zondag 17 mei 2009

Digther – 10/1 - Editoriaal

Redactioneel

Dode dichters

Onlangs stond ik met een boekenbon in de hand aan de literaire afdeling van een boekhandel te twijfelen tussen ‘Hotel New Flandres’ of ‘The Waste Land’. Het laatste in vertaling van Paul Claes . Van ‘Hotel New Flandres’ beweren de uitgevers: ‘Voor Hotel New Flandres maakten Dirk van Bastelaere, Erwin Jans en Patrick Peeters korte metten met het klassieke anthologieconcept. Voor een keer geen bloemlezing uitsluitend gebaseerd op de canon, maar een ruimhartige, brede keuze, die in tal van opzichten grensverleggend is.’

Desondanks viel mijn voorkeur op T.S. Eliots ‘The Waste Land’. Mijn keuze werd niet zozeer ingegeven door de (eerder negatieve) polemieken die de laatste tijd over het Nieuwe Vlaamse Hotel werden uitgestort. Nogal wat dichters en recensenten kropen in hun pen om te fulmineren tegen voorliggende publicatie. Te betrokken. Onvolledig. Onbetrouwbare bronnen. Inconsequent. Te weinig respect voor canon en chronologie. Verkeerde accenten. Verkeerde uitgangspunten ook. Politiek incorrect. Kortom: deze publicatie mag op geen enkele boekenplank ontbreken. Soms worden door de critici goede argumenten aangevoerd, daar niet van. Literaire kritiek is echter geen exacte wetenschap. Bloemlezen betekent keuzes maken. Keuzes zijn gebaseerd op min of meer expliciete referentiekaders. De criteria voor selectie die bloemlezers hanteren zijn aanvechtbaar en aan poëticale opvattingen, modes en trends schatplichtig. Literatuurgeschiedenis is inderdaad een constructie. Ook hier geldt dat er geen waarheden zijn, enkel gezichtspunten. Die moet men dan wel zo duidelijk als mogelijk toelichten. Literaire kritiek is gebaat bij het verhelderen van vragen, niet bij het hakkerige verdedigen van ingenomen standpunten. Geen enkele bloemlezing kan volledige representativiteit claimen. Daarom kan men de verschillende anthologieën beter als aanvullend op elkaar beschouwen en niet zozeer als aanvallend op het eigen gelijk.

Ach, Hotel New Flandres koop ik later wel. Maar waarom Het Barre Land van Eliot? Omdat het een exponent is van het 20ste – eeuwse modernisme? Omdat het samen met Ulysses van James Joyce en Mrs. Dalloway van Virginia Woolf de 20ste eeuw pas echt literair openbreekt? Omwille van de ontwrichte(nde) taal uit een ontwrichte tijd? De belezen wanhoop, de volgehouden antiromantiek? Of enkel al omwille van de beroemde aanzet tot het gedicht ‘The burial of the dead’ die me al een tijd lang achtervolgt:

April is the cruellest month, breeding
Lilacs out of the dead land, mixing
Memory and desire, stirring
Dull roots with spring rain.
Winter kept us warm, covering
Earth in forgetful snow, feeding
A little life with dried tubers


April is de grimmigste maand, hij wekt
Seringen uit het dode land, vermengt
Herinneringen en verlangen, port
Lome wortels op met lenteregen.
De winter hield ons warm, hulde
De aarde in vergetele sneeuw, voedde
Een restje leven met verdorde knollen.


Maar weegt dergelijke passage nu op tegen de fine fleur van de gehele Vlaamse poëzie na 1945? Uiteraard niet – de vergelijking alleen al is absurd. Bovendien weet T.S. de kracht en de spanning van de geciteerde aanhef niet het gehele werk vol te houden. De discontinuïteit van het lange gedicht gaat ten koste van de samenhang die je als lezer zelf moet (mag?) ontdekken Soms heb ik te veel sleutels nodig om mij toegang te verschaffen tot het gedicht. Ezra Pound, aan wie de bundel is opgedragen reduceerde de tekst van 835 tot 433 regels (!) waardoor een mens zich mag afvragen wie nu eigenlijk voor de bundel tekende. Zo gaat dat met mythes: men mag ze niet te veel tegen het daglicht houden, ze dulden geen feitelijkheid.
Wat heeft Thomas Stearns Eliot dan voor op de bewoners van ‘Hotel New Flandres’? Het naakte feit dat hij de dood bewoont. De laatste tijd lees ik bij voorkeur ‘dode’ dichters. Omdat ik met hen geen relatie meer hoef te hebben. Zij concurreren niet meer. Scharrelen niet meer rond in de buurt van berekende uitgevers. Zij hoeven niet meer met klem hun gelijk te verdedigen. Doden hebben altijd gelijk. Dode dichters zijn altijd onverdacht. Niemand spreekt hen nog tegen. Boven hun gedichten hangt hun rustgevende schaduw. Elk gedicht een epitaaf over voorbije levens. Door hun teksten kan ik flaneren als door een laat-zomers park. Hun gedichten dekken mij toe als Eliots winter.

Hugo Verstraeten


1. Paul Claes, Het Barre Land, De Bezige Bij, Amsterdam, 2007, 222 pp., vertaling van T.S. Eliot, The Waste land.
2. Hotel New Flandres. 60 jaar Vlaamse poëzie (1945 - 2005)
Samenstelling Dirk van Bastelaere, Erwin Jans en Patrick Peeters
PoëzieCentrum vzw, Gent 2008
3. Paul Claes, o.c., p. 28 & 29.


Geen opmerkingen: