie, maar die van de verdwenen meisjes of vrouwen. Zijn ze niet ontvoerd, dan zijn ze steevast het slachtoffer van wanhoop. Hun eigen wanhoop. Op zeker moment verspreidt die zich, als een virus of een schimmel.
      Hoe jong ook, deze meisjes hebben de limiet bereikt van hun vermogen om de wereld te relativeren. Hun omgeving heeft alle glans en weerschijn verloren. De toekomst is als een slechts en te vaak gehoorde reclameboodschap. Ik zie hen nu, niet op weg naar een beter leven, maar naar een toekomst die geen herhaling van het verleden is.
      Degene die ontvoerd en dood zijn, zijn ons ontnomen en keren niet meer weer. Een lichaam in een ondiep graf, of aan de oever van een meer. De anderen laat ik gaan, omdat ik hun verlangens maar al te goed ken.


© Guido Eekhaut


Guido Eekhaut schrijft romans en kortverhalen in het Nederlands en het Engels, in verschillende genres, ook voor jongvolwassenen. Hij kreeg de Prijs van de Stad Brussel en de Hercule Poirot Prijs, en werd genomineerd voor de Gouden Strop en de Diamanten Kogel.




maandag 26 oktober 2020

Het gat in een woord - De laureaten zijn bekend


Sinds dit weekend zijn de laureaten van de 12° editie van de Poemtata Poëziewedstrijd bekend. En daar zitten een aantal onverwachte namen tussen. De uitslag:

1ste prijs: Jacqueline Legierse
2de prijs: Rudy Dejonckheere
3de prijs: Anneke
Wasscher  

De 7 eervolle vermeldingen zijn in alfabetische volgorde:
Erika De Stercke, Amadeo Dierickx, Philippe Jacobs, Jenny Anna Linde, Herman Rohaert, Gérard Scharn en Wim Vandeleene.

Gezien de covid-perikelen, kan de organisatie nog geen evenement aankondigen waarop de laureaten nog uitgebreid gehuldigd worden. Maar dit komt nog wel, Poemtata houdt ons op de hoogte.

De jury bestond uit: Kristien De Vos, Sven De Scheemaeker en de dichters Christophe Vekeman en Dorien De Vylder.
 
Alle geselecteerde gedichten en die van de laureaten kunnen worden nagelezen in de gelegenheidsbundel Het gat in een woord. Maak €11 + €4 verzendkosten (B en NL) over op rek. van Vergauwe Paul/Poemtata: Iban BE67 9733 4770 1887- Bic : ARSPBE22 indien je de bundel met de post wil ontvangen. (B en Nl). 

Wanneer je de bundel zelf afhaalt in het Poëziecentrum, Vrijdagmarkt 36, 9000 Gent ontvang je een leuk poëziegeschenk! Gelieve in beide gevallen wel vooraf je bestelling door te mailen naar poemtatapoezie@gmail.com en te betalen via overschrijving. 

Geef toe: dit is alweer naar goeie Poemtata-traditie poëzie voor een prijsje! De bundel is beschikbaar omstreeks 15 december 2020. De opbrengst van de verkoop wordt door Poemtata volledig gebruikt om poëziemanifestaties voor volwassenen en kinderen te financieren.  

Alle info: Poemtata.be  

(P.R.)

 

 

 

zondag 25 oktober 2020

Winter neemt in woorden toe - Christiaan Germonpré

Winter neemt in woorden toe:
een tak lost een blad, rust in het geheugen.
Zo stapelen wij dood, eenzaam geluid,
ruimte binnen de grenzen van onze huid.

Het najaar verteert een vis;
meeuwen stuiven op het wak voor ons uit,
laten een spoor van verlangen na.
Het zilver in het onvoltooide verdrijft weldra
elke metafoor; alleen verte waait ons toe.

Muziek, vergetelheid ligt op het meer,
onaangetast; troost wordt in het netvlies
van de forel bewaard.

Wij dachten op tweespraak, verlies,
nu de tijd de trage gedachtengang van ijs openbaart.
Stilte wordt licht verschoven, keer op keer.


© Christiaan Germonpré
(°Roeselare, 07 september 1950 - Kortrijk, 13 oktober 2020)

Gisteren werd in Kortrijk met onder meer dit gedicht
in intieme kring afscheid genomen van Christiaan.