woensdag 20 oktober 2010

Watermerk - Tien jaar Digther


"Een doorslag van 10 jaar literaire passie"

DIGTHER ontstond als een hersenkronkel van enkele plaatselijke schrijvers en minnaars van de schone letteren, op zoek naar een literair verlengstuk voor hun dromen, angsten en passies. Iedereen moest kunnen lezen, iedereen moest kunnen schrijven,’ klonk het. Het was de bedoeling om beginnend en gevestigd literair talent een forum te geven. Vrij snel ontwikkelde het blad zich tot een tijdschrift met een ruimere dan lokale uitstraling. Het blad raakte ook in Nederland bekend en vanuit die hoek bleven inzendingen en publicaties niet uit.
In Vlaanderen publiceerden bekende dichters zoals Peter Holvoet-Hanssen, Renaat Ramon, Joris Denoo, Alain Delmotte, Herlinda Vekemans en vele anderen in het tijdschrift naast minder bekend talent dat niet uitzonderlijk later zou doorbreken (Frédéric Leroy, Sylvie Marie, Delphine Lecompte…) Na 10 jaar is het tijd om een stand van zaken op te maken. Niet enkel een terugblik, maar eerder een dwarsdoorsnede
van wat poëzie en literatuur kan zijn.

De redactie van DIGTHER organiseert met dit alles voor ogen op 6 november 2010 een wervelend evenement. Speciaal naar aanleiding van de tiende verjaardag wordt tijdens deze literaire avond 'Watermerk' voorgesteld, een bloemlezing uit het beste wat in DIGTHER verscheen.

De stadsbibliotheek van Diksmuide, cc Kruispunt, reclame- & mediabureau Comsa! en DIGTHER slaan de handen in elkaar om een feestelijk en avondvullend programma aan u voor te stellen.
€10 toegang
€8,50 (voor -26/ +60 jaar)
€7,50 (abonnees DIGTHER)
€5,00 (-18 jaar)

Meer info: Comsa en Digther
Info & bestelling bloemlezing 'Watermerk' - www.comsa.be/watermerk
Uitgever Comsa! - Nieuwstraat 15, 8690 Alveringem - 058/289 666 - info@comsa.be


dinsdag 28 september 2010

Het is niet niks!

Even melden, vooraleer we jullie met de onvermijdelijke affiche voor het Digtherfeest en -festivalletje van 6/11/2010 opzadelen, dat de werkzaamheden i.v.m. "Tien jaar Digther" het stadium van de afronding zijn ingetreden. Op 6/11/2010 stellen we met het nodige literaire plezier tevens de mooie bloemlezing Watermerk voor. Het beste uit "Tien jaar Digther", het is niet niks. En dat zal blijken! Momenteel hebben we de selectie van dichters en hun gedichten doorgevoerd. Zij die geselecteerd werden (we noemen ze graag de gelukkigen en hopen van u hetzelfde) krijgen eerlang een bericht. Meer nieuws over Watermerk en de voorstelling van 6/11/2010 volgt!


woensdag 28 juli 2010

Digther - 11/1-2 - Inhoud

Digther 11/1-2 is al een tijdje uit!
Maar dat weten we natuurlijk (al net zo lang).

Niettemin een fikse greep uit de inhoud:
Gedichten van Nicole Van Overstraeten, Frank Pollet, Marco Houtschild, Wim J. Smit, Richard Foqué, Erwin Steyaert, Frouke Arns & Diana Freys.

Dubbelkunstenaars: An Van Dessel, Vincent Billiau, Y.Né, Frans Budé, Lucienne Stassaert, Bert Bevers, Albert Hagenaars & Roger Nupie.

Achille Van Den Branden in "Wie blogt die blijft".

Uit de toevloed: over de poëzie van Gilberte De Leger, Frank De Crits, Joris Iven, Hanne Rouweler.
Proza van Rudi Penne en Réné Van Densen.
Alain Delmotte over Victoria van F. Starik en Frank Decerf over de Tweejaarlijkse poëzieprijs van de Stad Oostende.
Zonder in geen geval de column van Herlinda Vekemans te vergeten!


dinsdag 16 februari 2010

Tien jaar Digther

Digther 10/4” komt er aan! Straks komt het laatste nummer van jaargang 10 inderdaad terecht waar het terecht moet komen. Bij de lezer. Bij jij en ik, mag ik hopen. Het nieuwste editoriaal staat nu al hieronder na te lezen op. Nu & meteen ook al wijzen op een datum. Op zaterdag 6 november 2010 viert Digther zijn tien-jarig bestaan. Plaats van het gebeuren: CC Kruispunt – Diksmuide. Naar aanleiding van dit heuglijke én merkwaardige gegeven verschijnt straks ook een bloemlezing uit het betere werk van een Digther-decennium. Nu al noteren dus: 6/11/2010!

Digther - 10/4 - Editoriaal

Redactioneel

L’ amour c’est donner ce qu’on n’a pas…

Ik voel al de dolkende blikken van Paul Rigolle achter mijn ribben: we zijn weer te laat. Dit nummer is het winternummer van 2009!(!) We plannen bij DIGTHER met seizoenen. Om voorspelbare redenen niet met al te precieze data en deadlines. Planning en deadlines zijn als uitgestippelde wegen op landkaarten: nuttig om te zien waar en hoe ver men verloren is gelopen. Wat echter als we zelfs de seizoenen nauwelijks halen? Excuus Paul, excuus lezer, excuus Truus. Deze jongen verkeert soms bij God en bijgevolg op alle plaatsen waardoor de tijd al eens niet op de stippellijntjes wil blijven.
Afin, laattijdig verschijnen opent tegelijk een aantal mogelijkheden. In een winternummer van 2009 kunnen schrijven over de actualiteit van Saint Amour in 2010 bijvoorbeeld. Over Amor, Eros, Venus, Cupido of mindere goden als Sint Valentijn die op de kanteling van de winter de lente al voelen kriebelen. Over de Liefde, hoofdmuze van dienst bij menige dichter. Soms flirtend met de dood natuurlijk, maar daar willen we het even niet over hebben. Al gelden beide thema’s als onuitputtelijke en altijd weer opnieuw te ontginnen ertslagen voor het literaire bedrijf. Het éne thema omwille van de onbereikbaarheid van haar object, het andere omwille van de onafwendbaarheid ervan.

Geen toeval bijgevolg dat dichters het uitgebreid over de liefde hebben. Onder welke vorm ook ‘belichaamd’, zij betekent altijd wel een bron van ellende. ‘Een
waanzin die men zelf wil’, verklaart Roland Barthes. Wat uit veelvuldig doorvlooien van wetenschappelijke en bijwijlen ook minder wetenschappelijke lectuur na blijft zinderen, is de onmogelijkheid de liefde te definiëren en te installeren als een permanente en bevredigende vorm van menselijke existentie. Niet toevallig duiken Liefde en verliefdheid rijkelijk op in Freuds studiën over hysterie. ‘We verlangen wat we niet willen, we willen wat we niet verlangen’ schrijft Paul Verhaeghe in zijn magistrale ‘Liefde in tijden van eenzaamheid’. De man wordt verliefd op de vrouw die hem weigert, de vrouw wordt verliefd op haar eigen fantasma van de man die zij toch niet kan krijgen. Mensen slaan op de vlucht voor wat al te beschikbaar is.
Probeer na al dat feministische geweld dan al niet de macho uit te hangen: te veel tedere toenadering voor zijn vrouwelijke wederhelft zadelt de man blijkbaar op met erectieproblemen. Zijn partner gaat al vlug op de moederfiguur gelijken en daartegenover staat het oeroude incestverbod. Freud kan het weten. Tegenover een overdosis fallisch-coïtale beschikbaarheid heeft de vrouw dan weer een arsenaal van vluchtroutes klaar: van migraine tot chronische vermoeidheid. Queen Victoria raadde haar dochter aan tijdens de voltrekking van de huwelijksplicht de ogen te sluiten en aan Engeland te denken: ‘Close your eyes and think of England’. Of hoe falen op de duur verdacht veel als ‘fallisch’ gaat klinken. Op de honderd afgesloten huwelijken lopen er 54 vroeg of laat op de klippen. Ik ben na voorgaand vertoog veeleer verwonderd over die andere 46. Het huwelijk blijkt een te zware ketting te zijn om ze met twee te dragen (La Rochefoucauld). Of nog meer opbeurends: ‘Het symptoom van de man is zijn vrouw’ en ‘Voor de vrouw is de man steeds een ravage’ (Lacan). Seksualiteit en erotiek bieden zelden soelaas. Ze zijn in soms niets verhullende handboeken en blaadjes afgegleden tot een vorm van seksuele gymnastiek. Zij slaan geen bruggen over de diepe kloven van leegte waarover wij als eenzame samenspelers moeten.

Merkelijkheid

Nu gaat ze ook nog geeuwen
terwijl ik haar gedachten streel
en zacht als sneeuw op haar
huid moet liggen:

nu valt het gestage (als sneeuw)
Getik tegen de spiegel waaruit
ze opschrikt als door een raam.
O heilig complot der dingen:

we zijn gebeurd verklaard. We
liggen nog nachten zoek als
kleren door elkaar. Bang iets
te onderbreken brengt zij al

misleiding aan. Schaduw rond
haar kijken. Zo legt zij raadsels
voor het grijpen. Haar mond getuite
werkelijkheid. Haar huid nog als

het ware.


Zelfopofferende liefde laat zich niet vinden in de man – vrouwverhouding, maar in de relatie van de moeder tot haar kind. Afgewogen tegenover dit sjabloon van de volmaakte liefde situeert zich elke volgende liefdesrelatie als een tekortschieten. Daarom is de Liefde en vooral ook de verliefdheid eerder zwaarmoedig. Er is maar zelden goede poëzie geschreven over een geslaagd huwelijk. Wel over het failliet van onze amoureuze ondernemingen. Ondertussen blijven we verlangen naar verlangen. Niet zelden is de geliefde daaraan ondergeschikt.
Laat me dit editoriaal evenwel beëindigen met een wat vrolijker noot van Winnicot (Barthes 2002): ‘Dit zou de structuur van het “succesvolle” paar zijn: een kleine dosis verbod, veel spel; het verlangen aanwijzen en het vervolgens alleen laten, zoals die behulpzame inlanders die je graag de weg wijzen, zonder daarbij hardnekkig met je mee te blijven lopen’.

Hugo Verstraeten

VERHAEGHE, P., Liefde in tijden van eenzaamheid. Leuven, Acco, 2005, 207 pp.
BARTHES, R., Uit de taal van een verliefde. Utrecht, uitgeverij Ijzer, 2002, 274 pp.

Digther - 10/3 - Inhoud


Digther – Jaargang 10-2009 – Nummer 3 – Inhoudstafel

Editoriaal. Hugo Verstraeten

Berichten
Aangespoeld met pen en penseel
Expo Charlotte Mutsaers in Oostende. Annelies Vantyghem
Bekendmaking Melopee – Nieuwe poëzieprijs Laarne
gedichten van Charles Ducal en Herman Leenders

Poëzie
Steven Graauwmans
Renaat Ramon
Peter Vermaat
Inge Boulonois

Wie blogt die blijft - Jef Boven

Uit de toevloed
Over nieuw werk van:
Hannie Rouweler & Joris Iven (Open Doek Sluiers)
Frank De Vos (Trek de wind niet van de wieken)
Hannie Rouweler (Nieuwe gedichten)
Joris Iven (Alles bij elkaar)
Paul Cardon (Restanten van een glimlach)
Edith Oeyen (Een naald zonder oog)
Inge Braeckman (Beeltenissen)
Paul Rigolle (Van het hart een steen)
Ina Stabergh (Darwin en ik)

Proza
De Imker en de tapijtenklopper . Delphine Lecompte
Jachtongeluk. Delphine Lecompte
Het koor . Delphine Lecompte

Recensies
Een soort blauw dat geen betekenis heeft – over ‘De dieren in mij’ van Delphine Lecompte (Alain Delmotte)

Rubriek Overschrijven

maandag 15 februari 2010

Digther – 10/3 - Editoriaal

Redactioneel

Darwin hier. Darwin daar. Darwin overal.

Darwin wint. Wellicht omdat hij beter dan God aangepast is aan onze moderne tijd. Darwin overleeft omdat we nog altijd bereid zijn hem te lezen. Er zijn boeken en ideeën die de wereld veranderden: ‘Das Kapital’(Marx), ‘Das Unbehagen in der Kultur’ (Freud), de Bijbel (God). Zij worden van generatie op generatie overgeleverd, ongeveer zoals het recept voor het maken van een goede cake overleeft en wordt doorgegeven. Zo verging het ‘On the Origin of Species’. Het boek verscheen in 1859 en kreeg van de auteur een ruime ondertiteling:

by Means of Natural Selection
or the Preservation of Favoured Races in the Struggle for Life

De publicatie betekende een splijtzwam die het nageslacht opzadelt met believers en non – believers. Creationisten en evolutionairen. Gekken die rekenen op God om hen uit de aarde te verlossen en gekken die rekenen op feiten om hen van God te verlossen. Het schisma loopt door continenten, religies en politieke overtuigingen. Het wordt kiezen tussen een wereld die louter uit God of een die enkel uit feiten bestaat. Of is die keuze vals en bestaat het om niet te kiezen, de werkelijkheid aan zichzelf over te laten? Zoals het een voorzichtig mens past, bestaat mijn antwoord alleen maar uit vragen:

1. Wat of wie is God? Waar is God? Op alle plaatsen?
2. Waarom vond die Onveroorzaakte Veroorzaker het nodig ons te scheppen? Had Hij Niet Aan Zichzelf Genoeg?
3. Wat is een feit? Alles wat het geval is? Bestaat de wereld enkel uit feiten, of is dit enkel gezichtsverduistering, zelfbedrog?
4. Wat zien wij over het hoofd of beter: wat kunnen wij niet zien?
5. A ls zelfs ééncelligen intentioneel zijn en gericht op voortbestaan en als geheel het evolutionaire proces intentioneel is in een hogere orde, waarom heeft evolutie dan zoiets als de menselijke soort voortgebracht (de enige soort die zijn biotoop vernietigt)?
6. A ls het determinisme (als het eindeloze kansspel tussen milieu en genen) ons maakt tot wat we zijn en niet zijn, bestaat er dan geen determinisme dat ons bepaalt tot onbepaaldheid?

Misschien heeft Dirk Draulans vanop zijn nep – Beagle daar een antwoord op. Vragen die ik mij nog stel om dit af te sluiten: welke plaats heeft poëzie in dit evolutionaire plaatje? Is zij het talige substraat van de onverklaarbaarheid van de wereld? Het ‘debiele broertje van de filosofie’? Een late echo van de godendeemstering? Een verdwijnend artefact bij gebrek aan lezers? Blijvend verlangen naar ontroostbaarheid? Is ook literair taalgebruik een uitkomst van aanpassing en natuurlijke selectie? Welke schrijvers blijven, welke taal blijft? De meest aangepaste, de best leesbare, de succesrijkste? Wat als de dichter verdwijnt?

Wie omzwachtelt dan de werkelijkheid met nieuwe verbanden? Wie rapporteert dan over wat we altijd over het hoofd hebben gezien?

Hugo Verstraeten

woensdag 10 februari 2010

Onbegaanbaar, onverstaanbaar



Voordat ooit Zavel woorden was,
de leegte luierend in geeuwend
jaargetijde, aan twee oren doof
een mondvol steen en ijs en heugenis.

De waterstroom waar nooit gelachen
werd, de heide waar geen meisje
kleed en hemd verspeelde, huidig
aantal hongerwolven onbestemd.

De bomen van het het woud alleen bekend
bij wildspoor en in vogelspraak,
de knager, graskauwer en avondzwalker,
diepwortelgraver, notenkrakerschuwestaart.

Naamloos en nergensheen, de eerste dag.

© Peter Vermaat

(Gepubliceerd in Digther – 10/3)


zondag 15 november 2009

Digther - 10/2 - Editoriaal

Redactioneel
uit: Schafthuyzen. Kroniek van een kantjesloper.
Aflevering 25 (Slot)

Men moet een verhaal en een huis nooit sluiten…
“Waaraan denk je?” vroeg Schafthuyzen. De man liet even het scherm van zijn PC voor wat het was en keek in de kamer alsof daar nog iemand was. “Waaraan denk je?” herhaalde Schafthuyzen, zachter nu, echter met even zoveel aandrang. ‘Ik dacht er over Gertie bij je in te laten trekken,” repliceerde de man, niet zeker van zijn stuk. Schafthuyzen dacht lang na en keek traag in zijn richting. Met hem kwam het dus toch nog goed. Hij de kantjesloper, een laatbloeier in geluk. Gertie bij hem intrekkend en Astrid en Beatrice eindelijk weer één. Hij keek naar de rode muiltjes onderaan de trap. Hij volgde het zilverspoor van kleren tot in het bed, waar ze naakt lag als een slak. “Ik begin te veel op je te gelijken,” deed Adrie terwijl hij lang door het venster keek in de hoop daarachter soelaas te vinden voor de leegte in zijn ogen. Hij probeerde achterwaarts de trap op te lopen, eerst met twee, daarna met drie en vier treden tegelijk, wat niet lukte. “Schrijf haar weg,” drong Schafthuyzen aan, “geluk is ook niet alles.” En Astrid en Beatrice? Schafthuyzen
keek of ze nooit hadden bestaan. Waarom is inkt zwart en wie leerde je schrijven? Het waren de twee meest pertinente vragen waarmee de journalisten hem bestookten. Hij kon eerder schrijven dan lopen en omdat ook niemand hem leerde lopen had hij ook dat van zichzelf. En wat de eerste vraag betreft? Schrijvers imiteren de werkelijkheid. Daarom is inkt zwart: er hangt een geur aan van lijken. “Gelijken,” hielp hij het ongemakkelijk toekijkende journaille. Ze begrijpen ook nooit wat.
Waarom hij schreef? Schrijvers schrijven zoals vissers vissen en vogels vogelen. Al was zijn leven als schrijver er één wat meer op doorhalen leek. Schrijven is schrappen. Toch? Misschien kon hij zijn moeder terug zijn leven in schrijven: beginnen waar hij ooit was gebleven. Misschien had hij Saskia nooit verlaten, was Beatrice nooit van hem weggegaan. Of had zijn vader… En of dat ooit enig verschil had gemaakt? Of Adrie Schafthuyzen wat anders dan een kantjesloper kon zijn?
Schafthuyzen keek hem vermoeid aan onder het schrijven. Hij verweet de man aan de PC zelfs de illusie dat hij schrijver was. Dat hij, Schafthuyzen, enkel een bezinksel was van zíjn hoogsteigen persoontje, de allerindividueelste expressie … . Mis poes. Literaire teksten schrijven zichzelf. Elk woord vordert een ander woord. Elke zin verwijst noodzakelijk naar een andere. Het moest een illusie zijn als een tuinman in teksten te wieden, te schoffelen, te harken. Literatuur blijft een wildernis, alle tuinmannen ten spijt. Of meneer Schafthuyzen enig idee had welke kant zijn leven op kon nu hij toch de kaap van de veertig al ver achter zich had? Schafthuyzen haalt zijn schouders op. Hij tilt omzichtig haar hoofd uit zijn arm en modelleert haar zoals een beeldhouwer doet wanneer hij zijn model monstert. De ogen half dicht want er is te veel licht. Hij loopt achterwaarts terug, weg uit de kamer. Waarom hij de hele tijd achteruit blijft lopen? Schafthuyzen gaat voor hem zitten en wijst hem op het feit dat de vraag ‘Waarom niet’ meer op zijn plaats is voor een schrijver. Schrijvers moeten hun hoofdpersonages uit hun context halen, anders bestaan ze niet. Er lopen vele Schafthuyzens rond op deze aardbol, alle even gek als hij. Schrijvers moeten overdrijven, uitvergroten, onvolledig zijn. Schrijvers zijn leugenaars die de waarheid veinzen. Schafthuyzen loopt achterwaarts de trap af en aarzelt bij het slipje dat zichzelf ligt te vergeten op de onderste trede. Alles is een anekdote in een verhaal dat op zich niet de moeite loont tot iemand het vertelt. Rationaliteit, mijn beste schrijver, is niets anders dan de éne hartstocht die het haalt op een andere. Hij proeft de geur van het hemdje verderop, ragfijn restant van hun tedere strijd naar de kamer. Het geurt naar Gertie. Naar Beatrice, naar Saskia,
naar Alien, naar Lisa, naar iets wat zijn moeder moet zijn geweest. Het geurde naar alle tante Laura’s van deze wereld: wee en ver tegelijk. Of hij soms ook nog een slot kon bedenken? Schafthuyzen ontwijkt de vraag. Wijst de man aan de PC op het feit dat zijn leven een valse start had genomen, nooit echt begon. Wat nooit begint kan ook nooit eindigen. “Ik laat de deur op een kier,” kijkt Schafthuyzen nog om. “Men moet een verhaal en een huis nooit sluiten.” Hij voelt hoe de lente alles naar buiten duwt. Loopt de middag in en hoort hoe achter hem de deur dichtvalt. Als een punt.

Hugo Verstraeten

Digther - 10/2 - Inhoud

Digther - Jaargang 10-2009/Nummer 2 - Inhoudstafel

Editoriaal - Hugo Verstraeten
Poëzie van Frouke Arns, Harry M.P.Van de Vijfeijke, Guy Dierckx, Noud Renthaven, Yerna Vandendriessche, Joris Miedema, Stijn Caron en Martijn Teerlinck.
Poëzieprijs Harelbeke - Digther in de prijzen (Frédéric Leroy, Paul Rigolle)
Wie blogt die blijft - Frédéric de Vries
Uit de toevloed - Sylvie Marie, Frank Pollet, Frank Devos, Willem M. Roggeman, Xtine Mässer, Rose Vandewalle, Mark Meekers
Proza - Schermutseling van David Troch, Ingres van Hugo Verstraeten
Recensies: De A.Roland Holstprijs voor Hester Knibbe - Kwetsbaarheid als grondtoon - Inge Boulonois, Zevend Parlando (over Ester Naomi Perquin) - Roel Weerheym, Doornbos en Zuyderwyk, Bijzondere poëtische tandem - Frank Decerf
Column: Over taalgaten en antimaterie - Herlinda Vekemans
Rubriek Overschrijven


zondag 17 mei 2009

Digther – 10/1 - Editoriaal

Redactioneel

Dode dichters

Onlangs stond ik met een boekenbon in de hand aan de literaire afdeling van een boekhandel te twijfelen tussen ‘Hotel New Flandres’ of ‘The Waste Land’. Het laatste in vertaling van Paul Claes . Van ‘Hotel New Flandres’ beweren de uitgevers: ‘Voor Hotel New Flandres maakten Dirk van Bastelaere, Erwin Jans en Patrick Peeters korte metten met het klassieke anthologieconcept. Voor een keer geen bloemlezing uitsluitend gebaseerd op de canon, maar een ruimhartige, brede keuze, die in tal van opzichten grensverleggend is.’

Desondanks viel mijn voorkeur op T.S. Eliots ‘The Waste Land’. Mijn keuze werd niet zozeer ingegeven door de (eerder negatieve) polemieken die de laatste tijd over het Nieuwe Vlaamse Hotel werden uitgestort. Nogal wat dichters en recensenten kropen in hun pen om te fulmineren tegen voorliggende publicatie. Te betrokken. Onvolledig. Onbetrouwbare bronnen. Inconsequent. Te weinig respect voor canon en chronologie. Verkeerde accenten. Verkeerde uitgangspunten ook. Politiek incorrect. Kortom: deze publicatie mag op geen enkele boekenplank ontbreken. Soms worden door de critici goede argumenten aangevoerd, daar niet van. Literaire kritiek is echter geen exacte wetenschap. Bloemlezen betekent keuzes maken. Keuzes zijn gebaseerd op min of meer expliciete referentiekaders. De criteria voor selectie die bloemlezers hanteren zijn aanvechtbaar en aan poëticale opvattingen, modes en trends schatplichtig. Literatuurgeschiedenis is inderdaad een constructie. Ook hier geldt dat er geen waarheden zijn, enkel gezichtspunten. Die moet men dan wel zo duidelijk als mogelijk toelichten. Literaire kritiek is gebaat bij het verhelderen van vragen, niet bij het hakkerige verdedigen van ingenomen standpunten. Geen enkele bloemlezing kan volledige representativiteit claimen. Daarom kan men de verschillende anthologieën beter als aanvullend op elkaar beschouwen en niet zozeer als aanvallend op het eigen gelijk.

Ach, Hotel New Flandres koop ik later wel. Maar waarom Het Barre Land van Eliot? Omdat het een exponent is van het 20ste – eeuwse modernisme? Omdat het samen met Ulysses van James Joyce en Mrs. Dalloway van Virginia Woolf de 20ste eeuw pas echt literair openbreekt? Omwille van de ontwrichte(nde) taal uit een ontwrichte tijd? De belezen wanhoop, de volgehouden antiromantiek? Of enkel al omwille van de beroemde aanzet tot het gedicht ‘The burial of the dead’ die me al een tijd lang achtervolgt:

April is the cruellest month, breeding
Lilacs out of the dead land, mixing
Memory and desire, stirring
Dull roots with spring rain.
Winter kept us warm, covering
Earth in forgetful snow, feeding
A little life with dried tubers


April is de grimmigste maand, hij wekt
Seringen uit het dode land, vermengt
Herinneringen en verlangen, port
Lome wortels op met lenteregen.
De winter hield ons warm, hulde
De aarde in vergetele sneeuw, voedde
Een restje leven met verdorde knollen.


Maar weegt dergelijke passage nu op tegen de fine fleur van de gehele Vlaamse poëzie na 1945? Uiteraard niet – de vergelijking alleen al is absurd. Bovendien weet T.S. de kracht en de spanning van de geciteerde aanhef niet het gehele werk vol te houden. De discontinuïteit van het lange gedicht gaat ten koste van de samenhang die je als lezer zelf moet (mag?) ontdekken Soms heb ik te veel sleutels nodig om mij toegang te verschaffen tot het gedicht. Ezra Pound, aan wie de bundel is opgedragen reduceerde de tekst van 835 tot 433 regels (!) waardoor een mens zich mag afvragen wie nu eigenlijk voor de bundel tekende. Zo gaat dat met mythes: men mag ze niet te veel tegen het daglicht houden, ze dulden geen feitelijkheid.
Wat heeft Thomas Stearns Eliot dan voor op de bewoners van ‘Hotel New Flandres’? Het naakte feit dat hij de dood bewoont. De laatste tijd lees ik bij voorkeur ‘dode’ dichters. Omdat ik met hen geen relatie meer hoef te hebben. Zij concurreren niet meer. Scharrelen niet meer rond in de buurt van berekende uitgevers. Zij hoeven niet meer met klem hun gelijk te verdedigen. Doden hebben altijd gelijk. Dode dichters zijn altijd onverdacht. Niemand spreekt hen nog tegen. Boven hun gedichten hangt hun rustgevende schaduw. Elk gedicht een epitaaf over voorbije levens. Door hun teksten kan ik flaneren als door een laat-zomers park. Hun gedichten dekken mij toe als Eliots winter.

Hugo Verstraeten


1. Paul Claes, Het Barre Land, De Bezige Bij, Amsterdam, 2007, 222 pp., vertaling van T.S. Eliot, The Waste land.
2. Hotel New Flandres. 60 jaar Vlaamse poëzie (1945 - 2005)
Samenstelling Dirk van Bastelaere, Erwin Jans en Patrick Peeters
PoëzieCentrum vzw, Gent 2008
3. Paul Claes, o.c., p. 28 & 29.


Digther - 10/1 - Inhoud

Digther - Jaargang 10-2009/Nummer 1 - Inhoudstafel

Editoriaal Hugo Verstraeten
Poëzie van Delphine lecompte, Eelke Van Es, Chris De Valk, Herlinda Vekemans, Reine De Pelseneer en Helena E.M.. De Clercq
Wie blogt die blijft : Kristof Vandevenne
Uit de toevloed: Over nieuw werk van Hervé j. Casier, Cilja Zuyderwyk &
Jan Doornbos, François Vermeulen en Gilbert Coghe.
Wegwijzers: Octavia Paz/Frédéric Leroy en Jos Joosten & Thomas Vaessens/Alain Delmotte
Proza: Gaston De Rede – De patiënt
Recensies:
Toon Van Laere: Dichters op het Spoor – 24/1/2009
Herlinda Vekemans: Wanvuur van Bart Vonck
Thierry Deleu: Lies Van Gasse, de revelatie van 2009
François Vermeulen: Over Voorstander zijn van Alain Delmotte
Rubriek Overschrijven

dinsdag 20 januari 2009

Digther 9/4

Digther – jaargang 9-2008/nummer 4 - Inhoudstafel

Editoriaal: Hugo Verstraeten
Poëzie van Delphine Lecompte, Daniel Franck, Roel Weerheijm, Harry van de Vijfeijke, Erwin Vogelezang en Liliane Melis.
Existential Figures – tekeningen van Ine Lammers & gedichten van Alain Delmotte.
Jong bloed: een voorstelling van het Schrijverscollectief Balein
Gelegenheidsvers - Marijke Magherman
Wie blogt die blijft - Didi De Paris
Uit de toevloed. Over de nieuwste bundels van Martin Carette, Rudi Penne, Chrétien Breukers, Frank De Vos, David Troch en Herman Leenders
Proza: Invallend duister – een kortverhaal van Hugo Verstraeten
Rencontres: Lee Young-Li en Billy Collins van Diana Freys
Recensie: De ethiek van het dwarse. Bij ‘De contouren van het verdwijnen’ van Roland Jooris
Column: Belegen in woorden van Herlinda Vekemans
Rubriek overschrijven

Digther 9/4 - Editoriaal

Redactioneel

Hij hangt met één opengereten vleugel aan het prikkeldraad. De andere vruchteloos klapwiekend om verlossing. Hij die gemaakt is om als een feilloze kogel over het land te schieten bengelt nu één meter boven het weiland, verstrikt in zijn eigen hulpeloosheid. ‘Een valk’, probeer ik op basis van mijn beperkte ornithologische kennis. ‘Een sperwer’, corrigeert de wat verderop wonende valkenier waar mijn echtgenote en ik asiel voor de vogel zoeken:
Accipiter nisus, de jachtluipaard onder de dagroofvogels. Zijn snavel en klauwen laten aan duidelijkheid niets te wensen en met mijn jas over zijn gehavende corpus duurt het tergend lang voor ik de koninklijke uit zijn hachelijke situatie kan bevrijden. Gebroken vleugel. Een jaap van een wonde waar mijn vinger in kan. Mijn gelamenteer over de onzin van prikkeldraad en de wreedheid der mensen verdampt met mijn adem in de vrieskou. In de wagen voel ik de warmte door het Bourgondisch gelegde verenpatroon. De sperwer schikt zich gelaten in zijn lot. Zijn geelgroene ogen als spiegels. Zij reflecteren de wereld. De valkenier had in alle landen van Europa met zijn vogels gejaagd. Haas, fazant, konijn. Wanneer we met de nodige deernis en ontzag het dier in een geblindeerde kooi stoppen, in afwachting van meer deskundige hulp, steekt de valkenier meteen een ode af aan deze heerser der luchten. Wij schenken de man meteen ons vertrouwen. Onze patiënt is in goede handen. Wie van vogels houdt zit bezigheidshalve goeddeels met zijn hoofd in de wolken. Zo iemand
kan niet slecht zijn. Hij noodt ons naar binnen en wijst enkele porto’s later naar een opgezet exemplaar van een monumentale havik, ooit zijn geliefkoosde jager. Hij vertelt hoe hij met een mengeling van bewondering en vrees de havik kon observeren tot die als een stip aan de horizon verdween. ‘En hoe hij hem dan uit het zwerk terug op zijn hand kreeg?’ ‘Met een loer’, antwoordt hij, tegelijk een stuk leder opdiepend waarop een brok vlees kon bevestigd.
De valkenier gesticuleert hoe hij de roofvogel uit het luchtruim terug naar de aarde lokte. ‘Vandaar het gezegde ‘iemand een loer draaien’’, gaat hij verder. Hij was niet eens fier over zoveel kennis van de taalschat. Met dit gezegde zitten we meteen weer dicht bij de aarde.
Onder de mensen.

Geluk en vrede liggen weer goed in de markt tijdens de kerst- en nieuwjaarsperiode. Inflatoir, vanwege overmatig gebruik. Hoe frequenter over beide begrippen wordt gesproken, hoe ernstiger ze bedreigd zijn. Wat is geluk? Wat betekent vrede? Aan hun afwezigheid is hun betekenis pas echt te kennen. Daarom ook zijn het mythes. Het zijn niet meer dan regulerende principes die ons leiden langs de zigzaggende paden van dit ongrijpbare bestaan.

…/
In oorsprong droeg geluk zijn voorkeur weg. Hij hield zo van dat
achteloze, dat scherende. Ja, hij wilde welgemeend tot de gelukkigen
behoren. En inderdaad, het is hem aan te zien: geef toe – gedenkwaardig
is hij in geluk mislukt.

Daarom werd hij een zorgeloze. Niet langer op zoek naar iets
onstuimigs. Wel naar iets langdurigs. En nooit is dat geluk. Nooit.

(Uit het gedicht ‘Gelukzak’ in DELMOTTE Alain, Voorstander zijn. De Contrabas, Utrecht, Leeuwarden, 2008, p.42.)


Het neemt niet weg dat politici er aanhoudend hun tong over verstuiken en de modale sterveling er levenslang naar taalt. Dit verlangen naar g & v verhult de zoektocht naar de zin van het leven. Het kan wellicht niet anders of deze zin ligt in het vinden van samenhang. Op de eerste plaats een samenhang binnen onszelf. Die vormt dan weer de voorwaarde voor de samenhang naar buiten toe: in relatie tot de ander, de natuur en de gehele kosmos. ‘Dat is te veel gevraagd’, hoor ik al zeggen. Laten we al blij zijn met kleine dingen. Leven dicht bij het oppervlak. Met de nodige diepgang weliswaar: de diepte van het oppervlak waar de oude Grieken zo bedreven in waren. Waar samenhang ontbreekt, regeert de angst. Angst is ouder dan ons denken. Angst maakt eenzaam. Leven met alleen maar je ‘zelf’ is leven tegen de afgrond aan. Er is iets afgrondelijk aan ons ‘ik’. Intussen hebben we geluk vervangen door genot, de oppervlakkige inrichting en verfraaiing van ons leven. ‘Alle levenskunst wordt nu gereduceerd tot een poging het volgende moment te overleven’, overweegt Wilhelm SCHMID in zijn ‘Handboek voor de levenskunst’.

We wensen de lezers, de auteurs en de redactie van dit blad veel samenhang toe in 2009!

Hugo Verstraeten


woensdag 12 november 2008

Digther 9/3 - Editoriaal

Ceci n’est pas une










Een jaar telt 365 dagen. Met wat meezittend geluk haalt een mens de tachtig. Tachtig maal driehonderd vijfenzestig: zegt het je wat? Negenentwintigduizend twééééhonderd dagen moet een mens aan de ontbijttafel hebben gezeten. Naar buiten hebben gekeken, de krant gelezen,de hond uitgelaten, de tram naar school of het werk hebben genomen. Elke seconde ervan moeten we toch hebben geleefd. Of niet? Hoewel: van de zoveel maal zoveel dagen kan ik niet één op een consistente manier reconstrueren. Wat blijft zijn wat beelden en fragmenten. Resten waarin de tijd zit opgeplooid. Reminiscenties vol discontinuïteit.

Wat er precies die dag op school gebeurde ligt in de vergetelheid verloren. We waren met velen. Dat wéét ik van de klasfoto die mij na elke verhuis of schoonmaakbeurt wel weer terugvindt. Vijfendertig knokige kereltjes van tien in gedemodeerde plunjes waaruit het profijt spreekt van zich uit de naad werkende ouders, druk doende hun deel van de welvaart binnen te halen en voor de buren niet onder te doen. Wat er toen om mij heen gebeurde weet ik niet meer. Wie naast mij of vóór mij op de schoolbanken zat, welke dag het was en of het regende. Het was dat onwezenlijk ogenblik waarop rapporten werden uitgedeeld, beduimelde schriftjes met in rood aangezette aantekeningen aan afzender werden geretourneerd: wij allen overgeleverd aan de willekeur van degene die zijn rode balpen trok als een revolver. Streep door de openingszin. (Of was het er onder?) En alsof dat nog niet genoeg was een trits fucking vráááágtekens op een rij. Toegegeven dat ‘fucking’ een toevoegsel is wat ik toen nog niet kende. Streep erdoor. Horden vraagtekens. Onder de ouverture van mijn opstel nog wel:

Mijn grootvader stierf kinderloos… (streep erdoor, etc.)

Het zou een passioneel stuk worden. Vol paroxisme, vol Wagneriaanse nevel en duisternis. Ik zie het de klootzak al hikkend voorlezen aan al die aanbidders van hun armzalige realiteit. In hun nog niet afbetaalde huizen met televisietoestellen als altaren waarop de werkelijkheid toen ook al werd geofferd. Wie - the hell - heeft er wat aan dat poëzie de werkelijkheid zou beschrijven. Dat poëzie ‘realistisch’ moet zijn, een brug tussen de dichter en de werkelijkheid?
Trouwens, de werkelijkheid: negenentwintigduizend twééééhonderd dagen welke voorbij zijn voor men er erg in heeft. Poëzie welke louter over de werkelijkheid rapporteert ondergraaft haar reden tot bestaan. Dergelijk pamflet kan niet langer poëzie genoemd. Poëzie is haar eigen realiteit. Gedichten refereren vooral aan zichzelf. Daarin schuilt het bestaansrecht van het poëticale. Werkelijkheidsvoorstelling en logica zijn daarmee niet in tegenspraak maar zijn aan het gedicht ondergeschikt. Poëzie verhevigt of vertraagt. Plaatst de werkelijkheid even tussen haakjes. Zij construeert en deformeert. Zij is een leugen die zo goed gelogen is dat men haar wel moet geloven. Zij is boven alles taal, een omweg uit het banale…

Ook in voorliggend tijdschriftnummer blijven we op zoek gaan naar wat poëzie is. De lezer vindt het antwoord in elk opgenomen gedicht. Die gedichten zijn altijd weer anders (poëzie maakt het verschil). Bijgevolg is ons antwoord (wat poëzie is) tegelijk altijd opschortend: voorlopig of voorbarig. Laat mij echter als hoofdredacteur van dit blad een pleidooi houden voor poëzie als een artefact, een artificieel gegeven. Noem het mijn wraak, mijn ontijdige rechtzetting, mijn genoegdoening, mijn recht op antwoord: een pleidooi voor iets waarin het kan dat grootvaders kinderloos sterven.

Hugo Verstraeten

Digther 9/3


Digther – jaargang 9/nummer 3 - Inhoudstafel

Editoriaal: Ceci n’est pas une pipe - Hugo Verstraeten
Berichten
Poëzie van Joris Lenstra, Katelijne Vyncke, Bert Bevers, Eelke Van Es, Francis De Preter, Gilbert & Jan Dalemans
Wie blogt die blijft: Lage Hemel – Willy Vynck
Rencontres: Een teken van de hemel – Paul Rigolle (over Dendrogram Room van Eylem Aladogan)
Proza: Tante Anna’s dood – Jo Willems
Vlinderkruid – Daniel Bras
Antwerpen – Wim Vancalcar
Recensie: Alain Delmotte over ‘Waarop de klok ontwaakt’ van Kurt De Boodt
Column: Gezellig thuis na een stierengevecht – Herlinda Vekemans
Rubriek overschrijven

Logisch Logboek


6.00. Om een verjaardag te vieren kruipen we naar de tuin. Daar ligt een horloge begraven, met huidschilfers en een oude trui, ooit beslapen door een hond die in staat van Opperste Braafheid zich uitstrekte naar de kamer.

7.00. Een vannacht ontwikkelde hypothese luidt dat dromen niet bestaan - enkel vlinders die zich loom bewegen en vliegend de verandering in gaan.

8.00. De laatste keer dat wij in de boeken keken was het licht. De letters waren nauwelijks te onderscheiden. Als in een wolk verscheen ons toen een zachte stem die onze wegen voorgoed zou veranderen: 'Wij gaan welhaast sluiten, zou u het pand willen verlaten?'

9.00. We zetten het nog eens op een slapen. De dag keert zich zonder veel moeite weer om. We denken aan al die minnaars die in het water moeten slapen, sonnettencyclus in de hand, en het vege modebewuste lijf gewikkeld in een plastic zak. Met trillende handen schrijven ze een ansichtkaart, met oude adressen versierd en aangetekend tot zinken gebracht. De fontein die hen als een visioen verschijnt staat in direct verband met de hond die zijn terrein markeert.

10.00. We staan op en vallen uit het raam, toilettas in de hand, en met voldoende veiligheidsspelden op zak om ons te bezeren.

© Eelke van ES

Eelke van Es (Eindhoven 1979) woont en werkt in Groningen. Publiceerde
recent in Kosmose, Op ruwe planken, Krakatau en Tzum (2008.
Weblog: "Prins Eelke" - http://eelke.web-log.nl


Logisch Logboek is gepubliceerd in Digther-2008/3

zondag 10 augustus 2008

Voor wie

Voor wie het intussen nog niet zou hebben gemerkt: Het nieuwste dubbel en dikke Digther-nummer (Jrg 9 - 2008 - Nr 1 & 2) is al een tijdje uit. Een kleine greep uit de inhoud:

* Editoraal - Glijvlucht van een vliegeraar
* Signalement - Romenu
* Gedichten over Irak van Frank De Crits, Peter Theunynck, Kurt De Boodt, Johan De Boose en Didi De Paris.
* Gedichten van Nell Nijssen, Jan Aelberts, Inge Boulonois, Roel Weerheijm, Koen Sneyers, Ine Luipaert, Thomas Kok en Willemien Mensinga.
* Wie blogt die blijft - jwl
* Rencontres: Vuurdopen - Alain Delmotte
* Proza van Filip De Koning, Joris Lenstra en Niels Hav
* Interview - In gesprek met Chrétien Breukers
* Essay - Bloot en bloedend vlees - Alain Delmotte
* Column - De koorddans van Marguerite Duras - Herlinda Vekemans
* Epiloog - Verbind met ander netwerk - Arne Schoenvuur

Het nulbericht (2)

In de zomer kan wel ‘ns een beslissing vallen. Ondanks, dank zij, Honderd Komkommers en Lamoenen... Dat het uiteindelijk Blogger wordt en geen Wordpress zal wel zijn reden hebben… Voor wie daar naar zoeken wil, doe maar op. Ons niet meer gezien, dit staat (voorlopig) vast: Wordpress legt de duimen, Blogger haalt zijn gram.

Digther blogt!

Hier en nu. En straks. Vanop deze plaats!


zondag 3 augustus 2008

Het nul-bericht

Slaat op deze lauwe zondag van augustus - eensklaps en onverminderd - ook Digther aan het bloggen? En wat wil het worden? De zoveelste Blogger-blog of de evenzoveelste Wordpress-blog? Sta mij toe nog even te aarzelen... Tot het eindelijk, zelfs vanavond al, doordringt dat het er maar één kan zijn, straks, de enige echte Digther-blog…

Komt wat komt! (Krijgt wat krijgt!)