vrijdag 11 maart 2022

Een opmerkelijk stukje maritieme literatuur

Stefaan Pennynck over De wetten van de makrelen van Ingrid Knipfer

"Een introductie op het werk van de Oostendse auteur Ingrid Knipfer"

Ingrid Knipfer werd geboren in Wiesbaden en woont al jaren in Oostende. Zij groeide op tussen Brussel en Gent. Eerst schreef ze poëzie: "zo'n mooi gedicht" zei Louis Paul Boon; "het mirakeltalent Inge" wist Hugo Claus. De gedichten werden gepubliceerd in literaire tijdschriften. Later volgden ook theaterteksten. In 2012 begon ze romans te schrijven (Krieg (2012/3e druk 2021), De wetten van de makrelen (2013), Kanaries zijn geen echte vogels (2014), Zo verdomd gelukkig (2016), De nieuwe schoenen van Markus (2021).

Ingrid Knipfer schrijft psychologische romans. In een heldere stijl en taal worden problematieken zoals  de traumatische verwerking van de oorlog op een kind, de gevolgen van incestueus seksueel misbruik
van een kind, de greep van de opvoeding op de latere volwassenheid en de zoektocht naar de eigen identiteit compositorisch en verhaaltechnisch knap uit gewerkt.  In ‘De wetten van de makrelen’ (2013) wordt, naast het psychologische, ook het maatschappelijk probleem van het respectvol omgaan met de natuur (en onze voeding) verwerkt in een roman die expressionistisch van aard is.
Ik heb mijn schoenen uitgeschopt, sta op blote voeten. De zee is hier stil. De zee is vervelend. Elke dag van elke week ligt ze te kabbelen. De zee wil eeuwig jong blijven en verstopt haar rimpels. Ze gaat nog platter liggen als de wind voorbij komt. Ze praat niet met de storm en bij onweer wordt ze zwart. Ik haat deze zee. Aan de andere kant van dit smalle stuk land woelt de zee, ze bruist er als champagne en danst met de wind, gromt met het onweer. Ik woon aan de verkeerde kant van de landengte.’

Aldus Emma in de openingsalinea van de roman De wetten van de makrelen van Ingrid Knipfer, een wrang-komische familieroman die de lezer meeneemt naar een landtong tussen "de stille en de wilde zee", de Noordzee en de Baltische Zee. De roman schetst hoe een familie uit een dorp aan een West-Europees strand in twee decennia (1990 - 2010) verbrokkelt en uitsterft. De zee blijft.

De dwerg Emma groeit met haar drie zussen op aan de ‘stille’ zeekant’ van een landtong. Aan de andere kant is er de ‘woelige’ zee. De dochters van een hoofdonderwijzer en zijn vrouw zijn van groot naar klein geboren. Elisabeth is de grootste en de mooiste, werd ‘prinses’ genoemd en gaat voor niet minder dan een rijke man of iemand van adel. Haar jongere zus, Louise heeft een dienend karakter en is zowat de steun en toeverlaat voor Elisabeth om haar doel te bereiken. Mathilde is nog iets kleiner en allesbehalve mooi. Zij wordt naar een verpleegstersschool gestuurd, met de bedoeling later voor haar jongste zus te zorgen. Elisabeth en Louise gaan naar de universiteit, waar Elisabeth een heel rijke graaf weet te verleiden en te trouwen. De beste vriend van de graaf is ziekelijk en wordt langzaam aan blind, maar heeft de liefde van Louise. Ook zij trouwen. Zij krijgen een toelage van de graaf en kunnen een appartement van de graaf betrekken aan de woelige zee.

Emma maakt dagelijks een strandwandeling. Zij wordt door haar vader voorgesteld aan de ‘bankman’, maar Emma wil daar niets van weten. Op het strand is er een vissershuisje waar verse, gerookte makreel verkocht wordt. Door een brand verdwijnt het huisje en Emma vreest dat er geen huisje meer zal komen, gezien de bouwplannen voor een hotel. Op een dag leert zij de strandman kennen, een man met een valse arm, een dood oog en een masker op. Hij vertelt haar van de wetten van de makrelen. Tegenover de makrelen onder cellofaan die dode ogen hebben en waarvan het vel niet meer blinkt, zijn er de verse makrelen, waarvan het vel als een regenboog is, waarin je je kan spiegelen. ‘Als mensen daar geen respect meer voor hebben, voor de dieren die ze eten, voor het eten waarmee ze zich voeden, dan zal er geen eten meer zijn, en zonder eten begint een volk te morren en te vechten.’ (p.79)

Emma wil de wetten van de makrelen herstellen en begint te dromen over haar eigen vissershuisje met gerookte makrelen op de plaats van het vorige. Telkens zij op het strand komt, bakent zij het vierkant af. Zij droomt er van de mensen weer gelukkig te maken. ‘Vandaag is de zee nog grijzer dan anders, de zee is in zichzelf teruggetrokken en de mensen werken niet. Mijn handen zijn blauw van de kou en ik stop ze in mijn zakken. Ik ga op een muurtje bij mijn huis zitten en zie hoe gelukkig de mensen zijn die een verse makreel kopen en hem warm opeten terwijl ze met een handdoek of een zakdoek hun kin deppen. Ze krijgen allemaal, zonder uitzondering, lichtjes in hun ogen  en zien sterren aan de hemel, die ze vroeger niet zagen, sterren bij heldere hemel. Het geeft me een warm gevoel gelukkig te worden door de mensen terug te geven wat ze ooit hadden en niet wisten dat ze het met de tijd verloren hadden.’ (p.160)

De zussen leven hun eigen leven en komen nog slechts sporadisch naar het ouderlijk huis. Verpleegster Mathilde is getrouwd met een dokter/chirurg. Nadat zij samen een privépraktijk opgestart hebben, blijft Mathilde meer thuis en vertoont psychopathisch gedrag. Elisabeth en de graaf leiden elk hun eigen luxe- en schandaalleven. De graaf is betrokken bij de bouw van het hotel aan het strand en schenkt Emma haar vissershuisje. Wanneer de vader overleden is, komt de ‘bankman’ weer tevoorschijn. Hij trekt in bij Emma en haar moeder en belooft Emma met haar het vissershuisje met de gerookte makrelen uit te baten. Wanneer de verkoop start, voelt Emma zich steeds meer moe, tot haar hart het begeeft. ‘Haar hart is veel te groot, haar longen te klein.’, stelt schoonbroer dokter vast. ‘Ik ben erg blij met mijn  te groot hart; alles is te klein aan me, maar ik heb een groot hart.’, denkt Emma, terwijl zij sterft met het gevoel in het water te liggen en te zwemmen als een vis.

De wetten van de makrelen is een maritieme roman. Het verhaal speelt zich af op de landtong tussen de Noordzee en de Baltische Zee, er is het huis aan de zee en de wandelingen aan het strand, het vissershuisje en de bouwplannen voor het thalassahotel. De roman is doorspekt met zeebeschrijvingen en de zee wordt aangewend om gevoelens/gedachten van het personage weer te geven. Het maritieme weerspiegelt zich in de taal en stijl. De zee en elementen van de zee worden metaforisch aangewend. Doorheen gans de roman komen de makrelen aan bod, hetzij als voedsel, hetzij als symbool voor het al of niet respect hebben van de mens voor de natuur.  De personages worden scherp getekend aan de hand van enkele fysieke en/of karaktereigenschappen.  Sommige personages krijgen zelfs geen naam, zijn enkel hun begrip: chef, de bankman, de strandman.  De wetten van de makrelen omvat extreme tot groteske scènes en is in zijn geheel een wrang-komische familietragedie. Dit met een duidelijke ecologische boodschap, wat zich ook weerspiegelt op het omslag: een detail van het beeld Back to the sea van Roland Devolder, een man die een vis terug brengt naar zee.


© Stefaan Pennynck

Ingrid Knipfer - De wetten van de makrelen -Brave New Books/Singel uitgevers

Deze introductie verscheen ook op "Dun lied donkere draad", de blog van de VWS.



 


Geen opmerkingen: