dinsdag 23 december 2025

In het letterlabyrint van de liefde

Openingstoespraak van Antoon Van den Braembussche bij de voorstelling van 'Verdraaide liefde”  van Jan M. Meier.

Jan M Meier is een jong dichter. Een erg jong dichter. Dit mag een beetje vreemd klinken, maar het is pas sinds 2017 dat hij regelmatig dichtbundels het licht laat zien. Inderdaad, onder zijn echte naam Jean-Marie Maes debuteerde hij in 1972 reeds met Figuratie , een beloftevolle bundel die meteen werd bekroond met de debutantenprijs voor poëzie van de provincie Oost-Vlaanderen, Toen bleef het stil, 45 jaar lang stil, op enkele sporadische en tussentijdse gedichten na. 

In 2017 dus, op 66 jarige leeftijd, verraste hij vriend en vijand met een nieuwe bundel Engelenspoor. Deze bundel stond grotendeels in het teken van het onverwachte verlies van een eigen kind. De bundel belichaamde een prangende, aangrijpende, poëtische verkenning van dood en vergankelijkheid. Dit zette meteen de toon voor een nieuw beginnend oeuvre, waarin, aldus Dirk de Geest, de grote, existentiële vragen niet uit de weg worden gegaan. Naast een paar bundels die minder aandacht kregen, zijn het vooral Grote Gevoelens  (2020) en de dubbelbundel Verstrengelingen (2024) die zeer goed ontvangen werden en hem als dichter definitief op de kaart hebben gezet.

En nu is er Verdraaide liefde (2025), de bundel die vandaag verschijnt en die tevens opmerkelijke schilderijen en tekeningen van Johan Clarysse bevat. En zoals steeds heeft uitgeverij P voor een erg fraaie uitgave gezorgd. In feite is Verdraaide liefde een onderdeel van een ooit geplande trilogie, waarvan deel 2 Verstrengeling en deel 3 Taalslag al in de reeds genoemde dubbelbundel Verstrengelingen (2024, 144 p.) verschenen. Nu pas kan de trilogie in zijn geheel worden gelezen. De oorspronkelijk geplande volgorde is dus: Verdraaide liefde, Verstrengeling en Taalslag.

Centrale thematiek

Vanuit deze trilogie kan men gemakkelijk een centrale thematiek duiden, die meteen ook de unieke identiteit van Jan M. Meier als dichter belichaamt. Er zijn immers maar weinige dichters waarvan de liefdesgedichten zozeer verankerd zijn in het lichaam. De verstrengeling van beide lichamen tijdens de liefdesdaad wordt steevast geassocieerd met klank, muziek, bespiegeling, stilstand van de tijd en vooral ook met taal, het “letterlabyrint”, waarover de dichter spreekt. Elke vraag, elk antwoord gaat van het lichaam uit. De gedichten zijn een ode aan de lichamelijke verkenning en extase, maar tegelijk is er altijd onderhuids aanwezig: de teleurstelling, de tastbare paradox, de ironische kwinkslag, de negatieve weerslag, het nuchtere ontwaken in de tijd. Het is precies aan de dualiteit tussen ode en verwording, tussen bevrijding en verdraaiing dat deze poëzie haar unieke spankracht ontleent. Dit is ook de reden waarom de gedichten menig lezer blijvend zullen ontroeren en intrigeren. 

Verdraaide liefde

Laat ons nu een vijftal aspecten toelichten van Verdraaide Liefde die deze centrale thematiek nader toelichten en gestalte geven.

Een eerste aspect is de ode aan de lichamelijke liefde. Een aantal gedichten hebben als grondtoon de erotische betovering, Een lofzang van de liefdesdaad, de paringsdaad, letterlijk “nahijgend in schor gekrijs”, zoals het in één van de gedichten luidt. Hier wordt het dionysische karakter van de liefde beklemtoond als een (ik citeer) “storm over het slagveld van je lijf”, die uiteindelijk eindigt met (ik citeer) “hij de gemerkte man”, “doorzichtig als dubbelspiegelglas”. De minnaar bestaat haast niet meer! Hij verdwijnt in het niets. Hij is letterlijk overgeleverd aan de liefde, het verlangen, de roes, het heidens genieten, de drift als een (ik citeer) “een blinde aalscholver die duikt”. De paringsdaad wordt tegelijk vaak zelden geëvoceerd als een bevrijdend oponthoud, een “dijk tegen de tijd”. 

Een tweede aspect, dat ik al her en daar aanraakte, is de dualiteit van de liefde. Het is aan deze dualiteit dat de voorliggende bundel onder meer zijn titel Verdraaide liefde ontleent. De verdraaiing slaat in de eerste plaats op de ambiguïteit van de liefde. De liefde verwijst evengoed naar goden als naar demonen, evengoed naar wellust als naar weemoed. Deze tweespalt van de liefde is bijna overal aanwezig. Het is een spanningsveld dat ook als prikkel kan worden gezien tot het dichten zelf. De tweespalt leidt ook tot een omkering van de liefde, Het gedicht vertolkt als het ware deze omkering, deze “verdraaide liefde”. Wat overblijft is, zoals de dichter getuigt, “de hapering van onze harten/in woorden bevroren”. Of nog: We zijn “tot in winterwortels bevroren”. De liefdesvervoering is “zo weer weggewist” en eindigt met “de witte kilte binnenin”. De dualiteit van hitte en ijs is overal aanwezig: zo zijn, aldus de dichter, “de fata morgana/al in het ijs verankerd”. De liefde lijdt letterlijk aan een onderhuidse verdraaiing, “een tot schaduw herschreven zon”, zoals de dichter prachtig verwoordt. “Scheur het kleed van de stilte”, zo protesteert de dichter die gevangen blijft in de tweespalt, in wat hij dooikoorts noemt, of een vagevuur dat hij als compromis omschrijft. Soms kristalliseert zich de dualiteit in een ware paradox, zoals in: “in de rechte straten van het geheugen/ blijf jij op spoorafstand/onbereikbaar binnen bereik”!?

De dualiteit wordt niet altijd even dramatisch verwoord. Dit leidt me tot een derde aspect van de bundel, namelijk de ironie van de liefde. Inderdaad, soms is de stap van tragiek naar ironie heel nadrukkelijk aanwezig. Verdraaide liefde betekent hier wat men in eerste instantie zou associëren met de titel: de dekselse liefde, de verdomde liefde, de vermaledijde of verrekte liefde. De dichter lacht met de liefde, kaffert haar uit, bekijkt haar met een ironische toets. Zo schrijft hij: “de lijn van je wang zigzagt/van kin naar oogkuil/zon en zwart gat tegelijk/dit moet liefde zijn!”. Elders wordt de liefde beleefd met “een toets van anijs”. Soms krijgt hij als minnaar “een koekje van eigen deeg”. De lach en de humor is niet zelden een mooi tegengewicht tegen de meer zwaarwichtige, soms bittere, verwrongen, wanhopige omkering van de liefde.  

Een vierde belangrijk en erg relevant aspect van de bundel is de verstrengeling van taal en liefde. Vaak is de verstrengeling van lichamen verbonden met dans, muziek en vooral de taal van het gedicht. Liefdesdaad is taal: “Hijskranen takelen letters op het blad”, zo luidt het. Zeer origineel in de bundel is de iconische band tussen liefde en schrijven, tussen liefde als opening naar taal en expressie in en door het gedicht. Zo schrijft de dichter: “het vel van liefde niet vlekkeloos/een stafrijm voor haar stotter/het witte blad onthult zijn verhaal/pas als het beschreven is”. Een ander voorbeeld is het schitterend begin van Dooikoorts I: liefde in je naam getaald/zo vangen aan de ongeschreven brieven”. Toch is de taal vaak machteloos. Zo ontgraaft de dichter naar eigen zeggen het alfabet, de taal, het gedicht, en toch blijft alles sprakeloos en in flagrante tegenspraak.

Andere, opvallende aspecten van de bundel zijn de locatie van de liefde in de ruimte en de innige band tussen eten en liefde. Ik kan de vaak dansante ruimtelijke verkenning van de ruimte (“een lichaam dat zich laaft aan pirouettes”) en de culinaire dimensie van de erotiek  hier enkel aanstippen, echter niet uitwerken. Ik zou willen eindigen met een vijfde, fundamenteel aspect van de bundel dat men niet meteen zou verwachten, namelijk de mystieke dimensie van de liefde. Naast de hapering, de vergankelijkheid, de omkering van de liefde wordt deze vergankelijkheid zelf omgekeerd. Dit is een prachtige paradox die een diepere laag van de bundel blootlegt. Liefde is enerzijds het “tederste bedrog”, maar het is tegelijk datgene wat ongrijpbaar is, In sommige gedichten, zoals in vouwmeester van woorden, wordt liefde niet zelden en vaak onverwachts geassocieerd met “oneindigheid”, “eeuwigheid” “grenzeloosheid”. Deze mystieke dimensie ligt aan gene zijde van de hapering, de verdraaiing, het vergankelijke, zelfs van de taal zelf. Liefde en de geliefde behoren uiteindelijk tot het domein van het onzegbare. En wellicht is het het onzegbare, het onbereikbare dat niet enkel de liefde maar ook het gedicht letterlijk in beweging brengt.  

Ik eindig met een zeer gaaf gedicht waarin de verstrengeling van taal, muziek en beeld zich uiteindelijk veruitwendigt in  het spanningsveld tussen hitte en ijs. Van dualiteit gesproken! Het is een dualiteit die hier opnieuw verwijst naar de “verdraaiing van de liefde”!

dooikoorts

1

liefde in je naam getaald
zo vangen aan de ongeschreven brieven 

het is een aloud verhaal
dat ik bedenk met de bekende klanken 

tot je kleuren beken ik me
met de lijnen van je lichaam

lees ik samen
van turkse baden de tedere hitte
de lafenis van lavendel 

de fata morgana
al in het ijs verankerd

© Antoon Van den Braembussche

 

Collage van de voorstelling. Van LnrR en van boven naar 
onder: gesprek met Paul Rigolle, Leo Peeraer, Jan M. Meier
en Groepsfoto met Antoon Van den Braembussche, Jan M. Meier,
Diane Ruthgeerts, Paul Rigolle, Johan Clarysse en Niels Poppe.


Antoon Van den Braembussche (foto: Paul Rigolle)

Geen opmerkingen: