maandag 11 november 2019

We zijn wat we achterlaten. Altijd een masker, altijd een spoor.

Zaterdag 9/11/2019 laatst werd in zijn thuisstad Diksmuide de nieuwe dichtbundel
van Hugo Verstraeten voorgesteld. Onder de titel HiEr verzamelt Digther-man van het eerste uur Verstraeten, eindelijk nog ’s een fractie van de gedichten die hij in de voorbije decennia schreef.

Mede-Schaal van Digther-kompaan Paul Rigolle zorgde zaterdag voor een passende inleiding. Het werd, kan het anders met hun gezamenlijk Digtherlijk verleden, een licht sympathiserende tekst. De inleiding geven we hier integraal weer.

.../...

Een heel goeie avond beste mensen, vrienden van Hugo,
vrienden van de poëzie… Welgekomen!

Het is altijd fijn om iets te mogen voorstellen dat niet eerder bestond. Vanavond valt mij dat genoegen te beurt. Met dank aan die ouwe Digtherlijke gabber van mij, Hugo Verstraeten.

Vanavond mag ik u wat meer vertellen over de nieuwe dichtbundel van hem die de korte, duidelijke maar uiteindelijk ook wat cryptische titel HiEr meekreeg. Aanvankelijk vond ik die titel eerlijk gezegd maar niks. HiEr… Wat moest ik met deze vlakke titel… Wat daar aan vastgeknoopt? Maar toen ik even later het bijhorend kaftontwerp te zien kreeg en zag dat er ook grafisch wat met de titel aan de hand was; en toen ik ook de gedichten ging lezen… besefte ik dat het net zoals bij een geboorte altijd eerst wat wennen is aan de naam tot men vaststelt dat het kind geen andere naam kon hebben dan diegene die het effectief gekregen heeft. Dat kaftontwerp vind ik overigens een van de mooiste die ik de voorbije jaren onder ogen kreeg. Het is van de hand van Cornelia Boudens die het werk speciaal voor deze bundel heeft gemaakt.

Zelf heb ik Hugo persoonlijk leren kennen in Strombeek-Bever in het gezegende jaar 2002. We waren beiden met nog een pak andere dichters genomineerd voor de poëzieprijs van ‘de Blauwe Engel’. Mooie naam toch. Er waren 500 gedichten ingestuurd door niet minder dan 192 dichters. Uiteindelijk ging de prijs naar Erik Heyman, toen al vrij bekend als dichter, maar die ons helaas enkele jaren later al veel te vroeg zou ontvallen. De tweede prijs was voor ene Hugo Verstraeten uit Oostkerke waarmee ik die avond kennis maakte. Zijn bekroonde gedicht droeg als titel ‘In de dingen’. Het was een intrigerend en indringend gedicht.


In de dingen


Alles is er nog. In de dingen.
Beeld van een tafel, kamer waarin iemand licht vergat.

Alles is er nog. Stoel die in het eeuwige hapert.
Brood dat ons verzamelt. Muren waarop het
zichtbare speelt met iets daarachter:
verte, honger die het kijken niet stilt.

Stoelen verschuiven.

Namen waarin het afwezige roept.
De vochtvlek op het behang wrijft haar betekenis open:
oksel, arm. Wat zich wegwast in water.

Alles is er. Het rustige ademhalen, het blijven.
Het schuilen van vogels in de angst
van een stem.

Het raam in de nacht waait de dromen nog open.


© Hugo Verstraeten

Ik herinner mij dat ik er samen met een aantal collega’s na afloop van overtuigd raakte dat, met alle respect voor Erik Heyman, de prijs eigenlijk naar Hugo had moeten gaan. Het gedicht ‘In de dingen’ is ook nu nog altijd een van de mooiste die vandaag in zijn nieuwe bundel HiEr zijn verzameld.
Na die avond in Strombeek heb ik het genoegen gehad om Hugo nog veel beter te leren kennen. In 2007 vroeg hij mij om deel uit te gaan maken van de redactie van Digther, het tijdschrift met die vreemd geschreven naam, waarvan hij medeoprichter en hoofdredacteur was en dat nu nog steeds bestaat. Weliswaar niet meer op papier maar in de e-versie van ‘de Schaal van Digther’. Ik kon hem dat niet weigeren. Sindsdien maakte ik Hugo mee in veel hoedanigheden en omstandigheden. Als filosoof en therapeut. Als lesgever. Als dubbeltalent. Als de schilder die steevast meewerkt aan Buren bij Kunstenaars, en als de dichter waarmee ik af en toe het podium of zoals in oktober van 2015 de studio van Radio Kompas mocht delen. Ik was er zelfs getuige van hoe hij, ook in 2015, in Bambroek, Ophasselt in Zaal De Kat, de gedaante aannam van veilingmeester bij de verkoop van de duiven van zijn vader. De duivensport wist Hugo overigens ooit ’s dichterlijk te omschrijven als ‘cyclocross op vleugels’.

Maar nog even terug naar Strombeek en het jaar 2002. Hugo was met zijn gedicht ‘In de dingen’ toen al niet aan zijn proefstuk toe. In 1994 immers was zijn eerste bundel ‘Er zijn geen koningen meer‘ verschenen. Drie jaar later, in 1997, was de opvolger er al, ‘Verzamelde gezichten’. Beide bundels waren een uitgave van de Dilbeekse cahiers. Het zag er bij de uitreiking van de Blauwe Engel -prijs dan ook naar uit dat die eerste twee bundels van Hugo, die toen ook al aan het schilderen was, vlug opvolging zouden krijgen. Wel… Dat had je maar gedacht… Het heeft uiteindelijk meer dan twee decennia geduurd, tot vanavond dus, vooraleer er van Hugo nog ’s iets in boekvorm is gepubliceerd…

Wat niet belet dat hij al die tijd is blijven schrijven. En ook her en der en op internet publiceerde. Columns, proza, kortverhalen, vakteksten, gedichten… Hij is het vanuit zijn
Oostkerkse pastorie allemaal blijven schrijven. De bundel van vandaag is met zijn 54 gedichten slechts een hele kleine fractie van wat hij aan gedichten in de voorbije jaren schreef. Dat wil wat zeggen! Bij de samenstelling heeft Hugo geprefereerd om, rechttoe rechtaan, zonder afdelingen, gewoon de chronologie van hun ontstaan te volgen. Waar de gedichten in zijn eerste bundels nog vrij smal en vrij sober een verticale indruk maken en aandoen als briefgedichten waaieren veel gedichten nu breed en ongegeneerd over de hele bladspiegel. Bij nader inzien geeft het gedicht ‘In de dingen’ eigenlijk al veel van de thematiek prijs die we verder in de hele bundel aan bod zien komen: Muren waarop het zichtbare speelt met iets daarachter: verte, honger die het kijken niet stilt

Het kijken, de honger naar het kijken en de verte, het komt heel vaak in de gedichten terug. Enkele voorbeelden.

Soms was er enkel dit kijken. Een blik, een geur,
wat altijd verwaaide.
(In Amores Perros)

…/…
Om naar een dorp te kijken. En hoe je dat doet.
Met afstand en inzicht van ogen. Met vogels
die inbreken in kooien.

Om naar een verte te kijken en hoe ze daar
in voorkomt. Stip zonder elders. Met verhalen
die dichtsneeuwen telkens iemand ze vertelt.

(in een titelloos gedicht)

…/…
Verte staart langzaam in
de ogen. De spiegel luistert
naar de vuistslag van zwijgen

staat er in ‘Slak’ het gedicht dat de bundel opent…

Omdat tijd een afstand is in het verteloze van haar kijken (Bij bewustzijn)

Ook de woorden wit, sneeuw, zwijgen, stilte en al hun equivalenten worden vaak door de dichter gehanteerd. Alsof de dichter verlangt naar het op- en ondergaan in de witte mist van woorden… Sporen ook, het nalaten van sporen ook daarover heeft de dichter het in deze bundel soms letterlijk. Enerzijds sporen achterlaten en anderzijds toch helemaal achter de gedichten willen verdwijnen… Het is en blijft een schijnbare dualiteit bij dichters en zeker ook bij Hugo.


zoals elk beeld 
in steen wil verdwijnen 
en dan blijft. (Delphi)

Ook al zijn zijn gedichten soms zeer persoonlijk, of is de aanleiding waartoe ze geschreven zijn, zoals de dood van de moeder, afscheid en scheiding, zeer persoonlijk toch verdwijnt ook de dichter Verstraeten op een perfecte manier uit zijn gedichten. Het ik is een ander geworden. Het ik zijn jij en ik geworden… Een kenmerk van alle goeie poëzie!

Hugo staat vaak en graag stil ,en dat kan natuurlijk moeilijk anders bij iemand die zelf schildert, bij de dingen van de schoonheid en de troost. In HiEr steken gedichten die geïnspireerd zijn op de kunst die hij op zijn weg tegenkomt maar evenzeer gedichten die refereren naar zijn eigen creatief plastisch werk. En net als in de schilderkunst gaat het er minder om om wat je schildert, maar hoe je dat doet. De verhouding schilder – dichter speelt heel vaak mee. Dat Hugo zelf ook een schilder is laat zich hoedanook in de gedichten gevoelen. Er zijn gedichten waarin Magritte, Da Vinci, Brancusi en Caravaggio figureren en er is zelfs een gedicht met als titel ‘Schilderij’.

De bundel bevat voorts een pak verwijzingen naar de wereld van de cultuur, de geschiedenis en de actualiteit. Er zijn gedichten met als titels Saigon, Naar Auschwitz willen, Delphi, Hindemith, Orpheus of Piaf. Er is een leuke ode aan Cecilia Bartoli en er zijn drie hommages aan Humphrey Bogart. Er zijn ook een aantal mooie reisgedichten opgenomen zoals Les Hauts de Véroncle, Nîmes, Colline en Ascaso, punta d’as Diez. In de bundel steekt zowaar ook een selfiegedicht met als verhelderende titel H.V. Daarin staat de passage

(Hij) Schrijft veel
rood door het bloed om
het nooit meer te stelpen -



De eeuwigheid duurt bij Hugo Verstraeten vaak een gedicht lang. ‘Wij zijn gebeurd verklaard’ schrijft hij in het gedicht ‘Merkelijkheid’ en in ‘Beast of burden’ noemt hij de dichters: boekhouders van wat herinneringen, verzamelaars van hiaten.

Dichters schreeuwen hun verzen tegen de stilte in, liet Hugo optekenen in zijn voorwoord in Watermerk, een mooi boek dat in 2010 uitkwam bij het tienjarig bestaan van Digther. En ook: Hun woorden enkel tijdelijke onderbreking van een eeuwig zwijgen. Poëzie als opschorting van stilte, van leegte. Tot de stilte alles weer heelt en er enkel wat littekens blijven

Na decennia poëtische praktijk weten wij met Hugo Verstraeten dat poëzie de wereld niet zal redden. Maar wel dat de wereld zonder de heldere geheimtaal van de poëzie reddeloos verloren is.

In het mooie, al geciteerde Les Hauts de Véroncle staat:

We liepen van verte tot verte verloren
tot diep in elkaar. Daartussen iets
wat we nooit in konden halen.

We zijn wat we achterlaten. Altijd
een masker, altijd een spoor. Altijd
een begin van verwarring.

Het zou zowaar een epigram of een poëtische grafsteen kunnen zijn: ‘We zijn wat we achterlaten’.

In een recente column in het literair tijdschrift De Vallei, niet toevallig ‘Dead Poets Society’ getiteld, schreef Hugo:

Dichters blijven het antwoord schuldig op de vragen die ze zelf stellen. Zij laten hun gedichten wijd open staan voor wie er binnen wil treden. Goede gedichten zijn nooit af. Ze laten de lezer verder schrijven. Goede dichters schrijven niet a- priori onleesbaar of gesloten, maar tonen ons het anders zijn van de dingen. Hun woorden zingen, brullen, fluisteren of vallen zwijgend in.

Ik hoop alvast dat Hugo uit zijn dichterlijke reserves blijft putten en ons in de toekomst nog minstens een paar bundels te lezen geeft…

Maar laat ik HiEr (en nu) vooral eindigen met jullie veel leesgenot te wensen in deze mooie nieuwe bundel. HiEr is waar het gebeurt. En niet alleen vanavond. Maar nog voor heel lange tijd.


© Inleiding - Paul Rigolle


HiEr, Hugo Verstraeten, Uitgeverij Partizaan, 2019, 64 pagina's, ISBN 9789492007841





Geen opmerkingen: