woensdag 19 maart 2014

Gevangen


Czeslaw Milosz schreef:
'Ik werd verscheurd tussen twee polen: de stille
beschouwing van een onbeweeglijk punt,
en het gebod tot actieve deelname aan de geschiedenis
.'

Seamus Heaney, een intimus van Milosz, voegde hieraan toe:
'Ik denk dat elke kunstenaar zich gevangen zal voelen in die tegenstelling tussen enerzijds het appel aan de absolute stilte en het volmaakte kunstwerk, en anderzijds de verantwoordelijkheid voor de totale rotzooi in de maatschappij.'

Die verscheurdheid vormt de belangrijkste inspiratiebron van De vrijheid van zwijgen.

Aangetroffen: op de achterflap van 'De vrijheid van zwijgen', nog steeds een mooie dichtbundel van Johan de Boose (Uitg. Poëziecentrum, 2008)


zaterdag 15 maart 2014

Dat is de grap

Bij voorbaat zeggen dat een gedicht in opdracht een lofdicht moet zijn? Dat is een varken aan zijn staart trekken, dan rent hij juist vooruit. Niet omdat je als dichter per se tégen iets wilt zijn, maar omdat je geest juist in het dichten met taal en inhoud de vrijheid op wil zoeken, de vrjheid én de essentie. Die vrijheid van denken en voelen is precies wat poëzie voor mij poëzie maakt. Wat poëzie interessant maakt. Die vrijheid, dat is de grap.

Vindplaats: De grap van poëzie is een varken - Heleen Bosma

dinsdag 4 maart 2014

Gesprek met Erwin Steyaert

Dit jaar was de tweejaarlijkse literaire wedstrijd van de Stad Oostende aan zijn 8 ste editie toe. De juryleden Hester Knibbe, Koen Stassijns, Lies Van Gasse, Ivo van
Strijtem
, Koen Vergeer en Digther-redacteur Frank Decerf kwamen onder leiding van voorzitter Geert van Istendael in de bibliotheek van Oostende samen om de winnaars te bepalen. Nadat in 1998 bij de allereerste editie nog 97 dichters deelnamen en Paul Rigolle toen met de eerste prijs ging lopen, mag de prijs nu wel als helemaal volgroeid worden beschouwd. Dit jaar namen niet minder dan 862 dichters deel en de juryleden mochten heel aandachtig 1462 teksten gaan lezen. De deelnemers kwamen uit 7 verschillende landen. Winnaar werd Bruggeling Erwin Steyaert met zijn Gedicht voor Molly Bloom. Nadat Frank Decerf eerder al met Peter Mangel Schots, de tweede en met Rinske Kegel, de derde laureaat mocht interviewen, legde hij na afloop van de proclamatie zijn vragen ook voor aan Erwin Steyaert. Hieronder het winnende 'Gedicht voor Molly Bloom' en het gesprek.


Gedicht voor Molly Bloom


O Molly, ’ s nachts proef ik op mijn tong,
al jouw labialen, je O’s en Y’s,
rondingen en richtingwijzers van klinkers
naar jouw kusten, o ja, Molly, jouw ja,

voor de tijd die het duurt, toegewijd,
en rond en klef, de ongewijde hostie
in het tabernakel van je warme mond,
en de consecratie van je L, Molly,

de palataal van je oksels en lenden,
van je leest en vochtige ogen, één
en al glinstering in het parelmoer
van goedkope schmink, en je B’s, Molly,

Babylonische roem uit Dublin, gebazel
en gehijg in de cups van je bloemen,
je B’s, als brandnetels op de lippen
van de mannen, mannen, Molly,

mannen, de vloei van je M, de alfa
en omega van je naam, mirre
van Melchior, muskaat uit Gibraltar,
wier van je Ierse zee, je maakt je

tot mijn strand met je M, Molly, tot in
de meeuwen der meeuwen mijn Molly.


©Erwin Steyaert


Erwin je bent Bruggeling en je studeerde Klassieke Filologie en Filosofie aan de U Gent en de KU Leuven. Momenteel ben je tewerkgesteld in het onderwijs. Je publiceerde onder andere in Het Liegend Konijn, Digther, Plebs, Poëziekrant en De Brakke Hond. Ook ontving je al meerdere literaire prijzen. Hoe, waarom en wanneer zette je de eerste stappen in de literaire wereld?En kun je ons vertellen waarom je met schrijven bent begonnen?

Door deel te nemen aan de poëziewedstrijd van Oostende in 2006. Ik deed dat uit een behoefte om mijn plaats te leren kennen in het veld. Was wat ik maakte goed genoeg om het met anderen te delen of zou ik alleen voor mezelf blijven schrijven? Dat was de vraag waarmee ik zat. Tja, waarom ik beginnen schrijven ben? Lezen en je laten bedwelmen door lectuur behoorden vanaf mijn lagere onderwijsperiode tot de meest verfijnde geneugten die ik in mijn leven ervaren heb. Ik kon mij diep laten raken door een gedicht of een verhaal. Met iets zo immaterieels als woorden en taal, kan een schrijver bij een onbekende lezer een overweldigende en intieme indruk nalaten. Ik denk dat het verlangen om zulk ‘magisch’ effect op een ander te hebben, een van de diepste drijfveren van het schrijven is. De behoefte om te verleiden en bevestigd te worden als een weldoener. Eenvoudiger gezegd: om te behagen.

Wie waren of zijn je grote literaire voorbeelden?

Ik heb altijd veel gelezen. Zowel Nederlandse als anderstalige auteurs. Ik bewonder veel schrijvers. De ene om zijn stijl, de andere om zijn inhoud. Dat zal ongetwijfeld op vele manieren invloed uitoefenen. Ik heb geen voorbeelden die ik bewust en consequent navolg.

Wat publiceerde je tot op heden?

Vrij weinig. Een dertigtal gedichten verspreid over verschillende tijdschriften.

Heb je naast schrijven nog andere artistieke talenten?

Mijn vader is beeldhouwer. Van jongsaf was ik omringd door kunstboeken. Ik heb een tweetal jaar amateuristisch getekend en geschilderd. Dat deed ik heel graag. Maar daar ben ik niet mee verder gegaan. Op latere leeftijd volgde ik ook twee jaar conservatorium. Wat een ontgoocheling om te ontdekken dat ik helemaal geen talent had voor iets wat ik zo bewonderde als muziek! Bij notendictee hoorde ik niet eens of de melodie omhoog of omlaag ging. Blijkbaar moet je op zeer jonge leeftijd ingewijd worden in de taal van de muziek.

Hoe selecteerde je de inzending voor de Poëzieprijs van de stad Oostende?

Bij een feedback-samenkomst raadden vrienden mij aan om het gedicht voor Molly Bloom op te sturen voor een wedstrijd. De jury in Oostende is bijzonder onderlegd en bestaat bijna volledig uit germanisten. Ik vermoedde dat zij vanuit de titel de talrijke verwijzingen naar taalkunde, het katholieke Ierland en de roman van Joyce zouden kunnen appreciëren. Het had ook anders kunnen uitdraaien.

Wat zou je nog graag willen schrijven?

Gedichten schrijven doe ik met zoveel arbeidsvreugde dat het nauwelijks arbeid is. Ik zou ook graag uittesten wat mijn mogelijkheden zijn in proza. Ik schreef al enkele verhalen, een roman. Proza vraagt een heel andere taalattitude en valt me moeilijker. Maar aan ideeën geen gebrek. De vraag is of ik er het talent voor heb.

Heb je tijdens het schrijven een bepaalde routine? Hoe ga je tewerk?

Achter je bureau zitten en je niet laten afleiden. Het klinkt een beetje banaal maar daar komt het op neer. Ik geloof niet dat ik er bepaalde rituelen op nahoud. Toch niet dat ik weet.

Wat was/is de aanleiding voor je laatste/volgende bundel?

Een individuele bundel heb ik nog niet gepubliceerd. Wel al verschillende samengesteld. Ook hier weer vele ideeën en projecten. Voor een stuk groeien die uit de initiatieven van de Pazzi di Parole, een dichtersgroep, momenteel een kwartet, waar ik deel van uit maak. We lezen en becommentariëren elkaars werk. We houden ook een vinger aan de pols van het maatschappelijke gebeuren. Er staat een groepsbundel op stapel. Een goede titel vinden is altijd een delicaat karwei.

Nu je bij de prijswinnaars bent van de Poëzieprijs van Oostende, heb je verwachtingen?

Ik hoop dat ik binnen afzienbare tijd een individuele bundel mag publiceren.

Hoe sta jij tegenover een vaste boekenprijs?

Ik ben niet zo goed thuis in de commerciële machinerie van uitgeverij en boekhandel. Maar ik begrijp wel dat elke economische activiteit een eenvoudige wetmatigheid heeft: als je geen winst maakt, zinkt het schip. Ik hoor vanuit Nederland dat een bij wet opgelegde vaste boekenprijs voordelen heeft. De inkomsten van een auteur bestaan uit een afgesproken procent van de verkoopsprijs. Ik ben geneigd te geloven dat een vaste prijs in het voordeel van de auteur is. De belangen van de auteur en de traditionele boekhandelaar vallen hier samen.

Welke dichtbundels las je onlangs, waarom?

Ik loop vaak langs in de bibliotheek in Brugge. Ze kopen geregeld nieuwe bundels. Ik neem graag enkele bundels mee. Een bundel van A tot Z lezen kan ik niet. De laatste bundel die ik meenam was “Het hebben van schaduw” van Hester Knibbe.

Volg je de huidige lichting nieuwe en jonge dichters? Waarom wel/niet?

Werk van jonge dichters intrigeert me wel, maar ik volg het niet op de voet wegens tijdsgebrek. Omdat ik op dit moment deel uitmaak van de jury van de Melopee poëzieprijs lees ik wel alle Vlaamse literaire tijdschriften na op zoek naar het meest beklijvende gedicht. Daardoor krijg ik wel een kleine inkijk in wat er leeft.

Wat beïnvloedt/beïnvloedde je stijl?

Opmerkingen in feedbacksessies met collega’s. Ik maak deel uit van drie zulke groepen. Telkens met verschillende mensen. Hun opmerkingen hebben een sturend effect.

Bent u in een of ander literair hokje te plaatsen?

Ik mag hopen van niet. Ik stel in elk geval bij mezelf geen streven vast om bij één of ander label thuis te horen. Maar een mens is altijd kind van zijn tijd.

Wat stoort jou het meest in deze wereld?

Onrecht in al zijn vormen. En het gemak waarmee we denken beter te zijn dan degenen die we veroordelen.

Wat stoort jou het meest in de literaire wereld?

Niets speciaals. Ik ken die wereld ook niet zo goed. Maar ik kan me moeilijk voorstellen dat het er anders aan toe zou gaan dan in de universitaire of politieke of eender welke andere wereld. Pietluttigheid en grootmoedigheid tref je overal. Waar mensen de dienst uitmaken zijn blaaskakerij en wijsheid altijd aanwezig vermoed ik.

Lees je vaak buitenlandse auteurs?

Ik lees zowel Nederlandse als anderstalige auteurs. Omdat je namen vraagt: David Mitchell vind ik een virtuoze schrijver. In het Nederlandse taalgebied verschijnen jaarlijks evenveel vertaalde titels als oorspronkelijk Nederlandstalige. Ter vergelijking: in Frankrijk vormt de vertaalde literatuur slechts drie procent van de productie. Dat wil zeggen dat wij, als lezer, een ruimere blik kunnen ontwikkelen. Dat is positief. Anderzijds moet een auteur die in het Nederlands schrijft ook optornen tegen keigoede boeken uit de wereldliteratuur. Dat hoeft niet noodzakelijk nadelig te zijn: de lat ligt daardoor wel zeer hoog.

De Nobelprijs: wat is jouw visie i.v.m. dergelijke prijs?

Kafka, Proust, Joyce, Pessoa, Nabokov, Borges, Tournier, Yourcenar hebben in de vorige eeuw die prijs niet gekregen... L.P. Boon en W.F. Hermans ook niet. Dat onze taal geen wereldtaal is, speelt zeker een belangrijke rol. Scandinavische auteurs en bij uitbreiding Westerse auteurs zijn oververtegenwoordigd in de palmares. Langs de andere kant: wie leest vandaag nog Maeterlinck of Sjocholow? Wie leest nog Simon of Martinson? Een Nobelprijs is geen garantie voor onsterfelijkheid noch voor superuitzonderlijke kwaliteit. Dat hoeven geen argumenten te zijn tegen een Nobelprijs voor de literatuur. Een prijs krijgen is prettig. Maar er zijn altijd goede schrijvers die de prijs niet krijgen. Dat geldt ook voor de poëzieprijs van de stad Oostende. Ik geloof dat de jury zijn best doet. Maar onder de 1480 gedichten zaten er beslist nog die de prijs verdienden. We moeten ons als lezers niet blind staren op eretekens en onderscheidingen.

Wat mogen wij nog van jou verwachten?

Ik hoop dat ik in staat ben om enkele projecten uit te werken en dat ik er een uitgever voor vind.

Namens Digther, bedankt Erwin

Opgetekend door Frank Decerf, redactielid Digther

http://pazzidiparole.com/
http://pazzidiparole.com/erwin/

- de tweejaarlijkse poëzieprijs van Oostende - editie 2013-2014
- Gesprek van Frank Decerf met Rinkske Kegel (Zo 2/3/2014)
- Gesprek van Frank Decerf met Peter Mangel Schots (Ma 3/3/2014)
- Gesprek van Frank Decerf met Erwin Steyaert (Di 4/3/2014)


maandag 3 maart 2014

Gesprek met Peter Mangel Schots

De tweede prijs in de Tweejaarlijkse poëziewedstrijd van de Stad Oostende -
editie 2013-2014 ging onlangs naar Peter Mangel Schots. Daarmee was deze bezige freelancer, schrijver, journalist én dichter niet aan het alom bekende proefstuk toe. Eerder vielen hem al diverse literaire prijzen te beurt (Opwijk, Sint Niklaas, Harelbeke...). In de vorige editie van de Oostendse poëzieprijs bezette hij al de bronzen stek. Nu werd de Oostendse jury erg bekoord door zijn gedicht 'Pools Boeket'. Digther-redacteur Frank Decerf, tevens jurylid in Oostende, mocht hem voor 'de Schaal van Digther' even interviewen. Hieronder het gedicht 'Pools Boeket' en het gesprek.


Pools boeket


Ze komen uit de weiden ’s ochtends
wanneer de avond vanzelfsprekend
nog ongeschonden zal zijn

of uit een kleine ambachtswinkel
met een deur half uit de hengsels en
een kind dat in de achterkamer schreit

of groeiden langs de bielsen
op een spoorwegberm tussen
distels, brandnetels en klit.

Tegen een kampwand markeren ze nu
klaproosrood en gouwegeel twee pasfoto’s
als vakjes op een bingokaart, twee nummers die

door het spel van langs hen heen
schuivende bezoekers weer even luidop
namen krijgen. Amelia. Tadeusz.


©Peter Mangelschots


Peter, hoe, waarom en wanneer ben je met schrijven begonnen? Was daar een speciale reden voor?

De eerste grote stap naar buiten moet in 2003 geweest zijn, toen ik deelnam aan de literaire wedstrijd van de stad Aarschot. Ik nam er deel in de categorie kortverhalen en won ook meteen. Daardoor mocht ik het podium op tijdens de 23e Nacht der Poëten, net als Philip Hoorne die de poëziewedstrijd had gewonnen. De Nacht der Poëten, waaruit ondertussen Weg Met Dichters is gegroeid, verzamelde jaarlijks grote namen, het was een belevenis om daar als jonge schrijver tussen grote namen te staan als de dichters Leonard Nolens, Ilja Pfeiffer, Jean-Pierre Rawie en wijlen Simon Vinkenoog, en verder ook nog taalkunstenaars als Pjeroo Roobjee, Jan Mulder, Jan Decleir, Pascale Platel... Ik heb nog een paar flyers van die avond, die koester ik wel als een tastbare herinnering aan die ‘eerste stap’. Natuurlijk kwam die prijs ook niet helemaal uit de lucht vallen, maar al wat zich daarvoor afspeelde, bleef in het verborgene: van kleins af leesgraag, een begeesterende leraar Nederlands in het vierde middelbaar, de eerste gedichten op mijn achttiende… Maar dan stokte het even. Toen ik afgestudeerd was als germanist aan de KU Leuven ben ik een tijdje gestopt met schrijven – het één heeft overigens niet rechtstreeks met het ander te maken, gewoon een kwestie van andere levensbehoeften. Na een jaar of vijf heb ik het weer opgepikt en wat later kwam dan Aarschot. Dan heeft het nog enkele jaren gesudderd, met een deelname aan een wedstrijd hier en daar. De voorbije vijf jaar ben ik het echt ernstig gaan nemen, met oog op publicatie.

Wie waren je grote voorbeelden, als die er al waren?

In de poësis – ook al heette dat in mijn tijd allang niet meer zo – werd mijn belangstelling voor poëzie aangewakkerd door meneer Heylen, de leraar die ik al noemde en die ik toen het tweede jaar op rij had. We kregen een mooi overzicht van de Nederlandstalige poëzie van de voorbije eeuw en ik was nogal weg van Gerrit Achterberg. Nadien, in Leuven, ben ik van Hugo Claus gaan houden en vervolgens van de postmodernen zoals Peter Verhelst, Dirk Van Bastelaere en Erik Spinoy. Nog later ben ik helemaal gevallen voor de Zweedse Nobelprijswinnaar Tomas Tranströmer. Die poëzie zou iedereen moeten lezen.

Wat heb je tot op vandaag gepubliceerd?

Ik heb poëzie en proza gepubliceerd in enkele literaire tijdschriften zoals Het Liegend Konijn, Deus Ex Machina, Gierik-NVT, Schoon Schip, Meander… Daarnaast was ik ook gastauteur van Het Boek Hauser, dat voortgevloeid is uit het multimediaproject ‘Hauser’ van Annemarie Estor en Lies Van Gasse. En het manuscript van mijn debuutbundel heb ik net afgewerkt en stuur ik met tussenpozen naar enkele uitgeverijen, daar hoop ik de komende weken meer nieuws over te krijgen.

Hoe selecteerde je jouw gedicht voor de Poëzieprijs van de stad Oostende?

Ik heb twee gedichten ingestuurd. Omdat ik mijn manuscript aan het afronden was en enkele goeie gedichten elders al prijzen hadden weggekaapt, was de keuze eerder beperkt. Ik koos voor een gedicht met veel inhoud (dat uiteindelijk de tweede prijs won) en een gedicht dat meer zuiver poëtisch was. Ik moet wel zeggen dat ik in het verleden als ik aan een wedstrijd deelnam (nu doe ik nog alleen aan Oostende en de Nederlandse Turing mee), geregeld keek naar de gedichten die de jaren ervoor gewonnen hadden. De jury in Oostende kiest vaak voor wat langere verhalende gedichten. Vier jaar geleden schreef ik op de dag van de deadline nog speciaal een gedicht in die richting. Dat werkte blijkbaar want ik zat toen ook bij de tien genomineerden.

Wat zou je nog graag schrijven?

Een roman. Nu mijn manuscript van een poëziebundel klaar is, gooi ik me even op proza – al zal de poëzie op zijn minst blijven sluimeren en af en toe doorbreken. Begin dit academiejaar ben ik in Antwerpen begonnen aan de SchrijversAcademie voor Proza.

Hoelang werkte je aan je laatste publicatie, waren er moeilijkheden?

Een aantal maanden geleden vroeg Jozef Deleu me om mee te werken aan het eerste nummer van Het Liegend Konijn in 2014, een speciaal themanummer rond oorlog. Daarvoor moest ik dus specifiek oorlogsgedichten gaan schrijven en dat was best lastig, opdrachtgedichten leveren niet altijd de beste poëzie op. Maar uiteindelijk is het me wel gelukt, door het thema breed open te trekken. Eentje ervan paste bijvoorbeeld naadloos in een cyclus die ik aan het schrijven was over een reis naar Berlijn en Polen. Dat is trouwens het bekroonde gedicht in Oostende (‘Pools boeket’), zij het onder een andere titel (‘Tussen de distels’) en met lichte aanpassingen.

Je bent een belangrijke prijswinnaar van de PPO, wat zijn je verwachtingen?

Al lachend zou ik kunnen zeggen: na een derde prijs in 2012 en een tweede dit jaar, mag het in 2016 wel eens de eerste prijs zijn. Dat parcours reed ik al eens in Sint-Niklaas, maar dat is quasi onmogelijk te herhalen, want de top drie, top tien, ligt altijd zo dicht bijeen dat je ook heel wat geluk nodig hebt om die eerste prijs te winnen. Neen, serieus: wat ik hoop en verwacht is dat mijn debuut eind dit jaar of begin volgend jaar in de winkels ligt. En ook met stip: ik zou graag meer optreden. Je poëzie voorlezen en zo een publiek vermaken is het mooiste wat er is.

Ben je lid van een literaire vereniging?

Ik ben van plan mij eerstdaags aan te sluiten bij de VAV, de Vlaamse auteursvereniging. Maar je bedoelt misschien een schrijfgroep of een dichtersgenootschap of zo? Wel, dat ook: een drietal jaar geleden hebben we met enkele dichters CoLetters opgericht, waarmee we ongeveer om de twee maanden feedbacken en af en toe eens optreden. De andere leden zijn Daniel Billiet, Hilde Pinnoo, Tine Mortier, Ann Van Dessel en Lieve Desmet. Dat groepje is ontstaan vanuit een masterclass poëzie die Daniel gaf.

Volg je de huidige lichting nieuwe/jonge dichters?

Ja, zeker, omdat ik er zelf toch ook nog toe behoor. Ik zit in de generatie van de jaren zeventig, met Annemarie Estor, Michaël Vandebril, David Troch, Xavier Roelens, Els Moors, Max Temmerman… En achter hen komen al snel een aantal dichters die net iets jonger zijn, geboren in de eerste helft van de jaren tachtig: Lies Van Gasse, Sylvie Marie, Maud Vanhauwaert, Maarten Inghels… Velen van hen ken ik persoonlijk en dan volg je hen automatisch meer. Voor de rest is daar geen peil op te trekken, want ze schrijven erg uiteenlopende poëzie. En dan zijn dat alleen nog maar de Vlamingen. Het contact met de Nederlanders is helaas iets beperkter, maar daar let ik toch ook steeds op nieuw werk van Maria Barnas, Ellen Deckwitz, Kira Wuck, Lieke Marsman, Hanneke van Eijken, Frouke Arns… Allemaal vrouwen, merk ik nu. Het is wel opvallend hoeveel vrouwelijke dichters er in die generatie opstaan.

Ben jij in een of andere literaire strekking onder te brengen?

Neen, totaal niet. De verschillende cycli in mijn bundel ademen ook telkens een andere sfeer. Ik heb qua stijl nog veel meer uiteenlopende gedichten geschreven, maar degenen die in het manuscript terechtgekomen zijn, vertonen een zekere coherentie. Wat in een aantal gedichten wel opvalt, is dat ze maatschappelijke, historische of andere links hebben: er zijn gedichten over Auschwitz (zoals het bekroonde in Oostende), maar ook een lang over een Amerikaanse vrijwilligster in Palestina of gedichten bij het werk van een Chinese fotokunstenaar. Want dat vind ik wel: poëzie mag zeker aan introspectie doen, maar mag ook wel ergens over gaan.

Bedankt Peter!

http://www.petermangelschots.be/

Opgetekend door Frank Decerf, redactielid Digther

- de tweejaarlijkse poëzieprijs van Oostende - editie 2013-2014
- Gesprek van Frank Decerf met Rinkske Kegel (Zo 2/3/2014)
- Gesprek van Frank Decerf met Peter Mangel Schots (Ma 3/3/2014)
- Gesprek van Frank Decerf met Erwin Steyaert (Di 4/3/2014)


zondag 2 maart 2014

Gesprek met Rinske Kegel

De Nederlandse dichteres Rinske Kegel ontving laatst met het sterke gedicht "Toen je al weg was" de derde prijs in de Tweejaarlijkse poëziewedstrijd van de Stad Oostende. Hieronder het gedicht en het gesprek dat Digther-redacteur Frank Decerf n.a.v. de wedstrijd met haar had.


Toen je al weg was


Bij de flessen water kon je niet kiezen welke
ik wilde zo graag dat ik niet hoefde te kiezen
toen we in het park aankwamen jij bij mij
achterop en er van dronken zaten er bubbels in

we kochten aardbeien
ik kocht aardbeien
ik kocht alles
ik betaalde alles en mijn fiets viel om
en die raapte ik zelf op
er vielen nog meer fietsen om
ik raapte alle fietsen op

jij wilde liggen je wilde in de aarde
zakken en ik wilde je hier houden
maar de zwaartekracht had zijn
werk al gedaan en je lachte naar me
als een vader naar een kind dat knoeit

Je deelde aardbeien uit aan andere mensen
in het Vondelpark
je zei zo doen ze dat in Berlijn


©Rinske Kegel

Beste Rinske, proficiat en welkom in Oostende. Je zegt me dat je naast schrijfster ook illustratice bent, je hebt dus meerdere talenten, maar daar kom ik later nog even op terug. Je bent geboren in Haren, Nederland, in het
jaar 1973 en ondertussen heb je al wat van je gedichten her en der in publicaties gezien; ik denk bijvoorbeeld aan het literair tijdschrift Op Ruwe Planken, het Tijdschrift Ei en De Uitvreters. In 2012 behaalde je de top 100 van de Turing Nationale Gedichtenwedstrijd met het gedicht “De moeder van Tom moet dood”, dat is alvast een mooi begin. Maar vertel eens hoe je tot het schrijven bent gekomen
.

Schrijven doe ik al sinds ik een pen kan vasthouden. De eerste serieuze stappen zette ik rond mijn twintigste. Ik woonde toen in Amsterdam en deed bijvoorbeeld regelmatig mee aan de poëzieavonden in Café Festina Lente, waar toen Simon Vinkenoog nog in de jury zat. Ook was ik al actief op internet en publiceerde ik daar gedichten. Zo is het langzaam gegroeid. De laatste vijf jaar ben ik er echt intensief mee bezig en met succes. Zo behaalde ik in 2012 de top 100 van de Turing Nationale Gedichtenwedstrijd, belande ik o.a. op de longlist van 20 beste verhalen van de Lowlands schrijfwedstrijd van uitgeverij Nijgh & van Ditmar en dit jaar verschijnen er zes gedichten van mij in Vlaams literair blad Het Liegend Konijn.

Wie waren of zijn je grote voorbeelden?

Echte voorbeelden heb ik niet, het is meestal zo dat een enkel gedicht me raakt. De poëzie van Tjitske Jansen en Wislawa Symborska vind ik fijn omdat het poëzie zonder opsmuk is. Daar hou ik van, helderheid. Menno Wigman vind ik mooi, Bernard Wesseling, Herman de Coninck. Absurditeit kan me ook bekoren. Delphine Lecompte doet dat. Ik hou van haar humor, het schrijnende en speelse in haar poëzie. Lyriek is niks voor mij. Ik hou van spreektaal en er mag gelachen worden. Mijn inspiratie komt vaak genoeg uit het leven zelf. Een vreemde zin uit de krant, een sjokkende opa achter een rollator, de zwarte schaduwen van vogels op de daken en de ( falende) communicatie tussen mensen.

Wat publiceerde je tot op heden?

Mijn eerste officiële publicatie van een gedicht was bij literair open podium Op Ruwe Planken. Daarna kwamen er o.a. publicaties in De Gids, Strapuzy, Tijdschrift Ei, De Uitvreters een uitgave van literair productiehuis De Wintertuin. Ook trad ik o.a. twee maal op bij Poëziefestival Onbederf'lijk Vers Nijmegen en eenmaal bij De Prinsentuin in Groningen. Ik sta in twee finale Poetryslams dit jaar. Ik ben in verschillende bloemlezingen te vinden. Daar kan ik inmiddels een heel schap van mijn boekenkast mee inrichten. Ik hoop nog een bundel uit te gaan geven, dat is mijn grote streven op dit moment. Ik denk dat de derde prijs in Oostende hierbij helpt.

Je hebt blijkbaar nog andere artistieke talenten, vertel eens.

Ja, ik illustreer. Dat combineer ik graag met schrijven. Ik heb bijvoorbeeld illustraties gemaakt voor Digitaal cultureel magazine De Optimist. Ik won de podcastwedstrijd van Kluger Hans met een illustratie en heb een illustratie gemaakt voor Hard/Hoofd. Ik maak ook vrij werk, voornamelijk portretten die te zien zijn op www.rinskekegelillustraties.blogspot.com Daarnaast ben ik actrice. Ik acteer voornamelijk in communicatietrainingen op de universiteit, maar heb ook in een aantal voorstellingen gespeeld. Ik kan heel veel, zingen, tekenen, schrijven, acteren. Het werkt soms versnipperend. Tegelijkertijd heb ik al die dingen nodig om uitdaging te blijven voelen.

Wat zou je nog graag willen schrijven?

De laatste tijd waag ik me steeds vaker aan korte verhalen, daar zou ik nog wel meer aandacht aan willen gaan besteden. Het is voor mij nog een beetje een onbetreden sneeuw. Die speurtocht vind ik fijn om aan te gaan. Ik hou van steeds nieuwe uitdagingen. Ik vraag daarbij aan andere schrijvers feedback.

Heb je tijdens het schrijven een bepaalde routine? Hoe ga je te werk?

De meeste ideeën ontstaan voor het slapen gaan, in de trein, tijdens de ochtendzwem of op andere vreemde momenten. Voor het uitwerken moet ik wel rust en focus hebben. Gedichten schrijf ik altijd eerst in een boekje. Ze ontstaan vaak vanuit een enkele zin. Daarna ga ik ze uitwerken. Soms duurt dat maanden, soms een dag. Ik ga steeds ambachtelijker te werk. Vroeger was ik soms te snel tevreden. Nu laat ik het vaak veel langer garen. Vraag soms om feedback van anderen en ik dood mijn schatjes, mijn lievelingszinnen, sneller dan voorheen als dat nodig is.

Nu je bij de prijswinnaars bent van de Poëzieprijs van Oostende, de duurste literaire prijs voor één gedicht in ons Nederlandstalig gebied, heb je speciale verwachtingen?

Zoals ik al eerder zei is de prijs een grote opsteker en denk ik dat het mee zal spelen in de beoordeling van mijn werk bij uitgevers en redactieleden van literaire bladen. Het geeft mij tevens bevestiging dat ik goed kan schrijven. Je belandt niet zomaar in de top 3 uit 1462 inzendingen.

Welke dichtbundels las u onlangs, waarom?

Ik las de voorlaatste van Delphine Lecompte, ik had haar horen voorlezen in de bibliotheek in Nijmegen waar ik vaak assisteer bij de maandelijkse poëziemiddagen. Ik vond haar gedichten beter worden toen ik ze hoorde en ik kon er meer lijn in ontdekken. Ik heb altijd verschillende bundels open liggen, het inspireert me tot schrijven. Het beste medicijn is elke dag een paar gedichten lezen. De laatste die ik las, Herman De Coninck, het debuut van Frouke Arns en ik herlas Paul Snoek die een speciale plek in mijn hart heeft. Mijn lievelingsgedicht van hem is 'Het luchtkasteel'. Het zou zomaar kunnen dat met dat gedicht de liefde voor poëzie begonnen is.

Volg je de huidige lichting nieuwe en jonge dichters?

Ja, die volg ik. Ik vind het mooi dat poëzie altijd in ontwikkeling is en dat jonge mensen zich er aan wagen. Ik vind Marieke Rijneveld een puur talent bijvoorbeeld. Tim Pardijs, die nu stadsdichter is van Zutphen, daar gaan we nog van horen en niet te vergeten Wout Waanders, stadsgenoot en winnaar van de vorige editie van Oostende. Ik wissel ook uit met deze aanstormende talenten en kan plaatsvervangend trots zijn op hun ontwikkelingen.

Bent u in een of ander literair hokje onder te brengen?

Ik hou niet van hokjes. Ik schrijf en denk er niet bij na of het ergens in past. Het schrijven is een proces, ik wil mij steeds vernieuwen en daarom lees ik veel van anderen en dat inspireert. Of dat ergens in past interesseert mij niet, of het raakt, herkenbaar is of ontregelt is van groter belang.

Wat stoort jou het meest in deze wereld?

Wat ik het ergste vind is onverschilligheid. Ten aanzien van de zorg voor moeder aarde en de mensen die er op wonen. We hebben de natuur nodig en we hebben elkaar nodig. Ik hoor van steeds meer mensen dat ze hun buren niet kennen. Ik stoor me aan het feit dat mensen zich minder lijken te verbinden met elkaar en de omgeving. Iedereen draag oordopjes, is met zijn smartphone bezig, met zichzelf bezig. Voor mij een reden om geen sociale media zoals Facebook en Twitter meer te gebruiken en een mobiele telefoon uit de prehistorie te gebruiken die alleen aangaat als dat echt nodig is. Ik luister liever naar de vogeltjes, het verkeer, de mensen in de trein dan naar een koptelefoon. Bovendien zing ik graag zelf op de fiets.

Wat stoort jou het meest in de literaire wereld?

Soms krijg ik de indruk in het literaire klimaat van Nederland dat het veel buitenkant is. Dat men bang is voor concurrentie en dat netwerken en vriendjes hebben in die wereld belangrijker is dan de inhoud van het geschrevene. Dat vind ik jammer, want het moet gaan om wat er op papier staat. Ik vind Nederland in die zin klein, dat is ook de reden dat ik aan Vlaamse wedstrijden mee doe en naar Vlaamse tijdschriften stuur. Mijn gevoel zegt dat er meer openheid heerst in Vlaanderen, meer ruimte voor experiment en verschillende schrijfstijlen. Dat vond ik ook zichtbaar in de tien nominaties van de Oostende wedstrijd. Een enorme verscheidenheid aan gedichten. Daar geniet ik van. Misschien gaat het ook tijd worden Zuid Afrika en Suriname te verkennen.

Lees je vaak buitenlandse schrijvers?

Ik lees graag Wislawa Szymborska, Ewa Lipska, Gert Vlok Nel en Czeslaw Milosz. Zoals mijn eigen schrijfstijl steeds aan verandering onderhevig is, zo lees ik steeds weer anderen. In het decembernummer van Kluger Hans las ik gedichten van Alessandra Palmigiano, die bekoorden mij ook.

Wat mogen wij nog van jou verwachten?

Het streven is een bundel en ik blijf insturen naar literaire bladen. Ik blijf schrijven, zonder dat ben ik een verschrompeld aardappelschilletje. Ik blijf doorgaan met schrijven, ik kan niet anders. Jullie zullen van me blijven horen.


Opgetekend door Frank Decerf, redactielid Digther

- de tweejaarlijkse poëzieprijs van Oostende - editie 2013-2014
- Gesprek van Frank Decerf met Rinkske Kegel (Zo 2/3/2014)
- Gesprek van Frank Decerf met Peter Mangel Schots (Ma 3/3/2014)
- Gesprek van Frank Decerf met Erwin Steyaert (Di 4/3/2014)

http://rinskekegel.blogspot.be/
www.rinskekegel.nl


De tweejaarlijkse Poëzieprijs van de stad Oostende

Met de recentste editie van Gedichtendag werden zoals vanouds opnieuw een aantal poëzieprijzen uitgereikt. De meest prestigieuze prijs, de VSB-poëzieprijs, ging dit jaar naar Antoine de Kom voor zijn bundel 'Ritmisch zonder string'. De Herman de Coninck-prijs was een prettige buit voor Paul Bogaert. Het niet onaardige bedrag van 10000 euro verbonden aan de Turing-Nationale Gedichtenwedstrijd waarvoor massaal werd ingezonden ging voorts naar de jonge dichteres Mieke van Zonneveld en in Oostende kreeg de tweejaarlijkse prijs van de stad, waarvoor ook al door iedereen - bekend of niet bekend - gedichten mogen ingestuurd worden, zijn bestemming. Erwin Steyaert (1959) uit Brugge ontving de eerste prijs van 2.500 euro voor zijn Gedicht voor Molly Bloom. De tweede prijs, (de prijs van de Provincie West-Vlaanderen) van 1.250 euro ging naar Leuvenaar Peter Mangel Schots (1972) voor zijn gedicht Pools Boeket. De derde prijs van 625 euro werd toegekend aan Rinske Kegel (1973) uit Nijmegen (NL) voor het gedicht toen je al weg was. Er waren eervolle vermeldingen voor Julia Beirinckx (Op stap met Aloïs), Anna De Bruyckere (Noordereiland), Jaap Ferwerda (Cor S †), Loek Smit (In de hoge Apennijnen), Johan Wambacq (De laatste mussen), Hilde Wijnen (en of jij bestaat) en Iris Wynants (hij blaast regen op zijn klarinet).

Digther-redacteur én jurylid Frank Decerf sprak na de uitreiking met de drie laureaten Erwin Steyaert, Peter Mangel Schots en Rinske Kegel. De neerslag van zijn gesprekken is de komende dagen hier op deze Schaal van Digther-bladzijden na te lezen. Vandaag publiceren we het gesprek met Rinske Kegel. Morgen en overmorgen komen de andere laureaten aan de beurt.

- Gesprek van Frank Decerf met Rinkske Kegel (Zo 2/3/2014)
- Gesprek van Frank Decerf met Peter Mangel Schots (Ma 3/3/2014)
- Gesprek van Frank Decerf met Erwin Steyaert (Di 4/3/2014)