dinsdag 6 november 2012

Nog lang niet dood

Mededeling van de redactie bij het verschijnen van Digther-2012/1-2

Geachte lezer, schrijvers en sponsors,

De papieren versie van DIGTHER houdt op te bestaan! Voorliggend nummer verschijnt veel later dan gepland. Onze excuses daarvoor. Het brengt meteen een probleem aan de orde waar we de laatste tijd wel meer mee te kampen hadden. Het blijkt steeds moeilijker met de beschikbare middelen een kwaliteitsvol literair tijdschrift de wereld in te sturen. Het op papier uitgegeven tijdschrift is een zeldzaamheid geworden in Vlaanderen. Beginnend en nog sluimerend talent schrijfruimte bieden was onze belangrijkste drijfveer. Tal van schrijvers die in DIGTHER debuteerden vonden intussen hun weg naar een reguliere uitgever. De eerste DIGTHER zag het levenslicht in een obscuur kamertje ergens verloren in de nazomer van 1999 – we zijn sedertdien 13 jaargangen verder. Omwille van uiteenlopende redenen houden we er mee op in papieren versie te bestaan. Niet uit ademnood, er valt nog zoveel over literatuur te vertellen. De redactie houdt er aan te eindigen in schoonheid. Daar mag het voorliggende nummer van getuigen. We vonden het een voorrecht in de nabijheid te vertoeven van zoveel jongleurs met woorden. We hopen dat u kon genieten van wat we publiceerden. We zetten onze activiteiten verder via onze website De schaal van Digther en dit op het adres http://digther.blogspot.com.
Inzendingen kunnen ter publicatie gestuurd naar redactie_digther@hotmail.com. We danken lezers, schrijvers en sponsors. Zonder hun interesse en bijdragen was DIGTHER in dat obscure kamertje gebleven en had zijn licht nooit in het literaire duister kunnen schijnen.

Namens de redactie,
Hugo Verstraeten

zondag 28 oktober 2012

Digther 2012/1-2- de Inhoud

Digther 2012/1: de hele inhoud in 1 blogbericht:

* Hugo Verstraeten: De terugkeer van het onbegrepene
* Frank Decerf: Rapport tweejaarlijkse poëziewedstrijd Oostende
* Frank Decerf: In gesprek met Wout Waanders
* Nieuwe gedichten van Bert Lema, Delphine Lecompte, Peter De Cooman, Georges Van Damme, Ingrid Strobbe, Jan Zwaaneveld, Joop Leibbrand, Frank De Vos, Rene Hooyberghs, Robert Nouwen...
* Willy Spillebeen: Dichter in de regen
* Max Jacob - Vertaalde gedichten (Vertaling Frank Decrits)
* Frank Decrits: Prozagedichten
* Wie blogt die blijft: Henri-Floris Jespers
* Uit de toevloed. Besprekingen van:
* Berthe Morisot - Ina Stabergh (Frank Decerf)
* De tuinen van Thevenet - Nicole Van Overstraeten (Frank Decerf)
* Aan alles vast - Reine De Pelseneer (Paul Rigolle)
* Klemteken - Renaat Ramon (Paul Rigolle)
* Door de mazen van het net - Joris Surmont (Frank Decerf)
* Fluohesjes & andere breekbaarheden - Staf De Wilde (Frank Decerf)
* Stamboom - Rene Hooyberghs (Frank Decerf)
* Symbiose - Dirk Debosschere en Huub Onzia Derdeyn (Frank Decerf)
* Proza van Jan Vissers (Zee van Gras) en Hugo Verstraeten (Luna Kant)
* Een beetje honing. Over 'Ademruimte' van Mark Van Tongele (Paul Rigolle)
* Lords der triestheid - Frank Decrits of het prozagedicht volgens Max Jacob (Alain Delmotte)
* Hoe zit dat met jou vanbinnen - Over 'Het is fijn om van pluche te zijn' van Philip Hoorne (Alain Delmotte)
* In memoriam - Rutger Kopland

zaterdag 21 juli 2012

Digther 2012/1-Editoriaal

Vóór het schrijven van dit redactioneel vielen twee gebeurtenissen toevallig samen: een poëzieprelude in Wulpen (juli 2012) waar ondermeer Delphine Lecompte, Lies Van Gasse en ikzelf enkele gedichten brachten, en de lectuur van ‘Het bevel uit de steen’. Het laatste een hoofdstuk uit het in 2009 verschenen ‘Du musst dein Leben ändern. Über Antropotechnik.’, van de hand van Peter Sloterdijk (in vertaling).(1)
De organisatoren van de prelude programmeerden tegelijk enkele lokale dichters die met elkaar gemeen hadden dat ze mijn aandacht niet konden opeisen. Dat konden Delphine en Lies wel wanneer zij het literaire schavotje bestegen. Het voorval deed me stilstaan bij wat poëzie redt van gepoëtiseerde middelmaat. Of sterker: waar houdt het dagelijkse gezwets op en waar begint poëzie? In ‘Het bevel uit de steen’ refereert Sloterdijk naar het sonnet uit 1908 ‘Archaïsche torso van Apollo’ van Rainer Maria Rilke. De dichter stond in het Louvre in Parijs oog in oog met de klassieke torso. Het gedicht dat die ontmoeting opleverde vormde voor Sloterdijk een aanknopingspunt in zijn onderzoek naar het religieuze reveil dat in vrijwel alle culturen werkzaam is. Hij noemt het de ‘terugkeer van het onbegrepene’(2). Sloterdijk ziet belangrijke verbanden hoe de mechanismen van religie en literaire ervaringen op ons inwerken. Hij noemt het antropotechnieken. Het zijn ‘oefeningen’ waarmee de mens een immuunsysteem tracht te ontwikkelen voor wat hem in dit leven bedreigt. Niet in het minst de acute doodszekerheid.

Archaïsche torso van Apollo

Wij zagen nooit zijn ongekend gezicht,
De oogappels die daarin rijpten. Maar
Zijn torso gloeit nog als een kandelaar,
waarin zijn blik, met een getemperd licht,

nog glanzen blijft. Anders zou jou de boeg
der borstkas niet verblinden, en in ‘t zacht
draaien der lendenen was niet die lach
naar ‘t midden toe dat het geslachtsdeel droeg

Anders stond deze steen geknot, beschadigd,
in zijn doorschijnende schoudercascade,
en zou niet glinsteren als roofdierhuid,
en zou niet als een ster losbreken uit

zijn vorm: geen plek aan hem die jou niet ziet.
Zo doorgaan met je leven kun je niet.

(Vertaling: Peter Verstegen, Amsterdam 1998)

Van het torsogedicht beklijven vooral de twee laatste versregels:

…/geen plek aan hem die jou niet ziet.
Zo doorgaan met je leven kun je niet.’


Blijkbaar verwerft de door de tijd verweerde en gehavende torso de volmacht en de autoriteit om over en voor zichzelf te spreken. Rilke laat binnen een fenomenologisch referentiekader de torso als ding – object zelf aan het woord. Daardoor verwerft het gedicht zelf een hoog ‘ding – karakter’. De autoriteit waarmee het beeld spreekt wordt overgedragen op het gedicht. Omdat het ‘iets te zeggen heeft’. Die autoriteit is niet gebaseerd op macht maar op blootstelling. Rilke dringt het beeld niet aan ons op, maar laat het zelf spreken. Sloterdijk citeert in dit verband Paul Celans ‘La poésie ne s’ impose pas, elle s’ expose’(3). De Duitse cultuurfilosoof onderzoekt wat de bron is van dergelijke autoriteit, wat hij zelf noemt een ‘niet repressieve vorm van rangverschil’: wat maakt dat we bereid zijn ons over te leveren aan deze autoriteit? ‘Ding-zijn’ betekent iets te zeggen hebben. De operatie die Rilke in het gedicht
uitvoert noemt Sloterdijk de ‘boodschappelijke transformatie van het zijn’. Ik citeer verder: ‘Taal die door het ‘Zijn’ verlaten is, verandert in gezwets. Alleen als het Zijn zich concentreert in bevoorrechte dingen en zich via deze dingen tot ons wendt, is er reden om te hopen dat de aanzwellende willekeur vermeden kan worden, zowel esthetisch als filosofisch.’(4) Het gedicht verwerft autoriteit door zijn terugkeer naar geloofwaardige zin-ervaringen. ‘Het doet (5) dit door de taal te koppelen aan de goudstandaard van wat de dingen zelf meedelen. Waar willekeur wordt uitgeschakeld, daar moet autoriteit oplichten.’
Hé hé, daar kijkt een mens van op. Komrij dood, Kopland dood. Hoe levend is de poëzie? Hoe kan ze zich altijd weer vernieuwen terwijl ze toch maar 26 lettertekens ter beschikking heeft?

Geen plek aan hem die jou niet ziet

Hoe ver reikt het bevel uit de steen dat ik bereid ben het vers van Rilke te geloven? Rilke beschrijft het dingelijke van het torso-oppervlak. Echter op zo’ n manier dat de diepte ervan gapend zichtbaar wordt. Blijkbaar is hier sprake van een subject – object omkering. Het ding – object wordt plots een subject dat terugkijkt. Er is geen plek op de torso die mij niet ziet. Er zijn oneindig veel plekken op het beeld en blijkbaar niet één waarop niets gebeurt. Sloterdijk besluit dat in de bereidheid mee te gaan in deze subject – object inversie het geheim schuilt van de esthetische ontroering. Dezelfde ontroering heb ik wanneer ik bij Delphine Lecompte lees:

De sterren hebben het vanavond voor het zeggen
ik verbind ze traag en ze stellen een hond voor die
de verf van een tafelpoot afbijt en even later bezwijkt aan
een loodvergiftiging.


(Uit het gedicht ‘Zonder kaarten ben ik ongeslagen)

Of bij Lies Van Gasse:

We zijn er,
maar we kunnen met de huid
het daglicht niet meer zien


(Uit het gedicht ‘Het kartonnen kasteel’)

Dergelijke passages dulden inderdaad geen tegenspraak. Het torso-gedicht van Rilke eindigt met ‘.../ Zo doorgaan met je leven kun je niet.’ Dit is een bevel. Echter geen bevel dat ons inperkt. La poésie ne s’ impose plus, elle s’ expose… Meer bepaald een bevel ons bastion te verlaten van zelfgenoegzame vanzelfsprekendheid en ons open te stellen voor de promiscuïteit van de taal. Een promiscuïteit die tegelijk dwingt en open laat.

Hugo Verstraeten

(1) Sloterdijk,P., Je moet je leven veranderen?. Over antropotechniek. Uitgeverij Boom, Amsterdam, 2011, 510 pp.
(2) Idem, p.14
(3) Idem, p.27
(4) Idem, p.28
(5) Door mezelf in de tegenwoordige tijd geplaatst.
(6) Sloterdijk, P., o.c. p.28

Volgende nummer komt er aan!

Even een tussentijds bericht van de Digther-redactie. Er wordt momenteel in deze jankerige kwakkelzomer volop gewerkt aan wat straks het eerste nummer van de nieuwe jaargang moet worden. Met andere woorden: het Digther-nummer 2012/1 komt er stilaan. Bij wijze van voorsmaakje volgt hier al het editoriaal van Hugo Verstraeten.

woensdag 22 februari 2012

Digther - Dubbel & Dik

Het heeft wat op zich laten wachten, maar het is er nu toch maar mooi: het lijvige Digther-nummer van de voorbije winter. Paraat voor het nieuwe voorjaar!
Ook nu weer een dubbelnummer vermits het tijdschrift, zoals eerder gemeld, vanaf deze jaargang nog slechts twee nummers voor jou in petto heeft. Maar die heb je er dan wel voor. Dubbel & dik zelfs !

Een greep uit de inhoud van nr 3 & 4 van de 12de jaargang:

- Editoriaal: Is er nog iets op deze aarde te zoeken? - Hugo Verstraeten
- Poëzie van de genomineerden in de voorbije poëzieprijs van Merendree - Sylvie Marie, Mark Roels, Paul Rigolle, Erwin Steyaert en (van Merendree & Turing-winnaar) David Troch.
- Selectie uit de Geelzucht-poëzie, editie 2011 (wielergedichten van Patrick Cornillie, Norbert Debeule, Sylvie Marie, Frank Pollet & Paul Rigolle
- Verder ook poëzie van Joris Iven (Ademzuchten van Gustav aan Alma Mahler), Bert Lema, Richard Foqué (Wat niet kan zijn), Frederik Lucien De Laere (City Memory), Jean-Paul Rosenberg (Soundtrack voor Woekerpolis), Inge Boulonois en ja hoor gedichten van de vraiment verrezen Leopold M. Van den brande (Dialoog).
- in de Wie blogt die blijft-reeks: Arie Altena
- Uit de Toevloed (besprekingen en aanrakingen van bundels van Joris Denoo, Herlinda Vekemans, Piet Brak, Christina Guirlande, Jan De Roek en Martin Carrette)
- Proza van Lucas Hüsgen en Roel Weerheijm
- Recensies over het nieuwste werk van Frans Deschoemaeker ("Onder de barnsteenroute") en Sylvie Marie ("Toen je me ten huwelijk vroeg").
- En als slotakkoord de mooie column van Herlinda Vekemans ("Neem het niet").

Graag nog even zeggen dat het insturen van teksten & Teksten (poëzie, beschouwing en/of ander proza...) altijd en op het even welk ogenblik kan. En dat helemaal Richting Westhoek via: redactie_digther@hotmail.com

Digther 2011/12° jaargang – nummer 1 & 2
Meer info: De schaal van Digther
Thuissite Digther

En misschien, heel misschien moeten we binnenkort ook maar ’s zo'n ding als een facebook-bladzijde over het tijdschrift aanmaken. Tenzij u daar natuurlijk niet echt op zou zitten wachten…


vrijdag 12 augustus 2011

Digther - Nieuwe stijl!


























Het eerste nummer van Digther "nieuwe stijl" is uit. En, al zeggen we het zelf, het ding mag er zijn! Een nieuwe lay-out én een nieuw elan, de Westhoek is er klaar voor! In elk geval oogt de nieuwe Digther heel aardig! Bovendien leest ie zoals een tijdschrift zich laat lezen: Met de kleine beet maar netzogoed mét de hartige hap!

Een greep uit de inhoud:

Editoriaal – Hugo Verstraeten
Nieuwe gedichten van Erwin Vogelezang, Hendrik Carette, P.J. Grootendorst, Frank De Vos, Jo Gisekin, Alain Delmotte, Maarten Embrechts, Noud Renthaven en Wouter Rogiest.
Dubbeltekst: Maarten Wydooghe
Wie blogt die blijft: Laura van
Uit de toevloed: Andere taal (Bert Bevers), In einem atemzug (Lucienne Stassaert), Onzichtbare verbintenissen (diverse auteurs).
Proza van Hugo Verstraeten: Fataal Impact
Recensie Alles moet blijven zoals het nooit is geweest over Benno Barnards 'Krijg nou de lyriek' (Alain Delmotte)
Een gulle, beschroomde waardigheid. Over 'Zie maar' van Sacha Blé (Alain Delmotte)
Het dubbeltalent Henk van Loenen/ Juliën Holtrigter (Inge boulonois)
Recensie over Brak de waterdrager van Lies Van Gasse (Antoon van den Braembussche)
Afgedekt met schotse ruit. Interview met Patrick Cornillie (Paul Rigolle)
Column: Woorden en Verblinding (Herlinda Vekemans)


Digther 2011/12° jaargang – nummer 1 & 2
Meer info: De schaal van Digther
Thuissite Digther


donderdag 19 mei 2011

Samen met jou

Vanaf de huidige jaargang 2011 verschijnt Digther nog slechts tweemaal per jaar. Wel verandert het uitzicht! Samen met jou kijken we nu al uit naar de nieuwe layout... En naar de inhoud van het nieuwste nummer ook natuurlijk. Antwoord op één en ander: begin juli 2011!


vrijdag 11 februari 2011

Doorkijk in het mangat















In memoriam Danny Decaestecker

(Diksmuide 6 juni 1958 - Beerst 3 oktober 2010)

Een man is een gat in een landschap. Het doet me denken aan het silhouet van Hugo Claus op de markt in Watou. Een uitsparing in staal of beton. De man zelf een doorkijk naar wat achter het afgebeelde ligt. Het niets dat door de aflijning van het beeld even wordt onderbroken: figuur die het tijdelijke afbakent. Zo wandelde Danny Decaestecker tien jaar geleden mijn leven binnen. Omlijnde afwezigheid. Rokersstem, woorden kwamen altijd wat moeilijk. Kon spreken door heel lang te zwijgen. Bij vele projecten de achtergrond zelve. Tot hij op een herfstige nacht in oktober 2010 zelf in die achtergrond verdween. Dwarsligger. Lag altijd dwars. Compromisloos, al denk ik dat het compromisloze minder met ideologie te maken had dan met de nooit stillende conflicten in de verste uithoeken van zijn persoon. Anti – bourgeois. Anti – alles wat met macht te maken had. Dichter. Theaterman. Schrijver. Organisator. Initiatiefnemer. Vakbondsman. Vader. Vriend. Relschopper. Politiek woelwater. Als politiek activist botste hij bijwijlen tegen het ‘Peter – principle’ aan: bereikte daar de grens van wat goed voor hem was. Kon ook daar geen compromissen sluiten en laat dat nu net de regel zijn binnen dit spel om de macht. Herinneringen bestaan uit onvolledige verhalen. Fragmenten die uit een groter geheel zijn gehaald. Zoals op een koude winternacht na een DIGTHERvoorstelling ergens in de barre leegte van onwezenlijke polders. De afwezigen afweziger dan ooit. We keken bij elkaar de ontgoocheling weg. Zetten samenzweerderig de kragen van onze jassen rechtop en verdwenen, ieder in zijn eigen nacht die vol twijfel en zelfspraak stak. We sterkten ons aan de bezwering dat hoe kleiner ons publiek, des te groter ons gelijk moest zijn. We bleven met onze pen in papier kerven. Junkies op zoek naar woorden. Zelfspot. Hij liet er zich graag op betrappen. Misschien is dit wel beschaving: zich in te zetten voor iets waarvan men zelf de relativiteit inziet.
Leven was een spel dat in alle ernst diende gespeeld. Daarom weet ik nog altijd niet of zijn lief in Frankrijk ook werkelijk bestond. Of onderstaand fragment van zijn hand is of niet. Hij liet er het raden naar. Het tekent in elk geval het soort poëzie waar hij van hield: kort, spits, vondig. Ik citeer uit het hoofd:

Er lag vanmorgen
een gedicht op het gras.
Het rijmde.


Ach Danny, ik weet wel: we wenen meestal om onszelf. Met niet eens de troost van tranen. Er zijn mensen die je veel beter kenden dan ik. We waren beiden verschillend. Luisterden naar verschillende stemmen in ons hoofd. Jij met je realiteitszin de werkelijkheid aftastend. Ik met dat hoofd in de wolken. Een man is een gat in een landschap. Wat nam je mee in dat gat? Wat woorden. Veel zwijgen. Wat stenen om onze eigen ruiten in te gooien, wat schouderophalen. Een huis om in te wonen? Een raam om door te kijken? Alles beklijft. Niets gaat over. Het is je kern die in ons achterblijft.

Hugo Verstraeten

Verschenen in Digther 2010-Jrg 11/3-4 – Rubriek Rencontres



donderdag 10 februari 2011

Digther – 11/3-4 – Inhoud

Editoriaal - Hugo Verstraeten

Berichten

Nieuwjaarswens – Paul Rigolle

Poëzie van Niels Hav, Koen Sneyers, Kate S. Kuipers, Frank De Vos, Piet Brak, Miel Vanstreels, Simon Uyttendaele, Steven Graauwmans, Maarten Embrechts, Bert Lema en Joop Leibbrand.

Wie blogt die blijft: Joris Denoo

Rencontres: In memoriam Dany Decaestecker (Diksmuide 6 juni 1958 – Beerst 3 oktober 2010)

Uit de toevloed: korte recensies over het werk van Katrien Ryserhove, Uitgeverij Demer (“Gewoon Lekker”), Julie Goderis, Nathalie Vilain, Francis De Preter en Geert Verbeke.

Proza: Schafthuyzen van Hugo Verstraeten

Recensie:
De kunst van het tekortschieten – over ‘Studie van de schaduw van Marc Tritsmans (Alain Delmotte)
Interview Bart Vonck over de vertaling F.G. Lorca (Alain Delmotte)
Over ‘De poëzierecensie die niemand ooit zal schrijven’ van Alain Delmotte (Willem Thies)

Overschrijven



Uitgegaan

Ben Bang
Big Bang
Ben Michael Jackson
Ben Hur
Ben Hoss
Ben Hut Vergeten
Ben dronken Geweest
Ben Naar Huis Gegaan
Ben de Vlam Gezocht
Ben Als Een Kaars
Uitgegaan

(D.A.C.D.)
(Danny Decaestecker)


woensdag 20 oktober 2010

Watermerk - Tien jaar Digther


"Een doorslag van 10 jaar literaire passie"

DIGTHER ontstond als een hersenkronkel van enkele plaatselijke schrijvers en minnaars van de schone letteren, op zoek naar een literair verlengstuk voor hun dromen, angsten en passies. Iedereen moest kunnen lezen, iedereen moest kunnen schrijven,’ klonk het. Het was de bedoeling om beginnend en gevestigd literair talent een forum te geven. Vrij snel ontwikkelde het blad zich tot een tijdschrift met een ruimere dan lokale uitstraling. Het blad raakte ook in Nederland bekend en vanuit die hoek bleven inzendingen en publicaties niet uit.
In Vlaanderen publiceerden bekende dichters zoals Peter Holvoet-Hanssen, Renaat Ramon, Joris Denoo, Alain Delmotte, Herlinda Vekemans en vele anderen in het tijdschrift naast minder bekend talent dat niet uitzonderlijk later zou doorbreken (Frédéric Leroy, Sylvie Marie, Delphine Lecompte…) Na 10 jaar is het tijd om een stand van zaken op te maken. Niet enkel een terugblik, maar eerder een dwarsdoorsnede
van wat poëzie en literatuur kan zijn.

De redactie van DIGTHER organiseert met dit alles voor ogen op 6 november 2010 een wervelend evenement. Speciaal naar aanleiding van de tiende verjaardag wordt tijdens deze literaire avond 'Watermerk' voorgesteld, een bloemlezing uit het beste wat in DIGTHER verscheen.

De stadsbibliotheek van Diksmuide, cc Kruispunt, reclame- & mediabureau Comsa! en DIGTHER slaan de handen in elkaar om een feestelijk en avondvullend programma aan u voor te stellen.
€10 toegang
€8,50 (voor -26/ +60 jaar)
€7,50 (abonnees DIGTHER)
€5,00 (-18 jaar)

Meer info: Comsa en Digther
Info & bestelling bloemlezing 'Watermerk' - www.comsa.be/watermerk
Uitgever Comsa! - Nieuwstraat 15, 8690 Alveringem - 058/289 666 - info@comsa.be


dinsdag 28 september 2010

Het is niet niks!

Even melden, vooraleer we jullie met de onvermijdelijke affiche voor het Digtherfeest en -festivalletje van 6/11/2010 opzadelen, dat de werkzaamheden i.v.m. "Tien jaar Digther" het stadium van de afronding zijn ingetreden. Op 6/11/2010 stellen we met het nodige literaire plezier tevens de mooie bloemlezing Watermerk voor. Het beste uit "Tien jaar Digther", het is niet niks. En dat zal blijken! Momenteel hebben we de selectie van dichters en hun gedichten doorgevoerd. Zij die geselecteerd werden (we noemen ze graag de gelukkigen en hopen van u hetzelfde) krijgen eerlang een bericht. Meer nieuws over Watermerk en de voorstelling van 6/11/2010 volgt!


woensdag 28 juli 2010

Digther - 11/1-2 - Inhoud

Digther 11/1-2 is al een tijdje uit!
Maar dat weten we natuurlijk (al net zo lang).

Niettemin een fikse greep uit de inhoud:
Gedichten van Nicole Van Overstraeten, Frank Pollet, Marco Houtschild, Wim J. Smit, Richard Foqué, Erwin Steyaert, Frouke Arns & Diana Freys.

Dubbelkunstenaars: An Van Dessel, Vincent Billiau, Y.Né, Frans Budé, Lucienne Stassaert, Bert Bevers, Albert Hagenaars & Roger Nupie.

Achille Van Den Branden in "Wie blogt die blijft".

Uit de toevloed: over de poëzie van Gilberte De Leger, Frank De Crits, Joris Iven, Hanne Rouweler.
Proza van Rudi Penne en Réné Van Densen.
Alain Delmotte over Victoria van F. Starik en Frank Decerf over de Tweejaarlijkse poëzieprijs van de Stad Oostende.
Zonder in geen geval de column van Herlinda Vekemans te vergeten!


dinsdag 16 februari 2010

Tien jaar Digther

Digther 10/4” komt er aan! Straks komt het laatste nummer van jaargang 10 inderdaad terecht waar het terecht moet komen. Bij de lezer. Bij jij en ik, mag ik hopen. Het nieuwste editoriaal staat nu al hieronder na te lezen op. Nu & meteen ook al wijzen op een datum. Op zaterdag 6 november 2010 viert Digther zijn tien-jarig bestaan. Plaats van het gebeuren: CC Kruispunt – Diksmuide. Naar aanleiding van dit heuglijke én merkwaardige gegeven verschijnt straks ook een bloemlezing uit het betere werk van een Digther-decennium. Nu al noteren dus: 6/11/2010!

Digther - 10/4 - Editoriaal

Redactioneel

L’ amour c’est donner ce qu’on n’a pas…

Ik voel al de dolkende blikken van Paul Rigolle achter mijn ribben: we zijn weer te laat. Dit nummer is het winternummer van 2009!(!) We plannen bij DIGTHER met seizoenen. Om voorspelbare redenen niet met al te precieze data en deadlines. Planning en deadlines zijn als uitgestippelde wegen op landkaarten: nuttig om te zien waar en hoe ver men verloren is gelopen. Wat echter als we zelfs de seizoenen nauwelijks halen? Excuus Paul, excuus lezer, excuus Truus. Deze jongen verkeert soms bij God en bijgevolg op alle plaatsen waardoor de tijd al eens niet op de stippellijntjes wil blijven.
Afin, laattijdig verschijnen opent tegelijk een aantal mogelijkheden. In een winternummer van 2009 kunnen schrijven over de actualiteit van Saint Amour in 2010 bijvoorbeeld. Over Amor, Eros, Venus, Cupido of mindere goden als Sint Valentijn die op de kanteling van de winter de lente al voelen kriebelen. Over de Liefde, hoofdmuze van dienst bij menige dichter. Soms flirtend met de dood natuurlijk, maar daar willen we het even niet over hebben. Al gelden beide thema’s als onuitputtelijke en altijd weer opnieuw te ontginnen ertslagen voor het literaire bedrijf. Het éne thema omwille van de onbereikbaarheid van haar object, het andere omwille van de onafwendbaarheid ervan.

Geen toeval bijgevolg dat dichters het uitgebreid over de liefde hebben. Onder welke vorm ook ‘belichaamd’, zij betekent altijd wel een bron van ellende. ‘Een
waanzin die men zelf wil’, verklaart Roland Barthes. Wat uit veelvuldig doorvlooien van wetenschappelijke en bijwijlen ook minder wetenschappelijke lectuur na blijft zinderen, is de onmogelijkheid de liefde te definiëren en te installeren als een permanente en bevredigende vorm van menselijke existentie. Niet toevallig duiken Liefde en verliefdheid rijkelijk op in Freuds studiën over hysterie. ‘We verlangen wat we niet willen, we willen wat we niet verlangen’ schrijft Paul Verhaeghe in zijn magistrale ‘Liefde in tijden van eenzaamheid’. De man wordt verliefd op de vrouw die hem weigert, de vrouw wordt verliefd op haar eigen fantasma van de man die zij toch niet kan krijgen. Mensen slaan op de vlucht voor wat al te beschikbaar is.
Probeer na al dat feministische geweld dan al niet de macho uit te hangen: te veel tedere toenadering voor zijn vrouwelijke wederhelft zadelt de man blijkbaar op met erectieproblemen. Zijn partner gaat al vlug op de moederfiguur gelijken en daartegenover staat het oeroude incestverbod. Freud kan het weten. Tegenover een overdosis fallisch-coïtale beschikbaarheid heeft de vrouw dan weer een arsenaal van vluchtroutes klaar: van migraine tot chronische vermoeidheid. Queen Victoria raadde haar dochter aan tijdens de voltrekking van de huwelijksplicht de ogen te sluiten en aan Engeland te denken: ‘Close your eyes and think of England’. Of hoe falen op de duur verdacht veel als ‘fallisch’ gaat klinken. Op de honderd afgesloten huwelijken lopen er 54 vroeg of laat op de klippen. Ik ben na voorgaand vertoog veeleer verwonderd over die andere 46. Het huwelijk blijkt een te zware ketting te zijn om ze met twee te dragen (La Rochefoucauld). Of nog meer opbeurends: ‘Het symptoom van de man is zijn vrouw’ en ‘Voor de vrouw is de man steeds een ravage’ (Lacan). Seksualiteit en erotiek bieden zelden soelaas. Ze zijn in soms niets verhullende handboeken en blaadjes afgegleden tot een vorm van seksuele gymnastiek. Zij slaan geen bruggen over de diepe kloven van leegte waarover wij als eenzame samenspelers moeten.

Merkelijkheid

Nu gaat ze ook nog geeuwen
terwijl ik haar gedachten streel
en zacht als sneeuw op haar
huid moet liggen:

nu valt het gestage (als sneeuw)
Getik tegen de spiegel waaruit
ze opschrikt als door een raam.
O heilig complot der dingen:

we zijn gebeurd verklaard. We
liggen nog nachten zoek als
kleren door elkaar. Bang iets
te onderbreken brengt zij al

misleiding aan. Schaduw rond
haar kijken. Zo legt zij raadsels
voor het grijpen. Haar mond getuite
werkelijkheid. Haar huid nog als

het ware.


Zelfopofferende liefde laat zich niet vinden in de man – vrouwverhouding, maar in de relatie van de moeder tot haar kind. Afgewogen tegenover dit sjabloon van de volmaakte liefde situeert zich elke volgende liefdesrelatie als een tekortschieten. Daarom is de Liefde en vooral ook de verliefdheid eerder zwaarmoedig. Er is maar zelden goede poëzie geschreven over een geslaagd huwelijk. Wel over het failliet van onze amoureuze ondernemingen. Ondertussen blijven we verlangen naar verlangen. Niet zelden is de geliefde daaraan ondergeschikt.
Laat me dit editoriaal evenwel beëindigen met een wat vrolijker noot van Winnicot (Barthes 2002): ‘Dit zou de structuur van het “succesvolle” paar zijn: een kleine dosis verbod, veel spel; het verlangen aanwijzen en het vervolgens alleen laten, zoals die behulpzame inlanders die je graag de weg wijzen, zonder daarbij hardnekkig met je mee te blijven lopen’.

Hugo Verstraeten

VERHAEGHE, P., Liefde in tijden van eenzaamheid. Leuven, Acco, 2005, 207 pp.
BARTHES, R., Uit de taal van een verliefde. Utrecht, uitgeverij Ijzer, 2002, 274 pp.

Digther - 10/3 - Inhoud


Digther – Jaargang 10-2009 – Nummer 3 – Inhoudstafel

Editoriaal. Hugo Verstraeten

Berichten
Aangespoeld met pen en penseel
Expo Charlotte Mutsaers in Oostende. Annelies Vantyghem
Bekendmaking Melopee – Nieuwe poëzieprijs Laarne
gedichten van Charles Ducal en Herman Leenders

Poëzie
Steven Graauwmans
Renaat Ramon
Peter Vermaat
Inge Boulonois

Wie blogt die blijft - Jef Boven

Uit de toevloed
Over nieuw werk van:
Hannie Rouweler & Joris Iven (Open Doek Sluiers)
Frank De Vos (Trek de wind niet van de wieken)
Hannie Rouweler (Nieuwe gedichten)
Joris Iven (Alles bij elkaar)
Paul Cardon (Restanten van een glimlach)
Edith Oeyen (Een naald zonder oog)
Inge Braeckman (Beeltenissen)
Paul Rigolle (Van het hart een steen)
Ina Stabergh (Darwin en ik)

Proza
De Imker en de tapijtenklopper . Delphine Lecompte
Jachtongeluk. Delphine Lecompte
Het koor . Delphine Lecompte

Recensies
Een soort blauw dat geen betekenis heeft – over ‘De dieren in mij’ van Delphine Lecompte (Alain Delmotte)

Rubriek Overschrijven

maandag 15 februari 2010

Digther – 10/3 - Editoriaal

Redactioneel

Darwin hier. Darwin daar. Darwin overal.

Darwin wint. Wellicht omdat hij beter dan God aangepast is aan onze moderne tijd. Darwin overleeft omdat we nog altijd bereid zijn hem te lezen. Er zijn boeken en ideeën die de wereld veranderden: ‘Das Kapital’(Marx), ‘Das Unbehagen in der Kultur’ (Freud), de Bijbel (God). Zij worden van generatie op generatie overgeleverd, ongeveer zoals het recept voor het maken van een goede cake overleeft en wordt doorgegeven. Zo verging het ‘On the Origin of Species’. Het boek verscheen in 1859 en kreeg van de auteur een ruime ondertiteling:

by Means of Natural Selection
or the Preservation of Favoured Races in the Struggle for Life

De publicatie betekende een splijtzwam die het nageslacht opzadelt met believers en non – believers. Creationisten en evolutionairen. Gekken die rekenen op God om hen uit de aarde te verlossen en gekken die rekenen op feiten om hen van God te verlossen. Het schisma loopt door continenten, religies en politieke overtuigingen. Het wordt kiezen tussen een wereld die louter uit God of een die enkel uit feiten bestaat. Of is die keuze vals en bestaat het om niet te kiezen, de werkelijkheid aan zichzelf over te laten? Zoals het een voorzichtig mens past, bestaat mijn antwoord alleen maar uit vragen:

1. Wat of wie is God? Waar is God? Op alle plaatsen?
2. Waarom vond die Onveroorzaakte Veroorzaker het nodig ons te scheppen? Had Hij Niet Aan Zichzelf Genoeg?
3. Wat is een feit? Alles wat het geval is? Bestaat de wereld enkel uit feiten, of is dit enkel gezichtsverduistering, zelfbedrog?
4. Wat zien wij over het hoofd of beter: wat kunnen wij niet zien?
5. A ls zelfs ééncelligen intentioneel zijn en gericht op voortbestaan en als geheel het evolutionaire proces intentioneel is in een hogere orde, waarom heeft evolutie dan zoiets als de menselijke soort voortgebracht (de enige soort die zijn biotoop vernietigt)?
6. A ls het determinisme (als het eindeloze kansspel tussen milieu en genen) ons maakt tot wat we zijn en niet zijn, bestaat er dan geen determinisme dat ons bepaalt tot onbepaaldheid?

Misschien heeft Dirk Draulans vanop zijn nep – Beagle daar een antwoord op. Vragen die ik mij nog stel om dit af te sluiten: welke plaats heeft poëzie in dit evolutionaire plaatje? Is zij het talige substraat van de onverklaarbaarheid van de wereld? Het ‘debiele broertje van de filosofie’? Een late echo van de godendeemstering? Een verdwijnend artefact bij gebrek aan lezers? Blijvend verlangen naar ontroostbaarheid? Is ook literair taalgebruik een uitkomst van aanpassing en natuurlijke selectie? Welke schrijvers blijven, welke taal blijft? De meest aangepaste, de best leesbare, de succesrijkste? Wat als de dichter verdwijnt?

Wie omzwachtelt dan de werkelijkheid met nieuwe verbanden? Wie rapporteert dan over wat we altijd over het hoofd hebben gezien?

Hugo Verstraeten

woensdag 10 februari 2010

Onbegaanbaar, onverstaanbaar



Voordat ooit Zavel woorden was,
de leegte luierend in geeuwend
jaargetijde, aan twee oren doof
een mondvol steen en ijs en heugenis.

De waterstroom waar nooit gelachen
werd, de heide waar geen meisje
kleed en hemd verspeelde, huidig
aantal hongerwolven onbestemd.

De bomen van het het woud alleen bekend
bij wildspoor en in vogelspraak,
de knager, graskauwer en avondzwalker,
diepwortelgraver, notenkrakerschuwestaart.

Naamloos en nergensheen, de eerste dag.

© Peter Vermaat

(Gepubliceerd in Digther – 10/3)


zondag 15 november 2009

Digther - 10/2 - Editoriaal

Redactioneel
uit: Schafthuyzen. Kroniek van een kantjesloper.
Aflevering 25 (Slot)

Men moet een verhaal en een huis nooit sluiten…
“Waaraan denk je?” vroeg Schafthuyzen. De man liet even het scherm van zijn PC voor wat het was en keek in de kamer alsof daar nog iemand was. “Waaraan denk je?” herhaalde Schafthuyzen, zachter nu, echter met even zoveel aandrang. ‘Ik dacht er over Gertie bij je in te laten trekken,” repliceerde de man, niet zeker van zijn stuk. Schafthuyzen dacht lang na en keek traag in zijn richting. Met hem kwam het dus toch nog goed. Hij de kantjesloper, een laatbloeier in geluk. Gertie bij hem intrekkend en Astrid en Beatrice eindelijk weer één. Hij keek naar de rode muiltjes onderaan de trap. Hij volgde het zilverspoor van kleren tot in het bed, waar ze naakt lag als een slak. “Ik begin te veel op je te gelijken,” deed Adrie terwijl hij lang door het venster keek in de hoop daarachter soelaas te vinden voor de leegte in zijn ogen. Hij probeerde achterwaarts de trap op te lopen, eerst met twee, daarna met drie en vier treden tegelijk, wat niet lukte. “Schrijf haar weg,” drong Schafthuyzen aan, “geluk is ook niet alles.” En Astrid en Beatrice? Schafthuyzen
keek of ze nooit hadden bestaan. Waarom is inkt zwart en wie leerde je schrijven? Het waren de twee meest pertinente vragen waarmee de journalisten hem bestookten. Hij kon eerder schrijven dan lopen en omdat ook niemand hem leerde lopen had hij ook dat van zichzelf. En wat de eerste vraag betreft? Schrijvers imiteren de werkelijkheid. Daarom is inkt zwart: er hangt een geur aan van lijken. “Gelijken,” hielp hij het ongemakkelijk toekijkende journaille. Ze begrijpen ook nooit wat.
Waarom hij schreef? Schrijvers schrijven zoals vissers vissen en vogels vogelen. Al was zijn leven als schrijver er één wat meer op doorhalen leek. Schrijven is schrappen. Toch? Misschien kon hij zijn moeder terug zijn leven in schrijven: beginnen waar hij ooit was gebleven. Misschien had hij Saskia nooit verlaten, was Beatrice nooit van hem weggegaan. Of had zijn vader… En of dat ooit enig verschil had gemaakt? Of Adrie Schafthuyzen wat anders dan een kantjesloper kon zijn?
Schafthuyzen keek hem vermoeid aan onder het schrijven. Hij verweet de man aan de PC zelfs de illusie dat hij schrijver was. Dat hij, Schafthuyzen, enkel een bezinksel was van zíjn hoogsteigen persoontje, de allerindividueelste expressie … . Mis poes. Literaire teksten schrijven zichzelf. Elk woord vordert een ander woord. Elke zin verwijst noodzakelijk naar een andere. Het moest een illusie zijn als een tuinman in teksten te wieden, te schoffelen, te harken. Literatuur blijft een wildernis, alle tuinmannen ten spijt. Of meneer Schafthuyzen enig idee had welke kant zijn leven op kon nu hij toch de kaap van de veertig al ver achter zich had? Schafthuyzen haalt zijn schouders op. Hij tilt omzichtig haar hoofd uit zijn arm en modelleert haar zoals een beeldhouwer doet wanneer hij zijn model monstert. De ogen half dicht want er is te veel licht. Hij loopt achterwaarts terug, weg uit de kamer. Waarom hij de hele tijd achteruit blijft lopen? Schafthuyzen gaat voor hem zitten en wijst hem op het feit dat de vraag ‘Waarom niet’ meer op zijn plaats is voor een schrijver. Schrijvers moeten hun hoofdpersonages uit hun context halen, anders bestaan ze niet. Er lopen vele Schafthuyzens rond op deze aardbol, alle even gek als hij. Schrijvers moeten overdrijven, uitvergroten, onvolledig zijn. Schrijvers zijn leugenaars die de waarheid veinzen. Schafthuyzen loopt achterwaarts de trap af en aarzelt bij het slipje dat zichzelf ligt te vergeten op de onderste trede. Alles is een anekdote in een verhaal dat op zich niet de moeite loont tot iemand het vertelt. Rationaliteit, mijn beste schrijver, is niets anders dan de éne hartstocht die het haalt op een andere. Hij proeft de geur van het hemdje verderop, ragfijn restant van hun tedere strijd naar de kamer. Het geurt naar Gertie. Naar Beatrice, naar Saskia,
naar Alien, naar Lisa, naar iets wat zijn moeder moet zijn geweest. Het geurde naar alle tante Laura’s van deze wereld: wee en ver tegelijk. Of hij soms ook nog een slot kon bedenken? Schafthuyzen ontwijkt de vraag. Wijst de man aan de PC op het feit dat zijn leven een valse start had genomen, nooit echt begon. Wat nooit begint kan ook nooit eindigen. “Ik laat de deur op een kier,” kijkt Schafthuyzen nog om. “Men moet een verhaal en een huis nooit sluiten.” Hij voelt hoe de lente alles naar buiten duwt. Loopt de middag in en hoort hoe achter hem de deur dichtvalt. Als een punt.

Hugo Verstraeten

Digther - 10/2 - Inhoud

Digther - Jaargang 10-2009/Nummer 2 - Inhoudstafel

Editoriaal - Hugo Verstraeten
Poëzie van Frouke Arns, Harry M.P.Van de Vijfeijke, Guy Dierckx, Noud Renthaven, Yerna Vandendriessche, Joris Miedema, Stijn Caron en Martijn Teerlinck.
Poëzieprijs Harelbeke - Digther in de prijzen (Frédéric Leroy, Paul Rigolle)
Wie blogt die blijft - Frédéric de Vries
Uit de toevloed - Sylvie Marie, Frank Pollet, Frank Devos, Willem M. Roggeman, Xtine Mässer, Rose Vandewalle, Mark Meekers
Proza - Schermutseling van David Troch, Ingres van Hugo Verstraeten
Recensies: De A.Roland Holstprijs voor Hester Knibbe - Kwetsbaarheid als grondtoon - Inge Boulonois, Zevend Parlando (over Ester Naomi Perquin) - Roel Weerheym, Doornbos en Zuyderwyk, Bijzondere poëtische tandem - Frank Decerf
Column: Over taalgaten en antimaterie - Herlinda Vekemans
Rubriek Overschrijven