zaterdag 17 juni 2017

Stills uit een taalcaleidoscoop - Alain Delmotte

Bij de bundel ‘Bokalen’ van Nanne Nauta

Nanne Nauta (1959) staat bekend als flarfdichter. De geschiedenis van flarf in ons taalgebied moet nog geschreven worden. Zelf ben ik van mening dat daarmee even mag worden gewacht: op die manier kan flarf nog wat geschiedenis maken. Maar één feit is nu al duidelijk: dat Nanne Nauta o.m. door eigen werk en zijn uitgeverij ‘crU’ (die zogenaamde ‘axiomatisch poëzie’ uitgeeft en waartoe flarf lijkt te horen) deel zal uitmaken van die geschiedenis.

Maar Nauta is meer dan dat. Hij is ook een dichter die werkt in de oulipo-lijn met bundels als bijvoorbeeld ‘Kruissonnetten’ en ‘Sudaiku’s’. Oulipo  experimenteert met vormen, zoekt naar nieuwe ontwerpen voor vormen. Nauta inspireert zich op en citeert wel eens de grote Raymond Queneau met wie hij dezelfde fascinatie voor het mathematische deelt. In zijn vorige bundel ‘Moralen’ maakte hij gebruik van een door Queneau bedachte oulipo-vorm ‘Morale élémentaire’. Ik kan het niet laten om de titel van deze bundel in de titel van ‘Bokalen’ mee te laten resoneren. Alsof Nauta ze expliciet in elkaars verlengde wil situeren?

Nauta’s bundel is één van die publicaties die je in zijn geheel moet benaderen. Dit wil zeggen in hoe de gedichten zich formeel voordoen, hoe de bundel is gestructureerd and last but not least, hoe de bundel wordt vorm gegeven en/of gevisualiseerd.

Formeel bestaat deze bundel uit gedichten van elk zeven regels. De eerste regel is de langste en geleidelijk aan worden de zinnen korter, wat het ritme in hoge mate bepaald. De zevende regel is dus de kortste en bestaat maar uit enkele woorden. De zinnen zijn grammaticaal gesproken rudimentair en elementair. Ze hebben de toon van een droge vaststelling. In de vormgeving werden de gedichten gecentreerd zodat ze uiterlijk, met wat goede wil, op een driehoek gelijken. Je kunt daarin het bovenstuk van een drinkbeker of een drinkschaaltje in herkennen (vandaar ‘bokaal’). Maar dit bevredigt me niet helemaal, ik kom erop terug. Zeven speelt duidelijk de structurerende hoofdrol binnen het geheel. Er zijn zeven cycli en elke cyclus bestaat uit zeven gedichten. De bundel bestaat dus uit 343 zinnen. Uit vorige bundels weten we dat Nauta graag met getallen speelt zoals ook Queneau en de oulipo-groep zich daarin vergenoegden. Het getal zeven lijkt vele deuren te openen wat mogelijke interpretaties betreft. Die deuren houd ik liever dicht en laat het aan de lezer over welke deuren hij al of niet wil openen. Straks open ik wel even zo’n deurtje op een kier zonder te weten of dit deurtje wel bij deze teksten past.

De manier waarop de bundel is vormgegeven: vooraan - en achteraan doorlopend - een foto van een muur. Wat een omsluitend en omsloten effect teweegbrengt. Dat wordt bevestigd door het typografisch beeld dat na de inleiding volgt: het woord ‘ik’ dat tussen rechthoekige haakjes staat. Binnen de inleiding geeft Nauta overigens aan dat dit zijn meest intieme bundel is. Dat het woord ‘ik’ tussen haakjes staat, heeft zijn weerslag in de bundel zelf: het woord ‘ik’ wordt eruit geweerd. ‘Ik’ is het onderwerp van al die zinnen maar het wordt verzwegen door het 343 keren te schrappen wat de dichter in staat stelt om de bundel niet in een eindeloos ik-gelamenteer te laten vervallen. Achteraan lezen we dat de muur op de voor- en achterflap de muur van de het oude postkantoor van Neude is en dat op basis van de letters die zich op dit postkantoor bevonden een nieuw lettertype (dat je op de voorkaft en in het typografische beeld bemerkt) is ontworpen en dat met zekere ironie de Neudefont wordt genoemd.

Ik weet wat sommigen nu zullen denken: kan je nu eigenlijk eens terzake komen, kan je het eindelijk even hebben over wat er te lezen staat – ga nu toch eens naar wat de kern van de zaak zou moeten zijn.

Welnu, dat is het grote misverstand. Dit is een bundel die tot in details een zo ruim mogelijk interpretatieveld wil creëren. Een (ludiek) speelveld. En dat het uitdenken van het speelveld deel uitmaakt van het poëtische proces: het scheppen van mogelijkheden, percepties, duidingen, zijsporen. Dus niet alleen een kwestie van tekst maar ook hoe de tekst in beeld wordt gebracht. De formele setting: hoe de tekst binnen de vormgeving wordt geregisseerd.

Maar goed, nu toch wel weer naar de tekst. Elke regel is een aparte notitie naar aanleiding van een droom. Dit weet ik dankzij de inleiding. Nauta gaat zelfs verder: sommige notities ontstonden naar aanleiding van een ‘nachtmerrie’. De vraag is of ik zonder die inleiding dat ook zo zou begrepen hebben? In ieder geval lees ik in elk gedicht zeven verschillende, soms laconieke notities die zonder verband lijken met elkaar. Vreemd genoeg, kon ik het niet laten om vruchteloos op zoek naar een mogelijk verband te gaan. Waarmee ik natuurlijk op raadsels uitkwam. En op een soort vervreemding, die eerder komisch dan tragisch uitviel. Daarom vind ik het niet echt noodzakelijk om te weten dat de notities ‘droomverslagen’ inhouden. De soms hilarische nachtmerries van de vervreemding komen toch zo op je af als je de gedichten leest.

De stilistische kracht van deze bundel ligt dan ook in de manier waarop Nauta die zinnen tactisch en meticuleus bij elkaar plaatst: een kwestie van scherp geslepen juxtapositie. Interessant vind ik de dynamiek die daarbij op twee fronten ontstaat.
Dynamiek op het formele vlak. Op zijn weblog noteerde Nauta over ‘Bokalen’ (waaraan hij op dat moment werkte): ‘Ik werk aan een nieuwe bundel die ik achterstevoren schrijf’. Ik trek daaruit de conclusie dat elke tekst ook achterstevoren kan worden gelezen. Dat heeft zijn repercussie op het ritme dat die teksten kenmerkt. Van boven naar onder, van onder naar boven. Al dalend, al klimmend. Inkrimpend, aanzwellend. De tekst blijft dezelfde maar de ritmische dynamiek verschilt. Of Nauta het zo bedoeld heeft? Dat weet ik niet maar hij lijkt me wel ruimte vrij te maken om zo’n lectuur toe te staan. Hij lijkt me een dichter die zijn lezers vertrouwt. Dichters willen de lezer verrassen. Maar evenzeer kunnen zijn lezers hem verrassen.

Dynamiek op het inhoudelijke vlak. De notities die bij elkaar zijn geplaatst ontlokken een spanningsveld dat een bizarre verwarring teweegbrengt. Wat ik daarnet als ‘vervreemding’ omschreef. Je wordt een dwaaltuin van woorden binnen geduwd en vind er maar je weg in terug. De gedichten doen je iets meebeleven. Je weet evenwel niet goed wat en dus onderga je het maar.

Kortom deze gedichten lijken stills uit een taalcaleidoscoop van eerder (geveinsd?) gratuite aard. Natuurlijk duiken binnen de bundel allerlei motieven, aanknopings- en herkenningspunten op. We lezen verschillende verhalen, we vermoeden allerlei sluimerende intratekstualiteit. Maar ik voel me niet geroepen om al die zaken aan elkaar te knopen. Ik vermoed dat ze er zijn en dat volstaat voor mij. Evenmin riskeer ik me aan een amateuristische ‘Traumdeutung’: ik heb geen zin om zo ver in de intimiteit van een dichter door te dringen.

De bundel heb ik een aantal keren herlezen en dan weer doorbladert en ik merk dat ik in deze recensie niet één regel eruit heb geciteerd. Dat maak ik goed door hieronder een gedicht te plaatsen. De reden waarom ik niet citeerde was omdat ik de lezer niet het gras van onder zijn voeten wou maaien. Ik wou mijn lectuur niet opdringen. Ik recenseer zoals ik het boekje graag heb gelezen. Ik laat de lezer van dit zeer verrassend en relatief plezierig werkstuk de vrijheid tot eigen invullingen.

Maar nog iets over de titel. Is de naam ‘Bokaal’ enkel die voor de vorm (zeven op elkaar volgende regels die in lengte steeds kleiner worden en bij visualisatie een ‘beker’ vormen)? Ik vermoed het maar ik vraag me af of ook het inhoudelijke een rol in het opzet speelt: het feit dat de regels ‘droomverslagen’ moeten voorstellen.

In mijn dialect is de eerste betekenis van een bokaal, een weckpot en in de tweede betekenis een klein aquarium, een bolvormige visbokaal. Nooit wordt hiermee een drinkbeker bedoeld.

Het lijkt me plausibel om ‘bokaal’ ook in deze twee betekenissen te hanteren, gezien het omsluitende karakter van het gegeven. En het idee van zeven regels in de vorm van zeven visjes in een bokaal vind ik bevallig.

Maar helemaal tevreden was ik nog niet. Ik ging om advies bij de familie Google en tikte ‘Bokalen zeven’ in en kwam middenin het tarot-kaartspel terecht. Bokalen zeven of bekers zeven wordt op een van die websites als volgt omschreven: ‘Bekers Zeven is een zeer complexe kaart waarvan de betekenissen op allerlei manieren dooreenlopen, zoals dat ook het geval kan zijn bij dromen. Vaak wordt de kaart gezien als een kaart van fantasie en illusie, dromen en verbeelding... (..)Bijvoorbeeld als verbeeldingskracht, visualisatievermogen, dromen, dagdromen enz., maar ook als betovering, verlokking, verleiding, fascinatie, in de ban zijn van iets.

Ik ben van nature uit zeer terre à terre en compleet tegenstander van elke vorm van esoterische en occulte quatsch. Esoterische verklaringen van dichtwerken (zoals dat bijvoorbeeld gebeurde met het gedicht ‘Voyelles’ van Rimbaud) doen de poëzie meer kwaad dan goed. Maar nu moet ik toch wel toegeven dat in dit citaat een aantal ingrediënten te herkennen zijn die ik in Nauta’s tekstwereld terug vond. Ik neem aan dat het toeval is, want in zijn inleiding refereert Nauta aan populair-wetenschappelijke werken in verband met dromen die hij las. Maar poëzie moet het toeval toestaan (zoals ik al vaker schreef). De lezer kan daar al dan niet gebruik van maken – hij kan het laten gebeuren of niet laten gebeuren.

Toch sta ik even bij dat toeval stil: oulipo richt zich op concreet formalistische experimenten. Wat niet belet dat in het werk van Raymond Queneau onderhuids hier en daar esoterische en spirituele referenties te vinden zijn (hij was vertrouwd met de geschriften van René Guénon). Ik weet niet of dergelijke verwijzingen bewust bij Nauta terug zijn te vinden. Ik lees hem (en poëzie) in ieder geval daarvoor niet. Maar ik kon het niet laten dit toch wel gelukkig en vreemd toeval te signaleren.

Met deze overdenking bij een merkwaardige bundel en met onderstaand gedicht eruit dompel ik de lezer graag onder in een bokaal van Nauta’s wonderlijk onirische universum.

6-7

zie de dichter met de bête glimlach een natte krant in de shredder stoppen.
koop in een Grieks plaatsje aubergine, prei, tomaat en aardappelen.
stap gelijk met een halve schoolkas in de bus naar het station.
help al schietend mee de stad te bevrijden.
krijg vijftig euro van een Indisch iemand.
krijg een waarschuwing van een dichter.
heb nog drie maanden te leven.


© Alain Delmotte

Bokalen, Nanne Nauta, uitgevrij crU, Utrecht, 2017, ISNB 97-90-79993-15-4; 15 euro.


Geen opmerkingen: