maandag 31 oktober 2016

Sonore bibelots - Frans Deschoemaeker

Brussel onder een prettige lentezon. Met vertaalster Danielle Losman lunch ik op een terrasje aan de Antwerpse Steenweg. Danielle vertaalt een aantal van mijn gedichten. Zij heeft om dit onderonsje verzocht om haar interpretatie van bepaalde verzen te verifiëren en scherper te stellen.

Wat zijn die sonore bibelots in het gedicht Sarabande eigenlijk?, vraagt ze mij. Ik leg haar uit dat dit een verwijzing is naar een vers van Mallarmé, overigens uit één van de meest hermetische miniaturen van de Franse taal, waarin de dichter het presteert een sonnet te schrijven op de rijmklank -yx. Alvast één regel uit dat sonnet is onsterfelijk: Aboli bibelot d'inanité sonore.

Onder de boog door van sonore bibelots, vertaal dat gerust letterlijk, zeg ik.

Maar wat betékent het werkelijk?, zo dringt mijn vertaalster aan. En dan zeg ik iets dat haar lichtelijk verbijstert: ik weet het ook niet.

Onder de boog door van sonore bibelots. Een versregel die klinkt als een lange haal van de strijkstok over de G-snaar, op weg naar donkere regionen. In dit voor de rest zeer toegankelijke gedicht zit hij daar in die laatste terzine als een weerbarstige kern. Hij is daar gekomen op vleugelen van intuïtie en muzikale onderstromen. Hij werd opgeroepen door de basviool (de viola da gamba, de nobele violoncello) en ik heb hem daar gehandhaafd. Hij verleent het gedicht een donker zwaartepunt.

Een gedicht moet een kier bevatten die verten opent. Een beeld of een paar woorden die ongrijpbaar blijven. Die ongrijpbaarheid, ook al zit ze slechts in twee woorden helemaal aan het eind van een voor de rest volkomen toegankelijk gedicht, is de krachtbron die het gedicht levend houdt, de accumulator die het gedicht telkens weer laat zinderen van betekenis. Want iets in het gedicht moet de drang tot herlezen blijven opwekken. Hiermee is, denk ik, iets gezegd over hermetisme.


Sarabande


Een donkere do uit de grond
van de ahornhouten moederbuik
en de tijd vertikt zich

als Annabel de basviool beroert
in de veranda, onder dunne regen,
in de onveranderlijke zomer.

Een donkere dag, tot snaarbreedte
herleid. Dit is een drijven op
aloude onderstromen, achter het witte

zeil aan van een bladzij Bach,
onder de boog door van sonore
bibelots. Annabel, de regen en de do.


© Frans Deschoemaeker

Uit: De waterlelies van Montparnasse, een werk in gestadige voortgang.