dinsdag 18 februari 2025

Een schaduw dekt je toe

Vincent Van Gelder bespreekt Bolster van Elise Vos

Toen ik door De Schaal van Digther werd uitgenodigd om de debuutbundel van Elise Vos (1984) te bespreken, heb ik even geaarzeld. Ik ben immers in de eerste plaats dichter en had nog nooit eerder gerecenseerd. Dat ik toch heb toegezegd, heeft vooral te maken met de kracht van Elises debuut. Ik kon me laten dragen door haar taal.

Beginnen we bij de buitenste schil; de knappe cover en dito naam van deze pennenvrucht: Bolster. Een woord dat me meteen terugwerpt naar mijn kindertijd. Een herfstige zondagochtend, spiritueler dan de mis: mijn kleine broer en ik, kastanjes rapend op het erf van onze baboesjka. De opwinding bij het horen van een kort en krachtig geruis, wat betekende dat er alweer een vers kastanjepakketje op het goudkleurige bladertapijt was geland. Hoe het zachtjes knijpen in zo’n bolster een beetje pijn deed. En hoe dat beetje pijn wel fijn was. Is het echt al zo lang geleden dat ik nog een bolster heb vastgehad? Jammer toch; want

beloftes glanzen als pas gevallen kastanjes
die het mostapijt kneden aan de wortels
van eeuwenoude reuzen die hun kleren
binnenstebuiten dragen om niet te verdwalen
(uit: Waar meisjes in bomen schuilen)

Maar laat u niet op het verkeerde been zetten; de wonderlijke wereld die Elise Vos schetst, en die we tevens delen met boeiende folkloristische figuren als Baba Jaga en de Middagvrouw, is geen idylle:

ik wist niet dat er dijken waren, maar plots breken ze
verkruimelen als suikerklontjes in de melklauwe ochtend
(uit: Verzonken stad)

er worden stemmen doorheen de ruimte geslingerd
als stroppen naar wilde paarden
(uit: *)

terwijl je het laken naar je kin toe trok
het gekraak op de trap wegdacht
(uit: Hoog bezoek)

je ogen zouden niet moeten wennen aan het donker in iemands hoofd
(uit: Hij vroeg de weg)

Dreigend. Dierlijk. Onverbiddelijk. Oneerlijk. Maar: niet gespeend van troost, hoop, lucht:

elke dag ontwikkel ik nieuwe wortels
staat de stam steviger in de grijze aarde
(uit: Bomen I)

ademen onder water kan
alleen na een meisjeskus
(uit: Zeepaardje II)

als vanzelfsprekend duwen vleugels
zich door onze huid heen
om ons op te tillen
boven hun verbijsterde hoofden
(uit: Kroniek van een verrijzenis IV)

we hebben altijd geknield / voor schoonheid, lezen we in het eerste deel van diezelfde Kroniek van een verrijzenis, en knielen is ook wat ik doe voor deze bundel. De beelden beklijven. De taal is raak. De wereld compleet. Na de zoveelste weldadige wandeling door dit meesterlijk bijeengeschreven bos puilt mijn sprokkelmand uit van de prachtige versregels. Kortom: het debuut van Elise Vos is, net zoals de eerdergenoemde kastanjes, beloftevol glanzend, inderdaad.

 

© Vincent Van Gelder

Bolster, Elise Vos, Uitgeverij De Zeef, Gent, 2024, ISBN 978-94-64757-51-4



Geen opmerkingen: