Hommage aan Velimir Lobsang
door Alain Delmotte
Vorig jaar in november werd de dichter Velimir Lobsang (1962-2017) herdacht. Naar aanleiding hiervan verscheen een uitgave in eigen beheer waarin een aantal van zijn gedichten werden verzameld onder de symptomatische titel ‘Het weggaan blijft mijn thuis’. Het bundeltje werd toegewijd samengesteld door zijn levenspartner Hedwig Verbeeck.
Zoek niet: in literaire of poëtische overzichten valt zijn naam nergens. Hij is ook niet in canoniserende bloemlezingen te vinden. Lobsang distantieerde zich van het literaire bedrijf. Hij wantrouwde hiërachieën, reputaties, poses, instituties, adviescommisies en vedettencultus. In gesprekken had hij daar soms harde woorden voor. Het was hem onvoorwaardelijk en vurig om de poëzie te doen, om de ongerepte loyaliteit ten aanzien van het Woord.
Enkele van zijn teksten overleven in publieke ruimtes. Bijvoorbeeld in Edegem (waar hij woonde) lezen we op een muur het gedicht "begrijpend woord" (via Facebook)
Op de natuurbegraafplaats Isaekshoef te Rekem staan maasgrindblokken waarop in een werk van Paul Hermans een tekst van Lobsang is terug terug te vinden.
Gedicht Velimir Lobsang - Werk van Paul Hermans |
Verder kwamen enkele gedichten van hem in tijdschriften terecht. Zo onder meer in het tijdschrift dat ik mee hielp redigeren ‘Facture Baroque’. In nummer 10 - 1998 (waarin vier debutanten het woord werd gegeven en door een ‘erkend’ dichter werden ingeleid) werden zes gedichten opgenomen. Claude van de Berge (van wie Velimir een vriend en bewonderaar was) stelde hem voor. In 1999 gaf hij een op 65 exemplaren eigenhandig gemaakt boekje uit onder de titel ‘Aanspoelend licht’. Postuum verschijnt dus ‘Het weggaan blijft mijn thuis’. In zekere zin zijn enige publicatie in reguliere boekvorm.
Velimir Lobsang is uiteraard een schuilnaam. Zijn echte naam was Johan Vermariën. ‘Velimir’ verwijst naar de Russische en controversiële klankdichter Chlebnikov. Het woord ‘Lobsang’ zou van Tibetaanse oorsprong zijn en zou zoiets als ‘heilzame studie’ betekenen. In zijn pseudoniem vinden we elementen van zijn poëtica terug: het woord als klankruimte en de spirituele queeste.
Wanneer ik voor het eerst contact met Johan heb gehad, kan ik mij niet meer herinneren. We zagen elkaar zeer sporadisch. Hij was bijzonder enthousiast over Facture Baroque en bij de voorstelling van mijn dichtbundels was hij vaak aanwezig. Elke ontmoeting met hem was zoiets als een vurige ontmoeting met de poëzie zelf. Zelden heb ik iemand aangetroffen die zo strijdlustig (want dat is echt wel het passende woord) over poëzie kon praten en met poëzie aan de slag ging.
Op een keer vertelde hij me dat er autisme bij hem was vastgesteld. Dat verbaasde me want ik had daar nooit iets van gemerkt. Beroepshalve begeleidde ik wel eens personen met autismespectrumstoornissen (zij het gecombineerd met een verstandelijke beperking) en ik herkende daarvan niets in Johan. Maar ik weet dat het maken van een definitieve diagnose als het over autisme gaat bijzonder ingewikkeld is en veel tijd en expertise vergt.
Ik heb pas later (en veel te laat) begrepen hoezeer hij onder dat autisme leed, al sprak hij er zonder complexen over. Hij sloot zich ook bewust aan bij verenigingen die rond autisme werkzaam waren. Hij deed actief mee aan lezingen en tentoonstellingen die dergelijke verenigingen organiseerden. Overigens was hij werkzaam als bibliothecaris van het Middelheimmuseum. Het plastische was hem dus niet vreemd. En het kalligrafische element in zijn poëzie heeft zijn belang. Hij had eigengereide, niet commerciële muzikale keuzes. Hij overhandigde me wel eens een CD waarop zijn voorkeuren te horen waren.
In oktober 2017 zag ik hem voor het laatst. Toen hij afscheid nam, had ik het gevoel dat er iets onuitgesproken was gebleven. Een maand later vernam ik totaal verbouwereerd dat hij voor euthanasie had gekozen. Hij had daarvoor blijkbaar ettelijke jaren aan procedures moeten voor ondergaan. Zijn psychisch lijden moet vreselijk geweest zijn. Meer dan ik mij kan inbeelden. Hierbij een prangend openbaar gesprek waarin hij het heeft over zijn moeilijkheden en waarom voor hem euthansie een mogelijke verlossing was. https://www.vonkeleenluisterendhuis.be/woord-en-beeld/ (scroll even naar beneden tot aan ‘portret van Johan). In dit gesprek bekent Johan o.m. hoe moeilijk het schrijven was geworden. In het boekje werden een paar bladzijden van zijn notities overgenomen. Ze geven blijk van ongeordendheid en van kritische en linguïstische twijfels.
Ik noemde de titel van de recente publicatie ‘Het weggaan blijft mijn thuis’ symptomatisch omdat de titel passend de hem innerlijke, getormenteerde onrust typeert. ‘Ik ben/maar ik kan niet zijn’ lezen we.
angst is mijn naam
kijk niet naar me
ik leef
naast mijn voetstap
naast de rand van het ravijn
naast de dood
naast het leven
Hij wou weg: mentaal en dus blijkbaar ook fysiek. Net als André Breton was het leven voor hem onaanvaardbaar. Zocht hij in de poëzie een compensatie, een ander leven voor dit leven? Ik vermoed het. Maar anders dan bij Breton die naar het woord van Rimbaud ‘il faut changer la vie’, de wereld radikaal wou veranderen langs de omweg van een marxistisch geïnspireerde revolutie waarbij het surrealisme/de poëzie een doorslaggevend element moest zijn, zocht Johan een uitweg via de poëzie naar het spirituele toe.
Hij wou die uitweg, die tocht fysiek verwezenlijken. Maar net als de werkelijkheid die hem veel te veel was (het was een labyrint, een impasse), was ook de werkelijkheid van de woorden hem te nauw. Hij stelde vast dat de taal niet in staat was, om integraal ‘het verlangen naar verte’ uit te spreken. Zelfverwezenlijking stond de taal hem niet toe. Op zijn manier ging hij op zoek naar een nieuw lexicon voor de taal die zoveel mogelijk van de geijkte retoriek moest losstaan en zelfs van een lexicon kon worden losgekoppeld. Dat laatste deed zich bijvoorbeeld voor als glossalie. Klankpoëzie - zoals Chlebnikov die zich voorstelde (https://sites.bu.edu/russian-poetry/biography-velimir-khlebnikov/). We vinden het ook bij die andere notoir gekwelde Antonin Artaud terug.
In volgend filmpje hoor je één van die in beeld gebrachte glossalie-gedichten: https://ooteoote.nl/2018/01/poetry-in-motion-128-velimir-lobsang-balliwamta/
En verder vind je hier op you tube en ook hier nog een aantal klankgedichten.
In het gedicht ‘Ars poëtica’ formuleert hij zijn dichterschap op deze wijze:
de dichter
is noodzakelijk
een ontdekkingsreiziger in de taal
een nomade
…
(hij ) zwerft
doorheen de resonantieruimten van het woord
…
(…) woordmagiër
tot op het bot
Hiermee beschouwde hij zich niet als een belijdend maar als een bezwerend dichter. Woordmagiër: poëzie had voor hem iets sjamanistisch. Zijn gedichten hebben een ritueel karakter. Ze passen een ingebeelde ritus in of de gedichten zijn die ritus zelf. In het gedicht ‘joekagir’ staat:
De sjamaan roept
zijn dorp van vuur
in echo’s samen.
(Joekagir is een plek in Siberië waar de plaatselijke bevolking er nog sjamanistische gebruiken op nahoudt: https://www.indigenous.ru/english/people/e_yuka.htm )
Wat zijn die echo’s? De klanken van de woorden, de signalen van een verte en van het niet-zijn? In dit verband omschreef Van de Berge in zijn inleiding dit poëtisch proces als volgt: ‘De poëzie lijkt nog slechts als vorm van verbanning te bestaan. Niet het exil van Perse, zelfs niet de luxe van een Hölderliniaanse toren, maar de absolute, onvoorwaardelijke verbanning tot een niet-zijn. En opeens is dit de poëzie. Het woord van het niet-zijn. Het woord dat tot zichzelf spreekt. Opeens doemt een openheid op: medium zijn van het niet-zijn.’
Het resulteerde in een uitgeloogde poëzie, ontlast van het gewicht van een ‘ik’. Naar geestelijke zuiverheid strevende gedichten. Naar het zijn van een niet-zijn. Een weg naar de dood. Voor deze vrijwillige banneling was blijkbaar de dood het enige mogelijke licht:
Achter een onafwendbaar masker
van prevelingen
schenkt de dood
bronnen van klaarte
Woorden als sporen van niet-zijn. Dit is het dus wat een dichter achterlaat, achter zich laat: ‘een masker van prevelingen’.
© Alain Delmotte
De bundel ‘het weggaan blijft mijn thuis’ is te verkrijgen via hedwigverbeeck@hotmail.com
Morgen publiceren we op de Schaal van Digther drie gedichten uit de bundel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten