Vincent Van Gelder bespreekt Bolster van Elise Vos
Toen ik door De Schaal van Digther werd uitgenodigd
om de debuutbundel van Elise Vos (1984) te bespreken, heb ik even geaarzeld. Ik
ben immers in de eerste plaats dichter en had nog nooit eerder gerecenseerd. Dat
ik toch heb toegezegd, heeft vooral te maken met de kracht van Elises debuut. Ik
kon me laten dragen door haar taal.
Beginnen we bij de buitenste schil; de knappe cover en dito
naam van deze pennenvrucht: Bolster. Een woord dat me meteen terugwerpt naar
mijn kindertijd. Een herfstige zondagochtend, spiritueler dan de mis: mijn kleine
broer en ik, kastanjes rapend op het erf van onze baboesjka. De opwinding bij het
horen van een kort en krachtig geruis, wat betekende dat er alweer een vers kastanjepakketje
op het goudkleurige bladertapijt was geland. Hoe het zachtjes knijpen in zo’n bolster
een beetje pijn deed. En hoe dat beetje pijn wel fijn was. Is het echt al zo
lang geleden dat ik nog een bolster heb vastgehad? Jammer toch; want
beloftes glanzen als pas gevallen
kastanjes
die het mostapijt kneden aan de wortels
van eeuwenoude reuzen die hun kleren
binnenstebuiten dragen om niet te verdwalen
(uit: Waar meisjes in bomen schuilen)
Maar laat u niet op het verkeerde been zetten; de wonderlijke
wereld die Elise Vos schetst, en die we tevens delen met boeiende folkloristische
figuren als Baba Jaga en de Middagvrouw, is geen idylle:
ik wist niet dat er dijken
waren, maar plots breken ze
verkruimelen als suikerklontjes in de melklauwe ochtend
(uit:
Verzonken stad)
er worden stemmen doorheen
de ruimte geslingerd
als stroppen naar wilde paarden
(uit:
*)
terwijl je het laken naar je
kin toe trok
het gekraak op de trap wegdacht
(uit:
Hoog bezoek)
je ogen zouden niet moeten
wennen aan het donker in iemands hoofd
(uit:
Hij vroeg de weg)
Dreigend. Dierlijk. Onverbiddelijk. Oneerlijk. Maar: niet
gespeend van troost, hoop, lucht:
elke dag ontwikkel ik nieuwe
wortels
staat de stam steviger in de grijze aarde
(uit:
Bomen I)
ademen onder water kan
alleen na een meisjeskus
(uit:
Zeepaardje II)
als vanzelfsprekend duwen
vleugels
zich door onze huid heen
om ons op te tillen
boven hun verbijsterde hoofden
(uit:
Kroniek van een verrijzenis IV)
we hebben altijd geknield / voor schoonheid, lezen
we in het eerste deel van diezelfde Kroniek van een verrijzenis, en knielen
is ook wat ik doe voor deze bundel. De beelden beklijven. De taal is raak. De wereld
compleet. Na de zoveelste weldadige wandeling door dit meesterlijk bijeengeschreven
bos puilt mijn sprokkelmand uit van de prachtige versregels. Kortom: het debuut
van Elise Vos is, net zoals de eerdergenoemde kastanjes, beloftevol glanzend, inderdaad.
Bolster, Elise Vos,
Uitgeverij De Zeef, Gent, 2024, ISBN 978-94-64757-51-4
Geen opmerkingen:
Een reactie posten