Anke Senden presenteert zich als een
jong multitalent in het spectrum van kunst en woord. ‘Gezwommen worden’ is haar
eerste volwaardige poëziebundel. Het is een sterke titel die een lezer meteen
zal prikkelen en aanspreken. De titel van de bundel kan gelezen worden als een vorm van overgave
en keert de rollen van actieve en passieve participant om. De mens als maat
der dingen, vergeet het maar. Neem in plaats eens het perspectief in van een
rivier, een meeuw, de wind, stoelen, de zee en haar getijden, en spreek dan. Inleving
lijkt wel het magische woord voor deze bundel. En deze dichter trekt je op
geloofwaardige wijze het discours in.
De bundel is opgedeeld in zeven vaak
korte cycli of reeksen van vier tot maximaal negen gedichten die ook echt een
onderlinge connectie laten zien. De gedichten zijn uiterst actief en flexibel.
We ervaren allerlei vormen van vloeibaarheid (met voorop zwemmen, zee en
strand) die de dichter vatten en die als een rode draad doorheen de bundel
lopen. Dat vloeien wordt een vervloeien, van kind naar volwassenheid, van
volwassenheid naar dood. Ergens in het midden daarvan speelt deze bundel zich af.
Met enige regelmaat lees je programmatische
verzen:
ik
heb nog voor meeuw gestudeerd
toen ik dacht de standvastigheid
te
kunnen volhouden als een rots
die
dient om de zee te breken
Rigide standvastigheid moet worden
losgelaten en de oplossing om de hele mallemolen te doorstaan is alleen te
vinden in allerlei vormen van vloeibaarheid. Lees het vooral als soepelheid,
aanpassingsvermogen. Datzelfde gedicht gaat als volgt verder:
het
water brak geen enkele meeuw,
behalve
mij
Daar sta je dan. Je kunt nog zo je best
doen om mee te gaan met de elementen, uiteindelijk beland je toch weer bij
jezelf.
Wat een lezer al snel zal opvallen zijn
de vele prikkelende vragen die meteen de fantasie aan het werk zetten. In
eerste instantie wat vrijblijvend tracht je toch al snel een antwoord te
formuleren en zo ontstaat ook een vorm van communicatie. Een aantal vragen
eruit gelicht zullen dit verduidelijken: “waar ga je heen / als je nergens
kunt blijven”; “toen de oostenwind het noorden opzocht, bleef er dan / nog iets
over dat bewoog”; “zal jij gaan, of // ga ik, wie van ons kent het best de
woorden / die je niet zegt”; “hoelang zal het duren voor wij // mogen vergeten”;
“kan een kompas twee // naalden hebben, of wordt het dan een klok”; “kunnen de
golven trage schelpen zijn”; “kan een zee in zichzelf verdrinken” enzoverder.
Daar kan een lezer wel even bij verder mijmeren.
Tussendoor kan die lezer zich ook laven
aan een vleugje humor: “de dag dat ik vlieger werd, stond er / natuurlijk
geen wind”.
De gedichten zijn hoofdzakelijk
rijmloos en worden getypeerd door een vrije vorm. Het poëtische zit vooral in
wat de dichter zegt, hoe zij het formuleert en in de beelden die ze hanteert.
Het zijn allemaal titelloze gedichten, zonder hoofdletters of punten, zodat we
ze lezen als één vloeiende zin. En wanneer ze gebruik maakt van komma’s is het
met enige vrijheid. Op het einde van een versregel volgt vaak een verspringing.
Omdat er niet altijd met betekenisversterking wordt gespeeld, kun je niet echt
over een enjambement spreken. Vaker is het eer een kwestie van suggestieve
openlating of openheid. Zo creëert ze in het afbreken van de versregels een spanningselement.
Voeg daar nog aan toe dat woorden soms gewoon worden ingeslikt. Deze vorm van
verdichting staat evenwel nooit een volle betekenis in de weg. Door sporadisch
een woord te schrappen lijkt het alsof de dichter nog iets wil uitspreken, maar
dat door de volgende golf weggespoeld ziet worden. Alleszins gebruikt zij geen
woord te veel. Het is onmogelijk in deze bundel iets te schrappen.
Een ander boeiend aspect van deze
bundel is dat Anke Senden er niet voor terugschrikt grammatica en syntaxis naar
haar heel eigen hand te zetten. Ze gooit soms de woorden als jongleerballen de
lucht in en vangt ze alle weer op, mogelijk in een andere volgorde, maar even
logisch. Het doet ons taalbegrip schuiven. Even makkelijk schrijft ze vloeiende
volzinnen neer die net genoeg uit de haak zijn om de lezer scherp te houden. Zo
heeft ze haar eigen ritmiek gevonden en het is hierin dat deze poëzie gedijt,
in de zoekende, tastende voortgang, woord na woord, beeld na beeld, in knappe
taal- en zinsconstructies ook, verschuivende en over elkaar heen schuivende
zinnen. En nog zoiets, het laatste woord in deze bundel is “begon”. Dat
wijst ook op aandacht voor compositie.
Let op, het is niet alleen spel. De
gedichten in deze bundel getuigen van een scherpe observatie. Anke Senden denkt
haar thema’s goed door, rekt ze uit en houdt die met kleine toevoegingen aantrekkelijk
en behapbaar. Zij hanteert niet het grote gebaar, maar het intieme, nog
versterkt door de eerder beperkte omvang van de gedichten.
het
werd avond en de nacht stak op
zachtjes
begon hij mij in te graven,
legde
een helder duister over wie
ik
nog was, werd het wrange deken
dat
meer rust beloofde dan de mooiste
hemel
vermag
hij
bracht niet de slaap, maar het verstikken
kuste
mijn hals, mijn ogen, mijn mond,
stroomde
binnen en rond
slechts
in de verste verte hoorde ik
die
kleine westenwind, die niet kon slapen
omdat
hij mij niet meer vond
Fraai is de volgende opening van de cyclus
‘discussies tussen eb en vloed’:
dat
hij gelijk had, dat hij geen gelijk had
dat
hij zijn gelijk had, dat niet het hare
dat
hij haar gelijk niet hoorde, dat hij niet
moest
denken, want dacht hij eigenlijk ooit
(…)
De getijden van de zee vinden hier een knappe
analogie in een twistgesprek.
Waar je als lezer misschien nog het
meest aan verslaafd geraakt, zijn de beelden, heldere beelden in een taal die
zich soepel als water plooit rond het onderwerp. Essentieel voor een dichter is
immers het observatievermogen en vervolgens het vermogen om die visueel
ondergane stimuli om te zetten in woord, zodat de lezer een fysieke en
geestelijke wereld wordt binnengeloodst. Anke Senden toont zich hierin uiterst
bedreven. Enkele voorbeelden:
-
die
man // hij vaart op en neer, hij kent geen overkant, is op weg / in de rivier,
als een wijzer die over het water glijdt, / heen en weer, iemand die met
toekomst roeit / en in verleden aanmeert
-
de
dame die we daarnet zagen, op de dijk // ze leek een zandkasteel dat op drift /
was geraakt
-
longen
die bemiddelen tussen aders / en buitenwereld
-
we
keken naar de zeelucht, hoe hij werd gestreeld / door kleurrijks dat erin
vloog, een zomer die joelde / ouders werden ondergegraven, maar nog niet /
voorgoed
Prachtig is ook hoe de teloorgang van
de kust wordt geschetst aan de hand van bureaustoelen. Dat is spitsvondig,
geestig, speels, maar tegelijk ook doordacht en raak:
vier
bureaustoelen namen een strand
in,
belegden een vergadering van ongeziene
constructiviteit,
het klonk alsof er
een
begrafenis werd gepland, door wie daar
zijn
beroep van had gemaakt, elk
schoof
de dode alvast in zijn perk, de eerste
keek
naar de toekomstige luxeflats, het jacht
van
de tweede voer reeds voorbij, voor de derde
bestonden
de duinen al niet meer uit zand,
de
vierde keek naar hoe de anderen dachten
slimmer
te zijn – uitermate productief, zo’n
samen-zijn,
tot nut van eenieder en
het
algemeen, waar zag een strandstoel
als
ik dan een probleem
Al blijft het uitkijken, want niet
alles is even eenduidig en in een vloeibare wereld kun je al eens bedrogen
uitkomen:
de
rots die daar staat, is eigenlijk
van
water, het verbergt zich goed in
wat
grijs en vast blijft
Dat geeft toch een andere
vingerwijzing, met name dat er weinig houvast bestaat, dat de essentie der
dingen en dus ook van het leven uit vloeibaarheid bestaat, uit het aanpassen en
veranderen. Het tegendeel wordt niet als positief ervaren. Zo eindigt het
gedicht dat hier begon als volgt:
ik
zie dat jij dat nog altijd bent, land
dat
om iemand heen ligt
Zelfs wie evenveel water als aarde is
raakt in deze bundel op drift. Zie ook hoe de rede wordt gewantrouwd:
daar
had een man al iets onomstotelijk
vastgesteld,
terwijl je hier het mooiste
vindt
door iets kwijt te raken, ik ga straks
zijn
verstand wel halen, het laten waaien
als
een hoed
Ook eerder in de bundel kwamen we
momenten tegen van niet altijd tot vrolijkheid stemmende introspectie:
(…)
het verdriet, we weten alleen
dat
je erdoor kunt waden
In de laatste reeks ‘gezwommen worden’
verandert de toon en worden we vooral diepe melancholie en afscheid gewaar.
Liefde wordt hier verbonden met de zee. Wanneer we net bij herhaling hebben
gelezen dat vloeibaarheid het dominante aspect van het leven is, zie je dus ook
de grote thema’s van het leven zomaar door je handen glippen. Het plaatst
bijvoorbeeld de eerdere gedichten over eb en vloed in een ander licht. Daardoor
sluit je als lezer ook met vragen af. Heb ik wel goed gelezen? Heb ik me niet
te veel door het speelse laten misleiden. Je leest zelfs enige wanhoop:
zagen
wij de liefde, of vloog zij door ons
wij
werden de zee, werden haar haast,
haar
honger, hoe ze met schelpdieren aan dat
strand
krabt, alles meesleurt, niet het minst
zichzelf,
werden dat eindeloze water
Terugkijkend blijkt die aanvang toch
ook niet zo vrolijk te zijn verlopen:
dan
toch samen gestorven, zij / in de dood, en jij in het leven / zonder haar
Zelden het gemis dat een overledene
nalaat zo sterk weten verwoorden. En misschien is al dat speelse dat we
onderweg hebben ontmoet slechts een vlucht.
(…)
weg uit dat / denken en bedenken, dat kastelen afbreekt
Zo openbaart zich een bundel die in de
eerste laag speels en vrolijk is, maar in de tweede laag toch wel vrij donker.
Of ook: een bundel die zich graag laat herlezen.
Dit is een uitstekende bundel waarin
doordacht werd geschrapt en die er nu in elk detail staat. Daarom nog een
gedicht met perspectiefwisseling om mee te geven op uw volgende uitstap naar
een kust.
we
zaten op de strandcabines die er niet
meer
stonden, op de vrije tijd die opgeborgen, ingepakt
en
mee naar huis, een bijna naakte man staat daar
in
een handdoek en wat kinderdromen, als hij één
moet
laten vallen, wat zou hij dan kiezen – als je niets
kunt
meenemen, wat laat je dan achter, zou je het vergetene
vragen
aan de zee, zou het helpen je ouders nooit gekend
te
hebben, blijft dan het gemis vormeloos, of wordt het
erger,
dit wachten op een schip zonder te weten
hoe
een schip eruitziet
Anke Senden – Gezwommen worden
Poëziecentrum, 2024, 64 p. ISBN 9789056554118