vrijdag 30 oktober 2015

Bianca Blues van David Troch. De voorstelling.

Zaterdag laatst, 24/10/2015, werd in de volgelopen zolderverdieping van het Poëziecentrum ‘bianca blues’, de gloednieuwe dichtbundel van de Gentse Stadsdichter David Troch voorgesteld. Het werd een voorstelling die net dat ietsje meer te bieden had dan wat ons bij de meeste boekvoorstellingen te beurt valt. Groot aandeel daarin had Steven De Bruyn, rasmuzikant en voorman van The Rhythm Junks, die samen met Troch een optreden bracht waarvan iemand – als dat al niet zou zijn gebeurd – beslist een geluidsregistratie had moeten maken.

Voorafgaand aan het intieme dubbelconcertje De Bruyn – Troch had radiopresentator en definitieve Stokstaart-stem Wim Oosterlinck badinerend en luimig de bundel ingeleid. Oosterlinck had ons voorgerekend dat Troch, vermits er sinds de publicatie van “Buiten Westen”, zijn vorige bundel, drie volle jaren waren verstreken, aan zijn nieuwe bundel had geschreven tegen een ritme van zowat twee woorden per dag. Wat ons betreft kan dat enkel pleiten voor de zorgzaamheid van de dichter.

Bianca blues werd aangekondigd als ‘een novelle in verzen die zingt en swingt en in-zoomt op het luxewereldje van een topmodel’. Dat is de bundel ook overduidelijk. Een novelle in verzen. Geen hoofdletters, geen titels. Enkel een vijftal passages in cursief (er is een herinnering) die de bundel niet alleen wat structuur maar het verhaal van Bianca ook diepte geven. Troch houdt een vloeiende lijn aan die in één beweging de luxueuze lotgevallen van Bianca schetst en tot leven wekt. De dichter laat Bianca tot ons komen in al haar glorie en haar gratie. Maar ook de ommekant – de oppervlakkigheid en het gemis - van haar glamour-bestaan sijpelt, naarmate de bundel vordert, steeds fikser door de gedichten heen. Altijd haalt het meetlint zijn gram… Haar bekken kantelend, schippert Bianca tussen steden… Elke (verjaardags)taart is een jaar minder om geluk na te jagen. Uiteindelijk past Alles van waarde ternauwernood in een beautycase. De bundel laat, zoals het ook voor een novelle raadzaam is, traag en langzaam de laatste geheimen los. Al is het einde van de wereld van een topmodel voorspelbaar: “er is een herinnering”.

Aan de nieuwe bundel van David Troch is met zorg gewerkt. De gedichten vormen een homogeen geheel. Dat was de grote slotsom van de voorstelling. De vocale tussenkomsten van de dichter – nu ’s zwaar chargerend, dan weer wat geaffecteerd – werden door de schitterende muziek van Steven De Bruyn niks dan kracht bijgezet. De Bruyn legde op de zolder van het Poëziecentrum niet zomaar een frivool en vrijblijvend klanktapijtje neer. Zijn mondharmonica sneed ons af en toe de adem af en op de muzikale catwalk van Bianca troffen we geregeld wat duimspijkers en een resem venijnige klinknageltjes aan. Aandoenlijk momentje tussendoor was er ook toen zoon Simon Troch (3) heupwiegend vooraan naast zijn vader kwam postvatten. Helemaal aan het eind van de namiddag deelde David Troch ons nog fijntjes en bijna argeloos mee dat zijn nieuwe bundel straks ook uitkomt in het Spaans. Bij uitgeverij Kokapeli Poesía. Als voorproefje las hij dan ook tot slot een gedicht uit de bundel in het Spaans. Stippen we ook nog even de mooie cover van de bundel aan, gebaseerd op een foto van Paul Verhaeghe.

Intrigerende bundel, sterke voorstelling!


© Paul Rigolle


















bianca blues, David Troch | Uitgeverij Poëziecentrum Gent, 2015 | € 19,95 | 56 pagina's | ISBN 978 90 5655 276 3


Extern:
Thuissite David Troch
Trochstek op Facebook
Steven De Bruyn en The Rhythm Junks
Poëziecentrum
Wim Oosterlinck


vrijdag 23 oktober 2015

Klein referaat - Frans Deschoemaeker

Klein referaat over de Tijd die alles slecht (brief aan Hendrik Carette)

Oudenaarde, vrijdag 5 oktober 2012, Erwindag

Waarde correspondent Hendrik,

In ons leesgenootschap komt deze maand Nescio aan de beurt. Het voorstel kwam niet van mij, maar ik heb het met veel overtuiging gesteund. Ik ben onbegrijpelijk genoeg pas zeer laat (rond mijn veertigste?) tot Nescio gekomen, maar sindsdien is hij één van die auteurs die ik elk jaar herlees. In één van de drie of vier uitgaven van De uitvreter/Titaantjes/Dichtertje/Mene Tekel die ik bezit, onderstreep ik markante passages en het moet gezegd dat er na al die jaren in dat beduimelde exemplaar nog weinig overblijft dat niet onderstreept is. Op de één of andere manier is elke zin van Nescio markant.

Ik lees Nescio bij voorkeur op een lome zomerdag, gezeten in het gras, of koffiedrinkend op een verlaten terras. Uitzicht op water verdiept het leesgenot. Ik hoef er niet voor naar Zierikzee, Veere of Amsterdam; het Oudenaardse Donkmeer, de Scheldeboord of de groenbekroosde vijver van het Liedtspark volstaan, als de zon maar prachtig ondergaat. Zo heb ik iedere eerste helft van augustus op mijn voettochten door de Vlaamse Ardennen die beduimelde Nescio in mijn zak.

Op de warmste zondag van de afgelopen zomer was ik met Alain Delmotte bij onze gemeenschappelijke vriend Luc Denorme in zijn met boeken volgestouwde huis onder de kerktoren te Petegem-aan-de-Schelde. Luc is eminent lid van het leesgenootschap maar bovenal een fanatiek boekenverzamelaar, als romanist gespecialiseerd in de Franse literatuur. Op een gegeven ogenblik haalde hij een eerste druk te voorschijn van Bagatelles pour un massacre, één van de antisemitische pamfletten van Louis-Ferdinand Céline (Editions Denoël 1937), wat Alain de bibliophiele kreet ontlokte: mag ik dat eens vasthouden, Luc? Maar toen Luc even later de eerste druk van Nescio’s drie verhalen uit de kast trok, de écht helemaal eerste druk, die verscheen in april 1918 bij uitgever en kunsthandelaar J.H. de Bois in Haarlem in een oplage van vijfhonderd exemplaren, dan was het mijn beurt om uit te roepen: mag ik dat eens vasthouden, Luc?

Een onvindbare (en onbetaalbare) uitgave moet dit inmiddels geworden zijn! Iets om alleen nog vast te houden met witte handschoentjes aan. Nescio kreeg niet onmiddellijk waardering, de kleine oplage van vijfhonderd exemplaren raakte nog in geen vijftien jaar uitverkocht. Er zal in die eerste decennia na de publicatie niet al te zorgvuldig met het boekje zijn omgesprongen. Hoeveel exemplaren gingen al niet de weg die alle papier uiteindelijk gaat? Liggen er nog exemplaren onontdekt op zolder, tussen oud papier (in de Arsenalen en Uitdragerijen van ’t oud papier)? Ik heb Luc dan ook de raad gegeven die Nescio niet te laten rondslingeren, maar hem integendeel stof- en zuurvrij te bewaren, achter glas waar de zon nooit op staat, om hem aldus te conserveren en te beschermen tegen de Tijd die alles slecht.

En vorige zaterdag, waarde correspondent, het was al na middernacht, sloeg ik thuis een boek open dat al vele jaren redelijk onaangeroerd in mijn boekenmuur zit: Poëtisch Bericht. Honderd gedichten uit Vlaanderen. Tielt, Lannoo, 1994, zijnde een bloemlezing van honderd gedichten die in de tijdspanne 1954 – 1994 verschenen in de poëzierubriek van het Kunsttijdschrift Vlaanderen. Ook ik figureer in dat boek, met een gedicht gepubliceerd in de vijfentwintigste jaargang (1976), een gedicht waarvan ik de titel hier niet meer zal noemen. Over het geschrevene daalt het stof, en soms is dat een genade.

Want het was onbehagen, waarde correspondent Hendrik, dat mij bekroop tijdens het bladeren in dat luxueus vormgegeven boek: Gust Vermeille, Ignaas Veys, Katelijne van der Hallen, Albert De Longie, Nicole Doise, Gery Helderenberg, Albert De Vos, Anne Dellart, Christina Guirlande, Dirk Desmadryl, S. Anderus, Denijs Van Killegem; wie dat Poëtisch Bericht leest, staart in een afgrond, in een ongrond. Wie dat Poëtisch Bericht leest, heft de deksteen van een duffe tombe of een sterfput op, boort een al diep verzonken humuslaag van de Vlaamse poëzie aan.

In het amorfe conglomeraat dat de Vlaamse poëzie daar al aan het worden is, zijn namen en gedichten welhaast inwisselbaar geworden: Amedé Suenaert, Dirk Rommens, Rob Goswin, Arthur Verthé, Ria Scarphout, Edith Oeyen, Luc Verbeke, Renée Van Hekken, Germain Droogenbroodt, Jan Veulemans, Paul Vanderschaeghe, Raoul Maria de Puydt; eertijds allemaal Titaantjes. In ’t diepst van hun gedachten.

Naarmate de jaren vorderen, treden achter ons in de tijd merkwaardige versmeltingen en rare alchemieën op. Onze tijden vervloeien en de chronologie zal opgaan in een wereld van symbolen schrijft J.L. Borges in een opdracht aan Leopoldo Lugones. Chronologie lost op in een wereld van woorden, van teksten. En alles wordt inwisselbaar. Maakt het binnen vijfhonderd jaar nog iets uit of je de auteur bent van De Oostakkerse Gedichten of van Onder de barnsteenroute? Maakt het überhaupt iets uit of je van de Divina Commedia de schrijver dan wel de toegewijde lezer bent? Wij zijn allen nietig (alleen het Werk is eeuwig) en ook reputaties vallen ten prooi aan de Tijd die alles slecht.

(Ook die van Nescio? Die van Nescio niet).

Het ga je goed, in deze winderige dagen, een onthechte groet

Je

Frans Deschoemaeker


Uit: De waterlelies van Montparnasse, een werk in gestadige voortgang.


© Frans Deschoemaeker


woensdag 21 oktober 2015

Digther? Ja tot zelfs in Vlissingen!














Nee, we zijn nooit alleen! Onze goeie Schaal van Digther-vriend, medewerker, én voortreffelijk dichter Albert Hagenaars was laatst in Vlissingen-of-all-places... En ja, met wat goeie wil voor wat betreft de schrijfwijze bleek ook "Dighter" aldaar volwaardig aanwezig te zijn! Met dank voor de foto's! En als we 's in Vlissingen komen, lopen we zonder pardon én maar al te graag 's langs...

Extern
Stadscafé de Dighter in Vlissingen
Thuissite Albert Hagenaars


woensdag 14 oktober 2015

Daar is geen oplossing

Aangetroffen

Twee beslissende boeken uit mijn jeugd waren Wiskunde zonder omslag en een dichtbundel van Guido Gezelle. Ik snapte van beide boeken niet zo erg veel. Het wiskundeboek had geen omslag; ik heb lang gedacht dat dat zo hoorde. Ik las het met grote fascinatie, hoewel ik er weinig van begreep. Van Gezelle begreep ik evenmin veel: hij schreef heel klankrijk, gebruikte vreemde woorden. Ik vond dat fascinerend. Gaandeweg, ik zal er een jaar of twee over gedaan hebben, ontdekte ik dat er een truc was, een recept, om het wiskundeboek te begrijpen. Je kon de lege plekken leren inkleuren, als je maar helder en distinct genoeg nadacht, om met Descartes te spreken. Bij gedichten bleek dat anders te werken. Daar is geen oplossing. Sindsdien heeft alles wat ik heb gelezen zich tussen die twee polen afgespeeld. Vanuit dat perspectief waren dat hele beslissende boeken.

Vindplaats: Jan Sleutels over 'Het beslissende boek'. Thauma on line.
(Online tijdschrift van het Instituut voor Wijsbegeerte van de Universiteit Leiden).

donderdag 8 oktober 2015

Mislukt portret van Remco Campert in een Leuvens café-Alain Delmotte

Mislukt portret van Remco Campert in een Leuvens café

1.

Je hebt Remco Campert gezien. In een Leuvens café. Of liever: zijn bril op de neus van iemand die op hem geleek.

Ook hij dronk pils. Ook hij rookte sigaretten, hoestte, dronk met vlugge tussenpozen een slok.

Starend in zijn glas, in de snijdende stroom, de woekerende waas van zijn gedachten was ook hij op zoek naar nog meer nieuwe herinneringen.

Ook hij droeg zo’n ode van een slome jas. Ook hij had de uitnodigende blik van een lamento.

Hij dronk alsof hij haastig was, alsof er een noodzaak was, alsof er straks zich alweer een verkeken kans in zijn leven zou voordoen.

Toen bestelde hij een tweede pils: gelaten bij besef dat als hij nu een trein moest halen hij die toch zou missen - onoverkomelijk.


2.

In een café op het Ladeuzeplein, dacht je Remco Campert te hebben gezien. Omdat er zoveel, te veel verkeken kansen bij kwamen kijken met die trein die hij toch niet wou halen, wist je dat hij Remco Campert niet was, maar een banale, wat onhandelbare enkeling.

En daarin leek hij zowel op Remco Campert als op jou. Als op iedereen op het Ladeuzeplein.

Hij moet de teleurstelling die in je blik te lezen stond begrepen hebben en bestelde een derde pils.

De laatste. Zoals zo vaak.


3.

Liefdes, vriendschappen, feestjes: alles wat leegloopt moet hem zijn overkomen.

Misschien had je hem een vraag moeten stellen. Misschien had je hem moeten aanspreken, hem zeggen dat hij op Remco Campert geleek, dat je hem in al in zijn onwezenlijke maar doordeweekse herkenbaarheid begreep.

Dat we op z’n minst en met z’n allen af en toe een beetje Remco Campert zijn: als de nood het hoogst is, als er narigheid in de lucht hangt, iets troosteloos ons parten speelt.


4.

Van bij het begin wist je wel dat hij Remco Campert niet was, hij had er niet het juiste lichaamsgewicht voor.

Was het die bril?

Je dacht eventjes zelfs: ‘Hé daar zit Carlos Drummond de Andrade in zijn glas te staren’. Want daar leek hij natuurlijk ook op, op Carlos Drummond de Andrade. Die lees je ook. Maar die is eigenlijk al lang dood.


© Alain Delmotte

Zullen we samen schuilen? – Patricia De Landtsheer

Recensie Frank Decerf

De ondertitel van dit boek : een kleine jongen in Oradour, brengt ons meteen tot een van thema’s die in het werk van De Landtsheer nogal vaak aan bod komt. Nog een boek over de oorlog… hoor ik je zuchten. Jawel want
uitgeverijen blijven openstaan voor goedgeschreven manuscripten en/of kwaliteitsvolle fotoboeken die het over WOI of WOII hebben. Er is interesse voor en daar is niets mis mee. Het hoofdpersonage in dit verhaal is de kleine Roger Godfrin-Maillard, die tijdens de slachting van 10 juni 1944 in het dorp Oradour-sur-Glane aan de nazibeulen wist te ontkomen. Alhoewel De Landtsheer heel wat opzoekingswerk heeft verricht, blijft het verhaal weinig gedetailleerd en mist het diepgang. Een rechtlijnig verhaal in dagboekvorm neemt ons mee naar de periode van zaterdag 10 juni 1944 tot en met september 1945. Er zijn heel wat sprongen voorwaarts. Historische gegevens over bijvoorbeeld de Duitse troepen of andere dorpelingen en details over de precieze omstandigheden in het gehucht worden achterwege gelaten. Wat meer fotomateriaal of plattegronden waren in deze uitgave zeker geen luxe geweest. Het kan een afgewogen keuze zijn geweest, want dit boek is zowel voor kinderen als voor volwassenen bedoeld. Dat is altijd een moeilijke balans. Gelukkig verduidelijkt het nawoord van de auteur veel. We komen meer te weten over de hoofdrolspelers in deze tragedie die in een bijlage worden toegelicht. Het belangrijkst evenwel is dat Patricia De Landtsheer het als haar taak ziet om dit onderwerp ter sprake te brengen. Ze durft wat anderen in alle vormen opzettelijk vermijden. Zoals ze zelf zegt: “Ik wist dat ik met de getuigenis van Roger Godfrin-Maillard iets moest doen.” Moedig zijn die schrijvers die in hun teksten de maatschappelijke thema’s niet uit de weg gaan. Deze auteur verdient dus ons respect. Patricia De Landtsheer vertrekt met haar boek vanuit een zeer originele invalshoek. Zij vertelt ons over de kleine Roger Godfrin-Maillard die blijkbaar voor niemand anders interessant genoeg was om over zijn wedervaren te vertellen. Het was enkel de Franse journalist Gandebeuf die zijn getuigenis in 1999 neerschreef. Het besluit van Patricia De Landtsheer om dit boek te schrijven zorgt dus voor een primeur in de Nederlandstalige literatuur.

“Kom dan naar het bos achter het kerkhof!” Ik roep het, maar mijn stem bereikt hen niet want ze zijn al te ver achterop geraakt. Marie-Jeanne heeft de hand van mijn zusje Pierrette stevig vast. Ik voel me een beetje rustiger worden. Het is goed dat die twee samen zijn anders zou het wel weer wat worden met Pierrette. Ze kan gewoon niet alleen blijven. Onmiddellijk schiet ze in paniek en dat zou de hele toestand nog moeilijker maken. Onze Pierrette is een bangeschijter, maar een zonnetje in huis, zegt papa altijd als ze weer eens een nare droom heeft en ze het hele huis bij elkaar schreeuwt. We stappen alweer verder. Ik bevind me ter hoogte van de zijdeur van de gang. Ze staat op een kier. Zonder verder na te denken, glip ik ongezien langs de deur naar buiten. Even later sta ik in één van de aanpalende tuinen. Een beetje verder begint de muur, die bijna tot aan het kerkhof reikt. Als ik het kerkhof kan bereiken, is er misschien een kans om vandaar verder te vluchten. Weg van Oradour. Instinctief voel ik dat hier iets verschrikkelijks aan de gang is.

Het verhaal leest vlot en de zuivere schrijfstijl sleept je mee doorheen het boek. Volgens de interpretatie van De Landtsheer moet de 8-jarige Roger wel een heel bijzonder ventje zijn geweest. Zijn denken en handelen getuigen van een bijzondere maturiteit. Het verhaal is een gezonde mélange van realiteit en fictie. Zullen we samen schuilen? is een aanrader en zeker een boek dat in elke schoolbibliotheek een plaats verdient.

Zullen we samen schuilen? Een kleine jongen in Oradour, Patricia De Landtsheer, Uitgeverij C.de Vries-Brouwers Antwerpen Rotterdam, 2014, ISBN 978-9-059277-11-3

© Frank Decerf

woensdag 7 oktober 2015

Rapport - Hugo Verstraeten

    Geluk is de bereidheid tot herhalen


Bij herhaling. Hoe de taal veranderde.
Hoe alles verminderde waarover hij sprak.
Wegkijkend in spiegels die hij voor

ramen nam. Sneeuw zijn mooiste seizoen.
Om wat het bedekte. Hij ontdekte wie hij
was in de beschrijving op het doosje.

Bij herhaling. Hoe ook zijn denken geen
bescherming meer bood. Briljant in
mislukken – een doorzetter in opgeven.

Leerde afgescheurde vlindervleugels weer
vliegen. In de wind die van adem was.
De leer van de weg is het doel – had de

mentor gezegd. Er was geen weg, er was
geen doel. Hij hield enkel een richting aan.
In het peilloze.



© Hugo Verstraeten

dinsdag 6 oktober 2015

De dag dat alles anders werd – Stabergh & Jonckers

Recensie Frank Decerf

De dag dat alles anders werd. Als onheilspellende titel kan dit wel tellen of ben ik
op dat vlak wat al te pessimistisch? Dit 245 bladzijden tellend duoboek trekt aan door het omslagontwerp van Mark Heuveling naar een tekening van Sofie Jonckers. ‘De dag dat alles anders werd’ is ingedeeld in vier perioden tussen 2011 en 2014. Bij hoofdpersonage Berthy wordt het Guillain-Barré Syndroom vastgesteld; een aandoening waarbij het lichaam het eigen immuunsysteem aanvalt. De ziekte is zeer zeldzaam en verloopt in drie fasen: het opkomen van verlammings- en gevoelsstoornissen, het niet meer toenemen van de verschijnselen en uiteindelijk de herstelfase die jaren duurt. Bij lezing wordt de lezer eraan herinnerd hoe geluk enkel kan gevonden worden in een goede basisgezondheid. Als we de ervaringen van Berthy lezen wordt al vlug duidelijk dat we het materialisme als onbenullig moeten gaan beschouwen.

Stabergh & Jonckers schreven een positief boek over een zeer zwaar moment in het leven van een mens. De revalidatie is niet van de poes bij GBS. We leren wat revalideren eigenlijk inhoudt. Afwisselend schrijven Berthy en partner Freddy hun impressies, emoties en herinneringen neer in een poging om de algemene toestand voor henzelf en de mensen rondom hen te verbeteren. De ziekte eist een tol in de relationele communicatie over en weer. Ze blijven echter niet bij de pakken zitten, wel integendeel. Freddy begint met zijn eerste observaties neer te schrijven en Berthy zal volgen. Freddy wordt als het ware de medische geschiedschrijver. De begripsinhoud van woorden als “wachten” en “afwachten” krijgen in dit verhaal een heel andere invulling. De beschrijving van het ziektebeeld en daaraan gekoppelde pijnervaringen worden aangevuld met flashbacks doorheen een leven vol gezondheidsproblemen; afgewisseld met reis- en jeugdherinneringen waarin een beeld wordt geschetst van het Vlaanderen van toen. Daarbij komen ook oorlogsherinneringen aan bod en zelfs hedendaagse geopolitieke analyses over de broeihaarden die enkel de vluchtelingenproblematiek verergeren. De dag dat alles anders werd, is dus zeker geen hospitaalromannetje geworden. Geen gejank en gesnotter in dit boek. De auteurs geven de lezer filosofische overwegingen mee over hoe zieke mensen zich gedragen. Ze leren ons dat revalidatie naast gedreven professionals ook van de patiënt erg veel inspanning en wilskracht vergt. Ze ondervinden, zien en bevestigen hoe de appreciatie voor verpleegkundigen beter moet. Ze stellen zich moedig op en maken hun mening over het establishment duidelijk.


Mensen die nooit voor langere tijd in een ziekenhuis terecht kwamen, kunnen zich amper voorstellen hoe zwaar het werk het werk en de verantwoordelijkheid daar is. Nu realiseer ik me nog meer dat “de witte woede” gerechtvaardigd is. Verpleging is zonder twijfel één van de zwaarste beroepen en toch is er geen loon naar werk. Bovendien wordt het werk steeds zwaarder omdat men het takenpakket maar blijft uitbreiden. De overheid gaat in heel deze zaak absoluut niet vrijuit omdat ministers en “aanverwanten” nauwelijks voeling hebben met de werkvloer. Ze leven als het ware in een cocon en beseffen niet eens dat al de vergoedingen en extraatjes helemaal niet in verhouding zijn met de prestaties. Door hun partijpolitieke spelletjes, electorale berekeningen en vooral ‘het met zichzelf bezig zijn, ’ontgaat hen datgene wat écht belangrijk is, namelijk het stellen van prioriteiten. Zodoende worden vele politieke figuren karikaturen van zichzelf. Het stoort hen zelfs niet meer om voortdurend halve waarheden en leugens te vertellen.


Berthy vindt doorheen het hele ziekteproces de innerlijke kracht om haar rotsblok de heuvel op te duwen. Ze maakt door die ingesteldheid atletische vorderingen. Stabergh en Jonckers schreven een moedig boek dat nog jarenlang zijn authenticiteit zal bewaren. Het reikt ook een zorgende hand uit naar toekomstige patiënten…


De dag dat alles anders werd, Stabergh & Jonckers, Uitgeverij ASPEKT, 2014, ISBN 97-894-6153-529-0

Uitgeverij Aspekt
Thuissite Ina Stabergh


© Frank Decerf

maandag 5 oktober 2015

Dag van de leerkracht - column - Hugo Verstraeten

Er gaat een Joods verhaal over een oude meester die een groepje kinderen wilde leren lezen. Daartoe sneed hij de letters van het Hebreeuwse alfabet uit in hout, smeerde die in met honing en liet de letters vervolgens door zijn leerlingen aflikken. Daarover aangesproken vroegen omstaanders hem waarom hij dat deed. Het antwoord van de rabbi: ‘Opdat ze nooit zouden vergeten dat kennis lekker is.’

Wat drijft ons? Wat zet ons in vuur en vlam? Van waar die rode waas van de passie voor onze ogen?

Eindtermen? Competentiegeschift werken? Didactische ditjes en datjes? Cijfers? Slaagpercentages? Weten is meten? Procedures? Regels? e - Learning? Hilde Crevits in badpak op de cover van ‘Dag Allemaal’? Het diepzinnig uitgesneden decolleteetje dat ons toelacht vanaf de eerste rij? Dag Allemaal.

Faire naître de bonnes idées à d’ autres’, Rousseau, oude rakker, wist het al. Hoewel Jean – Jacques zijn dertien kinderen één voor één eigenhandig naar het asiel heeft gebracht. Geen tijd wellicht om op te voeden, te druk met na te denken wat onze diepste passies zijn. Wat ons drijft zijn mensen. Hun gespartel in de oceaan van dit leven. Hun zoektocht naar het beste in zichzelf. De fonkeling in hun ogen, hun weerstand om niet te vernauwen tot kopieën van onszelf. Faire naître de bonnes idées à d’ autres: het heeft meer met opvoeden te maken dan met onderwijs. Dat klinkt te veel als ‘onderweg wijs’, alsof wij dan de wijzen zouden zijn, de lichtbrengers in het donker.

Leraren zijn de regisseurs van een theaterstuk dat door hun publiek wordt geschreven. Het stuk heeft geen begin en geen slot. Aan de ingang van het theater de woorden van Van Morrisson:

If my heart could do the thinking
and my head begin to feel

En aan de uitgang? ‘Tout est bien sortant des mains de l’ Auteur des choses…’ Wees gegroet

© Hugo Verstraeten


donderdag 1 oktober 2015

Het boekje van de dichter - Hendrik Carette




















"Soms rust de hand"...
Het opschrijfboekje van Hendrik Carette

Rubriek: Het boekje van de dichter

Rond de Havengedichten die Hendrik Carette recent naar aanleiding van 20 jaar vzw Brugge Zeehaven schreef, gaat van 7 tot 31 oktober 2015 een tentoonstelling door in de Brugse Stadsbibliotheek. De gedichten worden op woensdag 7 oktober 2015 om 10:00 u. officieel in de Bib voorgesteld. Meer info: Bib Brugge - Havengedichten