Zondag laatst, 20 oktober 2024, werd in De Snuffel in Brugge 'Het geduld van water' de debuut-dichtbundel van schilder-dichter Johan Clarysse voorgesteld.
Bart Stouten sprak bij die feestelijke gelegenheid de navolgende inleiding uit waarin hij toelicht waarom hij 'Het geduld van water' uiterst lovend onthaalt en begroet. Deze tekst was en is niet bedoeld als proza maar als een inleidende lezing wat het vertrouwelijk register verklaart.
Bart Stouten:
"Ik ben geen Tom
Poes-personage en houd niet van Dorknopertaal, maar toch
wil ik met een glashelder statement beginnen, door niemand mis
te verstaan: voor mij ligt een heel geslaagde bundel, een
prachtige bundel die het niveau van de allergrootsten bereikt. Ik
wil dat ook in deze inleiding heel duidelijk markeren, opdat
mijn enthousiasme diep in uw gedachten kan doordringen. Elk begin is tenslotte
niet meer dan een vervolg en het boek der gebeurtenissen ligt
altijd open in het midden, citeert Johan halverwege zijn bundel de
Poolse dichteres Wislawa Szymborska. Ik las deze
dichtbundel zelf ook als het vervolg op een rijk visueel oeuvre.
We kennen Johan Clarysse als een begenadigd visueel
kunstenaar met schilderijen die op een heldere manier
raadselachtig zijn, net zoals deze poëzie trouwens. We kennen Johan
Clarysse bovendien als de auteur van een tekst, ‘Walden and
other suspicions’, waarin Johan, in een reflectie op zijn
eigen artistieke output, concepten van identiteitsconstructie,
communicatie en non-communicatie onderzoekt, samen met de
drijfveren en aspiraties van de menselijke conditie.
Daarin treffen we alle clues aan die ons kunnen helpen bij de
interpretatie van zijn nieuwe verzen, zo immens mooi van visuele
ondersteuning voorzien. De cover alleen al – midscheeps de
essentie van ‘Het Geduld van Water’ geraakt. De aanwezigheid
van het afwezige, om het in de kortst mogelijke
uitdrukking te vatten.
De menselijke conditie is
er meteen, ook in deze bundel. De eerste verzen van deze
prachtbundel lijken te gaan over een doodgewone zondagochtend,
waarin de spreker zich bevindt in een huis waar de
aanwezigheid van een geliefde voelbaar of, want het is heel dubbel,
‘nog’ voelbaar is. Het mooie is dat de aanwezigheid daadwerkelijk
ook een afwezigheid is: is het een leven of de liefde die
verzwonden – het kan allebei. Dat wordt zo vaak ervaren via de (in
fine vooral louterende) filter van een diepgaand ‘condition
humaine’-gevoel. De afwezige wordt in elk geval voelbaar aanwezig,
lijfelijk én spokerig, als een schaduw die je volgt. Dus
misschien is het toch niet zo’n ‘doodgewone’ zondagochtend, eerder een
voorbode van een innerlijke revolutie. En dankzij deze
verzen met de vivisectische geest van Henrik Ibsen worden we
ook uitgenodigd om er een heel ‘bijzondere’ zondag in te
zien.
De zondag-tijd wordt in
elk geval, net zoals het tijdsgevoel dat deze poëzie zelf bestiert,
een rustige, contemplatieve ‘vrije’ tijd. ‘Vrije’ moet ik dan
cursief uitspreken, zoals u merkt. Er wordt gesuggereerd dat er
een gevoel van hoop of verwachting in de lucht hangt, maar
dat is misschien slechts schijn, en daardoor is de vrijheid
aanvechtbaar, kwestieus. De dichter probeert die valse hoop te
vangen en weg te sturen. De geliefde lijkt daarop
bezorgd te reageren en vraagt zich af wat de toekomst zal brengen.
De dichter begrijpt de situatie volkomen, zelfs paradoxaal
genoeg zonder woorden, wat haast miraculeus aanvoelt, in
deze poëzie met het aan-uit-bewustzijn van een quantumwereld,
waar elke waarneming de werkelijkheid verandert.
Toon mij maar je
moederziel, zwijg ik, zegt Johan.
Hij wil de innerlijke
gevoelens van de ander zien, maar zwijgt erover, op een erg mooie
manier. Om dat zwijgen te laten voelen hanteert hij stijlpuzzelstukjes,
fragmenten die me aan het geserreerde en de
diepe emotionele lagen van de (met innerlijke gedachten
zwangere) William Faulkner deden denken.
Samen ruimen we de kasten
op, schrijven namen in de schors van ons geheugen:
Johan bezingt het opruimen van herinneringen – waarbij
het geheugen dus een afschilferende buitenlaag is – en het
vastleggen van geliefde namen, in poëzie die in elk geval iets
anders betracht dan daar romantisch of schwärmerig-sentimenteel
mee om te gaan. De geliefde is nog steeds aanwezig in het
huis, zelfs als ze er fysiek niet meer is. De geliefde wil voorkomen
dat de dichter in emotie verdrinkt. Het is prachtig om te
merken hoe virtuoos Johan erin slaagt te zingen over verlies,
herinnering en de aanwezigheid van een geliefde, zelfs na de
fysieke afwezigheid.
Met grote verbeeldende
kracht roept Johan een gevoel op van nostalgie en tederheid.
Dan zoekt hij de beschrijving van een intiem moment tussen twee
mensen, een beetje à la Vladimir en Estragon in Waiting for
Godot, waarbij de natuur en de tijd hun louterende rol spelen.
Wij zitten op een bank, de mist hangt laag en grijpt ons
bij de nek: De openingsscène toont twee mensen die samen op
een bank zitten, omringd doorv mist. De mist wordt
symbolisch gebruikt om de onzekerheid of het mysterie van het
moment te vangen, te benadrukken.
In het gedicht ‘Veterloos’
ontmoeten we een persoon die, opnieuw als een
Beckett-personage, in de war is, maar toch met ons een vertrouwde
riedel uit het verleden deelt. Beide, de verwarde en de geliefde,
wandelen hand in hand en verlangen naar een bos in elke boom.
Het spanningsveld tussen neergang (enerzijds) en het streven
naar het hogere (anderzijds) wordt voelbaar, de geest van
René Char indachtig, die trouwens ook een opdracht krijgt
toebedeeld.
Kinderen, dat is geweten,
kunnen genieten van de beeldende taal en metaforen in René
Chars gedichten. Ze kunnen hun verbeeldingskracht
gebruiken om de betekenissen te verkennen. Zijn poëzie kan
dienen als inspiratie voor kinderen om zelf creatief te
schrijven. Ik vermoed dat René Char één van de achterliggende
inspiratiebronnen was voor Johan om prachtige gedichten OVER
de open, nog niet gemanipuleerde, verbeeldingrijke, geest
van een kind te schrijven. Sta me toe een van de mooiste
gedichten uit de bundel te citeren. Heel veel LEVEN in die verzen,
temidden van alle afwezigheid die de bundel doordesemt.
Kinderboek I.
Voor Robin.
Een middag zonder aandacht.
Het landschap
laat zich lezen als een kinderboek.
We vallen
samen met elkaar,
de wereld en onszelf.
Zij kijkt op.
De hemel
is voor haar een onbeschreven blad.
Haar
lippen bootsen
geritsel in de bomen na.
Ze wijst naar
dun gezaaide, witte huizen.
En naar de paarsblauwe glans
in zeepbellen die zij blaast -
als voor een laatste
verjaardag.
Het gedicht dat erop
volgt, ‘Voorschot’, lijkt te gaan over het verlangen om het
alledaagse en gangbare te overstijgen. De dichter nodigt ons uit om
de wereld nog maar eens anders te bekijken, om te ontsnappen
aan de gewone en geruststellende dingen die ons omringen,
de zachte terreur van het alledaagse. De kaal geplukte teddybeer
naast het kussen symboliseert misschien de leegte of het
gemis dat we soms voelen. Maar dan suggereert Johan dat
we een andere weg kunnen inslaan: we kunnen van Rodins
denker een dichter maken à la Rilke, de aarde als een zevende
hemel beschouwen en vrijheid als een kostbaar geschenk zien. We
moeten geloven in de kracht van kunst, verhalen en
symbolen (zoals de feniks, de kat en het kind) om ons te bevrijden
van de verdovende beperkingen van taal en conventie. En
uiteindelijk, voordat we de weg kwijtraken en onze woorden
verliezen, kunnen we een voorschot nemen op geluk –
en zoals u hoort laat ik bewust het lidwoord weg: ik spreek
niet over ‘het’ geluk, dat bestaat niet, misschien wel ‘een’ geluk,
een geluksmoment, vergankelijk, versmeltbare binnen- en
buitenwereld zoals de cover van deze bundel suggereert. Het
gedicht lijkt te pleiten voor een poëtische en creatieve
benadering van het leven, waarbij we de gewone dingen
transformeren en dan betekenis, een nieuwe betekenis, geven aan onze
ervaringen.
Tijd is er in overvloed in
deze bundel die heen en weer beweegt tussen zichtbaarheid en
onzichtbaarheid, aan- en afwezigheid. Maar zijn het ook
tijdlijnen, zijn ze stratificeerbaar, kun je spreken van een
gelaagdheid? In het gedicht ‘Onderbelicht’ reist de persoon in elk
geval door tijdlijnen die haar langzaam beter zichtbaar maken.
Verdriet en herinneringen vormen in die tijdlijnen, als in de 365
lijnen van een oud zwart-wittoestel, de wereld, terwijl er
intelligent gespeeld wordt met taal en rituelen.
Het is altijd donderdag
voor de persoon. Ze leeft in een taal die de spreker verrast en de
wereld anders maakt. Ze snijdt de zwaarte in schijfjes, als
een personage van Milan Kundera, dat heen en weer geslingerd
wordt tussen ondraaglijke lichtheid en verpletterende gravitas.
In “Zondags kleed” ervaart
de geliefde het bestaan als een ‘niet-werkend’ werkwoord.
Mist symboliseert haar zondagse kleed, en ze verzet zich
tegen de verwachtingen van orde en getallen. Mist heeft hier
de kracht van de mist in de kortverhalen van Gianni
Celati, ik denk aan zijn ‘Verhalen van de Po-vlakte’ waarin
kinderen de mist in verdwijnen, maar de taal zelf is allesbehalve
mistig, ze blijft ‘de eenvoud waarop je vertrouwen kan’, zoals
Turgenyev dat zegt.
Ja. Er is mist, in deze
bundel. Mist, maar ook veel visuele poëzie. Het wegvallen van
de tijd, het overgaan in de broze herinnering is vooral ook
een visueel proces. En dat verbaast nauwelijks, rekening
houdend met de bloedmooie visuele kunst van Johan Clarysse. Aan
het visueel woord-proces nemen zowel de dichter als de geliefde
deel. In “Alfabet” tast de geliefde herinneringen af en
schildert een zelfportret in een nauwe lijst. Ze benadrukt het belang
van benoemen en creëert een nieuw alfabet voor de spreker.
De geliefde deed me denken aan Esther Greenwood in de
coming-of-age roman van Sylvia Plath, the Bell Jar. Een hint
naar het moeizame volwassenwordingsproces
van een jonge vrouw, heel teder verwoord door Johan.
Een bosduif zoekt de zon
die zich verschuilt: De zoektocht van de bosduif naar de zon
lijkt me symbool te staan voor een verlangen naar iets dat
moeilijk te bereiken is. Haar ogen leggen mij voortdurend in
de luren, leren mij dat kijken een vorm van aanraken is:
De ogen van de ander hebben een diepe impact op de
spreker. Kijken wordt hier als een intieme handeling
beschouwd. Zij gelooft dat toeval orde is die wij niet zien, de dag
een nacht die onbegrepen blijft:
De geliefde, zoveel is
duidelijk, heeft een filosofische kijk op toeval en tijd. Misschien
gelooft ze dat er een verborgen orde is in wat wij als toeval
beschouwen. De twee mensen delen herinneringen en koesteren
ze als kostbare vondsten. Dit kan verwijzen naar gedeelde
ervaringen en geschiedenis. Wanneer de dag zich terugtrekt
hangen resten hemel in haar grijze haar: De avond valt
en de hemel laat sporen achter in het grijze haar van de
geliefde. Dit kan zowel een poëtisch beeld zijn als een
verwijzing naar vergankelijkheid. Samen vallen we uit de tijd en
uit de taal: Het gedicht eindigt met een gevoel van
tijdloosheid en eenheid tussen de twee mensen. Ze zijn buiten de
normale grenzen van tijd en taal. Dit gedicht lijkt een moment
van intimiteit, reflectie en verbondenheid te
beschrijven.
Verderop beschrijft Johan
opnieuw een intiem moment tussen twee mensen, waarbij ze
praten over alledaagse dingen, maar ook de wereld buiten
bespreken. De geliefde wordt mooier wanneer ze de spreker
ziet, en er komt dan een gevoel van tegelijk tijdloosheid en
verbondenheid. Een vrouw wordt beschreven die stilte in
zichzelf kan vouwen en het niets kleiner kan maken. Ze heeft een
dromerige en fragiele blik, en ondanks haar geloof in een
goede god, is ze bang voor de oneindigheid. Steeds is er
het eerbetoon aan een persoon die niet meer fysiek aanwezig
is. De spreker bewaart herinneringen aan deze persoon en voelt
hun aanwezigheid in hun botten.
Ik moest tijdens het lezen
van deze bundel vaak aan Remco Campert denken en zijn
mooie roman Liefdes Schijnbewegingen. Het
verhaal verkent, zoals Johan in zijn poëzie, menselijke
relaties, verlangens en de complexiteit van onze emoties. Maar altijd
is die verkenning er één die een minimum minimorum van
trefzekere woorden volhoudt. Het onderwerp, het complexe
onderwerp, midscheeps geraakt met dat minimum minimorum.
In een ander onderdeel
beschrijft Johans poëzie de terugkeer naar een geliefde die
afwezig is. De spreker kijkt door die afwezigheid heen en
herinnert zich specifieke elementen die met de geliefde te maken
hebben. De tuin wordt als een centrale metafoor
gebruikt, waarin de geliefde soeverein verdwijnt en de wereld op
zijn kop keert om beter te begrijpen of alles wel klopt. Het
gedicht lijkt, soms wat surrealistisch meanderend à la Rimbaud,
te gaan over het verlangen naar verbinding en het zoeken
naar betekenis in de afwezigheid van de ander.
Het derde onderdeel lijkt
te gaan over een persoonlijke relatie met iemand die afwezig is,
maar wiens aanwezigheid nog steeds voelbaar blijft. De
spreker bevindt zich op een plek waar de afwezige geliefde ooit
stond. De stofjas fungeert als een tastbare herinnering.
Johan voelt de grond en ruikt de geur van thuis, wat doet denken aan
de geliefde en hun gedeelde ervaringen. Hij vindt
beelden die symbolisch zijn voor de lessen en inzichten die de
geliefden samen hebben geleerd. Water dat zijn weg zoekt naar iets
groters kan verwijzen naar verlangen, groei en het streven naar
meer. Een bibliotheek symboliseert kennis en ervaring. Het
boek dat de geliefde was, wordt langzaam gelezen alsof het
voor het eerst in handen wordt gehouden. Dit lijkt me
indicatief voor een frisse, creatieve herontdekking van oude
herinneringen. Niets zo moeilijk als het bewaren van herinneringen
aan een geliefde, niets zo tartend als het verlangen om die
herinneringen vast te houden. De handleiding bij jouw
verpakking leest als een vreemde taal: De geliefde wordt
vergeleken met een complexe handleiding die moeilijk
te begrijpen is.
Gelukkig is er het lijf dat vol geheugen zit: Het
lichaam wordt gezien als een opslagplaats van
herinneringen, waarin sporen van de geliefde worden bewaard. Van sporen
neem ik afdrukken, stapel ze laag op laag: De spreker
verzamelt herinneringen als afdrukken en legt ze op
elkaar, waardoor ze een gelaagde betekenis krijgen. En dat
deed me dan weer aan het simultaneisme, de
gelijktijdige vervlechting van beelden bij Blaise Cendrars denken,
een dichter die trouwens ook graag samenwerkte met visuele
kunstenaars, ik denk aan zijn sublieme samenwerking met
Sonia Delaunay.
Johan verkent als geen
ander, en daarin is hij oppermachtig eigenlijk, de manier
waarop herinneringen ons verbinden met degenen die we liefhebben,
zelfs als ze fysiek afwezig zijn. Zijn herinneringen aan
diepe verbondenheid voelen cruciaal aan. Maar ook de reacties
van de geliefde op wat de hoogmoed van de spreker lijkt. Hoe
ze hem desondanks aanmoedigt om creatief te zijn, zelfs
als het onderwerp niet gemakkelijk te verwoorden is.
Deze prachtige poëzie
verkent, met een perspicaciteit die mij af en toe aan Fernando Pessoa
doet denken, de complexiteit van het geheugen, in een
poging de verbondenheid en het voortleven van iemand in
de afwezigheid zinvol te maken of te houden, in een poging om
continuïteit te geven aan een bemind leven. Zo bereiken
we misschien, om het met het prachtige beeld te zeggen
dat ik in deze bundel ontmoette, ‘een marmeren Zuidpoolzee’ in
een achterhoek van onze herinnering.
Als het hart kon denken,
stond het stil. Zo citeert hij Fernando Pessoa aan het begin van
een volgende afdeling, ‘Spiegel’. Eerst beschrijft Johan een
intiem moment waarin de spreker en een geliefde samen zijn,
zich aanpassend aan verschillende stemmingen en registers.
De tijd lijkt minder belangrijk te worden. In ‘Bray Dunes’
worden de zee en de geliefde met elkaar verbonden. De zee
brengt rust en verandert perspectieven, terwijl de
geliefde als een uitbundige stilte naast de spreker ligt. In
“Middag in Auvergne” wordt het landschap vergeleken met
een lichaam dat zich vertakt. De geliefde kijkt naar de
spreker alsof deze het landschap is, en er ontstaat een gevoel van
nieuwheid. Het volgende gedicht, “Hartenjagen”, gaat over
de lichtheid en vrijheid van samenzijn. De spreker en
de geliefde spelen kaartspellen en delen oude wonden. In “Ik
zal niet wachten” vraagt de geliefde aan de spreker om
niet te wachten en zich uit te spreken. Er is een
verlangen naar begrip en nabijheid. In “Spiegel” beschrijft de
spreker hoe de geliefde hen zou zien in verschillende vormen (een
boek, een wiskundig vraagstuk, het heelal, etc.) en hoe ze in
de spiegel naar elkaar zouden kijken.
Breinmist beschrijft dan
weer de verwarring en onrust in het hoofd van een persoon die
worstelt met de tijd en het verlangen om lichter te
leven. De geliefde lijkt opnieuw afwezig en de spreker probeert
opnieuw te helpen.
Dames en heren, u voelt
het aan mijn woorden. Ik was diep onder de indruk van deze
poëziebundel van Johan Clarysse. In conjunctie met zijn andere
teksten en visueel werk mag ik gewagen van een zeer
geslaagd veelkantig artistiek ondernemen dat niemand
onverschillig zal laten. Ik wens hem namens ons allen te danken
voor de verrijking van zoveel onuitwisbare verzen, die
echt een feest inluiden voor uitgeverij P. Ik dank u."
© Bart Stouten
Johan Clarysse (2024). Het geduld van water. Uitgeverij P, 64 blz. ISBN 978-94-64757-56-9
Uitgeverij P
Website Johan Clarysse
Website Bart Stouten
|
Bart Stouten leidt in - © foto Willy Brandt
|
|
Johan Clarysse leest 'Alziend oog' -© foto Jasper Clarysse |
|
Een blik op de zaal De Snuffel - © foto Willy Brandt
|
|
Uitgever Leo Peeraer leest een gedicht - © foto Willy Brandt |
|
Johan Clarysse signeert - © foto Willy Brandt |
|
Met Willy Brandt - fotograaf van dienst - © foto Willy Brandt |
|
"Na de voorstelling" - Ook de vijf gastdichters poseren - vlnr Astrid Arns, Steven Van Der Heyden, Paul Rigolle, Antoon Van den Braembussche en Tania Verhelst - © foto Willy Brandt |
2.14.0.0
2.14.0.0
2.14.0.0