zaterdag 22 november 2014

Uitzicht



Met alleen maar kijken niet te zien doet het
wat het zegt, rolt het zich op, op je tong,
kruipt het onder, maakt het de winter.

Zoals het ertoe doet, als boeteling geprangd,
als oortje, gevend maar niet uitgerust, zoals
het kafhaar kakelt. De weg, het enige wat is

en niet weg is, en weg is, is het omdat het
weg is in zichzelf, in mij en in mij weg-
gelegd. Als heuvels terzijde, zo hoogdringend

en een berg waarin jij, je leest, je verdiept.
Zo kolossaal moet aandacht gaande, want het
mag behouden worden, het kan, het moet op

zo'n bergtop geweest zijn dat ik verstikte,
in luchtnetels verstrikte. En van waaruit
het overzicht? Of niet, nee, niets: alles

te stug, ook de kloekere zinnen. Scheid maar af
of verbind, maar niet alles, want zo laag, zo
laaghartig mogelijk, ook om te volgen. Hen

het in verwarring bracht, mooi meegenomen zo,
het schaamlapje dat landschap dat de landbouwer
verstoort die zijn land bouwt, en het onze. Dat

de dichter uit is, erop, op implosie. Daarin.
Zomaar, en niet wat hieraan voorafging of wat
erop volgde, nee, erop, zomaar, als wat de boer

maakt met zijn ogen, zaad over velden, gaande,
doende. 's Zomers staat het er nog en nog goed,
en straks uitgewinterd, na het afvallen, gemest.

Zou je zoiets nog in een vorm kunnen gieten,
klok die daarover klepelt, galmt, zo dampend
de aarde die de landarbeider ziet verliezen,

en omtoveren en imker worden? Ogenschijnlijk
kijk je hier doorheen, kijf je op obstakels, op
verstekelingen na. Van waaruit komt het dan,

over, het uitzicht? Niet uit stoere alinea's of
achterdochtig dampende komma's. Alleen uit
alles wat weg is kom je weg, kom dan, tot niets,

tot over, tot inzicht, tot wat weg je nog
volgt, tot het einde, verkruimelt. Verwarring
daarover dat niemand – ook niet wie leest,

in de berg verdiept. Daarom die opening hier,
uitnodigend, tot gesprek, vrome wens, illusie.
Taal, kromme, geronnen. Ten top daar staat,

gespannen, zoniet afgeslacht, aan-, afgebrand
nog al die stoppels gemaakt staan, en de boer,
de vogelschrik, daar, zou je zoiets nog kunnen

verliezen, zicht omtoveren, tot inkeer komen?
Met alleen maar kijken niet om aan te zien.
Het is nu mooi geweest, landschap. Uit zicht.


© Bart Vonck


Zie ook dit Digther-bericht: Bart Vonck: Vijf gedichten in voorpublicatie

* Teloor, zalig – Woe 19/11/2014
* Samen, uiteen – Do 20/11/2014
* Gebekte – Vr 21/11/2014
* Uitzicht – Za 22/11/2014
* Storm – Zo 23/11/2014



Geen opmerkingen: