Het derde nummer van het tijdschrift ADDA is verschenen! De boeiende cahierreeks die werd opgericht door dichter-beeldhouwer Renaat Ramon, samen met Willy Tibergien, Andreas Van Rompaey en Lieve Terrie heeft tot doel om de iconische (concrete en visuele) poëzie een flinke steun in de rug te geven.
Naast ‘gevestigde waarden’ uit het eigen taalgebied, krijgen ook auteurs uit andere contreien de kans om mee te werken.
donderdag 18 december 2025
ADDA 3 is verschenen!
woensdag 17 december 2025
Kerst - Steven Van de Putte
Uit de cyclus 'Kijkoperatie'
Kerst
geen kookwekker maakt de tijd eenduidig: hij tikt
als verhouding tussen stomen, bakken en roeren.
aan tafel kijken we je kookles in, je trotse morsen
met seconden die niet in de maat willen dansen
wachten enigszins bevreesd op borden die buiten
proportie zijn en voor-en hoofdgerecht verwarren.
de kok is barok, lijdt aan horror vacui,
we blussen onze angst met een saus van humor.
als je om middernacht voorstelt samen af te tellen
doen we mee, vieren de wedergeboorte van het kind.
onhandig lezen we het braille van geschenkpapier.
om jou uit te pakken, is het nog te vroeg.
Uit de cyclus: “Kijkoperatie”, nieuwe gedichten in wording van de voormalige Stadsdichter van Deinze.
dinsdag 16 december 2025
Rad - Steven Van de Putte
Uit de cyclus 'Kijkoperatie'
rad
's
avonds na school ligt er een dweil aan de deur,
je
rampenplan voor de regen die is meegereisd,
wanneer
rugzakken kantelen, kapseist het schip,
we
haasten ons in wollen reddingssloepen,
bij
het avondmaal vegen we het schoolbord van
onze
lever, willen we niet meer in het krijt staan,
het
nagerecht is een verrassing, papa koppig als
een
matrixprinter, haalt tweedehands computers
uit
de autokoffer, installeert cd-rom's met onze
toekomst,
mama volhardt in dos-commando's
er
crasht iets, we gaan in ballingschap op zolder,
draaien
op vaders draaitafels Freed from Desire,
dan
ploffen we neer voor rad van fortuin, horen
beeld
zonder klank, draaien onze letters om,
in
bed nog even je stem, naald op zijn ziel,
dat
krassen voor de nacht zich afspeelt.
Uit de cyclus: “Kijkoperatie”, nieuwe gedichten in wording van de voormalige Stadsdichter van Deinze.
maandag 15 december 2025
thuis - Steven Van de Putte
Uit de cyclus 'Kijkoperatie'
thuis
messen gewet, boren en tangen in aanslag, sta je heelkundig
over je kookpotten, het vlees in een plaatselijke verdoving
van rode wijn, een zoon geeft boter aan, en tijm en laurier,
hij kent zijn plaats hier, zal nooit zelf dokter worden.
de dampkap gedoofd mag de maaltijd naar de kamer,
daar komt de familie bijeen voor haar bezoekuur.
we zitten naast elkaar aan de apostelentafel, jij breekt het
brood, verdeelt het woord. wij zwijgen onze zevende dag.
daarna gaat kleine zus op schoot voor een kijkoperatie,
de grote broers worden verhoord over sport en school.
de generiek van tien om te zien luidt als een schoolbel.
we lopen in rangen de nacht in, dromen van Leopold drie.
als we ontwaken, ben jij al weg. je briefje doorloopt onze
dag als een koffiefilter. prinsenkoeken praten ons moed in.
Uit de cyclus: “Kijkoperatie”, nieuwe gedichten in wording van de voormalige Stadsdichter van Deinze.
zaterdag 13 december 2025
De hondenwandelaarster (172) - Jet Marchau
172. Het leven na 75
De hondenwandelaarster
‘Je kunt een lievelingskleur hebben of een lievelingslied, maar ook
lievelingswoorden bestaan dus’
Die bedenking van puber Vieux-Rose, de verteller in ‘Meisjes van krijt’
van Lara Taveirne, heeft me aan het denken gezet. Heb ik lievelingswoorden? En
welke dan?
In bed wiegen ze me in slaap, in de vroege ochtendwandeling met hond Chilla
sluit mijn geest aan bij de voorbije avond. Het regent, sneeuwregen, het is
herfst en koud.
November, ja, dat kan een lievelingswoord zijn. Naar inhoud sowieso, ik
verjaar in deze maand, en ik ben dankbaar dat ik nog kan verjaren. ‘Toen
was’t bietend koet’ zei mijn
moeder.
k hou van de herfst.
Maar ik zoek geen lievelingswoord naar inhoud, ik zoek zoals Vieux-Rose
naar klanken, naar ritme, naar zachtheid.
Terwijl hond Chilla aan ieder hoopje bladeren snuffelt, erger ik me voor een keer niet. Ik volg haar ritme en ik
overloop de maanden. De mooie/ trieste inhoud mag mij niet leiden. Enkel het
naakte woord dus. Of de maand die als woord het minst naakt blijft.
Januari en februari stranden bij de heldere klanken, de beginmedeklinkers en
de agressieve ‘r’, maart, mei, juni, juli zijn te kort om ritme te halen, augustus
struikelt over de tweeklank en de twee ‘u’s, de explosieve ‘k’ in oktober en o’s voorspellen al teveel
donkerte. In september en december vind
ik ritme terug, maar ze halen het niet bij de zachte, bijna nasale beginklank
en de sobere e-klanken van november. Niet voor mij toch.
Chilla snuffelt verder, ik sukkel er achteraan. Ik ga het rijtje nog eens
af: welke maand miste ik?
‘April is de wreedste maand’, ‘April is the cruellest month (….)’ de
beroemde beginzin van The Waste Land van TS Eliot. Donkere gedachten worden weer ongewild tot
leven gewekt: ‘(…) mixing memory and
desire (…).
Ja, fluistert Quentin Bell bij de
dood van zijn tante Virginia Woolf, einde maart 1941. De antwoorden op het waarom
moeten nog komen, in April.
Mijn gedachten dwalen af, naar de zo graag gelezen trilogie van Rindert
Krombout over de Bloomsburygroup: Soldaten huilen niet (2010), April
is de wreedste maand (2013), Vertel
me wie we waren (2014). En terwijl
Chilla haar beste snuffelmomenten beleeft, drijf ik verder terug naar juni dit
jaar. Uitgeweken dochter Eva, een even grote Virginia Woolf- fan als ik zelf,
nam ons mee naar de tentoonstelling rond Virginia Woolf en Vanessa Bell in het
Deense Nivågård museum. Ik geniet nog altijd dankbaar na.
Maar April dus, ik moet terug naar het woord zelf, niet naar de inhoud. Het
lukt me niet echt. Er is ook teveel persoonlijke inhoud.
Ik zoek ter afleiding nog meer lievelingswoorden, Vieux-Rose achterna.
Pimpampoentje bijvoorbeeld, keppetje voor mijn kleinkinderen. Oei, die
verkleinwoorden..
Het sneeuwt nu hard, ik stuur een gedachtengroet naar boven: het is ‘‘bietend
koet’.. Ook Chilla geeft het op.
In het zachte ritme van november vinden we onze weg terug. Zij naar haar
warme deken, ik naar een warme kop koffie. En straks, opnieuw naar ‘Meisjes van krijt’. En ik weet het wel, want
ik las vele jaren geleden al Lara Taveirnes De kinderen van Calais (2014),
dat nu een nieuw leven kreeg in Meisjes van krijt (2025): verder dromen zit er niet in, daar leent de
zware tocht, de tocht van vele meisjes
van krijt, zich niet toe.
Maar dank je wel Lara, dat Vieux-Rose me toch even mee liet dromen en
-denken. In november, in de sneeuw.
In boekenvriendschap,
Uit: ‘Het leven na zeventig’ – De hondenwandelaarster
vrijdag 12 december 2025
Zingen in de oorlog - Jef Boden
Zingen in de oorlog
‘Zoals de
kolonel zei,’ bedenkt Natalia, ‘dit is de eerste maal in twee jaar tijd dat ik
vogels hoor zingen. Thuis zingen ze niet.’
‘Omdat ze
een shellshock hebben opgelopen,’ lacht de frontarts Roman.
‘Die
shellshock hebben wij ook, en toch zingen wij nog,’ zegt Natalia uitdagend.
Deze dialoog staat in een reportage in The Power Within over een herstelkamp voor Oekraïense medici in Zweden. Zing je nog, ondanks de oorlog? Ontdek daarnaast Joelia Pajevska, ambulancier in Mariupol, gevangen, gemarteld, geruild, die later verklaart dat sport en kunst belangrijk zijn om trauma’s te verwerken. Onlangs verscheen haar eerste dichtbundel en de voorbije zomer was ze naast Serhii Zhadan een blikvanger op het tweedaagse poëziefestival van Kharkiv. Nauwelijks 20 km van de Russische grens laat zo’n ondergronds festival net vele toeschouwers toe om het hoofd boven de explosies te houden. Eerder verscheen In the Hour of War met werken van 27 dichters uit de eerste maanden van de oorlog.
De oorlog dringt het leven binnen
Onvermijdelijk dat dichters over het hele land de realiteit niet kunnen negeren. De oorlog dringt het leven van iedere bewoner binnen. Is vluchten een optie?
Serhii
Zhadan schrijft onmiddellijk:
Neem slechts het belangrijkste. Neem
de brieven
Neem slechts wat je kan dragen
Neem de iconen en het borduurwerk,
neem het zilver
Neem het houten kruis en de gouden
replica’s…
We zullen nooit terugkeren.
We zullen onze stad nooit weerzien.
Of zoals
Halyna Kruk stelt
…. Met iedere volgende dag van de
oorlog
werd mijn noodzakelijke bagage
lichter…
En ze
eindigt
uiteindelijk zijn zelfs sleutels
niet essentieel
Blijf je
thuis? Bij iedere poetsbeurt vraagt Lyudmyla Khersonski zich af wat je van al
die oude spullen bewaart, tot
…….. dan, eureka –
onder een stapel, een blikje
sardines!
Marianna Kiyanovska beschrijft dan weer hoe de oorlog in alle kleine dingen doordringt, als in het vruchtvlees van kersen, zoet en fris. Maar, sommigen spuwen pitten uit, uit andere lichamen haalt men kogels.
Marjana Savka varieert dit in Hier ligt de Heer. Verslagen in een kist. Na Bucha breekt God niet langer brood, wacht eerder op het wonder der verrijzenis, met een fragment van een raket in zijn borst. Maar Hij zal aan hun zijde opstaan!
Al is het
voor Dmitry Bliznyk oneindig eenvoudiger:
Neem de onsterfelijkheid, God, maar
geef
me deze koude appelkelder.
Onvermijdelijk wordt, zoals Alex Averbuch dat doet, de vraag gesteld hoe je ooit naar een stad kan terugkeren die niet langer bestaat.
je vraagt: mijn geliefden, waar moet
ik nu heen?
waar zeg je jezelf vandaag vaarwel?
Een taal in oorlog
Met het
dagelijkse leven verandert ook je taal. Lesyk Panasiuk laat er geen gras over
groeien. In In de Ziekenhuiskamers van
mijn Land opent hij duidelijk:
De letters van het alfabet trekken
naar de oorlog
… vormen woorden die niemand roepen
wil.
… De taal in tijden van oorlog
is onverstaanbaar. In deze zin
gaapt een gat – niemand wil sterven –
niemand
spreekt.
Taal vertelt
waartoe de dichter veroordeeld is, klinkt het bij Boris Khersonsky. Gedichten
brengen geen oorlog, zijn eerder een spiegel, een ontkenning, maar woorden
krijgen met iedere explosie een andere betekenis.
Natalia
Bilotserkivets meldt hoe men meer dan ooit gedichten schrijft en ondertussen
weet hoe machteloos dit is. Oksana
Zabuzko formuleert in Een definitie van
poëzie hoe, terwijl vingers een pen vastgrijpen, ze koud worden, niet
langer die van haar zijn.
Mijn jonge ziel –
De kleur van nat gras –
Naar vrijheid – dan
‘Stop!’ klinkt het, ontsnapt
Op de wankele grens
Van twee werelden –
Stop, wacht.
Mijn God. Eindelijk. Kijk, hier komt poëzie vandaan.
En zoeken
dichters in oorlogstijden waar ze met hun teksten heen moeten, dan weet
Ekaterina Derisheva dat:
De mensen schrikken van
artillerievuur
Leren opnieuw tellen
Een twee drie vier vijf.
Andriy
Bondar formuleert hetzelfde in de mensen
van mijn land. Hoe ze in de schaduw van woorden, de dreiging van de dood,
te vroeg, als een vlinder op een karton worden geprikt.
Of met de
woorden van Yurii Izdryk
kijken naar de wereld door het vizier
van een geweer
kijken in jezelf door een microscoop
…. om elkaar te beschermen.
En krijgt taal nog een andere kleur? Anastasia Afanasieva schreef tijdens haar vlucht onder hevige bombardementen het eerste deel van een gedicht nog in het Russisch, ze eindigde in het Oekraïens. Niet langer in de taal van de agressor.
De dichter in de strijd
In een
oorlog is het onvermijdelijk dat dichters dienst nemen, dat gedichten
rechtstreeks uit de loopgraven komen. Nog steeds.
In Hij schrijft verwoordt Kateryna Kalytko
hoe een soldaat in een brief aan zijn moeder herinneringen ophaalt en pijnlijk
vermeldt hoe Andrew niet op zijn brief antwoordde.
Ostap
Slyvynsky reikt in “1918” nog verder terug. Gebeurtenissen van die oorlog raken
onvermijdelijk de actuele.
De geur van oorlog
Je ruikt naar oorlog
Jij en oorlog zijn één.
Zo schrijft
Borys Humenyuk in Wanneer je je wapens
schoonmaakt hoe de oorlog in je leven kruipt, hoe je wapen je nabij is, hoe
in de aarde graven je als naar de baarmoeder terugleidt, hoe het gevecht, de
geur, je één maakt met die oorlog.
Yulia
Musakovska weet dat er niet alleen appelen in een tas kunnen schudden, ook
beenderen, want
Je bent geen broer van mij
geen eerlijke vijand
geen man
geen beest.
Een zak vol beenderen.
Eenzelfde spanning zit ook in Begrafenisdiensten van Lyuba Yakimchuk. Het is niet wat je verwacht. De vijand probeert je te verleiden, vermomd als een struik, als sneeuw, als een leuk meisje. Zelfs in een kist kan hij doen alsof zijn hart niet meer slaat. Het zou mooi zijn als je jezelf zou kunnen overtuigen dat hij inderdaad zo’n terrorist is en geen menselijk wezen.
Zevenentwintig dichters uit het eerste jaar van de oorlog zoeken in deze bundel een eigen stem, bieden een veelheid aan stemmen.
The Power Within, The Kyiv
Independent, 978 6178 2475 22
donderdag 11 december 2025
Zwaan - Hans Krüse
Zwaan
Bio-Biblio Hans Krüse.
(Overschie, 1952) was tot zijn pensioen in 2018 werkzaam als ecoloog, de laatste tien jaar als stadsecoloog in Utrecht. Daarnaast is hij dichter in zijn woonplaats Alphen a/d Rijn en daarbuiten.
Er zijn diverse bundels van hem verschenen bij Nehalennia en in eigen beheer. Recent werden gedichten van hem gepubliceerd in Dichteren/Leesten en Meander. Zijn deelname aan de Poëziewerkplaats in Delft is een stimulans om te blijven schrijven.
![]() |
| Hans Krüse - foto© Joke Ridder |
woensdag 10 december 2025
Er is een plek - Hans Krüse
Er is een plek
© Hans Krüse
Bio-Biblio Hans Krüse.
(Overschie, 1952) was tot zijn pensioen in 2018 werkzaam als ecoloog, de laatste tien jaar als stadsecoloog in Utrecht. Daarnaast is hij dichter in zijn woonplaats Alphen a/d Rijn en daarbuiten.
Er zijn diverse bundels van hem verschenen bij Nehalennia en in eigen beheer. Recent werden gedichten van hem gepubliceerd in Dichteren/Leesten en Meander. Zijn deelname aan de Poëziewerkplaats in Delft is een stimulans om te blijven schrijven.
![]() |
| Hans Krüse - foto© Joke Ridder |
dinsdag 9 december 2025
Umlaut - Hans Krüse
hij hangt parmantig boven de klank van mijn naam
als twee zingende leeuweriken boven het grasland
twee keer knipperen met je ogen en hij is er niet meer
geheel in overeenstemming met de werkelijkheid
onderzoek heeft uitgewezen dat die fraai gestippelde
klinker slechts een kale uitvoering kent
alle inkt die ik heb verspild aan iets dat er niet hoort
hij is sterker dan de ruimte die hij inneemt op papier
verzet zich tegen het opheffen en hij heeft gelijk
ik kan niet meer terug zit gevangen in zijn macht
sinds kort zweven stipjes permanent in mijn blikveld
het is mijn glasvocht zegt de dokter maar ik weet beter
© Hans Krüse
Bio-Biblio Hans Krüse.
(Overschie, 1952) was tot zijn pensioen in 2018 werkzaam als ecoloog, de laatste tien jaar als stadsecoloog in Utrecht. Daarnaast is hij dichter in zijn woonplaats Alphen a/d Rijn en daarbuiten.
Er zijn diverse bundels van hem verschenen bij Nehalennia en in eigen beheer. Recent werden gedichten van hem gepubliceerd in Dichteren/Leesten en Meander. Zijn deelname aan de Poëziewerkplaats in Delft is een stimulans om te blijven schrijven.
![]() |
| Hans Krüse - foto© Joke Ridder |
zaterdag 6 december 2025
Vijftien jaar Donsai-collectief!
Gisteren 5 december 2025 maakte ik in zaal Rekkelinge in Deinze een erg
fijne viering mee van "Vijftien jaar Donsai". Jawel, anderhalf
decennium, zolang is het al geleden dat Martin Carrette de, wat mij betreft,
fel onderschatte dichter uit Deinze het initiatief nam om in de nogal
landelijke stad die Deinze is een poëtisch collectief op te richten dat zich
meteen in het sociale weefsel van Deinze wist in te passen.
Gisteren werd
Martin - die ons in 2016 veel te vroeg verliet - onder impuls van
dichter-Donsai-voorzitter Luc C. Martens op kop, veelvuldig geëerd. In de
gloednieuwe bloemlezing "De stad trekt haar gevels op" (een mooie
uitgave van Oekkaf) die gisteren verscheen werden van Carrette, - de
allereerste stadsdichter van Deinze trouwens - geheel en al terecht niet minder dan acht
gedichten opgenomen. Het rijkgevulde boek (zie bijgaande foto) (het eerste in
de reeks Echo's van Donsai') dat werd samengesteld door Luc C. Martens, Steven Van de Putte en Zeef-winnaar Matthias Haeck telt niet minder dan 140 bladzijden.
De bloemlezing verzamelt gedichten van 15 aangesloten Donsai-dichters en 20
gastdichters die elk aanvullend voor 1 gedicht zorgden. Tussendoor meld ik bij
deze ook graag dat ik mij ongegeneerd vereerd voel dat ook mijn gedicht
'Passer' (uit Het Omber en het Oker) een plaatsje in de bloemlezing heeft
gevonden.
Gisteren kregen we - in een regie van Luc C. Martens - optredens van 10 Donsai-dichters die elk 1 gedicht lazen. Er was een boeiende lezing, gelardeerd mét veel poëzie, van de gewezen Stadsdichter Steven Van de Putte die over het Stadsdichtersschap overal ten lande (en ook in Nederland) het boeiende boek "Iedereen Stadsdichter" (uitgeverij Politea) schreef. Tevens werd er aan het eind een gloednieuw collectief Donsai-Stadsgedicht voorgesteld.
Maar iets eerder was er ook een gesmaakte causerie van de gewezen stadsdichter van Gent, Roel Richelieu van Londersele die antwoorden zocht op de vraag: "Waar leeft de poëzie". Op zijn bekende, licht sardonische manier - aarzelend tussen de woestijn en de oase - kreeg hij heel regelmatig de lachers op zijn hand. Van Londersele ging niettemin de wrange realiteit niet uit de weg dat de poëzie vandaag de dag weliswaar een schitterende paradijsvogel is en blijft, maar dan wel één die tegenwoordig wel heel veel van zijn pluimen verliest. 'Het liegend konijn' is gestopt. 'Verzin' houdt op te bestaan en ook 'Mappa Libri' blijkt er na zoveel tijd mee op te houden. (Al hoop ik dat dit vals alarm is). De VVL-Vereniging van de Vlaamse letterkundigen stopt met het papieren lijfblad 'De auteur' en publiceert vanaf volgend jaar enkel nog een jaarboek.
Ook het mandaat van het stadsdichtersschap van Roeselare (dat met Edward Hoornaert en Steven van der Heyden twee sterke edities kende) wordt volgens van Londersele in 2026 niet meer verlengd. Enfin een beetje hardop poëtisch janken met de pet op is het tegenwoordig wel. Het dient wel gezegd dat we hier en elders natuurlijk wel alle literaire on-line publicaties blijven bijstaan en koesteren.
Wat ik hier onder géén enkel beding wil vergeten te
vermelden is dat er gisteren tussen de poëtische bedrijven van de geslaagde
happening in de Rekkelinge door een schitterend optreden was van Little Kim en Stan Vangheluwe. Wat een stem heeft die
Little Kim!!! Ze bracht in de Rekkelinge niet minder dan tien onverbiddelijke poëtische evergreens.
(Zie foto in bijlage van het programma). Wat mij betreft staken Lieve Jacoba,
Moederland en Envoi (in het Engels) er net iets bovenuit. Zonder die ouwe gouwe kleinkunstklassieker
“Er was een tijd” - van waar is hij ergens in ons verzameld geheugen ergens achtergebleven - Miel
Cools niet te vergeten. Het is wellicht van mijn sociale school-jaren geleden
dat ik het nummer nog ’s had gehoord. In de jaren zeventig was er in ‘den Ipsoc in Kortrijk’ immers ene Valeer Cools die ons in zijn lessen moraal en catechese resoluut omturnde tot ware
geëngageerde folkies en kleinkunstfans. Hij leerde ons behalve de iconen van de kleinkunst (zoals Miel Cools, Wim Decraene en Boudewijn De Groot) ook
mensen als Arlo Guthrie, Tom Paxton (“Little Boxes”) en andere Bob Dylan’s
kennen. We deden er, het dient gezegd, een leven lang ons voordeel mee!
Voorwaar een fijne Donsai-avond die van gisteren!!! Op naar nog ’s vijftien jaar!
© Paul Rigolle (voor De Schaal van Digther)
Meer info:
Website Donsai
Website Oekkaf
Alle berichten over Martin Carrette op De Schaal van Digther
Korte studie van het gemis (Paul Rigolle over Martin Carrette)
De 22 gastdichters in de bloemlezing:
Jana Arns, Astrid Arns, Maaike Carrette, Paul Demets,
Miriam Van hee, Luuk Gruwez, Jo Gisekin, Peter Mangel Schots, Daniel
Billiet, Annemie Deckmyn, Charles Ducal, Steven Van Der Heyden, Delphine
Lecompte, Paul Rigolle, Roel Richelieu Van Londersele, Jan M. Meyer,
Hans Van Miegelbeek, Leonie Moreels, Anke Senden, Tom Veys, Katelijn
Vijncke en Maya Wuytack.
En de Donsai-dichters:
Martijn Bruneel, Maaike Carrette, Janis Derie, Rob De Winter, Abel Dossche, Mieke Gelhof, Matthias Haeck, Luc C. Martens, Leonie Moreels, Gaby Nachtergaele, Nikki Petit, Sven De Potter, Franky Taveirne, Wim Vandeleene, Patrick Verstraete en Katelijn Vijncke.
![]() |
| Vlnr Rob de Winter, R R van Londersele, Matthias Haeck en P.R. |
![]() |
| De Donsai-delegatie-Foto © Luc C. Martens |
![]() |
| Collectief Stadsgedicht-Foto © Marc Carreel |
![]() |
| Eddy Vaernewyck (r) en ik poseren maar wat graag met Little Kim |
vrijdag 5 december 2025
Geen theatrale make-up in ons gezicht
Eind 2022 liep het echter verkeerd, daar in Oostende. De soep- en lunchbar werd getroffen door een zware gasexplosie, waarbij Friedl levensgevaarlijk verwond raakte. Ze overleefde de ramp op miraculeuze wijze, mede door de volhardende steun van de collega’s en bijzondere medewerkers van Lizette & Lucien - zowel tijdens haar lange verblijf in het brandwondencentrum in Neder-Over-Heembeek als daarna, bij haar zeer intensieve revalidatie.
Bij Patrick heeft dit een gevoel van dankbaarheid ontlokt. Hij wou iets terug doen en deed dat met het beste, het mooiste wat hij kon geven: met poëzie, met het gulle woord van de poëzie. De kracht van de poëzie is namelijk dat ze tracht woorden te vinden waarvoor nauwelijks woorden te vinden zijn. En het is hem gelukt: zo groot was zijn dankbaarheid. In elk woord van deze gedichten klinkt dankbaarheid door.
In dit boekje portretteert Patrick Cornillie dus met naam en toenaam personen met een beperking die in ‘Lucien en Lizette’ present zijn. Vooraleer de bundel wat te verkennen, waag ik me aan een kleine omweg. Ik stel me de vraag hoe het zit het met de beeldvorming van personen met een beperking in de Nederlandstalige poëzie. Daar kan zeer veel over verteld worden, een dik essay lang. Ik moet me evenwel beperken en hou even halt bij het werk van Maria Vasalis en Jo Gisekin.
Het bekendste gedicht uit de Nederlandstalige poëzie over een persoon met een beperking werd geschreven door de door velen graag gelezen Maria Vasalis (1909-1998). Het staat te lezen in haar debuutbundel uit 1940 ‘Parken en woestijnen’. De titel van het gedicht klinkt thans, 85 jaar na datum, schokkend en politiek incorrect nl. ‘De idioot in het bad’. In dat gedicht beschrijft de dichter een zwakbegaafde, onbeholpen man met grote begeleidingsnood die eenmaal per week een bad kan (en moet)
nemen en daar een intens genot aan beleeft. Het lijkt wel of hij naar de moederschoot terugkeert: het water evoceert het vruchtwater. Zoiets werd in geleerde termen ooit ‘uterale poëzie’ genoemd. Op het esthetische niveau hebben we te maken met een verfijnd lyrisch gedicht. Maar waarom het woord ‘idioot’ in de titel? Dat heeft te maken met de toen fingerende beeldvorming. Vasalis was een progressief, humanistisch gerichte psychiater die notie had van Freudiaanse theorieën (zoals dat enigszins uit dit gedicht blijkt), maar ze maakte gebruik van de medische classificaties die toen gangbaar waren. Hoe prachtig ze het ook weet te verwoorden, ze wekt de indruk ‘een geval’, een ‘study case’ te beschrijven en niet zozeer een persoonlijkheid.
Jo Gisekin (°1942), over wie ik geen woord kwaad wil horen, schreef een bundel, ‘De tuin van Cathérine’ (verschenen bij uitgeverij Lannoo in 1995) waarin een vrouw met een beperking centraal staat. Daar is niets mis mee en het is op het formele niveau zeker een degelijke bundel. Maar ik wens het te herhalen: ik heb het over de beeldvorming die zich in deze gedichten toont en niet over de literaire waarde van de gedichten zelf. Gisekin geeft trouwens blijk van dezelfde delicate taalverfijning als die van Vasalis. Ze beschrijft weliswaar Cathérine niet als een geval. Maar daar waar ze de zesendertigjarige vrouw als een ‘bevlogen kind’ beschouwt, zet ik toch discreet een stapje achteruit. We bevinden ons op een grens. Niettegenstaande alle goede bedoelingen, neigt dit naar idealisering en sublimering.
Het gebeurt wel vaker dat in het stereotiep gedrag dat personen met verstandelijke beperkingen wel eens kenmerkt, dat we iets van het kinderlijke denken (of zelfs hopen) te bespeuren. Alsof ze zich zouden bevinden in een wereld waarin alles nog onschuld is. Ik noem dit een nostalgische projectie: wij menen in hen de zogenaamde allerzaligste kindertijd terug te vinden. Zeker een onbevangenheid en een wijze van verwondering typeert hen in sommige gevallen wel. Maar ook voor hen is het niet elke dag koek en ei. Het zijn volwassenen. Ook hun dagen vallen wel eens moeilijk uit. Net als wij hebben ook zij soms harde noten te kraken, zoeken hun frustraties en hun verdriet uitwegen, blijven hun behoeften en verlangens meer dan eens onvervuld. Behoeften en verlangens die in weinig verschillen van de onze. Nee, net als iedereen zijn zij niet ongerept – hoezeer we het ook anders zouden willen.
Vanuit welke perspectief bekijkt Patrick Cornillie de personen die hij in deze gedichten wil portretteren? De titel zegt het al: ‘Gewoon bijzonder’. Het citaat aan het begin van de bundel maakt zijn gezichtspunt nog omlijnder. Het is er een van Louis Paul Boon: ‘Men is maar groot als men gewoon is wat men is’. De dichter classificeert of sublimeert niet. Hij beschouwt de beschreven personen als evenwaardige individuen, als zijn gelijken. Zijn beeldvorming is emancipatorisch gericht. Verschillen zij dan echt niet van ons? We verschillen allen van elkaar, op een subtiele manier. Om Szymborska te citeren: we verschillen van elkaar als twee druppels water. Elke waterdruppel is uniek. Maar met het citaat van Boon typeert Patrick deels ook zichzelf wel. Hij is geen dichter die al te graag het hoge woord voert. Hij neemt geen poses aan. Hij vermijdt het verhevene. Hij sluit bewust aan bij wat ik maar ‘de traditie’ zal noemen. We betrappen hem wel eens op een verdwaald rijm. In een gedicht gebeurt dit zelfs expliciet, zij het met grote ironie zoals dat we dat kunnen merken in het nonsensgedicht ‘Kari’: ‘Of liever boep met salletjes, een snootje breed?/ Qeech van de wiek of wuiche van de qeek?
Al heeft hij het niet over zichzelf maar over Michiel, toch meen ik in volgende regels Patrick Cornillie te herkennen: ‘Geen theatrale make-up in ons gezicht.//Nee, we zijn gewoon. Zo gewoon zijn wij.’ Waarmee ik geenszins wil beweren dat de poëzie van Patrick gewoontjes zou zijn. Zijn taal wekt meer dan eens verbazing op: dit is alledaagse taal die helemaal niet alledaags is. Hij verfrist die taal, hij meet die een zondagspak aan. Patrick Cornillie is een bescheiden want pretentieloze ambachtsman van het woord. Het thema dat hij in deze bundel aansnijdt past hem helemaal.
In de bundel lezen we 23 gedichten bij evenveel foto’s van Charlotte Willem. Er wordt een door en door positief verhaal verteld. Alle beschreven en op een foto betrapte personen vertonen zich binnen het eethuis in hun dagelijks bezigheid. Wat ze er doen ervaren ze als hun werk. Ik citeer: ‘We zijn zoals we zijn. En er is/geen kunst aan om onszelf te zijn.’ Iedereen heeft een eigen taak. Iedereen neemt daarvoor de verantwoordelijkheid op en is trots op het geleverde werk. Het soms opduikend samenspel van de foto’s met de gedichten (en vice versa) straalt, zoals het al wordt aangegeven in het eerste gedicht, ‘in alle maten van het mogelijke’ optimisme, levenslust en vrolijkheid uit. Het clowneske wordt niet ontweken. Er wordt blijkbaar evenveel gewerkt als gelachen in dit eethuis.
Hebben we hier te maken met gelegenheidspoëzie? Enerzijds wel natuurlijk maar anderzijds klinken er te veel lyrische momenten door om deze gedichten integraal als gelegenheidspoëzie te benoemen. Cornillie laat de woorden draaien, keren en wegglijden: hij spaart zijn pen niet, hij surft ermee. Sommige gedichten bieden verbaal vuurwerk. Zoals in het gedicht over Victor-Boris. Het gedicht begint met ‘Woorden die werken op deze plek./ Werkwoorden.’ Gevolgd door een opsomming van werkwoorden die consequent met koken te maken hebben. Het vergt een lange adem om dit gedicht met kracht te articuleren: alle kookactiviteiten moeten dringend aan bod komen en komen aan bod. Op het einde van het gedicht en wat buiten adem verzucht de dichter: ‘Ik zou warempel nog de belangrijkste werk-/woorden vergeten: keuren proeven, eten!’. In bijna elk gedicht bruist het culinaire taal- en woordspel. Ik vermoed dat Patrick zich in de rijke en aparte woordenschat van het keuken- en kookjargon heeft verdiept. Voor andere gedichten heeft hij waarschijnlijk in de moestuin moeten loeren. Ja, we leren wat bij.
Ik zal en kan nu niet bij elke gedicht stilstaan. Ik wil het leesplezier niet bederven. Het is immers een toegankelijke en een ‘bijzonder gewone’ reeks gedichten. Ik probeerde even een totaalbeeld van de bundel te schetsen. Toch kan ik het niet laten om het te hebben over één gedicht omdat het me heeft geraakt en het voor mij een aantal herkenningspunten bood. Het gedicht gaat over ‘Jonas’. Het is het meest sobere gedicht uit de bundel. Formeel heeft het het uiterlijke van een omgekeerd sonnet. Eerst de twee terzinen, dan pas de twee kwatrijnen. Dit lijkt wel perfect te passen bij iemand die als ‘een omgekeerde flapuit’ wordt omschreven. Jonas leren we kennen als een eerder ingekeerde, terughoudende man. Hij zegt niet veel. In mijn persoonlijke ervaring verklappen dergelijke persoonlijkheden hiermee veel. Stille wateren, diepe gronden. Zwijgzaamheid intrigeert me. Begint niet alle poëzie daarmee? Is het eerste woord van een gedicht niet het woord dat niet uitgesproken wordt, dat we niet te lezen krijgen?
Ik heb me altijd tot dergelijke personen aangetrokken gevoeld. Ik heb altijd geprobeerd hen met de nodige empathie te benaderen. Ze zitten meestal vol verhalen. Ja, iedereen zit vol verhalen maar als de zwijgzamen na lang aarzelen hun verhalen vertellen dan voelen die verhalen scherper aan. Beweer dus nooit dat zwijgzamen niks te bieden hebben. Het duurt meestal een tijdje eer ze hun verhalen durven uit te spreken (want er moet eerst vertrouwen zijn). Je merkt dan dat achter hun schichtigheid ongerustheid en vrees huist. En achter die vrees verschuilt zich kwetsbaarheid. Wat hen ten zeerste menselijk maakt, al te menselijk. De dichter begint dit gedicht als volgt: ‘Was ik een gedicht, dan zou het kort/en bondig zijn. Veel wit tussen de regels./Een gedicht van weinig woorden.’ Nee, Jonas is geen gedicht, maar zijn stilzwijgen, zijn kwetsbaarheid, zijn menselijkheid heeft hij met ‘het geheim van de poëzie’ gemeen.
Wat meer valt er nog te zeggen: dat de bundel boordevol knipoogjes en binnenpretjes zit. Er zijn referenties aan Oostende (Arno, Ensor, het Oostends dialect), aan allerlei films en gedichten (onder meer Alice Nahon en Paul Snoek). Zelfs Ludwig Van Beethoven komt een kijkje nemen. Hiermee worden het meer dan gelegenheidsgedichten; het leesveld wordt verruimd. Er is voor elk wat wils. Deze smaakvolle bundel is als een feestmaaltijd. Ik nodig en daag u uit om het heerlijk te laten smaken! Keur, proef, eet. En lees.
© Alain Delmotte, Oostende, 24/11/2025
Gewoon bijzonder, Patrick Cornillie, Uitgeverij Bibliodroom,2025,20 euro
Eerder publiceerde De Schaal van Digther drie gedichten uit 'Gewoon bijzonder'. Die kun je hier nalezen.
Website Uitgeverij Bibliodroom
Website Patrick Cornillie
Lizette & Lucien
Enkele sfeerbeelden bij de voorstelling:
donderdag 4 december 2025
De VVL geeft vanaf volgend jaar een Jaarboek uit
Ook de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen-VVL is, vanwege
steeds beperktere middelen, aan een aanzienlijke koerswijziging toe. De oudste
literaire vereniging van het land (die werd opgericht in 1907) zal vanaf
volgend jaar haar uitgaven noodgedwongen bundelen in een jaarboek. Het driemaandelijkse tijdschrift ‘De Auteur’ dat
tot voor kort behalve on-line ook nog op papier verscheen zal enkel nog
digitaal verschijnen. En dat op het bekende adres van ‘De Boekhouding’:
Het jaarlijkse jaarboek wil vanaf 2026 een beeld schetsen van hoe de leden
creatief bezig zijn en op die manier voor een soort “stand van zaken”
zorgen.
Als voorsmaakje op de jaarboeken werd enkele weken geleden een kleine en erg
verzorgde uitgave uitgebracht die een beeld geeft hoe een en ander er vanaf
2026 zal uitzien.
Deze bijzondere eerste uitgave kreeg de titel mee van een vers van VVL-lid Paul
Rigolle: ‘Een plek, een taal, dingen die getuigen’ want dat is de betrachting voor de toekomst: een plek te zijn voor de taal die van de dingen wil getuigen.
Andere bijdragen in de eerste uitgave zijn, behalve het gedicht ‘Atelier’ van
Paul Rigolle waaruit de titel werd geïsoleerd, van de hand van Tine Hertmans
(fragment uit Kelderrat), René Smeets (De ondergang van de democratie), Tom
Veys (Filosofie), Claude Van De Berge (Samenspraak met de spiegelstem 2) en van
Mila Fertek (Vanitas). Het eerste jaarboek van 2026 zal de periode 1/07/2025 tot 30/06/2026 omvatten.
Meer info:
https://www.vvldeauteur.be
https://deboekhouding.blogspot.com


























