donderdag 25 december 2014

Over "Beken!" van Erick Kila


Onlangs kreeg ik een bundel in handen van Uitgeverij Kleinnood & Grootzeer. Een zeer aantrekkelijke uitgave die aanzet om niet meteen te gaan lezen, maar wel om minuten lang te beduimelen, te betasten en te bestuderen. Een verzamelobject bijna, heel tactiel. Zo ook
met Beken ! De auteur Erick Kila heeft zijn sporen als jeugdauteur en prozaschrijver reeds verdiend, maar is hij ook dichter? Trouwens wat moet er “bekend” worden? Waarom is de imperatief , met zijn zo dwingend karakter, hier nodig? Is het inhoudelijk belangrijk of hebben we hier te maken met een slimme marketing stunt? Een Kleinnood en Grootzeer truc?
Laten we dus maar gaan lezen, wie weet vinden we het antwoord. Kila houdt van de bepekte strofevorm, hij speelt graag op de vierkante meter en laat zijn spel daar evolutief beperkingen uitpuren. Zijn observaties worden nergens overladen, wat er niet staat is wat de lezer aanvoelt, ieder op zijn eigen manier. De auteur serveert, de lezer verrijkt door de gevoelsassociaties die de woorden van Kila oproepen. Het zorgt voor vertwijfeling, rust en aha-beleving om doorheen de wereld van de auteur zijn vragende invalshoeken te analyseren. De auteur ziet vanop afstand, maar blijft terzelfdertijd heel dicht bij zijn onderwerp. Hij is als een vader, waakzaam bezorgd, tot alles in staat. De auteur traint zijn opgelegde beperking; hij schrijft hier geen haikoes, maar zou het perfect kunnen. Beperkt tekent hij een universum uit dat wazig blijft en dus mysterieus wordt, hij houdt ons op een aangename manier aan het lijntje. Zijn personages verbergen alle overbodigheden, worden dus universeel en ballastvrij. Zijn woorden worden secuur afgezet. Geen woordenstroom, in de hoop hier en daar een geslaagde versregel neer te zetten. Lyrische ontboezemingen krijgen hier geen kans, klinisch koel, kil en streng het spanningsveld dat betere poëzie kenmerkt. Erick Kila laat de visuele elementen hun ding doen. De constructies zitten intelligent in elkaar. Leestekens zijn in deze bundel weinig gevraagde gasten. Eindrijm wordt adequaat toegepast en het repetitief beginrijm beoogt een sacraal element, een bijna ritueel verwerken van taalritmiek. Door zijn – vermoedelijke – passie voor geschiedenis duiken in deze bundel twee wat langere gedichten op: Mauritus Tiberius en Meester van de springende dieren.


Meester van de springende dieren

onder het veld
waren er kleine vergeten
dingen

dakpan, spinsteen, kraal van glas

blinddruk in de grond werd het bewijs:
soldaten, grenspost van een heel
oud rijk

de zon prikte dan een stukje rood
in los geslagen aarde scherf van kom
met uitgebeeld een vluchtend dier
visioen in klei
de maker was van hier
hij kende bos, moeras, de wolf, het zwijn
maar was verbaasd over het dier dat
hij zelf kon zijn: springend eland
hij liet hem in de sprong en kreeg een naam
meester van de springende dieren

een verhaal, het is misschien
niet waar


In de meeste overige gedichten portretteert Kila de stilte, de verlaten leegte, daar waar de mens nog niet stoort. De uitgever heeft van deze uitgave een heel mooi en handig leesobject gemaakt. De vormgever is talentvol. Beken ! is met de hand gemaakt door graficus/uitgever Gerrit Westerveld en de omslag is bananengelb ingekleurd. Op de achterkaft een strenge foto van de “dader”. De eerste oplage van 100 zal wellicht de deur uitvliegen, want ik moet bekennen Erick Kila, kan het !

Beken ! door Erick Kila, Uitgeverij Kleinood & Grootzeer, 2014, Bergen op Zoom, ISBN 978-90-76644-72-1


© Frank Decerf


dinsdag 23 december 2014

Ballade van de Boom en de Wind - Joris Denoo


Zij hing in de Boom der Kennis te bungelen.
Een zucht van oostenwind streelde de stam,
maar niet de takken die haar kraak en net
gevangen hielden in hun röntgengreep.
Zij had opgehouden te bestaan.

De Boom stond er tegen Beter Weten in.
Hij wou die Mens helemaal niet schorsen.
Jaarringen, ja, maar geen strakke strik
om het vlees waar het lijf het dunst is
en de stamboom het bestaat op te houden.

Toen men ter plekke afstapte
(drie, vier beroepen uit de levende wereld)
en scherper toekeek, ook geholpen door instrumenten,
ontdekte men geen oorzaak.

Tot er eindelijk iemand naar omhoog keek:
de Boom had al zijn bladeren losgelaten.
Oostenwind, weet je wel.

© Joris Denoo


Uit de cyclus 'Was dat het kersen eten?'
1 De dingen van de moeder
2 Dode dieren
3 Adem
4 Onderschrift (Geheim aftelrijm)
5 Thuiskomen, old skool
6 Ballade van de Boom en de Wind


maandag 22 december 2014

Thuiskomen, old skool - Joris Denoo


In mijn tuin ligt een verloren tennisbal.
Vroeger had ik geschreven: onze tuin.
Er is bijna niemand meer om die op te rapen,
iets te roepen en wellicht terug te gooien

naar de buren die ook al uitgebloeid zijn
wat thuisblijvend nageslacht betreft.
Maar wat doet die tennisbal hier dan?
Misschien komt hij wel van heel ver.

Dat balletje drukt me met mijn neus
tegen het venster van een eeuwigheid.
Dagenlang draag ik mijn beste kleren.
Ik mis het kind met al zijn vragen.

Is dat een ace daar in de tuin?


© Joris Denoo


Uit de cyclus 'Was dat het kersen eten?'
1 De dingen van de moeder
2 Dode dieren
3 Adem
4 Onderschrift (Geheim aftelrijm)
5 Thuiskomen, old skool
6 Ballade van de Boom en de Wind


zondag 21 december 2014

Gelijk de mensen - Jan van der Hoeven

Hoe zou het
proeven zijn van
blauw, het
aanraken van
rood, het altijd
geel zijn in de
kleuren; is wit ook
binnenin wit, en is
het water waar
of is alles maar
gelijk de mensen.


Jan van der Hoeven

Uit 'Elementair' (Ontwikkeling, 1963)

Jan van der Hoeven (1929-2014) overleed donderdag laatst, 18/12/2014, in Brugge. We nemen afscheid van een uitstekend dichter en een zeer aimabele man op dinsdag 23/12/2014 in Ver-Assebroek (Brugge).


Extern:
Experimenteel dichter Jan van der Hoeven overleden
Overlijdensbericht bij Cobra
Dichter én voetballer bij Cercle - Jan van der Hoeven


Onderschrift (Geheim aftelrijm) - Joris Denoo


Ze was hier maar even.
Dit noemt men dan leven.
Was het goed, was het slecht?
Ik weet het niet echt.
Maar dit ben ik zeker:
het kon niet echter,
het kon niet beter,
het kon niet slechter,
het kon niet langer.
Nu is het echt wel uit.
Vandaar mijn besluit:
zo, dat was het voor heden.
Morgen is dit verleden.



© Joris Denoo


Uit de cyclus 'Was dat het kersen eten?'
1 De dingen van de moeder
2 Dode dieren
3 Adem
4 Onderschrift (Geheim aftelrijm)
5 Thuiskomen, old skool
6 Ballade van de Boom en de Wind


zaterdag 20 december 2014

Adem - Joris Denoo


Huiver wandelt over kragen wanneer de wind
gezichten rimpelt en hoeden deukt.
Hij ruikt zoet en naar nat hout.
Bomen schuimen als een bladerzee.

Heeft een dode mens het ook soms koud?

De nabestaande die ik ben
ontkent ten stelligste.
Het kind knikt kort
en laat mijn hand los.

En nu naar het hiernamaal
mompelt het kind in mij.



© Joris Denoo


Uit de cyclus 'Was dat het kersen eten?'
1 De dingen van de moeder
2 Dode dieren
3 Adem
4 Onderschrift (Geheim aftelrijm)
5 Thuiskomen, old skool
6 Ballade van de Boom en de Wind


vrijdag 19 december 2014

Dode dieren - Joris Denoo


Men ziet zwart; men ziet wit;
men weet het niet.
Waar gaat iemand die dood is dan naartoe?

Aarde noch vuur noch lucht noch water
lossen zoiets op. Bij elke afscheidsdienst
stelt altijd een kind altijd de vraag.

Komt een holbewoner ook in de hemel?

Bij bestellingen ter aarde,
verstrooiingen in de wind,
tewaterlatingen of vuurvattingen
wordt de stiff upper lip op de proef gesteld.
Hoop is wit, dood is rood en mens ziet zwart.

Sst … nog even
en je mag de auto in.
Rits je jas al maar dicht.
En de dieren dan?



© Joris Denoo


Uit de cyclus 'Was dat het kersen eten?'
1 De dingen van de moeder
2 Dode dieren
3 Adem
4 Onderschrift (Geheim aftelrijm)
5 Thuiskomen, old skool
6 Ballade van de Boom en de Wind


donderdag 18 december 2014

De dingen van de moeder - Joris Denoo

Ze is nu ongeneeslijk dood.
Ondanks de dingen die haar omringden.

Haar panorama op de straat
is niet langer meer bewasemd.
De kookpot op het koude vuur
wijst steels naar af.

In het tuinhuis heerst nog oude munteenheid.
Een spin vergist zich van seizoen.
Geen appelgeur waait aan; het is stof
dat schrikt door binnenvallend licht.

De dingen lijken er nu nog net even te willen zijn.
Ik, de ongestorvene,
zal daar wellicht nog wat aan moeten doen.
Ontfermend zal ik hun rouwregister tekenen.

Ze zijn immers niet meer van haar,
Allerdingenmoeder.

Zo, dat was het.
What can we do?
Dag ma.
Moeder van me.



© Joris Denoo


Uit de cyclus 'Was dat het kersen eten?'
1 De dingen van de moeder
2 Dode dieren
3 Adem
4 Onderschrift (Geheim aftelrijm)
5 Thuiskomen, old skool
6 Ballade van de Boom en de Wind


Was dat het kerseneten? - Joris Denoo

De komende dagen publiceert De Schaal van Digther hier met veel genoegen "Was dat het kerseneten?", een cyclus recente gedichten van de grijze eminentie waarvoor we hier regelmatig een literaire buiging maken en die Joris Denoo heet. Vandaag het eerste gedicht 'De dingen van de moeder'. Hierna voor de duidelijkheid een overzichtje van de hele cyclus:



1 De dingen van de moeder
2 Dode dieren
3 Adem
4 Onderschrift (Geheim aftelrijm)
5 Thuiskomen, old skool
6 Ballade van de Boom en de Wind

Joris Denoo is dichter en prozaschrijver. Bovendien een masterblogger op een imponerende memory lane van een thuispagina vol schijngestalten, bloeddorst en heteroniemen... Om van die lange lange reeks downloadbare bestanden nog niet te gewagen!!!

Extern
Thuispagina Joris Denoo
Skynetblogs Joris Denoo
Joris Denoo bij Wikipedia


zaterdag 13 december 2014

Poging tot een constructivistisch portret van de dichter Renaat Ramon (2)

Inleiding van Alain Delmotte bij de tentoonstelling van Renaat Ramon in de Bib van Harelbeke.

Wat is belangrijk wanneer u deze concrete en visuele poëziedenkwereld binnenstapt? Dat bij concrete poëzie de letters een andere functie hebben dan bij de schrijftaal: het is beeldend materiaal geworden. Visuele poëzie verbreedt dit materiaal met een ‘context’, die meer dan eens als een context van sociaal-maatschappelijke en/of (maatschappij-)kritische aard blijkt uit te vallen.

Zoals ik het hier omschrijf lijkt het vrij simpel, klinkt het alsof concrete poëzie per definitie naar visuele poëzie kan uitwaaieren. Niets is minder waar; het is wezenlijk veel problematischer. Hoe problematisch, hoe complex het kan uitvallen, lezen we in ‘Vorm & visie’.

Het boek, zoals gezegd, biedt een zorgvuldig historisch overzicht. Het werkveld is dat van de avant-garde in de lage landen. De avant-garde van tussen de twee oorlogen en de neo-avant-garde uit de jaren zestig en zeventig. Tijdschriften uit die periodes worden minutieus doorbladerd, het oeuvre van een aantal dichters wordt doorgelicht.

Wie wil kan er veel in ontdekken: een onvermoede poëtische wereld openbaart zich. Ik signaleer wat mij trof. Vooreerst de grote rol die Paul de Vree (1909/1982) voor de concrete-visuele en auditieve-visuele poëzie in ons taalgebied heeft betekend. De Vree is thans wat vergeten. Maar dankzij dat boek misschien wel gerehabiliteerd? Bij leven kon de Vree rekenen op internationale faam. En het is misschien dankzij die faam dat Hugo Brems hem moeilijk kon negeren en wel tweeënhalve bladzijden aan deze beweging moest spenderen.

Overigens is concrete en visuele poëzie een internationale beweging bij uitstek. Naar analogie van bijvoorbeeld surrealisme en situationisme. Een bijzondere plaats binnen de ontwikkeling (die van start gaat met Mallarmé) is het dadaïsme die tegelijkertijd afbreekt maar ook opbouwt. Volgens Renaat in constructivistische richting.

Volledig nieuw terrein was voor mij de Italiaanse poésia visiva met als centrale figuur de door Renaat Ramon hoog gewaardeerde dichter Sarenco. Wat mij verblufte was het grote sociale engagement waarvan dit werk getuigt. De poésia visiva is zelfs ronduit op een links ideologische leest geschoeid: het brengt mei 68 in beeld. Engagement vinden we in het concreet/visueel werk van Ramon op momenten in het vroegere werk terug – nooit weliswaar vanuit een zelfde radicaal links-ideologische hoek als deze van de poésia visiva.

En Paul Van Ostayen? Welke plaats krijgen ‘Bezette Stad’ en ‘Feesten van Angst en pijn’ in dit overzicht. Wel deze verzamelingen worden niet genegeerd maar door puristen ook niet helemaal tot de concrete en visuele poëzie gerekend. Ritmische typografie – zoals dat door Van Ostayen werd beoefend - wordt eerder (want nuanceringen moeten gemaakt worden) als een apart genre beschouwd. Ook de kalligrafische poëzie, de handgeschreven poëzie komt niet aan bod. De beroemde ‘Calligrames’ van Apollinaire worden door diezelfde puristen meer als figuratieve poëzie dan wel als concreet-visueel beschouwd. Wat Renaat Ramon niet belet hem hier als voorganger te citeren.
Ik weet dat de kans bestaat dat wie voor het eerst met concreet en/of visueel werk wordt geconfronteerd, zich enigszins ongemakkelijk zal voelen en zal kampen met de vraag of dit nu nog eigenlijk poëzie en/of literatuur is? Het is net die weerspannigheid die voor mij de concreet/visuele poëzie boeiend maakt.

Het genre roept weerstand op, om niet te zeggen vijandigheid. Ik geef twee voorbeelden. Literatuurwetenschapper Thomas Vaessens, die niet over concreet-visuele poëzie spreekt maar over ‘picturale poëzie’ (een term die ik niet terugvond in het boek) stelt dat dit soort werk ‘evengoed beeldende kunst kan worden genoemd. Het kijken wint het hier van het lezen: er is geen zinsverband en er zijn geen versregels.’ Aan zo’n uitspraak hebben we een flinke polemische kluif. Kijken, bijvoorbeeld. Kan men lezen zonder te kijken? En is alle ‘kijken’ niet een soort lezen. Worden schilderwerken niet gelezen? En het kijken zelf? Zou er zoiets als een totaal geobjectiveerd, absoluut kijken bestaan? Is kijken niet vaak een geconditioneerd kijken? Men gaat er vanuit dat men eerst kijkt en dan pas interpreteert. Maar meestal gebeurt het omgekeerde: de interpretatie is er al voor het kijken. Het vooroordeel is er eerst, niet de oogopslag. Het lijkt wel of Vaessens nog nooit over de fenomenologie heeft gehoord. Dat er bij Vaessens vooroordelen mee gemoeid zijn bewijst het feit dat hij poëzie met zinsverband (dwz volgens geldende grammaticale regels) en versregels vereenzelvigt. Hiermee sluit hij uit: zowel woord- en lettergreepgedichten als prozagedichten. Thomas Vaessens heeft verdiensten. Maar hier verspreekt en vergist hij zich schromelijk.

Een andere tegenstander van dit soort werk citeert Renaat Ramon in zijn boek. Met name Hedwig Speliers: die vindt dat concrete/visuele poëzie het lyrische, beeldende gedicht ontkracht. Ramon ontkracht deze stelling op zijn beurt op zijn typische laconieke manier: ‘Speliers besefte blijkbaar niet dat het in de visuele poëzie niet gaat om beeldspraak maar om beeldtaal waarop de schakeling poëzie = lyriek = beeldspraak niet van toepassing is.’ Met andere woorden, Speliers is iemand die een heel specifieke onder meer op het structuralisme geïnspireerde mening heeft over poëzie? Elke poëzie die volgens hem van die mening afwijkt, betekent eigenlijk een verpaupering, een verpaupering waartegen dan een kruistocht moet georganiseerd worden. Speliers sluit uit: zijn poëtisch standpunt wordt maatstaf, wie hier van afwijkt wordt schoolfrikkerig op zijn plaats gezet. Een voor mij te autoritaire, te sectaire handelswijze. Waarmee ik het belang van het werk van Hedwig Speliers niet van mij afschuif.

Laat mij nu de poëticale visie van dit soort kritiek even op een constructivistische manier uitbeelden. Wel het is simpel: we komen niet op een geometrische figuur uit maar op een punt. Niet meer dan een punt. Dat punt is een standpunt. Dat standpunt is een maatstaf. En de maatstaf is een model. En dat model wordt de norm. Punt uit. Geen driehoek, geen halve cirkel.

Daartegenover staat een veel geëmancipeerdere en opener uitspraak van Paul de Vree. Renaat Ramon haalt die aan in zijn boek: ‘Er is niet de poëzie, er zijn poëzieën.’ Dat brengt me een veel latere en door mij vaak gebruikte uitspraak van Jacques Roubaud in herinnering: ‘il n’y a plus de poésie, il y des poésies’.

Poëtica zie ik niet als maatstaf maar als mogelijkheid binnen zoveel meer en andere mogelijkheden. Wat eigen voorkeuren uiteraard niet hoeft te verbieden. Van literaire kritiek verwacht ik empathie, nieuwsgierigheid, een zucht naar en een zin voor exploratie. Zoals ik dat in het boek van Renaat meen te herkennen. Hij bespaart ons van apodictische oordelen, heiligverklaringen en evenveel doodsvonnissen.

Waarover gaat het eigenlijk hier in de kern? Over vooroordelen. Over percepties. Het gaat over het maken van categorieën en genres en hoezeer we daar onbewust zijn door beïnvloed. ‘Les genres littéraires sont des ennemis qui ne vous ratent pas, si vous les avez ratés au premier coup.’ Dixit Henri Michaux. Het gegeven poëzie impliceert een breder spectrum dan de schema’s die we werden aangeleerd (die dus van de gecanoniseerde literaire geschiedenis). Dat meer is dan een driehoek in een cirkel.

Een van die vooroordelen is het feit dat poëzie vaak verward wordt met sentiment. Maar poëzie kan evengoed reflectie zijn. Het ene hoeft overigens het andere niet weg te dringen. En hiermee zijn we bij het werk van Renaat Ramon aangekomen. Zijn werk in zijn geheel. Reflectie is er een kenmerk van. De logos. Een woord dat we hier voor een keer in al zijn lexicale meerduidigheid moeten interpreteren. Logos, wat we uit een gedicht van hem weten, is zijn strategie tegen verval en dood. Zijn verweer, zijn egelstelling. Afgemeten, stoïcijns, doordacht. Logos als levenskracht, als levenswil. En waarom niet: logos als levensvoorwaarde.

De titel van deze tentoonstelling verwijst expliciet naar dat reflectieve karakter van zijn werk. Denkbeelden. Denk schuine streep beelden. Het beeld als denken, het denken als beeld. Meer beeld dan denkbeeld? Wijst de schuine streep een breukvlak aan? Een onvermogen om beeld en gedachte met elkaar in symbiose te laten gaan ?

Concrete en visuele poëzie hebben meer met kritische reflectie te maken dan wel met het uitdrukken van gemoedsstemmingen. Met Renaat komt er een factor bij: het ludieke, de satire, de ironie, de zelfspot. Een ironie die relativeert, want ze welt uit een in hem aangeboren bron van scepsis. Daarom is zijn werk niet vrijblijvend : ethische en (zelf)kritische bewogenheid typeert haar in hoge mate. Niet voor niets bestaat zijn visueel zelfportret uit een uitroepteken tussen enkelvoudige aanhalingstekens. Die aanhalingstekens maken de ironie uit.

Hoe dan ook, sentiment of kritische reflectie, het is niet de meest fundamentele uitdaging. De inzet is steeds weer hoe subtiel, hoe gelaagd, iemand iets vorm wil geven. De gevoeligheid waarmee iemand iets vorm geeft. Met sentiment heeft het niet meteen te maken. Des te meer met sensibiliteit.

De concreet/visuele poëzie stierf een stille dood. Protest dijde uit, het conventionele, het conforme namen hun vertrouwde positie terug in. De concrete visueel poëzie doofde als beweging uit. Evenwel niet als gegeven, niet als mogelijkheid. In het laatste hoofdstuk van zijn boek bespreekt Renaat enkele hedendaagse dichters die concrete/visuele in hun werk hebben geïntegreerd of erop verder bouwen. De poëtica’s van de huidige generatie is breder, meer eclectisch ingesteld dan de voorgaande.

Neem nu bijvoorbeeld Rozalie Hirs. Zij noemt zichzelf een componiste. Zij beoefent de klankpoëzie. Zij geeft dichtbundels uit die men als reguliere poëzie (woordwerk) kan omschrijven. In enkele van haar bundels merken we ritmische typografie op. We horen van haar auditieve poëzie en lezen hier en daar concrete poëzie. De nieuwste generatie kijkt helemaal anders naar genres, subgenres, grenzen en taalgrenzen aan. Een driehoek in een halve cirkel. Renaat Ramon is in zekere zin van die generatie een miskende voorloper. Ramon heeft ongewild school gemaakt.















Renaat Ramon en Jan Van Herreweghe















vlnr Renaat Ramon-Alain Delmotte-Patrick Lateur tijdens de vernissage.


Poging tot een constructivistisch portret van de dichter Renaat Ramon - deel 1
Poging tot een constructivistisch portret van de dichter Renaat Ramon - deel 2

De tentoonstelling in de Bib van Harelbeke loopt nog tot 31/12/2014.

Meer info:
Tentoonstelling Renaat Ramon in de Bib van Harelbeke
Thuissite Bib Harelbeke
Thuissite Renaat Ramon
Vorm & Visie bij Digther


vrijdag 12 december 2014

Poging tot een constructivistisch portret van de dichter Renaat Ramon (1)

Inleiding van Alain Delmotte bij de tentoonstelling van Renaat Ramon in de Bib van Harelbeke.

Renaat Ramon is, voor wie het niet mocht weten, een kunstenaar die actief is op
twee fronten. Hij is enerzijds een plastisch kunstenaar (hij ontwerpt beeldhouwwerken) met constructivistische dwz abstract geometrische wortels en anderzijds is hij een literator. Als literator is hij vooral een dichter. Maar hij schreef ook recensies en essays. Als essayist valt bijwijlen een interesse voor het literair-historische op: hij brengt graag vergeten dichters in herinnering. In herinnering houden is Renaat Ramon tot missie. Poëzie in het memoriaal van iets. Als dichter bespeelt hij twee taalinstrumenten en noemt die zelf: het woordwerk en het beeldwerk. Veel van dat woord- en beeldwerk werd bijeen gebracht in de bloemlezing ‘Klemteken’ – een boek dat ik u ten zeerste aanraad, al was het maar omwille van de voortreffelijke inleiding van Jooris Van Hulle. Aangezien ik het hier vooral zal hebben over een bepaald aspect van Ramons dichterschap, sta ik eerst stil bij het begrippenpaar Woordwerk/beeldwerk. Naar wat verwijst het? Ik zal het proberen op een eerder ludieke manier te benaderen, op een manier die Renaat Ramon zeker zal aanspreken, met name op een constructivistische manier.

We trekken op een wit blad een horizontale lijn. Die lijn staat voor het begrip ‘woord’. Het eindpunt ter linkerzijde staat voor het begrip ‘teken’ (A) (dwz zeggen het letterteken) en ter rechterzijde het begrip ‘klank’ (B). In het midden van de lijn situeert zich het begrip ’het lexicale woord’ (C). Het woord zoals we de betekenis ervan in het woordenboek terugvinden. Het woord zoals we er dagelijks in onze communicatie gebruik van maken.

Van de poëzie weten we dat in het gedicht het woord de neiging vertoont om van het lexicale, van de geijkte betekenis af te wijken. Waarom dit gebeurt is een complexe kwestie. Ik beperk me tot de vaststelling dat het lexicale woord voor de dichter niet volstaat, dat het de dichter niet voldoet.

Als we het woord in een poëtische context ter rechterzijde schuiven komen we stapsgewijs in de richting van de orale poëzie, de performance uit en in zijn extremiteit komen we bij de klankpoëzie en de fonetische poëzie terecht. Bij klankpoëzie is er geen sprake meer van woorden maar enkel van klanken, zoals dat het geval is in het beroemde gedicht van Jan Hanlo ‘Oote Oote oote boe’.

Schuiven we het poëtische woord ter linkerzijde op dan slaan we langzaam langs de ritmische typografie om de weg in die naar de ‘concrete en visuele’ poëzie leidt. De dichter gaat hier uit van het beeldend vermogen van het woord - het woord als teken – en niet langer meer van zijn lexicale betekenis. We komen zelfs in al zijn radicaliteit bij de woordloze poëzie terecht – waarbij zelfs de letters zijn verdwenen.

We zouden dus kunnen stellen dat het woordwerk van Ramon zich in de pragmatische omgeving bevindt van het lexicale woord (maar afwijkingen vallen niet uit te sluiten), het beeldwerk op het front van de concrete en visuele poëzie.

Maar het constructivistische schema is nog niet af. Ik stel vast dat binnen de aangegeven lijn Renaat Ramon op verschillende punten actief is. Hij is concreet/visueel aan het werk gegaan. En veel ervan is hier te zien. Maar hij heeft zich eveneens aan woordloze poëzie gewaagd. Onder meer in het werk ‘color-field poetry’ en het hier voor eerst te bekijken ‘Chromatics’.
Dit werk heeft een uiterst spelmatig karakter: twee rechthoeken, twee kleuren (rood en groen), twee posities (horizontaal, verticaal). In twintig stills ontplooien de twee rechthoeken zich geraffineerd tot zes rechthoeken, waarbij afwisselend de kleuren van plaats verwisselen en de rechthoeken van positie. Een ritmische opbouw (op basis van herhaling) laat zich systematisch vermoeden, zoals we dat bijvoorbeeld ook kunnen merken bij de minimalistische muziek. Ik kan het dan ook niet laten om in de titel een verwijzing te zien naar zowel de kleurleer als naar het twaalftonenstelsel in de muziek. Toegegeven: dit is een persoonlijke interpretatie. In ieder geval ervaar ik dit werk als subtiel en fris.

Maar de dichter heeft ons nog meer te bieden: hoewel hij er misschien niet de ambitie voor lijkt te hebben heeft, schuwt Ramon de performance niet. Hij is echt niet doof voor klankpoëzie. En hij schreef teksten waarvan ik vind dat ze een podiumgehalte hebben. Ik denk aan het verrukkelijke gedicht ‘Canterburry sales’.

De aangegeven eindpunten op de lijn die ik vermeldde zijn eigenlijk meer aanknopingspunten. Visuele en concrete poëzie is niet zonder affiniteit met beeldende en conceptuele kunst. En klankpoëzie wordt wel eens als een muziekgenre omschreven. En is performance ook niet een soort ‘podiumkunst’? Die aanknopingspunten zijn meer een soort niemandsland. Passages. Het zijn geen grensposten. En op een vreemde manier zijn ze met elkaar verbonden. We kunnen beide punten met een halve cirkel verbinden. En op het middelste punt van die halve cirkel ontmoeten klank en beeld elkaar in wat auditieve-visuele poëzie wordt genoemd. We trekken twee diagonalen vanuit de twee aanknopingspunten naar het middelste punt van de cirkel. En zo komen we uit op wat voor mij het constructivistische portret, het totaalbeeld van de dichter Renaat Ramon zou kunnen zijn: een driehoek binnen een halve cirkel. En met deze ‘dialectische’ figuur staat Renaat ver weg van de meeste van zijn collega-dichters. Ik lever daar zo meteen het bewijs van.

Waarom ik hier zo lang bij dat constructivistisch portret ben blijven stilstaan, heeft uiteraard te maken met deze tentoonstelling. Deze werd samengesteld naar aanleiding van een recent gepubliceerd boek van Renaat dat zowaar in het essayistisch genre als zijn opus magnum is uitgevallen. ‘Vorm & visie – geschiedenis van concrete en visuele poëzie in Vlaanderen en Nederland’. Zoals de titel aangeeft, biedt het boek een overzicht van wat concrete en visuele poëzie aan (blijvende) resultaten en diversiteit heeft opgeleverd. Dit gebeurt met dit boek voor het eerst.

Althans voor het eerst op zo’n grondige, precieze en precieuze manier. Om een voorbeeld te geven. In zijn ‘Geschiedenis van de Nederlandse literatuur tussen 1945 – 2005 ‘Altijd weer vogels die nesten beginnen’, spendeert Hugo Brems nauwelijks tweeënhalve bladzijde aan het genre. En dat in een boek dat 790 bladzijden telt. Van die tweeënhalve bladzijde maakt Renaat in ‘Vorm en visie’ een verhaal dat 340 bladzijden lang is. Zelf spreekt Renaat Ramon over dit boek als zijnde een documentaire. Een droog academisch, literair-wetenschappelijk boek is het niet geworden.

Op vraag van Renaat ga ik nu even dieper op dat boek in. Al vindt u op deze tentoonstelling nog wel ander ‘plastisch werk’ waarvan enkele werken in meer of mindere mate een literaire verwijzingen inhouden.
Ik vestig uw aandacht op het werk dat in deze ruimte een centrale plaats kreeg en ook op de uitnodiging is terug te vinden, het werk dat de naam ‘Utopia’ meekreeg. Het werk zinspeelt op het gelijknamige boek van de zestiende eeuwse humanist Thomas More. Dit boek gaat over de wijze waarop het fictieve land Utopia is georganiseerd. Het land symboliseert ‘de ideale staat’. (Het boek is overigens van een schrijnende actualiteit, zo gaat het onder meer over godsdienstvrijheid en godsdiensttolerantie.) Voor de taal van Utopia ontwierp More een eigen(zinnige) woordenschat en grammatica, een soort Esperanto avant la lettre. Zijn vriend de Antwerpse humanist Pieter Gillis verzon voor het ‘Utopisch’ een alfabet. Een alfabet dat bestaat uit 22 letters en elementair gebaseerd is op de cirkel, het vierkant en de driehoek. Een quasi constructivistisch alfabet, alweer, avant la lettre. Hoe kon Renaat Ramon aan dit gegeven weerstaan? Met dit alfabet speelt de kunstenaar, zoals altijd een uitgekiend spel. De milde, de kwetsbare, de troostende ironie is hier niet weg te denken.

Voor ik even het boek ‘Visie en vorm’ in vogelvlucht zal doorbladeren, denk ik dat het nuttig is om stil te staan bij de vraag – die ik hier waarschijnlijk eerder had moeten stellen ‘wat is concrete en/of visuele poëzie?’

De termen concrete poëzie en visuele poëzie zijn de meest gebruikte en hebben een overkoepelende functie. Ze zijn niet sluitend. In het boek vinden we nog velerlei andere terminologie terug: iconische poëzie, grafische poëzie, figuratieve poëzie, vispo, lotta poëtica, poésia visiva, subvers, visual writing ... Niet één van deze termen kan men aan elkaar gelijkstellen: elk van deze termen draagt een eigen ‘poetica’ uit, verdedigt met een soms bitsig karakter, met geruzie, met genadeloze vechtlust en de daarbij horende dissidenties een eigen territorium. Wat ze gemeen hebben is het gegeven ‘beeldtaal’.

Renaat Ramon probeerde in een tekst ‘Boven de taalgrens’ het onderscheid tussen ‘concreet en visueel’ te omschrijven: ‘In het eerste geval, de concrete poëzie, wordt hoofdzakelijk gewerkt met typografische elementen en typografische technieken (...), in het andere worden de meest diverse materialen en de meest uiteenlopende middelen (naast elkaar) gebruikt: assemblage en een collage van tekst, chromo’s, foto’s en realia.’ Concrete poëzie brengt een beeld in beeld, de visuele poëzie brengt ‘een situatie in beeld’.


Poging tot een constructivistisch portret van de dichter Renaat Ramon - deel 1
Poging tot een constructivistisch portret van de dichter Renaat Ramon - deel 2

De tentoonstelling in de Bib van Harelbeke loopt nog tot 31/12/2014.

Meer info:
Tentoonstelling Renaat Ramon in de Bib van Harelbeke
Thuissite Bib Harelbeke
Thuissite Renaat Ramon
Vorm & Visie bij Digther


donderdag 4 december 2014

Expo Renaat Ramon in Harelbeke

Sinds gisteren loopt in de Bibliotheek van Harelbeke een tentoonstelling met ruimtelijk werk van dichter-beeldhouwer Renaat Ramon.
De expo die we je hierbij bijzonder mogen aanbevelen is te bezoeken tot 31/12/2014. Morgen vrijdag 5/12/2014 gaat er om 19:30 u een vernissage-avond door. Digther-redacteur Alain Delmotte zal het werk van Renaat Ramon graag voor ons toelichten. Recent verscheen van Renaat Ramon ook het schitterende boek rond concrete en visuele poëzie "Vorm & Visie".

"Esthetiek zit diep in Ramon ingegraven want het is in alle geledingen van zijn dagelijks bestaan consequent terug te vinden. Architectuur, meubilair, huisraad, kledij: noem het op en hij geeft het een eigen tint. Een ritme. Het ritme van een stijl. Hoe ‘afstandelijk, onpersoonlijk, koud, cerebraal of berekend’ bij een eerste oppervlakkige kennismaking van zijn plastisch werk (dat expliciet van alle anekdotiek is geëvalueerd) ook lijkt: een geraffineerd hedonistisch principe vormt er het fundament van."
(Alain Delmotte over het werk van Renaat Ramon)

Vernissage: vrijdag 5 december 2014 om 19u30 - Bib Harelbeke - Toegang gratis

Extern:
Thuissite Renaat Ramon
Bib Harelbeke
Vorm & Visie bij Digther


maandag 1 december 2014

Biograaf - Paul Rigolle














voor Bert Bevers


Er zit een orde in zijn ernst. Nauwgezet
en accuraat houdt hij in vier kleuren
de dingen en de dagen bij. Rood komt van ver,
verrast met feiten, wetenschap en strategie,
kunst die hem met verrukking slaat

en die hij van elders importeert. Groen is
wat hij zelf nog het beste kan, het krimpen
en het kraaien, de kramp van een schriftuur
die bij hem van binnen zit. Zwart staat
voor de wedloop, het brood op de plank

van elke dag. Blauw is dan weer, laten we zeggen,
eerder iets persoonlijk, daar vangt een ander niets
mee aan. Wat daarnaast nog van zijn leven rest
is de kern waarvoor geen kleur voorhanden is
en die tot slot ook hem ontsnapt.


© Paul Rigolle



Bert Bevers werd onlangs zestig! Dat werd gevierd met onder meer een mooi "liber amicorum" dat hem bij een verrassingsbezoek in Antwerpen werd aangeboden. Eén en ander was een initiatief van Wim van Til (directeur Poëziecentrum Nederland) en Ron Scherpenisse (ontwerper). Digther-redacteur Paul Rigolle schreef voor de gelegenheid bovenstaand gedicht "Biograaf".


Extern:
Huldebericht "Bert 60" bij Albert Hagenaars
The making of - Ron Scherpenisse
Paul Rigolle - Biograaf