woensdag 4 september 2013

Alain Delmotte - Dichterlijke overdrijvingen #1

DICHTERLIJKE OVERDRIJVINGEN

1.

Ik herinner mij – vele jaren geleden – een publiek vraaggesprek tussen de dichters Christine D’Haen en Frans Deschoemaeker. Van die avond is een uitspraak van Christine D’Haen me intens bijgebleven. In welke context, hoe en waarom, D’Haen zich deze uitspraak liet ontglippen ben ik helemaal vergeten. Ik vermoed dat het hoogstwaarschijnlijk naar aanleiding van een (onvermijdelijke) vraag van Frans over intertekstualiteit zal zijn geweest. D’Haen stelde het volgende: ‘Als ik een ‘goedendag’ zeg, dan is dit al een citaat.’ Dit lokte bij het publiek een minzaam lachje uit. Wellicht kwam het als een dichterlijk overdrijving over.

Je kunt het je inderdaad makkelijk maken en het als volgt beschouwen. Iemand een ‘goedendag’ zeggen is gewoon iets heel formeels, een woord dat hoort bij onze sociale gedragscode. Een woord zonder dubbele bodem, een woord zonder echo, een woord dat niet resoneert: niet meer dan een conventie. Om niet te zeggen: een kleinburgerlijke conventie. D’Haen dacht daar klaarblijkelijk anders over.

Aan die voor mij intrigerende uitspraak van D’Haen moest ik terugdenken toen ik onlangs een documentaire zag over wat ongetwijfeld één van de meest repressieve, tirannieke en moorddadige regimes van de twintigste eeuw is geweest: het regime van Pol Pot in Cambodja. Dit regime verbood alles wat zoal verboden kon worden. Ook het verbod op het gebruik van een aantal woorden. Onder meer het Cambodjaanse woord voor ‘goedendag’. Wie het aandurfde om het woord uit te spreken, wie over de moed beschikte om iemand te begroeten, kon er het leven bij inschieten. Je kunt je afvragen waarom dit verbod gold. Niemand werd ontzien: was het dat kleinburgerlijke dat ten allen prijze uit de bevolking moest worden gewied?

De redenering van Christine D’Haen volgend, kan je concluderen dat het in de kern eigenlijk verboden was om te citeren. Om dus boeken te lezen. En consequent waren ze wel, de rode Khmers: bibliotheken werden verboden. Komaan jongens, de fik erin. Alleen de rode boekjes en de citaten eruit bleven over.

Door dit verbod op het woord ‘goedendag’ blijkt nu plots dat achter het woord dan toch een potentieel aan resonanties, dubbele bodems en echo’s schuilgaat. Wie het woord schrapt, komt zonder meer op brutaliteit uit. In het Cambodjaanse geval: op onderdrukking en moord.

Laat het me in een ruimere context plaatsen, ruimer dan het woord ‘goedendag’. Laat het me hebben over de begroeting in het algemeen. Verbaal. En heel het gamma aan non-verbale begroetingen: van een handdruk tot een hoofdknikje. Als ik me dan probeer de stemmen en de gezichten voor te stellen van al diegenen die ik ooit eens heb begroet of die mij hebben begroet, op wie, op wat kom ik dan uit? Op een particulier levensverhaal, op een al dan niet gemeenschappelijke taal, op een gezamenlijke geschiedenis, op een cultuur. Kortom: op een beschaving. Op beschaving.

Wat is de zin, de allerelementairste zin van een begroeting? Wederzijdse bevestiging van elkaars aanwezigheid? Erkenning? Erkentelijkheid? Medemenselijkheid? (En ja, kijk eens, zelfs een hond komt je ’s morgens met een likje begroeten op een wijze die niks met veinzen te maken heeft. Conditionering? Roedelgedrag? Kleinburgerlijke conventie? Hoe was het overigens met de honden gesteld onder het regime van Pol Pot?)

En iemand niet begroeten. In vlagen van boosheid en onredelijkheid, betrap ik mezelf daar wel eens op. Het boosaardige effect dat ik ermee beoog moet kwetsender zijn dan de allerkwalijkste invectief. Want iemand niet begroeten, is dat niet iemands aanwezigheid ontkennen en daarmee zijn waardigheid?

Ik koppel hier dus het woord ‘begroeting’ aan het begrip ‘ontmoeting’. En door, dankzij, die begroeting wordt het een ontmoeting tussen gelijken. Ik denk niet dat het een dichterlijke overdrijving is om te stellen dat door het verbod op het gebruik van het woord ‘goedendag’ het de bedoeling was van Pol Pot om het individu en de gehele mensheid tot een monddode klodder te reduceren. Amputatie van het menselijke. Het was een verbod op het bestaan tout court. Een verbod op taal. Op dialoog. Het was een verbod op poëzie.


© Alain Delmotte


Dichterlijke overdrijvingen#1 - Wo 4/9/2013
Dichterlijke overdrijvingen#2 - Vr 6/9/2013
Dichterlijke overdrijvingen#3 - Zo 8/9/2013


Geen opmerkingen: