172. Het leven na 75
De hondenwandelaarster
‘Je kunt een lievelingskleur hebben of een lievelingslied, maar ook
lievelingswoorden bestaan dus’
Die bedenking van puber Vieux-Rose, de verteller in ‘Meisjes van krijt’
van Lara Taveirne, heeft me aan het denken gezet. Heb ik lievelingswoorden? En
welke dan?
In bed wiegen ze me in slaap, in de vroege ochtendwandeling met hond Chilla
sluit mijn geest aan bij de voorbije avond. Het regent, sneeuwregen, het is
herfst en koud.
November, ja, dat kan een lievelingswoord zijn. Naar inhoud sowieso, ik
verjaar in deze maand, en ik ben dankbaar dat ik nog kan verjaren. ‘Toen
was’t bietend koet’ zei mijn
moeder.
k hou van de herfst.
Maar ik zoek geen lievelingswoord naar inhoud, ik zoek zoals Vieux-Rose
naar klanken, naar ritme, naar zachtheid.
Terwijl hond Chilla aan ieder hoopje bladeren snuffelt, erger ik me voor een keer niet. Ik volg haar ritme en ik
overloop de maanden. De mooie/ trieste inhoud mag mij niet leiden. Enkel het
naakte woord dus. Of de maand die als woord het minst naakt blijft.
Januari en februari stranden bij de heldere klanken, de beginmedeklinkers en
de agressieve ‘r’, maart, mei, juni, juli zijn te kort om ritme te halen, augustus
struikelt over de tweeklank en de twee ‘u’s, de explosieve ‘k’ in oktober en o’s voorspellen al teveel
donkerte. In september en december vind
ik ritme terug, maar ze halen het niet bij de zachte, bijna nasale beginklank
en de sobere e-klanken van november. Niet voor mij toch.
Chilla snuffelt verder, ik sukkel er achteraan. Ik ga het rijtje nog eens
af: welke maand miste ik?
‘April is de wreedste maand’, ‘April is the cruellest month (….)’ de
beroemde beginzin van The Waste Land van TS Eliot. Donkere gedachten worden weer ongewild tot
leven gewekt: ‘(…) mixing memory and
desire (…).
Ja, fluistert Quentin Bell bij de
dood van zijn tante Virginia Woolf, einde maart 1941. De antwoorden op het waarom
moeten nog komen, in April.
Mijn gedachten dwalen af, naar de zo graag gelezen trilogie van Rindert
Krombout over de Bloomsburygroup: Soldaten huilen niet (2010), April
is de wreedste maand (2013), Vertel
me wie we waren (2014). En terwijl
Chilla haar beste snuffelmomenten beleeft, drijf ik verder terug naar juni dit
jaar. Uitgeweken dochter Eva, een even grote Virginia Woolf- fan als ik zelf,
nam ons mee naar de tentoonstelling rond Virginia Woolf en Vanessa Bell in het
Deense Nivågård museum. Ik geniet nog altijd dankbaar na.
Maar April dus, ik moet terug naar het woord zelf, niet naar de inhoud. Het
lukt me niet echt. Er is ook teveel persoonlijke inhoud.
Ik zoek ter afleiding nog meer lievelingswoorden, Vieux-Rose achterna.
Pimpampoentje bijvoorbeeld, keppetje voor mijn kleinkinderen. Oei, die
verkleinwoorden..
Het sneeuwt nu hard, ik stuur een gedachtengroet naar boven: het is ‘‘bietend
koet’.. Ook Chilla geeft het op.
In het zachte ritme van november vinden we onze weg terug. Zij naar haar
warme deken, ik naar een warme kop koffie. En straks, opnieuw naar ‘Meisjes van krijt’. En ik weet het wel, want
ik las vele jaren geleden al Lara Taveirnes De kinderen van Calais (2014),
dat nu een nieuw leven kreeg in Meisjes van krijt (2025): verder dromen zit er niet in, daar leent de
zware tocht, de tocht van vele meisjes
van krijt, zich niet toe.
Maar dank je wel Lara, dat Vieux-Rose me toch even mee liet dromen en
-denken. In november, in de sneeuw.
In boekenvriendschap,
Uit: ‘Het leven na zeventig’ – De hondenwandelaarster
























