woensdag 9 april 2025

Recensie van 'Het Proefkonijnencarnaval' van Joke Prinsen

Bespreking van 'Het Proefkonijnencarnaval' door Richard Foqué


Misschien niet toevallig werd bij het vallen van de bladeren op 30 november 2024 in de eerbiedwaardige Nottebohmzaal van de Erfgoedbibliotheek op het Hendrik Conscienceplein te Antwerpen de debuutbundel van Joke Prinsen voorgesteld. Prinsen debuteerde al in 2020 met hier en daar een aantal gedichten en schreef teksten voor onder andere Stormkop en Tutti Fratelli. Tussentijds volgde ze een opleiding aan de Antwerpse schrijversacademie. Haar afstudeerwerk resulteerde in deze eersteling met de aanstekelijke en intrigerende titel Het proefkonijnencarnaval. Helaas en zeer in tegenspraak met de kwaliteit van dit debuut was de voorstelling zelf een gemiste kans.

Annemarie Estor, die de dichteres zou interviewen over haar poëzie, was om onbegrijpelijke redenen, zij schreef nochtans een doorvroed nawoord bij de bundel, bijzonder slecht geïnspireerd die namiddag en beperkte zich tot een aantal gemeenplaatsen. De intermezzi waren een amalgaam van matige performers. Een Antwerpse zangeres, die nauwelijks toon kon houden, een amateur Noord-Ierse zangeres, blijkbaar een vriendin van Joke Prinsen uit haar Noord-Ierse periode, en een mij onbekende Noord-Ierse dichter met toch wat oubollige verzen. Peter Holvoet-Hansen, die ook op het programma stond vermeld, moest wegens ziekte verstek laten gaan, maar bracht via geluidsdrager in zijn typische stijl toch een gesmaakt lichtpunt in een vertoning, die meer leek op een leerlingenvoorstelling van een doorsnee middelbare school. Joke Prinsen zelf las op een verdienstelijke wijze een aantal gedichten uit haar bundel, maar zoals later zal blijken bij lezing van de bundel is haar stem zelf niet opgewassen tegen het bulderen van haar verzen. Gelukkig was daar nog de uitgever Leo Peeraer, die zoals steeds met zijn vlijmscherp poëtisch inzicht deze voorstelling toch nog inhoudelijk op niveau afsloot.

Dit alles om te zeggen dat dit echt een gemiste kans was, want deze bundel verdient absoluut veel beter, zeer veel beter. Het is één van de beste debuten van de laatste jaren. Het houdt zich ver van de vaak kleffe zelf-therapeutische verzen die vele eerstelingen kenmerken.

De bundel begint met een aanspreking tot de lezer: vriend, gij die mij ziet schrijven uit een dinsdagnacht: / ik hef mijn pen, het woord wacht in het zwart / inkten hart van dit papier – halt! Halt! ziet hier! / de stad: zij marcheert, zij marcheert!. Toon en stijl zijn meteen gezet. Verder lezen is een onderdompeling in een oceaan van taal. Je wordt ondergesneeuwd en bedolven onder een lawine van verzen, die ongenadig op je blijven inhakken. Je kan nauwelijks ademen en je wordt meegezogen in de abys van de feesten van angst en pijn. Want De feesten van angst en pijn is het Van Ostaijaanse leitmotiv van de bundel. Het geeft meteen ook, voor zover dat zelfs nodig zou zijn, een soort vierdelige structuur aan de bundel: 1. het feest van angst en pijn begint, 2. reprise van het feest van angst en pijn, 3. Het feest van angst en pijn trekt als een stoet voorbij, 4. De stoet van het feest van angst en pijn stokt, wat ook het laatste gedicht is, die de bundel afsluit en zo de cirkel sluit, sprekend tot de stad: ons lijf zijgt door al haar lagen / ons lichaam rijgt zich op haar oevers weer aaneen - / onnozelaars! Arme ezels, nu zonder zwans / wij die zelfs zouden slapen in haar sloten – dans dans dans / op het feest van angst en pijn, van dood / geef u over aan het lood van de stadsgrotmond.

Wat Prinsen beschrijft is de angst en de pijn van verlies en dood, van de zelfkanten van het bestaan van walging en opstandigheid, van onzekerheden maar nooit berusting. Het is geen vrolijk carnaval maar een donker zwart feest dat af en toe toch flonkert en enige hoop toelaat in al de hopeloosheid. Maar deze optimistische toetsen zijn toch telkens doorspekt met een laag cynisme en droefheid: daar lonkt ze: de laatste liefliegende minnares / ze speldt een jasmijnbloesem vast aan haar borst (pag. 22, Portret van een Courtisane); of in het gedicht Moira (pag. 28) wij vullen de kamers met lot. / de geest is de grilligste onder de insecten: / fladderend is het bloed. /…/ wat betekent verlangen nog als het vol is van zee? /…/ wij hebben hoogte uit de schepping genomen. / wij hebben de kamers gevuld met lot.

Naarmate de bundel vordert wordt het feest een ware danse macabre, een idee, dat ontstond in de middeleeuwen, in een wereld geteisterd door pestepidemieën. Het is een uiting van het zinloze van menselijke hebzucht in confrontatie met de dood in een wereld in hopeloze crisis en vol onzekerheden. Het is meesterlijk hoe Prinsen dit transponeert naar vandaag, een wereld waar de tektonische platen, waarop onze maatschappij jarenlang is gebouwd, verschuiven, botsen, over elkaar glijden en alle vanzelfsprekendheden en zekerheden verdwijnen.

Het is zeker geen toeval dat in één van de openingsgedichten er komt een mens (pag. 6) Prinsen zeer subtiel verwijst naar de mythe van Sisyphus en daarmee naar de existentiële filosofie van Camus: de mens die geconfronteerd wordt met een onredelijke irrationele wereld, die zwijgt en geen antwoorden geeft. Een wereld die zijn eigen beloop kent dat door ons niet te doorgronden valt. Koortsachtig likt hij de nacht / met wat overblijft van zweten slaat hij / uit het vlees de pijn /…/ en hij duwt, / hij duwt gedurig al zijn stenen / steile heuvels op.

De proefkonijnen want dat zijn we toch allemaal volgens de dichteres, dragen maskers in hun carnaval van ijdelheden, zoals Ensor dat ook al duidelijk maakte in zijn schilderijen. Het gedicht geen maskers (pag. 54) laat daar in al zijn paradoxale verwoording geen twijfel over bestaan, want ook zonder masker is er nog steeds de ondoorgrondelijkheid die moeilijk te doorgronden valt: ook al zijn er geen maskers vanavond, / alles is gezegd en naar bed gebracht, vanavond / sluimeren we in onze woorden als in zachte pyjama’s / aanraking leert ons het zwijgen in verdovend donker //…// vanavond zijn er geen maskers  / we stemmen in te herroepen, vanavond / zijn wij de passende delen die niet meer pasten / zijn wij onze eigen bel van licht.

De schriftuur van Joke Prinsen kadert zich dan ook in de Vlaamse traditie van die vreemde mengeling van magisch realisme met surrealistische en absurdistische toetsen: gij dimde het ruisen van vleugels / uw ogen gebeten door scherpe rook / tot de dagen geteld waren / en ze telden af / en iemand sprak: / laat ons naar het oosten gaan // uit ons explodeerde toen / een goesting tot verwoesting / we waren de galopperende dood op zijn paard / maar oh we vrededansten / deden alsof we bestonden. (Copy of Exodus, pag. 41).  Zelfs de invloed van de Brusselse ‘Zwans’ uit de laat negentiende eeuw is hier en daar wellicht onbewust in haar verzen ingeslopen: met een knip van zijn vingers verdween of verscheen hij - / pronkzuchtig vergat hij nooit zichzelf te vergeten (pag. 7).

De expliciete verwijzing naar De feesten van angst en pijn van Paul van Ostaijen laat er geen twijfel over bestaan dat Van Ostaijen voor Joke Prinsen een duidelijke inspiratiebron is geweest, zowel naar inhoud als stijl. Van Ostaijen zelf omschreef poëzie als woordkunst: ‘Het is niet gedachte, geest, fraaie zinnen, is noch doctoraal, noch dada. Zij is eenvoudig een in het metafysiese geankerd spel met woorden.’ (Paul Van Ostaijen, Verzameld werk, deel IV)

Het karakteriseert zeer goed ook de opvattingen over poëzie van Prinsen, tenminste zoals deze uit haar debuutbundel te voorschijn komen. Het is een impressionistische benadering van poëzie, die zich kenmerkt door de weergave van een grote hoeveelheid zinnelijke indrukken, in een poging bepaalde stemmingen weer te geven. De gedichten zijn beladen met neologismen ( leugenslingers; klankijzerend; valsverwasemde klank; vinkluistert; bilhespenbollen;  enzovoort, teveel om op te noemen), met onomatopeeën (Olé, Olé; hoempa hum hoempapa hop; higgelpiggel in het wielewieleriet). De dichteres geeft gevoelens aan dode materie: (dronkenschap van koud bloed;  een malle matrijs; geluidsbadende universummadeliefjes). Dat ze daarbij ook geïnspireerd is door dichter troubadoer Peter Holvoet-Hansen, één van haar docenten aan de schrijversacademie, is geen toeval. Maar waar bij Holvoet-Hansen de toon steeds luchtig, zelfs tot vrolijkheid uitnodigt, is die toonzetting bij Joke Prinsen donkerzwart.

Zij gaat de taal te lijf in slagorde met de pen als een bajonet vooruit. Het lijkt wel een permanent gevecht met die taal om als het ware te kunnen overleven. Dit leidt bij sommige passages tot een soort barokke overkill, waar de opeenstapeling van neologismen, samentrekkingen van woorden, surreeële beelden, klanknabootsingen, je als lezer de adem afsnijden. Om in de oorlogsanalogie te blijven: Prinsen blijft schieten en bombarderen als alles reeds in puin ligt. Ze lijkt dan in overdrive te gaan, teveel adrenaline. Gelukkig lijkt ze zich dat te realiseren en wordt het weer hoopvoller. Ze schrijft een modern lofrefrein voor Maria (pag. 23) alsof ze daar troost wil zoeken of zoals in het ontroerende gedicht Hecate (pag. 48): “ik ben de vrouw op het touw boven elke afgrond / ik ben het, de opende mond / zij die ontwaakt uit uw wens / bewaakster van al uw ingangen. Maar ook hier toch weer die dubbele bodem van een sluimerende wat wrange weemoed: genesteld in hem: mijn versleten gezicht / het portret van een oude vrouw met plooien als een vallend gordijn / Met de franjes van varenbladen.

Dit is een bundel, die blijft nazinderen, die je na lezing nauwelijks uit je hoofd kan bannen. Joke Prinsen weet op onnavolgbare wijze onze verkruimelende wereld te vatten in een poëtisch spektakel. Ze geeft haar bundel een paar zeer toepasselijke citaten mee: één uit As you like it van William Shakespeare: ‘All the world’s a stage / And all the men and women merely players.’ en één uit een song van Lou Reed: ‘Hey, babe / Take a walk on the wild side’. En inderdaad Prinsen neemt ons mee op een duizelingwekkende rollercoaster into that wild site, een carnavaleske orgie op het toneel van een scheurende wereld. Wij zijn de proefkonijnen, akteurs zonder script of rol in De wereld waarin een wereld is gevallen staat op / de rand, en we gaan in die wereld die viel,/ van kust naar rots, van steen naar golf, en terug /…/ we vallen in een wereld die viel, / als fossielen in de diepte: / berustend, in het bestaan van niets (pag. 58).

Joke Prinsen levert hier een ongezien debuut af dat absoluut moet gelezen worden in deze verwarrende tijden. Bovendien leent deze poëzie zich voor een grote ‘performance on stage’. We kijken uit naar meer.          

© Richard Foqué


Joke Prinsen, 2024, Het proefkonijnencarnaval, Uitgeverij P, Leuven, België - ISBN 978-94-64757-59-0

Interview met Joke Prinsen op Meander
Joke Prinsen bij de Schrijversacademie
Joke Prinsen bij Uitgeverij P

© foto: Schrijversacademie


 

 

 

 

dinsdag 8 april 2025

Dubbelpas - Deel 1 - Etienne Van den Steen

Etienne Van den Steen heeft met Dubbelpas een nieuwe roman uit.
Hier publiceren we op De Schaal van Digther bij wijze van voorpublicatie deel 1.



DEEL I - Dubbelpas

 

Sommige dingen vergeet ik liever niet. Ook al heb ik ze niet in levende lijve meegemaakt en zijn ze nu niet meer echt belangrijk. Eén daarvan is: mijn vader Pascal werd geboren op woensdag 26 mei 1926, dezelfde dag als die van Miles Davis, die de ‘Picasso van de jazz’ wordt genoemd, dat is 45 jaar na de echte Picasso en 22 jaar na Dali.


De dag op zich betekent niets, net zo min als het jaar. Het was een koele dag met gematigde noordwestenwind, in een klein straatdorp dat al jaren verloren lag in een kleurloos stuk van het Oostvlaamse landschap, een dorp dat niet scheen te kunnen kiezen tussen glooiend en niet glooiend, vlak en niet vlak: Nieuwerkerken. Op die bepaalde dag lagen de straten gevangen onder een asgrijze hemel, in afwachting van het echte lenteweer dat niet leek te komen. Wat economische bedrijvigheid betrof had dit dorp in de eerste helft van de twintigste eeuw weinig of zelfs helemaal niets te bieden. Deze situeerde zich vooral bij de buren: Aalst in het noorden, dat strategisch gelegen was aan haar Dender, kende een bloeiperiode op gebied van textielindustrie. Zij mocht zich een stad noemen. Aan de zuidkant lag Haaltert waar een reeks familiebedrijven de

gemeente een zekere uitstraling bezorgden door de aanmaak van ’Brusselse’ kant, die niet in Brussel werd gemaakt maar er wel massaal werd verkocht, zelfs in oorlogsjaren aan de bezetter. De actieve bevolking van Nieuwerkerken bestond voor een groot deel uit landbouwers en kroeguitbaters, de niet-actieve uit schooiers en klaplopers.

Pascal’s ouders waren van bescheiden afkomst. Vader Gustaaf, in de volksmond ‘Jef’ zoals haast iedereen in die tijd, was een keuterboer, gehandicapt aan de linkerarm tengevolge van kinderverlamming. Hij had een bos zwart haar die vreemd genoeg stevig de hoogte in groeide, met daaronder een modebewuste Hitlersnor, ook al was er in die jaren nog geen sprake van Hitler.

Ondanks zijn handicap zag hij er behoorlijk good looking uit, te meer omdat hij die handicap op schaarse gelegenheidsfoto’s discreet wist te verbergen achter de rug van zijn echtgenote Marie-Rosalie. En: hij beschikte over een paar lappen grond wat in deze tijd een troef van  formaat was. Ondanks die ouderlijke bescheidenheid werd Pascal door zijn moeder liefdevol opgevoed, kreeg hij van haar kant een fijnzinnig karakter en artistiek talent mee. Eénmaal per jaar spaarde zij een deel van haar centen op om hem op schoolreis te laten gaan met de gemeenteschool uit de buurt. Maar in 1938 sloeg het noodlot toe.

Hij was twaalf en het weer was trouw aan zichzelf: miezerig, koud, de motregen viel onophoudelijk neer in de lege doodstille straten. Moeder Marie-Rosalie stond te wachten aan de schoolpoort, onder een te klein afdak dat met moeite die naam waardig was. De bus die Pascal moest terugbrengen van zijn uitstap had vertraging, wat haar wellicht aan het twijfelen bracht: teruggaan naar huis of blijven staan. Zij besliste te wachten, raakte na een uur doornat en verkleumd van de kou. Het gevolg was dat zij een longontsteking opliep, waaraan zij twee weken later stierf. Sedertdien had Pascal niet alleen een hekel aan elke vorm van schoolreis voor kinderen, maar aan elke school op zich.


© Etienne Van den Steen


Deel I van de roman “Dubbelpas” van Etienne Van den Steen (Brave New Books). Dubbelpas is een fictieroman, gebaseerd op waargebeurde feiten, een verhaal dat begint in het Vlaanderen van de Golden Sixties, de lezer meesleept in een zoektocht naar waarheid en intriges in Zuid-Frankrijk.

Over Etienne Van den Steen
Etienne Van den Steen (1951) werd geboren in Haaltert, Oost-Vlaanderen, maar belandde in de jaren '80 aan de Belgische kust. Van opleiding is hij germanist en pedagoog, schreef ondermeer filmscenario's, poëziebundels, biografische naslagwerken en romans.

Email: vandensteen453@gmail.com

Dubbelpas, 311 pagina's, ISBN: 9789465202419, is gepubliceerd via het self-publishingplatform Brave New Books.
Het boek is o.a. te koop bij 
https://www.bol.com/nl/b/brave-new-books/8892641/. Prijs: €26,90


Info-Etienne Van den Steen en Dubbelpas bij Brave New Books.

Etienne Van den Steen bij Brave New Books

Website Etienne Van den Steen


maandag 7 april 2025

Een lied wil ik zijn - Lessia Ukrainka

Jef Boden over de Ukraïnse dichteres Lessia Ukrainka (1871-1913)

Portret van Lessia Ukrainka - door Ivan Troesj


Een lied wil ik zijn – Lessia Ukrainka

 

Hoop

Geluk en vrijheid hebben me verlaten,

Een enkele hoop is me slechts gelaten:

 

Laat het mooie Oekraïne me nog eenmaal halen,

Laat over het land mijn verlangende ogen dwalen,

 

Laat mijn blik het blauw boven de Dnjepr bewonderen

-        Om er te leven, te sterven, me te verwonderen   -,

 

Mijn verlangen naar de grafheuvels, de steppen,

Bij het vuur die oude droom herscheppen.

 

Geluk en vrijheid hebben me verlaten,

Een enkele hoop is me slechts gelaten.

 

Zo actueel, zo herkenbaar, drie jaar na de Russische invasie, reeds 10 jaar na het eigenlijke begin van de oorlog op de Krim en in de Donbas.

Denk je onmiddellijk aan de miljoenen vluchtelingen en de oorlogsterreur die de burgerbevolking systematisch overvalt? Toch is dit gedicht haast 150 jaar oud en geschreven door de toen achtjarige Larysa Kosatsj. Is haar latere werk ondertussen in heel wat talen verschenen, het is intriest dat vele oorlogen en miljoenen doden die verzen onverminderd actueel houden.

Het officiële debuut van Larysa Kosatsj kwam er op dertienjarige leeftijd, in 1884, met de publicatie van een gedicht in het tijdschrift Zorja, De Ster. Dat was de eerste keer dat ze haar pseudoniem Lessia Ukrainka gebruikte. In het tsaristische Rusland waren publicaties in de Oekraïense taal verboden. Daarom werden ze in Oostenrijk-Hongarije gedrukt en dan naar Kyiv gesmokkeld. In 1893 verscheen dan haar eerste bundel Na krylach pisen, Op de vleugels van liederen. Er volgden nog twee bundels en het leverde haar automatisch een blijvend tsaristisch politietoezicht op.

Het publicatieverbod was slechts een van de elementen in een eeuwenlange, vandaag nog steeds voortwoekerende strijd tegen de Oekraïense taal en cultuur. In 1863 verbood tsaar Alexander II met het Valuev Decreet publicaties in het “klein-russisch” zoals men in Moskou het Oekraïens omschreef. Dat decreet vermeldde dat “een afzonderlijke klein-russische taal nooit heeft bestaan, niet bestaat en nooit zal bestaan. Het accent dat het gemene volk daar hanteert is niet meer dan door het Pools besmette Russisch”. Ondanks een extra verbod in 1876 bleef men schrijven en publiceren. Na de tsaren volgde Stalin die in de jaren 30 verantwoordelijk was voor de “geëxecuteerde renaissance” van de Oekraïense literatuur. Vandaag wordt die despoot in het Kremlin als lichtend voorbeeld afgeschilderd en zijn auteurs, uitgevers, bibliotheken eersterangs oorlogsdoelen.

In een land waar taal en cultuur onderdrukt worden kan je dergelijke gedichten verwachten. Van een prille tiener? Toeval was het zeker niet. Larysa Kosatsj werd geboren in een cultuurrijke omgeving. Haar vader was jurist en ambtenaar. Haar moeder schreef kinderboeken. Thuis werd er Oekraïens gesproken.  En dan was er nog de invloed van haar oom Mykhailo Drahomanov. Hij was een eminente figuur binnen het Oekraïense leven, professor in Kyiv en later in Sofia nadat hij door de Ems Oukaze in 1876 het land had moeten verlaten. En in 1879 werd haar tante Olena Kosatsj gearresteerd en naar Siberië gedeporteerd omdat ze aan een aanslag zou deelgenomen hebben. Die gebeurtenis leidde naar het gedicht Nadija, Hoop.

Een ander levensbepalend element was haar ziekte. Op vroege leeftijd werd bij haar bottuberculose vastgesteld. Het zou een levenslange pijn en zoektocht naar een heilzame behandeling worden. Daardoor kon ze niet naar school en was thuisonderwijs noodzakelijk.  Het werd een stevige scholing. Het talenonderwijs omvatte uiteraard de Slavische talen Oekraïens en Russisch, daarnaast het klassieke Latijn en Grieks, en talen als Frans, Duits, Engels en Italiaans. Literatuur en aandacht voor piano en tekenen was vanzelfsprekend.  Dat ze later auteurs als Heine, Byron en Victor Hugo vertaalde is dan niet langer een verrassing.

Eind 19de en begin 20ste eeuw bloeiden, ondanks allerlei Russische restricties, de theaters in Kyiv. Er werden voortdurend nieuwe stukken gecreëerd. Ukrainka’s werken waren net iets anders. Haar “drama’s in verzen” bevatten niet de actie van de populaire stukken. Zij behandelde in haar werken eerder filosofische en actuele vragen. Haar personages betraden een arena vol botsende ideeën. In ruim 20 drama’s kregen klassiekers uit de Europese cultuur, de bijbel of de oudheid een feministisch perspectief.  

Een van haar beroemdste werken is “Cassandra”, niet toevallig recent in een nieuwe Engelse vertaling heruitgegeven en in London gecreëerd.

In dit stuk behandelt ze de strijd om Troje. Vanuit haar kennis van de klassieke talen kende ze de Trojaanse oorlog uit het werk van Homerus, Aeschylus, Euripides en Virgilius. Zij benaderde het conflict vanuit Cassandra. Deze Trojaanse prinses , door Apollo vervloekt zodat haar fatale waarzeggingen door niemand worden geloofd, is voor haar een vrouw die zich niet langer schikt in de visie dat een vrouw niet veel meer is dan een lustobject of pronkstuk voor de patserige mannelijke helden.

Cassandra kan niet ontsnappen aan de voortdurende onmacht tussen wat ze als toekomstige waarheid weet en de reacties in haar omgeving waardoor ze in een constant conflict leeft met haar stadsgenoten. Naar het einde lijkt de breuk totaal wanneer ze, het zwaard in de hand, de Griek Sinon aan de voet van het houten offerpaard clementie toont en niet doodt.

Deze vrouw staat inderdaad haaks, niet alleen op de Oud-Griekse, maar eveneens op de Europese machtsopvattingen uit haar tijd. Trek dit door naar vandaag en haar werk blijft probleemloos overeind. Het is niet langer een vraag waarom haar werken als parels aan de literatuur van Oekraïne en de wereldliteratuur hun plaats behouden.

Na haar taal- en cultuurstrijd, het feminisme, het nationalisme en het gevecht voor waarheid tegen de valse profeten laten we haar nog een lied zingen.

 

Op dit moment zou ik een lied

            willen zijn, gelukkig als een kind.

Als een vlinder die vliedt

            of de maan verjaagt, de wind.

 

Naar de sterren zou ik varen

            klinkende melodieën laten heersen.

Nieuwe akkoorden openbaren

            golven zonder zeil beheersen.

 

En we zouden zien, in het gefluister

            van mijn dromen, het geheime genot daarmee.

Helderder dan sterren in hun luister

            krachtiger dan een overwonnen zee.

 

Lesia Ukrainka:  Cassandra. A dramatic poem, Harvard  University Press, 2024, ISBN  9780674291782

Lessia Ukrainka: L’Espérance, Circé, 2024. ISBN 978-2-84242-518-0

Lessia Ukrainka - op Wikipedia



Cover Cassandra


Lessia Ukrainka op huidig bankbiljet van 200 hryvnia


zondag 6 april 2025

Koers - Eddy D'Haenens

Aangetroffen gedichten in het straatbeeld

(en overal elders in de wereld) (27)



Koers

De hellingen moeten omgeploegd zijn.
De gezichten opgewonden en blozend.
De regen en de modder moeten kleven.
Wij moeten roezemoezen bij het bier.

En kijken: uit een verre horizon
barst met het temmen van Kwaremont, Pater
en Koppenberg, een vonkenregen van adrenaline los.
Zo wild, zo helder, zo rücksichtslos

en met de veerkracht van een Citroën DS grand cru:
ze zijn daar! Zwevend boven de keikoppen
van de Vlaamse koers der koersen:
andante, con brio en dan marziale, passionata,
resoluto.

Kom, zie en overwin.

© Eddy D'Haenens


Dit gedicht kan worden aangetroffen bij de ingang van het Centrum van de Ronde van Vlaanderen in Oudenaarde.

Artikel Nieuwsblad: Stadsdichter beschrijft de energie van het wielerfeest dat de Ronde van Vlaanderen heet.

Label: Aangetroffen gedichten in het Straatbeeld





vrijdag 4 april 2025

Pas verschenen: "Adda" - Cahiers voor concrete & visuele poëzie

 


In de Nederlandstalige literatuur is de iconische (concrete en visuele) poëzie, ondanks haar internationale oriëntatie, slechts beperkt doorgebroken. Een van haar grootste voorvechters is momenteel de Brugse schrijver-kunstenaar Renaat Ramon, die steeds in de mogelijkheden ervan bleef geloven. Samen met Willy Tibergien, Andreas Van Rompaey en Lieve Terrie heeft hij daarom de cahierreeks  opgericht, die aan de verdere bekendmaking en beoefening wil bijdragen. Naast ‘gevestigde waarden’ uit het eigen taalgebied, krijgen ook auteurs uit andere contreien de kans om mee te werken. 

Het eerste deel is pas verschenen en kost 10 euro. Wie een nummer wil bestellen of een bijdrage wil leveren, dient zich te richten tot uitgeverij Phoenix (Potterierei 63, 8000 Brugge - willy.tibergien@telenet.be) of tot het redactiesecretariaat (Betferkerklaan 187, 8200 Brugge - ram.lam@skynet.be).



zondag 30 maart 2025

Je staat bij het water - Peter Verhelst

Aangetroffen gedichten in het straatbeeld

(en overal elders in de wereld) (26)

 

Je staat bij het water maar er is geen water.

Je kijkt in licht maar er is geen licht.

Zo sta je in de branding, de zon
stijgt uit de zilverige verte op 

het licht is te fel en uit de verte
komt als een glazen vouw een golf. 

Zo totaal spoelt de zon over je heen
en vloeit de golf in een zucht uit. 

In licht kijk je maar het is geen licht. 

Bij het water sta je maar het is geen water.

© Peter Verhelst

“2050” p 111 - De Bezige Bij, 2021


Dit gedicht werd op 27/3/2025 aangetroffen op het raam van Boekhandel Raaklijn in Brugge.

Foto Paul Rigolle – donderdag 27 maart 2025.

 

 



maandag 24 maart 2025

Raak deze taal aan

Vincent Van Gelder bespreekt Neerwaarts verzet van Kris Lauwereys


'Wij zijn de jonge goden van de afgrond,’ opent cinematisch het ijzersterke debuut van Kris Lauwereys. 49 gedichten. 4 afdelingen. 1 reis. Geen vakantie-uitstap, maar een heuse odyssee die, in een bijzonder geslaagde balanceeroefening, zowel hoogstpersoonlijk als collectief aanvoelt. Want ‘wij’ zijn de jonge goden van de afgrond.

Eerst moet het woord ‘debuut’ wat genuanceerd. Lauwereys (°1979) is namelijk al een leven lang bezig met poëzie; als literatuurwetenschapper, verzamelaar, recensent, redigent én als schrijver van gedichten; gedichten die reeds gepubliceerd werden in verscheidene literaire tijdschriften alsook bekroond in diverse wedstrijden. Zowel debutant als veteraan dus. Maar terug naar de bundel… 

Na een eerste lezing schreef ik in de kantlijn van mijn kladblok het woord beweging (een woord dat ik na elke daaropvolgende beschouwing opnieuw onderstreepte). Die beweging uit zich op verschillende manieren. Zo wisselen lay-outgewijs romein en cursief zich af, worden gedichten nu links dan rechts uitgelijnd en staat een versregel een enkele keer zelfs doorstreept, alsof de hand van de dichter nog boven het blad zweeft, de inkt nat. 

Neerwaarts verzet is de prachtig poëtische neerslag van een langdurig en compleet (zelf)onderzoek, en in dat onderzoekende karakter zit een tweede soort beweging, een inhoudelijke, vervat; want vaak blijkt wat we te weten zijn gekomen niet te kloppen (‘Hij weet te veel, en veel van wat hij weet / blijkt later niet te kloppen’), wordt ‘elk woord door zichzelf weerlegd, tot alles vervaagt.’ Of we willen niet langer weten en trachten weg te maken, te vergeten, zoals we lezen in het vierde deel van de buitengewoon mooie cyclus Leiestraat 49: ‘Er viel al zoveel te vergeten, de strepen / van een roofdier op mijn rug, de ogen / in mijn buik die altijd vragend keken.’ […] ‘ik veegde alles op naakte / ruggen weer uit. Mijn vingers vrij van / geheugen.’ Wat verworven is, is nooit zeker (‘het park geurt naar vertwijfeling’) en zo blijven we als lezer op onze hoede én mateloos geboeid. 

Het continue heen en weer gaan van te weten komen en vergeten, van vooruitgang en achteruitgang, enz. , deed me ook denken aan een stoomlocomotief, waarbij de heen-en-weer-beweging van de zuigers in een draaibeweging van de wielen wordt omgezet en zo de loc wordt voortgestuwd. Misschien daarom dat deze bundel als een trein leest? 

Maar trein of geen trein; het gevoelslandschap dat we doorkruisen is er één van buitengemene rijkdom, en de strijd die de dichter met de wereld en zichzelf voert meer dan treffend onder woorden gebracht. Ik citeer opnieuw uit Leiestraat 49: ‘Ik zette die pijn / in mijn ribben gevangen, een stil licht / van onvermogen, tot in mijn stem / wit uitgestraald.’ Of: ‘Ik dronk / van mezelf als van een kreupele kraan.’ Of: ‘Iets nieuws verzinnen om weer in het oude / te geloven, dezelfde slapeloosheid / wiegt me ook in een verder bed / tot het verder ontbreken van dromen.’ Het zijn slechts enkele vingergrepen uit een zee vol parels. 

Wat buiten kijf staat, is dat de auteur van deze verzen met zijn pen heeft uitgehaald ‘als was het een zwaard’ en dat het ‘onderdak’ van deze bundel ‘met bloed gekocht’ is. Poëzie, met andere woorden, waar wat van afhangt; een taal waarin je steeds opnieuw wil onderduiken; een werk dat beloond moet.

© Vincent Van Gelder


Neerwaarts verzet, Kris Lauwereys, Uitgeverij Archipel, Herzele, 2024, ISBN 9789464989014


Kris Lauwereys ontvangt 'Neerwaarts Verzet'
uit handen van Archipel-uitgevers
Steven Van Der Heyden en Edward Hoornaert

Vincent Van Gelder



donderdag 20 maart 2025

Lijfspraak @Roes in P.T. Barn Roeselare


Op zaterdag 29 maart 2025 organiseert Collectief Obsidiaan i.s.m. stadsdichter #vanrsl Steven Van Der Heyden om 20:00 uur een nieuwe Roes-voorstelling en dit in de intieme setting van P.T. Barn (Roeselare). De dichters Johan ClarysseElke CouchezPaul RigolleLudwien Veranneman en de stadsdichter Steven Van Der Heyden gaan er aan de slag rond het thema ‘Lijfspraak’ dus zak gerust af, laat je raken door de woorden, lijfelijk, intens en onverbiddelijk! Muzikale intermezzi worden verzorgd door Sam Vandamme.


Setting: P.T. Barn



woensdag 19 maart 2025

Transfiguratie - Vincent Van Gelder

© Vincent Van Gelder - Transfiguratie 


Transfiguratie


Achter ogen
van beroet kachelglas
is alle vuur gedoofd

Ook het gehoor is verloren
aan het duister

De neus ruikt enkel lont
en de mond, dichtgenaaid
met zwarte ruis, lijkt des te luider
om hulp te roepen

Zoek niet naar contouren
waar vlees in omgeving overgaat

Waar hij eindigt, begint de nacht

 

© Vincent Van Gelder


Vincent Van Gelder


dinsdag 18 maart 2025

Wereld poëziedag in Deerlijk


Wereld Poëziedag wordt elk jaar gevierd op 21 maart. Deze dag werd in 1999 door UNESCO in het leven geroepen om het lezen, schrijven en publiceren van poëzie te stimuleren en om aandacht te vragen voor de rijkdom van taal via poëtische expressie.

Komende vrijdag 21 maart 2025 viert ook het lieflijke Deerlijk in UZIEN Wereld Poëziedag met een mix van poëzie en muziek. Ze pakken er uit met een intieme avond vol poëzie van en met Peter Holvoet-Hanssen, Jonas Bruyneel en José Vandenbroucke. Er zal muziek zijn van The Caravan Juke Joint Band en Andreas Van Rompaey leidt de avond in. 
Meer info over de optredende dichters: 

Peter Holvoet-Hanssen is een avontuurlijke troubadour die poëzie dichter bij mensen brengt. Hij ontving verschillende prijzen zoals de Debuutprijs (1999) en de Cultuurprijs (2008). Al dertig jaar reist hij met poëzie en bracht recent ‘Goleman.’, een gedichtenopera, uit. Wereldpoëziedag is voor hem een belangrijk initiatief dat hij vanuit zijn West-Vlaamse roots nieuw leven wil inblazen.

Jonas Bruyneel ziet Wereldpoëziedag als een viering van grenzeloosheid. Deze auteur, theatermaker en muzikant verkent in zijn werk de extremen van het mens-zijn. Hij debuteerde in 2015 met ‘Voorbij het licht ’ en bracht in 2024 ‘Mulhacén’ uit. Ook in zijn muziek, onder de naam momoyo, is hij kritisch en grensverleggend.

José Vandenbroucke, autodidact en performer, begon in 1985 met zijn artistieke reis via Mail-Art. Hij onderhoudt correspondenties en organiseert occasioneel publieke manifestaties. Zijn chaotische en intieme artistieke leven is gedocumenteerd in ‘Literaire Roeping’. In 2025 verschijnen nieuwe publicaties, waaronder bijdragen aan ‘Art04’.

The Caravan Juke Joint Band brengt een mix van jazz, folk, country en blues. Het klankdecor varieert van filmisch tot intiem, met Peter Verberckmoes op zang, gitaar, saxofoon en percussie, en Dirk De Cleen op contrabas.

Andreas Van Rompaey, literatuurkenner en auteur van diverse publicaties, waaronder Paul de Wispelaere, Bruggenbouwer (2020) en Letaal (2022), verzorgt de inleiding op deze muzikale en poëtische avond. 
 

Praktische informatie

  • Vrijdag 21 maart 2025 om 20.00 uur (deuren open om 19.30 uur)
  • UZIEN - De Cassinastraat 10C - 8540 Deerlijk
  • 5 euro - kansentarief 1 euro - studenten 3 euro
  • Reserveren is noodzakelijk via bibliotheek@deerlijk.be 

Dialoog met de omgeving en de geschiedenis

Andreas Van Rompaey over Mulhacén van Jonas Bruyneel


In de verantwoording tot zijn eerste dichtbundel Broedland (2022) omschrijft Jonas Bruyneel zijn gedichten als ‘papiergeworden reiskoffers’.

Ook in Mulhacén (2024) neemt hij de lezer mee op reis naar Spanje, meer bepaald naar het Andalusië van de befaamde schrijver Federico Garía Lorca. Er komt een imaginaire dialoog met Lorca tot stand die de creatieve werkwijze van Bruyneel weerspiegelt. Zowel in zijn verhalen als in zijn gedichten probeert hij vaak om figuren uit andere omgevingen en tijden tot leven te wekken door niet alleen een beroep te doen op feiten, maar ook op inleving en projectie. Het specifieke krijgt bij hem steeds iets universeels doordat bepaalde emoties, dilemma’s en conflicten grotendeels onveranderd gebleven zijn.

Om zich nog meer met zijn subject te vereenzelvigen, hanteert hij ditmaal het eveneens door Lorca gebruikte, van oorsprong volkse coplavers. Met deze Spaanse dichtvorm bestaande uit vier achtlettergrepige regels weet hij een bedwelmende, ietwat melancholische sfeer op te roepen. Dat hij zich zo verwant met Lorca voelt, hoeft niet te verwonderen: beiden zijn ze enigszins ijdele multitalenten die wereldkennis opdeden door te reizen en die een voorliefde koesteren voor het orale (inclusief muziek en theater) en dus niet toevallig voor het sociale.

De ‘dialoog’ leidt tot diepzinnige vragen over o.a. het leven, de liefde en het schrijverschap en eindigt met een vurig betoog over de noodzaak van poëzie: ‘Alweer zijn er dichters nodig / die treffend tegenwicht bieden. / De poëzie, zegt [Lorca] stellig, / dat is een precisiewapen. / […] Precisiewapen, herhaalt hij. / Poëzie zoekt het DNA. / Dat soort strijdbare scherpschutters / hebben we nu meer dan nodig.’

 © Andreas Van Rompaey

Mulhacén, Poëziecentrum, Gent, 2024, 133 blz., ISBN 9789056550813.

Mulhacén bij het Poëziecentrum

Jonas Bruyneel en Andreas Van Rompaey staan komende vrijdag 21/3/2025 ook op het programma in Deerlijk waar men in een intieme avond in UZIEN wereldpoëziedag viert! Eveneens op het programma: Peter Holvoet-Hansen en José Vandenbroucke. Met voor de muziek de 'Caravan Juke Joint Band'.

Meer info via dit Digther-bericht.

zondag 16 maart 2025

Zorgvliet - Paul Rigolle

"Wandelen in Zorgvliet" - mét dochterlief - Zo 17/2/2019



Zorgvliet

(een park langs een Steenweg)

Een bos vol bomen, hout dat naar de sappen
snakt en smaakt, zuurstof in ieder blad:
het park houdt ons aan de praat.

Zet het zonlicht om, herinnert ons 
aan hoe het was. Natuurlijk evenwicht,
uitstoot aan de lijn, leg wat opwarmt vast

en sla het op. Minutieus en delicaat grijpt
alles tot nader order in elkaar, raderwerk
waarin elk deel perfect zijn taak vervult.

Tot het kortzichtig door buitenstaanders
wordt verstoord die niet willen zien
wat in hun eigen ogen staat.

Mister Negationist, ga weg van hier,
ga weg van ons met jouw nieuws
dat vals en fake en irritant van nul

en generlei waarde is. Ons verweer
zal zoet en zacht zijn en als een geschrift
dat niets ontziet nauwkeurig zijn.

© Paul Rigolle

Zorgvliet’ staat straks ook in “Het Omber en het Oker” de nieuwe bundel van Paul Rigolle. De bundel wordt op zondag 23 maart 2025 e.k. om 11:00 u voorgesteld in ‘De Snuffel’ in Brugge. Dichter Tania Verhelst leidt de bundel in. Paul Rigolle heeft een gesprek met zijn collega Edward Hoornaert en er zal muziek zijn van ‘The Caravan Juke Joint Band’.
Iedereen welkom!

Meer info over de voorstelling:
https://paulrigolle.be/het-omber-en-het-oker-de-uitnodiging/

Het gedicht ‘Zorgvliet’ werd opgenomen in 'Zwemlessen voor later', een eerste uitgave van de Klimaatdichters (2020).







zaterdag 15 maart 2025

Uitspansel - Paul Rigolle

'Inside-Out' - Schilderij van Hans Vandekerckhove

Uitspansel

(bij ‘Inside-Out’, een schilderij van Hans Vandekerckhove)

Zoveel soorten licht zijn er. Licht dat gulzig likt
en licht dat met het blote oog voltooit wat is
gemaakt. Er mag gekeken, er mag gestaard.
Kim, einder, horizon. Woorden om naar
uit te kijken in een kamer die een uitspansel 

wordt waarin een man zichzelf weerkaatst
weet staan. Gestript en uitgestreken
in een lek van de tijd houden we met hem vast
wat ons verblindt. Wat ons van binnen bindt,
is ook, Inside Out, wat ons naar buiten buigt. 

Als wie geschilderd staat in een flits van licht,
lillend, levend als verf die wordt aan- en uitgerold,
zich ten slotte opsluit en binnen contouren stolt
zoals verlangen stolt in het uitzicht van een raam. 
En wij die daar perfect mee weten om te gaan.

© Paul Rigolle

Uitspansel’ staat straks ook in “Het Omber en het Oker” de nieuwe bundel van Paul Rigolle. De bundel wordt op zondag 23 maart 2025 e.k. om 11:00 u voorgesteld in ‘De Snuffel’ in Brugge. Dichter Tania Verhelst leidt de bundel in. Paul Rigolle heeft een gesprek met zijn collega Edward Hoornaert en er zal muziek zijn van ‘The Caravan Juke Joint Band’.
Iedereen welkom!

Meer info over de voorstelling:
https://paulrigolle.be/het-omber-en-het-oker-de-uitnodiging/

Het gedicht ‘Uitspansel’ verscheen eerder, dankzij de goeie zorgen van Vallei-Voortrekker par excellence FrançoisVermeulen, al in een vroege versie in het literair e-zine "De Vallei"



vrijdag 14 maart 2025

Dag Ludwig - Paul Rigolle



Dag Ludwig

(bij een poster van Ludwig Wittgenstein)

Een man met het uitzicht van iemand die op
een bouwwerf werkt en een kraan bedient
die naar de hemel reikt. Zo ziet hij er uit.
Een blos kleurt de wangen, het dunne haar

is wat in de war geraakt, en in zijn ogen,
lees je wat niet te lezen is. Kronkels, stellingen,
algemeen gedachtegoed. Bij hem is de taal
een wereld waarin alles in de steigers staat.

Hij kijkt voor zich uit alsof hij neerkijkt op wie
daar beneden in de kamer zit waarin ik schrijf.
Waarover je niet kunt spreken moet je zwijgen.
Herkenning troef! Vooraan op de tong ligt,

na al die jaren, nu ook bij mij het woord
dat vaker niet, dan wel geschreven wordt.
Meer niet dan wat streepjes inkt, schreefjes,
daagt het traag en statig in de ochtend op

zoals een trein dat in een landschap doet.
Tot iemand zichzelf verrast en wel
in het wonder van het schrift verstaat.


© Paul Rigolle

Dit gedicht bereikte in het jaar 2021 in een vroege versie de Top100 van de Gedichtenwedstrijd.

Het werd eind verleden jaar ook gepubliceerd in het zevende nummer van het Nederlandse literair- en kunsttijdschrift ‘Zevenblad”

‘Dag Ludwig’ staat straks ook in “Het Omber en het Oker” de nieuwe bundel van Paul Rigolle. De bundel wordt op zondag 23 maart 2025 e.k. om 11:00 u voorgesteld in ‘De Snuffel’ in Brugge. 
Dichter Tania Verhelst leidt de bundel in. Paul Rigolle heeft een gesprek met zijn collega Edward Hoornaert en er zal muziek zijn van ‘The Caravan Juke Joint Band’.

Meer info over de voorstelling:
https://paulrigolle.be/het-omber-en-het-oker-de-uitnodiging/

Enkele persoonlijke bedenkingen bij het gedicht: 
Wittgenstein in postervorm