zaterdag 5 september 2020

Karel Dierickx door de ogen van een dichter - Jo Gisekin

Toespraak van Jo Gisekin bij de opening van de tentoonstelling Karel Dierickx in de bibliotheek van Harelbeke op 3 september 2020.

Ik sta hier niet als kunsthistoricus, noch als kunstcriticus, want dat ben ik niet, ik sta hier als een bewonderaarster van Karel Dierickx als schilder, daarnaast als vriendin van Karel én ook van zijn vrouw, die ik sinds onheuglijke tijden mocht kennen. Later door het huwelijk
 met mijn man is deze vriendschap helemaal niet afgezwakt, wél integendeel.
Nu wil het toeval dat ik tijdens mijn jeugd - ik kom uit Machelen aan de Leie, een regio waar schilders met bosjes te vinden waren: Deurle, Latem, Afsnee - het geluk had enkele van die schilders van dichtbij te kennen: Hubert Malfait, Albert Saverys, Roger Raveel e.a. Allemaal waren het artiesten die op mij een blijvende stempel hebben gedrukt en over wie enkele saillante details in mijn geheugen opgeslagen zijn. Om er maar eentje te noemen, ik herinner mij bijvoorbeeld als kind dat Albert Saverys bij ons binnenviel en toen hij het schilderij met de bloemenruiker zag hangen dat hij mijn ouders bij hun verloving cadeau had gedaan, met zijn luide stem uitriep: ‘Breng mij ’ne keer ’ne grote patat, snij hem door, ik ga dien tableau ’ne keer opkuisen.’ Hij wreef met de aardappel over het schilderij van rechts naar links, van onder naar boven, de poetsbeurt was afgelopen en in zijn ogen was de bloemenruiker helemaal opgefleurd, ook al merkten wij eigenlijk geen verschil.

Karel Dierickx, die ik later leerde kennen via zijn huwelijk en die hier vandaag met een aantal van zijn werken aanwezig is, was ook een artiest van dat zuivere gehalte in zijn teken-, schilder- en beeldhouwwerken, zijn doen en laten, zijn levensstijl, ups en downs, zijn humor, dat alles blijft in ons geheugen gegrift. Van meet af aan beviel hij mij door zijn originaliteit, hij voelde kwetsbaar aan, ook in zijn fijne gestalte, sensibel en integer, hij kwam over als een rasechte artiest zonder dikdoenerij, een dichterlijke schilder, die door zijn werk bij mij een poëtische snaar raakte. Ooit heeft hij zelf de wens uitgedrukt: Lees mijn werk als een gedicht, en dat was voor mij zijn credo.

Als wij hier straks met ingetogen aandacht rondkijken, zullen we die dichterlijke toets in al zijn werken opmerken. In zijn donkerste werken vind je een sprankel licht, klein of mysterieus, iets ondefineerbaars dat het hart raakt, zoals een gedicht, dat je niet kan of hoeft te doorgronden, vibreert door dát precieze woord op de juiste plaats in het juiste vers. Als zeer jonge schilder, juist 22 was hij, werd hij laureaat van de Jeune Peinture Belge en het jaar daarop kreeg hij de Godecharleprijs die jonge schilders, beeldhouwers, architecten in hun jeugdige carrière wil stimuleren. Met andere woorden: al heel vroeg werd zijn talent opgemerkt en dat bleef zo zijn leven lang, in 1995 werd hij trouwens lid van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten, een bijzondere eer en erkenning van zijn kunst.

Een van zijn vroege werkjes uit 1964, Dorpszicht, geschilderd op papier, trof ik aan in het boek Omgekeerde leugens, dat hier in de tentoonstelling ligt. Het stelt zijn huisje voor in het zuiden uit de tijd toen hij daar enkele jaren woonde en hij figuratief werkte. Hier is die stevige hand reeds merkbaar die hij in zijn latere werken zou aanhouden, met een mooi beheerst zuiders koloriet. Het schilderijtje valt trouwens op door zijn bijzondere expressie en het doet je meteen verlangen naar de Provence met een platanenpleintje voor de deur.

In dat boek, Omgekeerde leugens, staan aquarellen, waarvan er hier zes hangen bij het binnenkomen; ze zijn ontstaan uit de samenwerking tussen Karel en Jan Vanriet. Jan Vanriet is niet alleen een bekend schilder, maar ook dichter, en we weten dat Karel zich graag liet omringen door dichters. Beide artiesten inspireerden elkaar bij de genese van deze werken, ofwel startte de ene schilder op en maakte de andere het werk af, of omgekeerd. Dat was niet alleen een boeiend experiment, maar het leverde ook mooie uiteenlopende werken op, waar je bij een nader bekijken, soms, niet altijd, de toets van de ene of de andere artiest herkent.

Aan de Genève-suite getiteld Het verregende land is een anekdote verbonden die een tipje van de sluier licht van het karakter van Karel Dierickx, de onthechte man op sommige momenten, waar het zijn eigen werken betreft. In 1991 exposeerde hij deze tekeningen in Genève. Na afloop van de tentoonstelling werden ze, veilig en mooi ingepakt, keurig verzonden en thuis bij hem afgeleverd. Stel je voor, nooit heeft hij dat pak opengemaakt, opnieuw bekeken. Zijn vrouw heeft dat pak onlangs gevonden en nu hangen deze bijzondere tekeningen hier, voor het eerst hier, niemand heeft ze intussen ooit gezien. Het zijn merkwaardige, heel mooie werken, gemengde techniek op papier, Karel was trouwens een meester in het tekenen, wat hij heel belangrijk vond voorafgaand aan zijn schilderijen. Hoe desolaat en verregend deze tekeningen in somber en zwart, toch zijn ze van een schoonheid die ontroert door telkens een lichtgevende vibratie, een blauwe schemer, een gele of oranje sluier die het aardeland onder de regen doet vermoeden, vol melancholie, met daarboven een ijl kleur- en lichtspel in de wolken. Hij schept hier als het ware een nieuw land, een veronderstelling van een landschap zoals dat ook in zijn grote schilderijen te zien is, hij schept een nieuwe wereld: wat hij precies ziet schildert hij niet, hij toont zijn zienswijze van hetgeen open en bloot voor hem ligt in dat verregende land, of in een ander werk, in een marine of in een stilleven. Hij weet zo de werkelijkheid te overstijgen en met zijn eigen observatie iets nieuws te creëren dat de kijker nieuwsgierig maakt en prikkelt.

Op die manier leerde hij zijn studenten aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Gent, onder wie Wim Delvoye, Jan Van Imschoot en nog vele anderen, hoe je boven of achter de werkelijkheid moest leren kijken, hoe je een nieuwe esthetische belevenis kon creëren met vermoedens van het werkelijk zichtbare, met kleurnuances. Bij een dichter gaat het niet anders, uitgaan van wat hij observeert of voelt of aan den lijve ondervindt om het daarna om te scheppen tot iets nieuws, zodat de lezer de mogelijkheid krijgt zelf te interpreteren. Dat is het kleine mysterie, het boeiende in een goed gedicht.

Zo vind je bij Karel vaak schilderijen met dezelfde onderwerpen. Kijk eens naar de twee werken met als titel De Zee. Ze zijn zo verschillend van lichtinval, van coloriet, van verfaanzet, en zelfs van emotie, met kleurcontrasten licht en donker in de bewegingen van de golven, dikkere of eerder zuinige paletlagen, geen afgelijnde vormen, deze schilderijen vloeien als het ware uit buiten de lijsten zodat je een gevoel van oneindigheid krijgt. Het schilderij met als titel Zomers landschap of dat met als titel Het land van Rimbaud hebben in mijn ogen veel met elkaar gemeen. Karel moet zeker de geboortestreek van Rimbaud, Charleville, hebben bezocht en onder de indruk zijn geweest. Beide schilderijen spatten haast open in de ogen van de kijker door hun krachtige kleuren, die toetsen oranje en aubergine, en olijfgroen. Het zijn poëtische werken waar het landschap zich in volle glorie uitrolt.

Ik geloof het graag dat voor Karel Dierickx schilderen bijna een boetseren is, hoe hij met gevoelige vingertoppen penseelstreken laag over laag, mijmerend de verf aanbrengt. Hij hield niet op, hij zei zelf: Schilderen is voor mij een drug. Nooit ging hij mee met de ene of andere modestrekking, hij bleef zijn eigen zichzelf, maar toch in volle overtuiging van zijn kunnen. Diezelfde overtuigingskracht vinden we terug in zijn beeldhouwwerk met zijn voorliefde voor figuren, vogels of hoofden. Het beeldhouwen noemde hij een nevenactiviteit naast zijn teken- en schilderwerk, maar minderwaardig was het niet voor hem. Met dezelfde intensiteit en emotie als aan zijn schilderijen werkte hij aan zijn sculpturen.

Een van zijn topwerken in dat genre, Het mysterie van Sint-Jan, dat hier staat, werd in 2012 geëxposeerd in de Gentse Sint-Baafskathedraal, die lang geleden inderdaad Sint-Jan heette. Het is een assemblagesculptuur uit een gevonden stuk hout, beschilderd met rode verfstreken. Ik zou aanraden, neem het werk in u op, laat uw fantasie haar gang gaan: wijst het bovenste gedeelte op de onthoofding van Johannes de Doper, is het een doornenkroon, een bloedvlek op de borst ? Dat is het nu juist wat Karel beoogde met zijn kunst: de kijker aansporen tot inleven in zijn werk, met een eigen invulling.

Karel vernietigde vaak ook tekeningen of schilderijen, scheurde ze, sneed er stukken uit, waarop hij dan een nieuwe laag verf aanbracht. Het gebeurde zelfs dat hij een volmaakt afgewerkt schilderij helemaal uit de lijst sneed. Kijk maar naar de lijst die hier tentoongesteld is en waar hij zelf commentaar bij gaf: Ceci est une peinture. Hier krijg je dan de ludieke, speelse Karel met zijn fijne humor, in tegenstelling tot de weemoedige, bijwijlen sombere ingekeerde man.

En hiermee, dames en heren, wil ik graag eindigen. Ik heb getracht zo goed mogelijk weer te geven wat ik als kijker aanvoel bij de lezing van zijn werken, en hoe ze mij inspireren en nieuwe inzichten bijbrengen. Daarvoor ben ik hem dankbaar. Karel stond nieuwsgierig in het leven als authentiek schilder en observator van al wat rond hem leefde, die nooit op de voorgrond trad in een tijd dat de conceptuele kunst een hoge vlucht nam, waardoor hij voor sommige kunstcritici een tijd uit hun vizier verdween. Dat is gelukkig veranderd. In het buitenland was er al vroeg erkenning en waardering voor zijn werk, er waren tentoonstellingen in Frankrijk, Luxemburg, Genève, Münster en andere plaatsen, en toen hij was uitgekozen voor de biënnale van Venetië in 1984 kreeg hij in de Corriere della Sera een speciale vermelding: de krant sprak van un gruppo di bellissime pitture.

Ondanks het feit dat er nog heel wat enigma’s over hem als persoon en over zijn kunst blijven hangen, dat is het lot van de groten, zal hij heel velen die met ogen open en wars van vastgeroeste ideeën naar zijn werk willen kijken, blijven inspireren, blijven emotioneren. En wij zullen hem blijven gedenken als de integere, gedreven artiest uit het allerbeste canvas gesneden, die daarnaast ook een innemend man was met de bijzondere eigenschap van een trouwe vriend.

© Jo Gisekin


Nog tot en met 27 september 2020.
Bib Harelbeke, Eilandstraat 2, 8530 Harelbeke

Het (on)zichtbare op Facebook
Het (on)zichtbare - Digther-link

Geen opmerkingen: