dinsdag 22 september 2015

Frans Deschoemaeker: Volmondig rokend

Volmondig rokend
(over de dichter en zijn sigaret)

Wie schrijft, schrijft het grootste deel van de tijd niet. Wie schrijft, betoont geduld, wacht. Wacht tot een idee opkomt, een beeld zich losmaakt uit het ongewisse, een woord gaat gloeien van onvervangbaarheid. Daar komt een hoop staren bij kijken.

Wie schrijft, fixeert eerst lange tijd van achter zijn werktafel een punt in de boekenmuur, gunt zijn oog af en toe een vogelvlucht over de boekenruggen, de titels, de namen, de goudopdruk, de vertrouwde kreuken. Wie schrijft, houdt ervan over de tuin uit te kijken, gedachteloos in de verte te staren. Daar hoort een sigaret bij.

Tuinieren, wandelen, wijn drinken, het beluisteren van de Goldbergvariaties en het roken van een sigaret activeren de gedachte, polijsten de metafoor, laten dat ene onvervangbare woord opglanzen in de baaierd. Al bij al heb ik in mijn leven nog maar weinig geschreven, maar veel gestaard, en daar veel sigaretten bij gerookt.

In de Poëziekrant staat een foto van de Poolse dichteres Wislawa Szymborska. Zij zit aan tafel achter een grote kop koffie en ze trekt wellustig en zonder complexen aan een sigaret. Een grote rookwolk zal zo dadelijk het hoofd van de bejaarde dame omkransen. Wanneer zie je nog eens zo’n foto? Het is zo volstrekt not done geworden. Sigarettenrook is uit de glossy magazines en de sanitair correcte media-events gebannen. Tegenwoordig fotoshopt men Prévert, Malraux en Sartre de gitane uit de mond wanneer hun beeltenis op een postzegel of op een affiche moet. Hoelang duurt het nog vooraleer ook om de kop van Gainsbourg de rook zal verdwenen zijn?

Met het uitwissen van de sigaret wist men een tijdperk uit. Een tijdperk waarin men meer waarde hechtte aan de dingen van de geest (alvorens op een vraag te antwoorden zou men eerst een pijp moeten stoppen, zei Einstein) dan aan de stroomlijning van het lichaam, dat ondanks alle goede zorgen toch eindig is. De roker beseft dat een ietsje meer dan de gezondheidsfreak, en dat geeft hem een soort spiritueel overwicht op de niet-roker. Hij heeft een scherper besef van onze gemeenschappelijke sterfelijkheid. Zij zijn hem vertrouwd, de as, de tumulus en het memento mori, zoals ze de Antieken vertrouwd waren.

Een foto: tijdens de pauze van zijn lezing voor het Penhuis in de oranjerie van het Broelmuseum te Kortrijk rook ik met Leonard Nolens buiten een sigaret. Interviewer Paul Demets en Rony Dewaele completeren het naar de drempel verbannen rokersgezelschap. Het is mooi om zien hoe de rooksluiers rond onze hoofden omhoog kringelen, als aureolen, als laurierguirlandes, als tekstballonnetjes, als ijl sfumato in het tegenlicht van die zonnige, opwindende zondagmorgen in april. Er fladderen vlinders en leisteengrijze duiven in en uit onze monden.

Ik kan stoppen met roken en ook als het niet lukt
ik hou van mezelf ik ben niet dik niet klein niet rond
ik heb een zachte pik zat liefde in mijn kippenborst


schrijft Mustafa Stitou in zijn mooie, fugatische gedicht Affirmaties. Roken is slecht voor de gezondheid, je krijgt er alle plagen van Egypte van, het wordt maatschappelijk nog nauwelijks getolereerd. Maar ach, de dichters, zij lopen niet de halve marathon, zij doen niet aan parachutespringen of aan de base jump, zij houden niet van snelle wagens en gaan niet aan touwen hangen in het hooggebergte, en zelfs van de listen, lagen en labyrinten van de liefde kennen zij vaak alleen de theorie, de poëzie, de melancholie. De dichters, zij staren. Zij voegen het woord bij de daad, zij maken van het woord de daad. Ach, laat ze op hun manier een beetje gevaarlijk leven.

Uit: De waterlelies van Montparnasse, een werk in gestadige voortgang.


© Frans Deschoemaeker


De waterlelies van Montparnasse - Frans Deschoemaeker

Digther geniet het voorrecht om de komende maanden regelmatig een aantal teksten van Frans Deschoemaeker online te mogen plaatsen. Het zijn extracten uit zijn typocript De waterlelies van Montparnasse, een werk in gestadige voortgang. We beginnen hieronder alvast met een fijne duiding van de auteur zelf.
.../...


Ieder mens heeft op zijn vijftigste gevoeligheden, ironieën, obsceniteiten en een grote hoeveelheid anekdotes opgehoopt, schreef Jorge Luis Borges.

De waterlelies van Montparnasse, een werk in voortgang, ontstond uit de behoefte die delfstof te ontginnen; ervaringen, herinneringen, gebeurtenissen, bedenkingen de zwier van een formule, van een arabeske te geven. En dit in een flux naast het zuiver poëtische werk, maar er af en toe toch nauw mee verbonden.

Zo schrijft dan de dichter aan een boek dat geen dagboek wil zijn, geen schetsboek, geen probeerselboek, geen literaire kroniek, geen leesnotitieboek, geen voetnotenboek, geen kantlijntjesboek, geen reisverslagboek maar ook geen carnet de route, geen uit zijn band barstende dichtbundel, geen boek vol miniaturen, geen midzomerdagdroom, geen éducation sentimentale, geen zoektocht naar de verdwenen tijd of kunst van de fuga.

Geen oerboek. Geen koffer van Pessoa of Verpale. Geen boek om aan een ander, veeleisender, boek te ontsnappen. Geen liederlijk boeksken, geen pornografische vingeroefening, geen slip of the pen van een voor het overige bedachtzaam en zuinig schrijvend en publicerend Oudenaards dichter, maar iets van dat alles tegelijk.


© Frans Deschoemaeker


donderdag 17 september 2015

Over ‘Bodemdrang’ van Laura van der Haar

Recensie Frank Decerf

In 2012 won deze dichteres het NK Poetry Slam en dat was een verdienste, maar poëzie op een podium en poëzie op papier zijn twee verschillende entiteiten die elk een andere
invalshoek vragen. Het zijn twee verschillende vissen die in de juiste poel moeten leven. Wat een festivalpubliek zal boeien, is niet altijd wat de eenzame lezer van poëzie wil lezen. Tussen lezen, horen en zien ligt een krachtveld dat snel aan energie kan verliezen. Podiumdichters beperken zich beter tot hun eigen biotoop. Uitgeschreven gedichten op papier zijn toch wat anders. Van der Haar houdt van speelse woorden. Ze werkt graag met opsommingen en associaties die, als het medium écriture automatique, op zoek gaan naar trefzekere doelen. Haar rondhuppelende beelden zijn haar geliefde kleine kinderen die moeilijk onder controle te krijgen zijn. Bodemdrang werd ingedeeld in de cycli: Doorlopen, Verlanden en Dagzomen. Waarom ?

De dichteres speelt met haar woorden en metaforen, maar in deze oefening woorden geen rustpunten gevonden. Ze brengt een spetterend vuurwerk om vooral te entertainen. We lezen niet te stoppen monologen. Laura van der Haar moet leren schrappen. Ze moet weten waarheen ze wil. Ondertussen lopen haar woorden in kringetjes, zoemend als zomervliegen. Gelukkig is Bodemdrang een debuutbundel; we moeten dus mild zijn. Lees de bundel en trek zelf je conclusie. Mustafa Stitou schrijft alvast over deze gedichten: ”Regels die spankracht hebben.”
En jawel deze dichteres beschikt over taalkracht en taalvondsten om tot een vorm van poëzie te komen die zij de wereld instuurt met de hoop adepten te vinden. Zij hanteert de taalmiddelen op een correcte manier, ze gebruikt haar enjambementen en alliteraties zoals het hoort, ze streeft een origineel vocabularium na en werkt zeer losjes als het om opbouw gaat. Voor mij moeten versregels meer worden dan losgeslagen missielen die ergens aankomen. Bodemdrang is een bundel woordenvol lettertjes en tussen al die lettertjes vind je dan opeens leuke gedichten zoals deze.

Splinters

rottende slootkant, stofhooi, seks in de bosjes, festivalkots
klein straatgedierte sterft in roosters, vogels
walmen na op het wegdek

de zomer is begonnen

overal klinkt zacht gelik
aan ijsjes, liefjes, hondenanussen
autogeronk, bericht voor een meisje, plus het meisje
dat voorzichtig in haar handen wrijft

de smeulende resten van een barbecue
waar het vlees weer redelijk lekker was
rolschaatsers, rochelaars en wespen

die vroege zomer
steekt
net als de bosjes

hoeveel splinters zal haar lijf blijven verdragen
voordat ze meer hout is dan mens

In de archeologie is alles wat opduikt meestal bruikbaar en waardevol. Elk fragment brengt iets bij. In de poëzie moet vooral worden gebalanceerd om veilig tot aan de overkant te komen. Deze tocht moet best traag en behoedzaam worden ondernomen, anders wint de afgrond alweer. In Bodemdrang zijn schitterende versregels te vinden, maar ze leven heel ver van elkaar, ze worden verdrongen door stoorzenders, luidruchtige fanfares die beter vlug doorstappen.


Bodemdrang, Laura van der Haar, 2014, Uitgeverij Podium Amsterdam, ISBN 978 90 5759 658 2


Frank Decerf


zaterdag 12 september 2015

22° Poëzieprijs Boontje 2016-Reglement

Zin in een literaire wedstrijd? En die ook te winnen? De poëzieprijs Boontje is aan zijn 22° editie toe. Eén ongepubliceerd en niet bekroond gedicht in te sturen voor 20/1/2016! Alle info: www.poezieprijs-boontje.be

zaterdag 5 september 2015

IJsdood - Joris Denoo

Mevrouw Jezebel Gheysens had een bijzonder eigenaardig karaktertrekje. Ze veroorzaakte graag wanorde in de wereld, zodat haar eigen puinhoopje thuis minder op zou vallen. Zo schiep ze er een waar genoegen in stiekem warenhuizen overhoop te halen. Per bezoek verhuisde ze diverse producten van hun ene vaste naar een compleet andere plaats. Rolmops zette ze tussen schoolboeken. Broccoli deponeerde ze tussen whiskyflessen. Schoensmeer parkeerde ze broederlijk naast het ijs in de vrieskasten. Ravioli trof zichzelf volgens zijn eigen verbazing tussen de parfums aan.

Op een van haar vele baldadige uitstapjes (mevrouw Jezebel Gheysens frequenteerde diverse warenhuizen in een wijde omtrek) werd ze echter zelf getroffen door een moleculair misverstand en zwaartekrachtig onheil. Met dodelijke afloop. Na hevige regen die anderhalve dag had geduurd, had het twee opeenvolgende dagen en nachten beenhard gevroren. Op het zeil van de vrachtwagen die voor haar reed, lieten grote, messcherpe ijsschotsen los. Regenwater had zich in het zeil opgehoopt en was later bevroren. Een van die bevrorenregenprojectielen belandde tegen hoge snelheid op haar gezinswagen. De voorruit werd verbrijzeld. Vervolgens werd Jezebel onthoofd door dat grote ijsmes.

Misschien was het de wraak van duizenden ontevreden klanten, die hun weg niet meer vonden in de vertrouwde rangorde van de warenhuisrekken. Of was het de wraak van de voorwerpen: regen die een andere vorm aannam en onder deze vermomming een moordaanslag pleegde op de warenhuisdaderes? Het ongeval gebeurde op een verlaten weg. De vrachtwagenchauffeur had niks gemerkt en was doorgereden. Toen men de kaduke auto en de onthoofde mevrouw erin ontdekte, was het ijs al voor een flink stuk gesmolten. Men stond voor een raadsel.


© Joris Denoo


vrijdag 4 september 2015

Recensie Frank De Vos van "Mon van Marja van Jef"

Ironie is ernstiger dan de ernstigste serieus

Auteur Will Jensen ( Berchem, 24.11.1944) studeerde talen in Antwerpen, London, Freiburg en Göttingen. Na een loopbaan in de reclamewereld, vestigde hij zich als
freelance-journalist. Sinds 2009 legt hij zich toe op het schrijven van fictie en non-fictie. (1)
Will Jensen is een meester-ironicus. Op facebook post hij dagelijks zijn onderkoelde pittigheden. Hij plaatst deze voetzoekers als een werkloze pedicure: ‘Topless zonnen is een bijna- bloot- ervaring.’
’Schat, ik heb goed en slecht nieuws. Het goede is dat de airbag werkt.’
‘Vroeger gingen we naar de knoppen. Dank zij de afstandsbediening kunnen we blijven zitten.’
‘Een pizza laat ik in vier snijden. Zes stukken krijg ik niet op.’
‘Statistieken tonen aan dat tienerzwangerschappen dalen na de leeftijd van 25.’
‘Na een paar glazen wijn werd de premier cru.’
‘Er zijn mensen die alles weten maar meer ook niet.’
‘Statistieken bevestigen dat hoofdpijn het meest gebruikte voorbehoedsmiddel is.’
‘In zijn voordracht haalde E. Vermeersch vrij zinnige argumenten aan.’

Het zijn maar enkele voorbeelden uit de eindeloze reeks van een zachte observator die bijwijlen – O Tempura, O Morse - met een maatschappijkritische glimlach op de lippen de wereld bekijkt. In “Het Groot Citatenboek van de 21ste Eeuw” van Gerd de Ley staat hij naast Harold Pinter, Alexander Solzjenitsin en Gerrit Komrij. (2)

Sterven? Dat is het laatste wat ik doe!

Mon van Marja van Jef is een persiflage op het Nieuw Testament.(3) Als vurig vrijzinnige kon hij het niet laten om de geschiedschrijving eens door een andere bril te bekijken. Het werd een sappige parodie die je van bij het begin op sleeptouw neemt. Telkens als je denkt dat je weet waar het verhaal naartoe gaat, slaat het een onverwachte weg in. Het verhaal situeert zich in Palestina dat gebukt gaat onder de brutale Romeinse bezettingsmacht aan het begin van onze tijdrekening. Voor zijn knipoog naar het huidige Israëlisch-Palestijns conflict gebruikt hij doelbewust anachronismen.
Alles draait rond Mon (Simon), de broer van Sus (Jezus). Als Sus al veertig jaar dood is, krijgt de bejaarde Mon het bezoek van Mark (Marcus). Die wil de biografie van de overledene schrijven. Als echter blijkt dat het relaas van Mark weinig of niets met de waarheid te maken heeft, besluit Mon om zelf het hele verhaal neer te pennen. Helaas wordt die schrijfmarathon hem fataal.

In een geestige, smeuïge taal laat Will Jensen de lezer kennis maken met Jef (Jozef), Marja (Maria), Magda (Magdalena) en Dasj (Judas) — om maar enkele protagonisten te vermelden — maar ook met de Platte Berg, het Zuipend Zwijn, de Zusters van Liefde en de Bende van de Bruine Gang.

De kracht van ironie.
‘Ironie is ernstiger dan de ernstigste serieus’, gaf ik als ondertitel mee. In dit boek bevestigt Will Jensen dit onvolprezen talent. Het roept eveneens herinneringen op aan het 'Het eerste mirakel van het kindeke Jezus', één van de Obscene Fabels van Dario Fo ( Nobelprijs Literatuur 1997), ooit meesterlijk vertolkt door Jan Decleir. Mon van Marja van Jef is geschreven in het sappige Antwerps dialect. Zoals elke Antwerpenaar is Will Jensen een gentleman. Ten behoeve van Antwerps-onkundigen stelde hij dan ook een glossarium, een verklarende woordenlijst ter beschikking.. Voor deze vlotte en lollige parodie verdient hij de titel doctor humoris causa. En volgens hardnekkige geruchten mogen we binnenkort een theaterversie van het verhaal verwachten.

©Frank De Vos

(1) Van Will Jensen verschenen: 24 Bv’s over erotiek (2009), God of noppes (2011), Geld&Glamour (2012), Naakt als harnas (2014)
(2) Het Groot Citatenboek van de 21ste Eeuw, Gerd de Ley, Lannoo, 315 blz ISBN 9789020987980, 19.95€
(3) Mon van Marja van Jef, Will Jensen, 144 blz, uitgave in eigen beheer, zonder ISBN 19.95€, verzendkosten inbegrepen. Te bestellen door storting van 19.95€ op rek.nr BE 04979379612131 op naam van Will Jensen, 2100 Deurne met vermelding van uw naam en leveringsadres.


woensdag 2 september 2015

Poëzieprijs 'Vrijzinnigen Bennekom' voor Hendrik Carette

De vereniging ‘Vrijzinnigen Nederland’ van Bennekom organiseerde ter gelegenheid
van ‘Vlegeldag 2015’ een gedichtenwedstrijd met als thema "Oogst". Laureaat werd de Vlaming Hendrik Carette die op deze Schaal-van-Digther-bladzijden geen onbekende is. De jury, bestaande uit Erik Lindner, Harry Oonk en Wil van Scherrenburg, omschreef zijn winnend gedicht ‘De avond na de oogst op het Ganzenhof’ als volgt: “Een stuwend gedicht dat leest als een hommage aan H.H. ter Balkt en toch voldoende eigenheid bevat. Mooi taal-en woordgebruik, mooie associaties. We vinden de voorstelling die de dichter met niet al teveel verdichting oproept getuigen van talent."

Een tweede prijs ging naar Geert Zomer (‘Dionysos’) en een derde naar Margje Memelink (‘Ondanks onze handen’). Er waren ook nog eervolle vermeldingen voor Rik Dereeper (‘Hangmat’) en Dick van Welzen (‘De Pluksters’).

Meer info: site Vrijzinnigen Bennekom