dinsdag 30 april 2013

Verdwijnzucht- vijf gedichten van Leen Charles



NOODLOT


Hij ontwaakt in koningsblauw
het licht is inkt en chroom
hij ontwaakt, hij ontwaakt
en een slordige wildheid toont
een jonge god die nog in spiegels gelooft
hij ontwaakt, hij ontwaakt
in een hallucinerend universum en weet,
ook bange mensen krijgen slaag
een enkeling ontsnapt in de klauwen van een adelaar,
hij niet, hij niet




SPRINGEN


ze hunkert schrijnend naar de 17de eeuw
waar de tijd tergend traag over de muren strijkt
de geuren van een knoestige appelboom, rottend hooi
en oude kleren waaruit de doden nog niet zijn weggegaan

ze wil aan de rand van dat verleden staan en dan springen
naar het gedempte, heilige zijn
naar waar de stilte klinkt als een hoge fluittoon
en het rode licht rond port als een pook van vuur

ze wil oplossen in een tijd die achteruit loopt in rode tegelvloeren,
dansend stof, een biezen stoel en dromen van hevige liefde




PORSELEINEN PEUTERS


de adem van de wereld raast door merg en been
hoofd en hand en houdt nooit stil

alles is gedurig, parels en penselen, schuld en boete
vergeten kastelen,
porseleinen peuters uit de geschiedenis
omhoog gedregd

hij staat op het punt te stappen uit de steen geworden tijd
het is een leugen dat alles slijt, tussen zee en stad
ligt gehavend mijn leeg land





LEKKEND LICHT


de zon maakt de ochtend koud,
met topless bomen en skeletten van vogels
plastic velden en zwijnendrek
de natuur loopt naar haar einde
dat is ons lot

de tijd staat weer gevaarlijk open
ik droom van oceanen en duivels
een woonboot vaart hoog boven de velden
het huis schreeuwt rondom mij
het is niet anders, het licht lekt weg




WOORDENVANGER


soms laat hij de tijd slobberen als een oude sok
dan pas kan hij rustig reizen naar waar de stilte staat
een zuil van zout in zijn binnenste kant

daar sprokkelt hij woorden en twijgjes voor het vagevuur
van lange winteravonden vol kwelling
en onnoembaar groot verlangen naar tijd te zijn

hij herschrijft de kleine chronologie, de intieme afrekening
met klimop die woekert op een overgroeide muur, zo lang al,
tot iets zijn gedachten afdekt en het leven afremt

hij verlangt te verdwijnen, nog steeds, uit het gezicht
hij heeft last van zijn verschijning in andere ogen
hij wil dat punt van wanhoop bereiken en dan oplossen




© Leen Charles


Leen Charles (Ieper, 1960) debuteerde in 2011 met de bundel Ancien Regime bij Uitgeverij P (Leuven). In 1987 was zij met het gedicht Japanse lente laureate van de Hamse Lente (Dendermonde). Eén van haar gedichten is opgenomen in de bundel De 100 beste gedichten voor de VSB poëzieprijs 2012 (Arbeiderspers).
Meestal illustreert zij zelf haar gedichten met tekeningen. Zij studeerde middeleeuwse geschiedenis en is archivaris van beroep. Beroepshalve en filosofisch is zij geboeid door het fenomeen van de tijd.