donderdag 25 december 2014
Over "Beken!" van Erick Kila
Onlangs kreeg ik een bundel in handen van Uitgeverij Kleinnood & Grootzeer. Een zeer aantrekkelijke uitgave die aanzet om niet meteen te gaan lezen, maar wel om minuten lang te beduimelen, te betasten en te bestuderen. Een verzamelobject bijna, heel tactiel. Zo ook met Beken ! De auteur Erick Kila heeft zijn sporen als jeugdauteur en prozaschrijver reeds verdiend, maar is hij ook dichter? Trouwens wat moet er “bekend” worden? Waarom is de imperatief , met zijn zo dwingend karakter, hier nodig? Is het inhoudelijk belangrijk of hebben we hier te maken met een slimme marketing stunt? Een Kleinnood en Grootzeer truc?
Laten we dus maar gaan lezen, wie weet vinden we het antwoord. Kila houdt van de bepekte strofevorm, hij speelt graag op de vierkante meter en laat zijn spel daar evolutief beperkingen uitpuren. Zijn observaties worden nergens overladen, wat er niet staat is wat de lezer aanvoelt, ieder op zijn eigen manier. De auteur serveert, de lezer verrijkt door de gevoelsassociaties die de woorden van Kila oproepen. Het zorgt voor vertwijfeling, rust en aha-beleving om doorheen de wereld van de auteur zijn vragende invalshoeken te analyseren. De auteur ziet vanop afstand, maar blijft terzelfdertijd heel dicht bij zijn onderwerp. Hij is als een vader, waakzaam bezorgd, tot alles in staat. De auteur traint zijn opgelegde beperking; hij schrijft hier geen haikoes, maar zou het perfect kunnen. Beperkt tekent hij een universum uit dat wazig blijft en dus mysterieus wordt, hij houdt ons op een aangename manier aan het lijntje. Zijn personages verbergen alle overbodigheden, worden dus universeel en ballastvrij. Zijn woorden worden secuur afgezet. Geen woordenstroom, in de hoop hier en daar een geslaagde versregel neer te zetten. Lyrische ontboezemingen krijgen hier geen kans, klinisch koel, kil en streng het spanningsveld dat betere poëzie kenmerkt. Erick Kila laat de visuele elementen hun ding doen. De constructies zitten intelligent in elkaar. Leestekens zijn in deze bundel weinig gevraagde gasten. Eindrijm wordt adequaat toegepast en het repetitief beginrijm beoogt een sacraal element, een bijna ritueel verwerken van taalritmiek. Door zijn – vermoedelijke – passie voor geschiedenis duiken in deze bundel twee wat langere gedichten op: Mauritus Tiberius en Meester van de springende dieren.
Meester van de springende dieren
onder het veld
waren er kleine vergeten
dingen
dakpan, spinsteen, kraal van glas
blinddruk in de grond werd het bewijs:
soldaten, grenspost van een heel
oud rijk
de zon prikte dan een stukje rood
in los geslagen aarde scherf van kom
met uitgebeeld een vluchtend dier
visioen in klei
de maker was van hier
hij kende bos, moeras, de wolf, het zwijn
maar was verbaasd over het dier dat
hij zelf kon zijn: springend eland
hij liet hem in de sprong en kreeg een naam
meester van de springende dieren
een verhaal, het is misschien
niet waar
In de meeste overige gedichten portretteert Kila de stilte, de verlaten leegte, daar waar de mens nog niet stoort. De uitgever heeft van deze uitgave een heel mooi en handig leesobject gemaakt. De vormgever is talentvol. Beken ! is met de hand gemaakt door graficus/uitgever Gerrit Westerveld en de omslag is bananengelb ingekleurd. Op de achterkaft een strenge foto van de “dader”. De eerste oplage van 100 zal wellicht de deur uitvliegen, want ik moet bekennen Erick Kila, kan het !
Beken ! door Erick Kila, Uitgeverij Kleinood & Grootzeer, 2014, Bergen op Zoom, ISBN 978-90-76644-72-1
© Frank Decerf
dinsdag 23 december 2014
Ballade van de Boom en de Wind - Joris Denoo
Zij hing in de Boom der Kennis te bungelen.
Een zucht van oostenwind streelde de stam,
maar niet de takken die haar kraak en net
gevangen hielden in hun röntgengreep.
Zij had opgehouden te bestaan.
De Boom stond er tegen Beter Weten in.
Hij wou die Mens helemaal niet schorsen.
Jaarringen, ja, maar geen strakke strik
om het vlees waar het lijf het dunst is
en de stamboom het bestaat op te houden.
Toen men ter plekke afstapte
(drie, vier beroepen uit de levende wereld)
en scherper toekeek, ook geholpen door instrumenten,
ontdekte men geen oorzaak.
Tot er eindelijk iemand naar omhoog keek:
de Boom had al zijn bladeren losgelaten.
Oostenwind, weet je wel.
© Joris Denoo
Uit de cyclus 'Was dat het kersen eten?'
1 De dingen van de moeder
2 Dode dieren
3 Adem
4 Onderschrift (Geheim aftelrijm)
5 Thuiskomen, old skool
6 Ballade van de Boom en de Wind
maandag 22 december 2014
Thuiskomen, old skool - Joris Denoo
In mijn tuin ligt een verloren tennisbal.
Vroeger had ik geschreven: onze tuin.
Er is bijna niemand meer om die op te rapen,
iets te roepen en wellicht terug te gooien
naar de buren die ook al uitgebloeid zijn
wat thuisblijvend nageslacht betreft.
Maar wat doet die tennisbal hier dan?
Misschien komt hij wel van heel ver.
Dat balletje drukt me met mijn neus
tegen het venster van een eeuwigheid.
Dagenlang draag ik mijn beste kleren.
Ik mis het kind met al zijn vragen.
Is dat een ace daar in de tuin?
© Joris Denoo
Uit de cyclus 'Was dat het kersen eten?'
1 De dingen van de moeder
2 Dode dieren
3 Adem
4 Onderschrift (Geheim aftelrijm)
5 Thuiskomen, old skool
6 Ballade van de Boom en de Wind
zondag 21 december 2014
Gelijk de mensen - Jan van der Hoeven
Hoe zou het
proeven zijn van
blauw, het
aanraken van
rood, het altijd
geel zijn in de
kleuren; is wit ook
binnenin wit, en is
het water waar
of is alles maar
gelijk de mensen.
Jan van der Hoeven
Uit 'Elementair' (Ontwikkeling, 1963)
Jan van der Hoeven (1929-2014) overleed donderdag laatst, 18/12/2014, in Brugge. We nemen afscheid van een uitstekend dichter en een zeer aimabele man op dinsdag 23/12/2014 in Ver-Assebroek (Brugge).
Extern:
Experimenteel dichter Jan van der Hoeven overleden
Overlijdensbericht bij Cobra
Dichter én voetballer bij Cercle - Jan van der Hoeven
proeven zijn van
blauw, het
aanraken van
rood, het altijd
geel zijn in de
kleuren; is wit ook
binnenin wit, en is
het water waar
of is alles maar
gelijk de mensen.
Jan van der Hoeven
Uit 'Elementair' (Ontwikkeling, 1963)
Jan van der Hoeven (1929-2014) overleed donderdag laatst, 18/12/2014, in Brugge. We nemen afscheid van een uitstekend dichter en een zeer aimabele man op dinsdag 23/12/2014 in Ver-Assebroek (Brugge).
Extern:
Experimenteel dichter Jan van der Hoeven overleden
Overlijdensbericht bij Cobra
Dichter én voetballer bij Cercle - Jan van der Hoeven
Onderschrift (Geheim aftelrijm) - Joris Denoo
Ze was hier maar even.
Dit noemt men dan leven.
Was het goed, was het slecht?
Ik weet het niet echt.
Maar dit ben ik zeker:
het kon niet echter,
het kon niet beter,
het kon niet slechter,
het kon niet langer.
Nu is het echt wel uit.
Vandaar mijn besluit:
zo, dat was het voor heden.
Morgen is dit verleden.
© Joris Denoo
Uit de cyclus 'Was dat het kersen eten?'
1 De dingen van de moeder
2 Dode dieren
3 Adem
4 Onderschrift (Geheim aftelrijm)
5 Thuiskomen, old skool
6 Ballade van de Boom en de Wind
zaterdag 20 december 2014
Adem - Joris Denoo
Huiver wandelt over kragen wanneer de wind
gezichten rimpelt en hoeden deukt.
Hij ruikt zoet en naar nat hout.
Bomen schuimen als een bladerzee.
Heeft een dode mens het ook soms koud?
De nabestaande die ik ben
ontkent ten stelligste.
Het kind knikt kort
en laat mijn hand los.
En nu naar het hiernamaal
mompelt het kind in mij.
© Joris Denoo
Uit de cyclus 'Was dat het kersen eten?'
1 De dingen van de moeder
2 Dode dieren
3 Adem
4 Onderschrift (Geheim aftelrijm)
5 Thuiskomen, old skool
6 Ballade van de Boom en de Wind
vrijdag 19 december 2014
Dode dieren - Joris Denoo
Men ziet zwart; men ziet wit;
men weet het niet.
Waar gaat iemand die dood is dan naartoe?
Aarde noch vuur noch lucht noch water
lossen zoiets op. Bij elke afscheidsdienst
stelt altijd een kind altijd de vraag.
Komt een holbewoner ook in de hemel?
Bij bestellingen ter aarde,
verstrooiingen in de wind,
tewaterlatingen of vuurvattingen
wordt de stiff upper lip op de proef gesteld.
Hoop is wit, dood is rood en mens ziet zwart.
Sst … nog even
en je mag de auto in.
Rits je jas al maar dicht.
En de dieren dan?
© Joris Denoo
Uit de cyclus 'Was dat het kersen eten?'
1 De dingen van de moeder
2 Dode dieren
3 Adem
4 Onderschrift (Geheim aftelrijm)
5 Thuiskomen, old skool
6 Ballade van de Boom en de Wind
donderdag 18 december 2014
De dingen van de moeder - Joris Denoo
Ze is nu ongeneeslijk dood.
Ondanks de dingen die haar omringden.
Haar panorama op de straat
is niet langer meer bewasemd.
De kookpot op het koude vuur
wijst steels naar af.
In het tuinhuis heerst nog oude munteenheid.
Een spin vergist zich van seizoen.
Geen appelgeur waait aan; het is stof
dat schrikt door binnenvallend licht.
De dingen lijken er nu nog net even te willen zijn.
Ik, de ongestorvene,
zal daar wellicht nog wat aan moeten doen.
Ontfermend zal ik hun rouwregister tekenen.
Ze zijn immers niet meer van haar,
Allerdingenmoeder.
Zo, dat was het.
What can we do?
Dag ma.
Moeder van me.
© Joris Denoo
Uit de cyclus 'Was dat het kersen eten?'
1 De dingen van de moeder
2 Dode dieren
3 Adem
4 Onderschrift (Geheim aftelrijm)
5 Thuiskomen, old skool
6 Ballade van de Boom en de Wind
Ondanks de dingen die haar omringden.
Haar panorama op de straat
is niet langer meer bewasemd.
De kookpot op het koude vuur
wijst steels naar af.
In het tuinhuis heerst nog oude munteenheid.
Een spin vergist zich van seizoen.
Geen appelgeur waait aan; het is stof
dat schrikt door binnenvallend licht.
De dingen lijken er nu nog net even te willen zijn.
Ik, de ongestorvene,
zal daar wellicht nog wat aan moeten doen.
Ontfermend zal ik hun rouwregister tekenen.
Ze zijn immers niet meer van haar,
Allerdingenmoeder.
Zo, dat was het.
What can we do?
Dag ma.
Moeder van me.
© Joris Denoo
Uit de cyclus 'Was dat het kersen eten?'
1 De dingen van de moeder
2 Dode dieren
3 Adem
4 Onderschrift (Geheim aftelrijm)
5 Thuiskomen, old skool
6 Ballade van de Boom en de Wind
Was dat het kerseneten? - Joris Denoo
De komende dagen publiceert De Schaal van Digther hier met veel genoegen "Was dat het kerseneten?", een cyclus recente gedichten van de grijze eminentie waarvoor we hier regelmatig een literaire buiging maken en die Joris Denoo heet. Vandaag het eerste gedicht 'De dingen van de moeder'. Hierna voor de duidelijkheid een overzichtje van de hele cyclus:
1 De dingen van de moeder
2 Dode dieren
3 Adem
4 Onderschrift (Geheim aftelrijm)
5 Thuiskomen, old skool
6 Ballade van de Boom en de Wind
Joris Denoo is dichter en prozaschrijver. Bovendien een masterblogger op een imponerende memory lane van een thuispagina vol schijngestalten, bloeddorst en heteroniemen... Om van die lange lange reeks downloadbare bestanden nog niet te gewagen!!!
Extern
Thuispagina Joris Denoo
Skynetblogs Joris Denoo
Joris Denoo bij Wikipedia
1 De dingen van de moeder
2 Dode dieren
3 Adem
4 Onderschrift (Geheim aftelrijm)
5 Thuiskomen, old skool
6 Ballade van de Boom en de Wind
Joris Denoo is dichter en prozaschrijver. Bovendien een masterblogger op een imponerende memory lane van een thuispagina vol schijngestalten, bloeddorst en heteroniemen... Om van die lange lange reeks downloadbare bestanden nog niet te gewagen!!!
Extern
Thuispagina Joris Denoo
Skynetblogs Joris Denoo
Joris Denoo bij Wikipedia
zaterdag 13 december 2014
Poging tot een constructivistisch portret van de dichter Renaat Ramon (2)
Inleiding van Alain Delmotte bij de tentoonstelling van Renaat Ramon in de Bib van Harelbeke.
Wat is belangrijk wanneer u deze concrete en visuele poëziedenkwereld binnenstapt? Dat bij concrete poëzie de letters een andere functie hebben dan bij de schrijftaal: het is beeldend materiaal geworden. Visuele poëzie verbreedt dit materiaal met een ‘context’, die meer dan eens als een context van sociaal-maatschappelijke en/of (maatschappij-)kritische aard blijkt uit te vallen.
Zoals ik het hier omschrijf lijkt het vrij simpel, klinkt het alsof concrete poëzie per definitie naar visuele poëzie kan uitwaaieren. Niets is minder waar; het is wezenlijk veel problematischer. Hoe problematisch, hoe complex het kan uitvallen, lezen we in ‘Vorm & visie’.
Het boek, zoals gezegd, biedt een zorgvuldig historisch overzicht. Het werkveld is dat van de avant-garde in de lage landen. De avant-garde van tussen de twee oorlogen en de neo-avant-garde uit de jaren zestig en zeventig. Tijdschriften uit die periodes worden minutieus doorbladerd, het oeuvre van een aantal dichters wordt doorgelicht.
Wie wil kan er veel in ontdekken: een onvermoede poëtische wereld openbaart zich. Ik signaleer wat mij trof. Vooreerst de grote rol die Paul de Vree (1909/1982) voor de concrete-visuele en auditieve-visuele poëzie in ons taalgebied heeft betekend. De Vree is thans wat vergeten. Maar dankzij dat boek misschien wel gerehabiliteerd? Bij leven kon de Vree rekenen op internationale faam. En het is misschien dankzij die faam dat Hugo Brems hem moeilijk kon negeren en wel tweeënhalve bladzijden aan deze beweging moest spenderen.
Overigens is concrete en visuele poëzie een internationale beweging bij uitstek. Naar analogie van bijvoorbeeld surrealisme en situationisme. Een bijzondere plaats binnen de ontwikkeling (die van start gaat met Mallarmé) is het dadaïsme die tegelijkertijd afbreekt maar ook opbouwt. Volgens Renaat in constructivistische richting.
Volledig nieuw terrein was voor mij de Italiaanse poésia visiva met als centrale figuur de door Renaat Ramon hoog gewaardeerde dichter Sarenco. Wat mij verblufte was het grote sociale engagement waarvan dit werk getuigt. De poésia visiva is zelfs ronduit op een links ideologische leest geschoeid: het brengt mei 68 in beeld. Engagement vinden we in het concreet/visueel werk van Ramon op momenten in het vroegere werk terug – nooit weliswaar vanuit een zelfde radicaal links-ideologische hoek als deze van de poésia visiva.
En Paul Van Ostayen? Welke plaats krijgen ‘Bezette Stad’ en ‘Feesten van Angst en pijn’ in dit overzicht. Wel deze verzamelingen worden niet genegeerd maar door puristen ook niet helemaal tot de concrete en visuele poëzie gerekend. Ritmische typografie – zoals dat door Van Ostayen werd beoefend - wordt eerder (want nuanceringen moeten gemaakt worden) als een apart genre beschouwd. Ook de kalligrafische poëzie, de handgeschreven poëzie komt niet aan bod. De beroemde ‘Calligrames’ van Apollinaire worden door diezelfde puristen meer als figuratieve poëzie dan wel als concreet-visueel beschouwd. Wat Renaat Ramon niet belet hem hier als voorganger te citeren. Ik weet dat de kans bestaat dat wie voor het eerst met concreet en/of visueel werk wordt geconfronteerd, zich enigszins ongemakkelijk zal voelen en zal kampen met de vraag of dit nu nog eigenlijk poëzie en/of literatuur is? Het is net die weerspannigheid die voor mij de concreet/visuele poëzie boeiend maakt.
Het genre roept weerstand op, om niet te zeggen vijandigheid. Ik geef twee voorbeelden. Literatuurwetenschapper Thomas Vaessens, die niet over concreet-visuele poëzie spreekt maar over ‘picturale poëzie’ (een term die ik niet terugvond in het boek) stelt dat dit soort werk ‘evengoed beeldende kunst kan worden genoemd. Het kijken wint het hier van het lezen: er is geen zinsverband en er zijn geen versregels.’ Aan zo’n uitspraak hebben we een flinke polemische kluif. Kijken, bijvoorbeeld. Kan men lezen zonder te kijken? En is alle ‘kijken’ niet een soort lezen. Worden schilderwerken niet gelezen? En het kijken zelf? Zou er zoiets als een totaal geobjectiveerd, absoluut kijken bestaan? Is kijken niet vaak een geconditioneerd kijken? Men gaat er vanuit dat men eerst kijkt en dan pas interpreteert. Maar meestal gebeurt het omgekeerde: de interpretatie is er al voor het kijken. Het vooroordeel is er eerst, niet de oogopslag. Het lijkt wel of Vaessens nog nooit over de fenomenologie heeft gehoord. Dat er bij Vaessens vooroordelen mee gemoeid zijn bewijst het feit dat hij poëzie met zinsverband (dwz volgens geldende grammaticale regels) en versregels vereenzelvigt. Hiermee sluit hij uit: zowel woord- en lettergreepgedichten als prozagedichten. Thomas Vaessens heeft verdiensten. Maar hier verspreekt en vergist hij zich schromelijk.
Een andere tegenstander van dit soort werk citeert Renaat Ramon in zijn boek. Met name Hedwig Speliers: die vindt dat concrete/visuele poëzie het lyrische, beeldende gedicht ontkracht. Ramon ontkracht deze stelling op zijn beurt op zijn typische laconieke manier: ‘Speliers besefte blijkbaar niet dat het in de visuele poëzie niet gaat om beeldspraak maar om beeldtaal waarop de schakeling poëzie = lyriek = beeldspraak niet van toepassing is.’ Met andere woorden, Speliers is iemand die een heel specifieke onder meer op het structuralisme geïnspireerde mening heeft over poëzie? Elke poëzie die volgens hem van die mening afwijkt, betekent eigenlijk een verpaupering, een verpaupering waartegen dan een kruistocht moet georganiseerd worden. Speliers sluit uit: zijn poëtisch standpunt wordt maatstaf, wie hier van afwijkt wordt schoolfrikkerig op zijn plaats gezet. Een voor mij te autoritaire, te sectaire handelswijze. Waarmee ik het belang van het werk van Hedwig Speliers niet van mij afschuif.
Laat mij nu de poëticale visie van dit soort kritiek even op een constructivistische manier uitbeelden. Wel het is simpel: we komen niet op een geometrische figuur uit maar op een punt. Niet meer dan een punt. Dat punt is een standpunt. Dat standpunt is een maatstaf. En de maatstaf is een model. En dat model wordt de norm. Punt uit. Geen driehoek, geen halve cirkel.
Daartegenover staat een veel geëmancipeerdere en opener uitspraak van Paul de Vree. Renaat Ramon haalt die aan in zijn boek: ‘Er is niet de poëzie, er zijn poëzieën.’ Dat brengt me een veel latere en door mij vaak gebruikte uitspraak van Jacques Roubaud in herinnering: ‘il n’y a plus de poésie, il y des poésies’.
Poëtica zie ik niet als maatstaf maar als mogelijkheid binnen zoveel meer en andere mogelijkheden. Wat eigen voorkeuren uiteraard niet hoeft te verbieden. Van literaire kritiek verwacht ik empathie, nieuwsgierigheid, een zucht naar en een zin voor exploratie. Zoals ik dat in het boek van Renaat meen te herkennen. Hij bespaart ons van apodictische oordelen, heiligverklaringen en evenveel doodsvonnissen.
Waarover gaat het eigenlijk hier in de kern? Over vooroordelen. Over percepties. Het gaat over het maken van categorieën en genres en hoezeer we daar onbewust zijn door beïnvloed. ‘Les genres littéraires sont des ennemis qui ne vous ratent pas, si vous les avez ratés au premier coup.’ Dixit Henri Michaux. Het gegeven poëzie impliceert een breder spectrum dan de schema’s die we werden aangeleerd (die dus van de gecanoniseerde literaire geschiedenis). Dat meer is dan een driehoek in een cirkel.
Een van die vooroordelen is het feit dat poëzie vaak verward wordt met sentiment. Maar poëzie kan evengoed reflectie zijn. Het ene hoeft overigens het andere niet weg te dringen. En hiermee zijn we bij het werk van Renaat Ramon aangekomen. Zijn werk in zijn geheel. Reflectie is er een kenmerk van. De logos. Een woord dat we hier voor een keer in al zijn lexicale meerduidigheid moeten interpreteren. Logos, wat we uit een gedicht van hem weten, is zijn strategie tegen verval en dood. Zijn verweer, zijn egelstelling. Afgemeten, stoïcijns, doordacht. Logos als levenskracht, als levenswil. En waarom niet: logos als levensvoorwaarde.
De titel van deze tentoonstelling verwijst expliciet naar dat reflectieve karakter van zijn werk. Denkbeelden. Denk schuine streep beelden. Het beeld als denken, het denken als beeld. Meer beeld dan denkbeeld? Wijst de schuine streep een breukvlak aan? Een onvermogen om beeld en gedachte met elkaar in symbiose te laten gaan ?
Concrete en visuele poëzie hebben meer met kritische reflectie te maken dan wel met het uitdrukken van gemoedsstemmingen. Met Renaat komt er een factor bij: het ludieke, de satire, de ironie, de zelfspot. Een ironie die relativeert, want ze welt uit een in hem aangeboren bron van scepsis. Daarom is zijn werk niet vrijblijvend : ethische en (zelf)kritische bewogenheid typeert haar in hoge mate. Niet voor niets bestaat zijn visueel zelfportret uit een uitroepteken tussen enkelvoudige aanhalingstekens. Die aanhalingstekens maken de ironie uit.
Hoe dan ook, sentiment of kritische reflectie, het is niet de meest fundamentele uitdaging. De inzet is steeds weer hoe subtiel, hoe gelaagd, iemand iets vorm wil geven. De gevoeligheid waarmee iemand iets vorm geeft. Met sentiment heeft het niet meteen te maken. Des te meer met sensibiliteit.
De concreet/visuele poëzie stierf een stille dood. Protest dijde uit, het conventionele, het conforme namen hun vertrouwde positie terug in. De concrete visueel poëzie doofde als beweging uit. Evenwel niet als gegeven, niet als mogelijkheid. In het laatste hoofdstuk van zijn boek bespreekt Renaat enkele hedendaagse dichters die concrete/visuele in hun werk hebben geïntegreerd of erop verder bouwen. De poëtica’s van de huidige generatie is breder, meer eclectisch ingesteld dan de voorgaande.
Neem nu bijvoorbeeld Rozalie Hirs. Zij noemt zichzelf een componiste. Zij beoefent de klankpoëzie. Zij geeft dichtbundels uit die men als reguliere poëzie (woordwerk) kan omschrijven. In enkele van haar bundels merken we ritmische typografie op. We horen van haar auditieve poëzie en lezen hier en daar concrete poëzie. De nieuwste generatie kijkt helemaal anders naar genres, subgenres, grenzen en taalgrenzen aan. Een driehoek in een halve cirkel. Renaat Ramon is in zekere zin van die generatie een miskende voorloper. Ramon heeft ongewild school gemaakt.
Renaat Ramon en Jan Van Herreweghe
vlnr Renaat Ramon-Alain Delmotte-Patrick Lateur tijdens de vernissage.
Poging tot een constructivistisch portret van de dichter Renaat Ramon - deel 1
Poging tot een constructivistisch portret van de dichter Renaat Ramon - deel 2
De tentoonstelling in de Bib van Harelbeke loopt nog tot 31/12/2014.
Meer info:
Tentoonstelling Renaat Ramon in de Bib van Harelbeke
Thuissite Bib Harelbeke
Thuissite Renaat Ramon
Vorm & Visie bij Digther
Wat is belangrijk wanneer u deze concrete en visuele poëziedenkwereld binnenstapt? Dat bij concrete poëzie de letters een andere functie hebben dan bij de schrijftaal: het is beeldend materiaal geworden. Visuele poëzie verbreedt dit materiaal met een ‘context’, die meer dan eens als een context van sociaal-maatschappelijke en/of (maatschappij-)kritische aard blijkt uit te vallen.
Zoals ik het hier omschrijf lijkt het vrij simpel, klinkt het alsof concrete poëzie per definitie naar visuele poëzie kan uitwaaieren. Niets is minder waar; het is wezenlijk veel problematischer. Hoe problematisch, hoe complex het kan uitvallen, lezen we in ‘Vorm & visie’.
Het boek, zoals gezegd, biedt een zorgvuldig historisch overzicht. Het werkveld is dat van de avant-garde in de lage landen. De avant-garde van tussen de twee oorlogen en de neo-avant-garde uit de jaren zestig en zeventig. Tijdschriften uit die periodes worden minutieus doorbladerd, het oeuvre van een aantal dichters wordt doorgelicht.
Wie wil kan er veel in ontdekken: een onvermoede poëtische wereld openbaart zich. Ik signaleer wat mij trof. Vooreerst de grote rol die Paul de Vree (1909/1982) voor de concrete-visuele en auditieve-visuele poëzie in ons taalgebied heeft betekend. De Vree is thans wat vergeten. Maar dankzij dat boek misschien wel gerehabiliteerd? Bij leven kon de Vree rekenen op internationale faam. En het is misschien dankzij die faam dat Hugo Brems hem moeilijk kon negeren en wel tweeënhalve bladzijden aan deze beweging moest spenderen.
Overigens is concrete en visuele poëzie een internationale beweging bij uitstek. Naar analogie van bijvoorbeeld surrealisme en situationisme. Een bijzondere plaats binnen de ontwikkeling (die van start gaat met Mallarmé) is het dadaïsme die tegelijkertijd afbreekt maar ook opbouwt. Volgens Renaat in constructivistische richting.
Volledig nieuw terrein was voor mij de Italiaanse poésia visiva met als centrale figuur de door Renaat Ramon hoog gewaardeerde dichter Sarenco. Wat mij verblufte was het grote sociale engagement waarvan dit werk getuigt. De poésia visiva is zelfs ronduit op een links ideologische leest geschoeid: het brengt mei 68 in beeld. Engagement vinden we in het concreet/visueel werk van Ramon op momenten in het vroegere werk terug – nooit weliswaar vanuit een zelfde radicaal links-ideologische hoek als deze van de poésia visiva.
En Paul Van Ostayen? Welke plaats krijgen ‘Bezette Stad’ en ‘Feesten van Angst en pijn’ in dit overzicht. Wel deze verzamelingen worden niet genegeerd maar door puristen ook niet helemaal tot de concrete en visuele poëzie gerekend. Ritmische typografie – zoals dat door Van Ostayen werd beoefend - wordt eerder (want nuanceringen moeten gemaakt worden) als een apart genre beschouwd. Ook de kalligrafische poëzie, de handgeschreven poëzie komt niet aan bod. De beroemde ‘Calligrames’ van Apollinaire worden door diezelfde puristen meer als figuratieve poëzie dan wel als concreet-visueel beschouwd. Wat Renaat Ramon niet belet hem hier als voorganger te citeren. Ik weet dat de kans bestaat dat wie voor het eerst met concreet en/of visueel werk wordt geconfronteerd, zich enigszins ongemakkelijk zal voelen en zal kampen met de vraag of dit nu nog eigenlijk poëzie en/of literatuur is? Het is net die weerspannigheid die voor mij de concreet/visuele poëzie boeiend maakt.
Het genre roept weerstand op, om niet te zeggen vijandigheid. Ik geef twee voorbeelden. Literatuurwetenschapper Thomas Vaessens, die niet over concreet-visuele poëzie spreekt maar over ‘picturale poëzie’ (een term die ik niet terugvond in het boek) stelt dat dit soort werk ‘evengoed beeldende kunst kan worden genoemd. Het kijken wint het hier van het lezen: er is geen zinsverband en er zijn geen versregels.’ Aan zo’n uitspraak hebben we een flinke polemische kluif. Kijken, bijvoorbeeld. Kan men lezen zonder te kijken? En is alle ‘kijken’ niet een soort lezen. Worden schilderwerken niet gelezen? En het kijken zelf? Zou er zoiets als een totaal geobjectiveerd, absoluut kijken bestaan? Is kijken niet vaak een geconditioneerd kijken? Men gaat er vanuit dat men eerst kijkt en dan pas interpreteert. Maar meestal gebeurt het omgekeerde: de interpretatie is er al voor het kijken. Het vooroordeel is er eerst, niet de oogopslag. Het lijkt wel of Vaessens nog nooit over de fenomenologie heeft gehoord. Dat er bij Vaessens vooroordelen mee gemoeid zijn bewijst het feit dat hij poëzie met zinsverband (dwz volgens geldende grammaticale regels) en versregels vereenzelvigt. Hiermee sluit hij uit: zowel woord- en lettergreepgedichten als prozagedichten. Thomas Vaessens heeft verdiensten. Maar hier verspreekt en vergist hij zich schromelijk.
Een andere tegenstander van dit soort werk citeert Renaat Ramon in zijn boek. Met name Hedwig Speliers: die vindt dat concrete/visuele poëzie het lyrische, beeldende gedicht ontkracht. Ramon ontkracht deze stelling op zijn beurt op zijn typische laconieke manier: ‘Speliers besefte blijkbaar niet dat het in de visuele poëzie niet gaat om beeldspraak maar om beeldtaal waarop de schakeling poëzie = lyriek = beeldspraak niet van toepassing is.’ Met andere woorden, Speliers is iemand die een heel specifieke onder meer op het structuralisme geïnspireerde mening heeft over poëzie? Elke poëzie die volgens hem van die mening afwijkt, betekent eigenlijk een verpaupering, een verpaupering waartegen dan een kruistocht moet georganiseerd worden. Speliers sluit uit: zijn poëtisch standpunt wordt maatstaf, wie hier van afwijkt wordt schoolfrikkerig op zijn plaats gezet. Een voor mij te autoritaire, te sectaire handelswijze. Waarmee ik het belang van het werk van Hedwig Speliers niet van mij afschuif.
Laat mij nu de poëticale visie van dit soort kritiek even op een constructivistische manier uitbeelden. Wel het is simpel: we komen niet op een geometrische figuur uit maar op een punt. Niet meer dan een punt. Dat punt is een standpunt. Dat standpunt is een maatstaf. En de maatstaf is een model. En dat model wordt de norm. Punt uit. Geen driehoek, geen halve cirkel.
Daartegenover staat een veel geëmancipeerdere en opener uitspraak van Paul de Vree. Renaat Ramon haalt die aan in zijn boek: ‘Er is niet de poëzie, er zijn poëzieën.’ Dat brengt me een veel latere en door mij vaak gebruikte uitspraak van Jacques Roubaud in herinnering: ‘il n’y a plus de poésie, il y des poésies’.
Poëtica zie ik niet als maatstaf maar als mogelijkheid binnen zoveel meer en andere mogelijkheden. Wat eigen voorkeuren uiteraard niet hoeft te verbieden. Van literaire kritiek verwacht ik empathie, nieuwsgierigheid, een zucht naar en een zin voor exploratie. Zoals ik dat in het boek van Renaat meen te herkennen. Hij bespaart ons van apodictische oordelen, heiligverklaringen en evenveel doodsvonnissen.
Waarover gaat het eigenlijk hier in de kern? Over vooroordelen. Over percepties. Het gaat over het maken van categorieën en genres en hoezeer we daar onbewust zijn door beïnvloed. ‘Les genres littéraires sont des ennemis qui ne vous ratent pas, si vous les avez ratés au premier coup.’ Dixit Henri Michaux. Het gegeven poëzie impliceert een breder spectrum dan de schema’s die we werden aangeleerd (die dus van de gecanoniseerde literaire geschiedenis). Dat meer is dan een driehoek in een cirkel.
Een van die vooroordelen is het feit dat poëzie vaak verward wordt met sentiment. Maar poëzie kan evengoed reflectie zijn. Het ene hoeft overigens het andere niet weg te dringen. En hiermee zijn we bij het werk van Renaat Ramon aangekomen. Zijn werk in zijn geheel. Reflectie is er een kenmerk van. De logos. Een woord dat we hier voor een keer in al zijn lexicale meerduidigheid moeten interpreteren. Logos, wat we uit een gedicht van hem weten, is zijn strategie tegen verval en dood. Zijn verweer, zijn egelstelling. Afgemeten, stoïcijns, doordacht. Logos als levenskracht, als levenswil. En waarom niet: logos als levensvoorwaarde.
De titel van deze tentoonstelling verwijst expliciet naar dat reflectieve karakter van zijn werk. Denkbeelden. Denk schuine streep beelden. Het beeld als denken, het denken als beeld. Meer beeld dan denkbeeld? Wijst de schuine streep een breukvlak aan? Een onvermogen om beeld en gedachte met elkaar in symbiose te laten gaan ?
Concrete en visuele poëzie hebben meer met kritische reflectie te maken dan wel met het uitdrukken van gemoedsstemmingen. Met Renaat komt er een factor bij: het ludieke, de satire, de ironie, de zelfspot. Een ironie die relativeert, want ze welt uit een in hem aangeboren bron van scepsis. Daarom is zijn werk niet vrijblijvend : ethische en (zelf)kritische bewogenheid typeert haar in hoge mate. Niet voor niets bestaat zijn visueel zelfportret uit een uitroepteken tussen enkelvoudige aanhalingstekens. Die aanhalingstekens maken de ironie uit.
Hoe dan ook, sentiment of kritische reflectie, het is niet de meest fundamentele uitdaging. De inzet is steeds weer hoe subtiel, hoe gelaagd, iemand iets vorm wil geven. De gevoeligheid waarmee iemand iets vorm geeft. Met sentiment heeft het niet meteen te maken. Des te meer met sensibiliteit.
De concreet/visuele poëzie stierf een stille dood. Protest dijde uit, het conventionele, het conforme namen hun vertrouwde positie terug in. De concrete visueel poëzie doofde als beweging uit. Evenwel niet als gegeven, niet als mogelijkheid. In het laatste hoofdstuk van zijn boek bespreekt Renaat enkele hedendaagse dichters die concrete/visuele in hun werk hebben geïntegreerd of erop verder bouwen. De poëtica’s van de huidige generatie is breder, meer eclectisch ingesteld dan de voorgaande.
Neem nu bijvoorbeeld Rozalie Hirs. Zij noemt zichzelf een componiste. Zij beoefent de klankpoëzie. Zij geeft dichtbundels uit die men als reguliere poëzie (woordwerk) kan omschrijven. In enkele van haar bundels merken we ritmische typografie op. We horen van haar auditieve poëzie en lezen hier en daar concrete poëzie. De nieuwste generatie kijkt helemaal anders naar genres, subgenres, grenzen en taalgrenzen aan. Een driehoek in een halve cirkel. Renaat Ramon is in zekere zin van die generatie een miskende voorloper. Ramon heeft ongewild school gemaakt.
Renaat Ramon en Jan Van Herreweghe
vlnr Renaat Ramon-Alain Delmotte-Patrick Lateur tijdens de vernissage.
Poging tot een constructivistisch portret van de dichter Renaat Ramon - deel 1
Poging tot een constructivistisch portret van de dichter Renaat Ramon - deel 2
De tentoonstelling in de Bib van Harelbeke loopt nog tot 31/12/2014.
Meer info:
Tentoonstelling Renaat Ramon in de Bib van Harelbeke
Thuissite Bib Harelbeke
Thuissite Renaat Ramon
Vorm & Visie bij Digther
vrijdag 12 december 2014
Poging tot een constructivistisch portret van de dichter Renaat Ramon (1)
Inleiding van Alain Delmotte bij de tentoonstelling van Renaat Ramon in de Bib van Harelbeke.
Renaat Ramon is, voor wie het niet mocht weten, een kunstenaar die actief is op twee fronten. Hij is enerzijds een plastisch kunstenaar (hij ontwerpt beeldhouwwerken) met constructivistische dwz abstract geometrische wortels en anderzijds is hij een literator. Als literator is hij vooral een dichter. Maar hij schreef ook recensies en essays. Als essayist valt bijwijlen een interesse voor het literair-historische op: hij brengt graag vergeten dichters in herinnering. ‘In herinnering houden’ is Renaat Ramon tot missie. Poëzie in het memoriaal van iets. Als dichter bespeelt hij twee taalinstrumenten en noemt die zelf: het woordwerk en het beeldwerk. Veel van dat woord- en beeldwerk werd bijeen gebracht in de bloemlezing ‘Klemteken’ – een boek dat ik u ten zeerste aanraad, al was het maar omwille van de voortreffelijke inleiding van Jooris Van Hulle. Aangezien ik het hier vooral zal hebben over een bepaald aspect van Ramons dichterschap, sta ik eerst stil bij het begrippenpaar Woordwerk/beeldwerk. Naar wat verwijst het? Ik zal het proberen op een eerder ludieke manier te benaderen, op een manier die Renaat Ramon zeker zal aanspreken, met name op een constructivistische manier.
We trekken op een wit blad een horizontale lijn. Die lijn staat voor het begrip ‘woord’. Het eindpunt ter linkerzijde staat voor het begrip ‘teken’ (A) (dwz zeggen het letterteken) en ter rechterzijde het begrip ‘klank’ (B). In het midden van de lijn situeert zich het begrip ’het lexicale woord’ (C). Het woord zoals we de betekenis ervan in het woordenboek terugvinden. Het woord zoals we er dagelijks in onze communicatie gebruik van maken.
Van de poëzie weten we dat in het gedicht het woord de neiging vertoont om van het lexicale, van de geijkte betekenis af te wijken. Waarom dit gebeurt is een complexe kwestie. Ik beperk me tot de vaststelling dat het lexicale woord voor de dichter niet volstaat, dat het de dichter niet voldoet.
Als we het woord in een poëtische context ter rechterzijde schuiven komen we stapsgewijs in de richting van de orale poëzie, de performance uit en in zijn extremiteit komen we bij de klankpoëzie en de fonetische poëzie terecht. Bij klankpoëzie is er geen sprake meer van woorden maar enkel van klanken, zoals dat het geval is in het beroemde gedicht van Jan Hanlo ‘Oote Oote oote boe’.
Schuiven we het poëtische woord ter linkerzijde op dan slaan we langzaam langs de ritmische typografie om de weg in die naar de ‘concrete en visuele’ poëzie leidt. De dichter gaat hier uit van het beeldend vermogen van het woord - het woord als teken – en niet langer meer van zijn lexicale betekenis. We komen zelfs in al zijn radicaliteit bij de woordloze poëzie terecht – waarbij zelfs de letters zijn verdwenen.
We zouden dus kunnen stellen dat het woordwerk van Ramon zich in de pragmatische omgeving bevindt van het lexicale woord (maar afwijkingen vallen niet uit te sluiten), het beeldwerk op het front van de concrete en visuele poëzie.
Maar het constructivistische schema is nog niet af. Ik stel vast dat binnen de aangegeven lijn Renaat Ramon op verschillende punten actief is. Hij is concreet/visueel aan het werk gegaan. En veel ervan is hier te zien. Maar hij heeft zich eveneens aan woordloze poëzie gewaagd. Onder meer in het werk ‘color-field poetry’ en het hier voor eerst te bekijken ‘Chromatics’. Dit werk heeft een uiterst spelmatig karakter: twee rechthoeken, twee kleuren (rood en groen), twee posities (horizontaal, verticaal). In twintig stills ontplooien de twee rechthoeken zich geraffineerd tot zes rechthoeken, waarbij afwisselend de kleuren van plaats verwisselen en de rechthoeken van positie. Een ritmische opbouw (op basis van herhaling) laat zich systematisch vermoeden, zoals we dat bijvoorbeeld ook kunnen merken bij de minimalistische muziek. Ik kan het dan ook niet laten om in de titel een verwijzing te zien naar zowel de kleurleer als naar het twaalftonenstelsel in de muziek. Toegegeven: dit is een persoonlijke interpretatie. In ieder geval ervaar ik dit werk als subtiel en fris.
Maar de dichter heeft ons nog meer te bieden: hoewel hij er misschien niet de ambitie voor lijkt te hebben heeft, schuwt Ramon de performance niet. Hij is echt niet doof voor klankpoëzie. En hij schreef teksten waarvan ik vind dat ze een podiumgehalte hebben. Ik denk aan het verrukkelijke gedicht ‘Canterburry sales’.
De aangegeven eindpunten op de lijn die ik vermeldde zijn eigenlijk meer aanknopingspunten. Visuele en concrete poëzie is niet zonder affiniteit met beeldende en conceptuele kunst. En klankpoëzie wordt wel eens als een muziekgenre omschreven. En is performance ook niet een soort ‘podiumkunst’? Die aanknopingspunten zijn meer een soort niemandsland. Passages. Het zijn geen grensposten. En op een vreemde manier zijn ze met elkaar verbonden. We kunnen beide punten met een halve cirkel verbinden. En op het middelste punt van die halve cirkel ontmoeten klank en beeld elkaar in wat auditieve-visuele poëzie wordt genoemd. We trekken twee diagonalen vanuit de twee aanknopingspunten naar het middelste punt van de cirkel. En zo komen we uit op wat voor mij het constructivistische portret, het totaalbeeld van de dichter Renaat Ramon zou kunnen zijn: een driehoek binnen een halve cirkel. En met deze ‘dialectische’ figuur staat Renaat ver weg van de meeste van zijn collega-dichters. Ik lever daar zo meteen het bewijs van.
Waarom ik hier zo lang bij dat constructivistisch portret ben blijven stilstaan, heeft uiteraard te maken met deze tentoonstelling. Deze werd samengesteld naar aanleiding van een recent gepubliceerd boek van Renaat dat zowaar in het essayistisch genre als zijn opus magnum is uitgevallen. ‘Vorm & visie – geschiedenis van concrete en visuele poëzie in Vlaanderen en Nederland’. Zoals de titel aangeeft, biedt het boek een overzicht van wat concrete en visuele poëzie aan (blijvende) resultaten en diversiteit heeft opgeleverd. Dit gebeurt met dit boek voor het eerst.
Althans voor het eerst op zo’n grondige, precieze en precieuze manier. Om een voorbeeld te geven. In zijn ‘Geschiedenis van de Nederlandse literatuur tussen 1945 – 2005 ‘Altijd weer vogels die nesten beginnen’, spendeert Hugo Brems nauwelijks tweeënhalve bladzijde aan het genre. En dat in een boek dat 790 bladzijden telt. Van die tweeënhalve bladzijde maakt Renaat in ‘Vorm en visie’ een verhaal dat 340 bladzijden lang is. Zelf spreekt Renaat Ramon over dit boek als zijnde een documentaire. Een droog academisch, literair-wetenschappelijk boek is het niet geworden.
Op vraag van Renaat ga ik nu even dieper op dat boek in. Al vindt u op deze tentoonstelling nog wel ander ‘plastisch werk’ waarvan enkele werken in meer of mindere mate een literaire verwijzingen inhouden. Ik vestig uw aandacht op het werk dat in deze ruimte een centrale plaats kreeg en ook op de uitnodiging is terug te vinden, het werk dat de naam ‘Utopia’ meekreeg. Het werk zinspeelt op het gelijknamige boek van de zestiende eeuwse humanist Thomas More. Dit boek gaat over de wijze waarop het fictieve land Utopia is georganiseerd. Het land symboliseert ‘de ideale staat’. (Het boek is overigens van een schrijnende actualiteit, zo gaat het onder meer over godsdienstvrijheid en godsdiensttolerantie.) Voor de taal van Utopia ontwierp More een eigen(zinnige) woordenschat en grammatica, een soort Esperanto avant la lettre. Zijn vriend de Antwerpse humanist Pieter Gillis verzon voor het ‘Utopisch’ een alfabet. Een alfabet dat bestaat uit 22 letters en elementair gebaseerd is op de cirkel, het vierkant en de driehoek. Een quasi constructivistisch alfabet, alweer, avant la lettre. Hoe kon Renaat Ramon aan dit gegeven weerstaan? Met dit alfabet speelt de kunstenaar, zoals altijd een uitgekiend spel. De milde, de kwetsbare, de troostende ironie is hier niet weg te denken.
Voor ik even het boek ‘Visie en vorm’ in vogelvlucht zal doorbladeren, denk ik dat het nuttig is om stil te staan bij de vraag – die ik hier waarschijnlijk eerder had moeten stellen ‘wat is concrete en/of visuele poëzie?’
De termen concrete poëzie en visuele poëzie zijn de meest gebruikte en hebben een overkoepelende functie. Ze zijn niet sluitend. In het boek vinden we nog velerlei andere terminologie terug: iconische poëzie, grafische poëzie, figuratieve poëzie, vispo, lotta poëtica, poésia visiva, subvers, visual writing ... Niet één van deze termen kan men aan elkaar gelijkstellen: elk van deze termen draagt een eigen ‘poetica’ uit, verdedigt met een soms bitsig karakter, met geruzie, met genadeloze vechtlust en de daarbij horende dissidenties een eigen territorium. Wat ze gemeen hebben is het gegeven ‘beeldtaal’.
Renaat Ramon probeerde in een tekst ‘Boven de taalgrens’ het onderscheid tussen ‘concreet en visueel’ te omschrijven: ‘In het eerste geval, de concrete poëzie, wordt hoofdzakelijk gewerkt met typografische elementen en typografische technieken (...), in het andere worden de meest diverse materialen en de meest uiteenlopende middelen (naast elkaar) gebruikt: assemblage en een collage van tekst, chromo’s, foto’s en realia.’ Concrete poëzie brengt een beeld in beeld, de visuele poëzie brengt ‘een situatie in beeld’.
Poging tot een constructivistisch portret van de dichter Renaat Ramon - deel 1
Poging tot een constructivistisch portret van de dichter Renaat Ramon - deel 2
De tentoonstelling in de Bib van Harelbeke loopt nog tot 31/12/2014.
Meer info:
Tentoonstelling Renaat Ramon in de Bib van Harelbeke
Thuissite Bib Harelbeke
Thuissite Renaat Ramon
Vorm & Visie bij Digther
Renaat Ramon is, voor wie het niet mocht weten, een kunstenaar die actief is op twee fronten. Hij is enerzijds een plastisch kunstenaar (hij ontwerpt beeldhouwwerken) met constructivistische dwz abstract geometrische wortels en anderzijds is hij een literator. Als literator is hij vooral een dichter. Maar hij schreef ook recensies en essays. Als essayist valt bijwijlen een interesse voor het literair-historische op: hij brengt graag vergeten dichters in herinnering. ‘In herinnering houden’ is Renaat Ramon tot missie. Poëzie in het memoriaal van iets. Als dichter bespeelt hij twee taalinstrumenten en noemt die zelf: het woordwerk en het beeldwerk. Veel van dat woord- en beeldwerk werd bijeen gebracht in de bloemlezing ‘Klemteken’ – een boek dat ik u ten zeerste aanraad, al was het maar omwille van de voortreffelijke inleiding van Jooris Van Hulle. Aangezien ik het hier vooral zal hebben over een bepaald aspect van Ramons dichterschap, sta ik eerst stil bij het begrippenpaar Woordwerk/beeldwerk. Naar wat verwijst het? Ik zal het proberen op een eerder ludieke manier te benaderen, op een manier die Renaat Ramon zeker zal aanspreken, met name op een constructivistische manier.
We trekken op een wit blad een horizontale lijn. Die lijn staat voor het begrip ‘woord’. Het eindpunt ter linkerzijde staat voor het begrip ‘teken’ (A) (dwz zeggen het letterteken) en ter rechterzijde het begrip ‘klank’ (B). In het midden van de lijn situeert zich het begrip ’het lexicale woord’ (C). Het woord zoals we de betekenis ervan in het woordenboek terugvinden. Het woord zoals we er dagelijks in onze communicatie gebruik van maken.
Van de poëzie weten we dat in het gedicht het woord de neiging vertoont om van het lexicale, van de geijkte betekenis af te wijken. Waarom dit gebeurt is een complexe kwestie. Ik beperk me tot de vaststelling dat het lexicale woord voor de dichter niet volstaat, dat het de dichter niet voldoet.
Als we het woord in een poëtische context ter rechterzijde schuiven komen we stapsgewijs in de richting van de orale poëzie, de performance uit en in zijn extremiteit komen we bij de klankpoëzie en de fonetische poëzie terecht. Bij klankpoëzie is er geen sprake meer van woorden maar enkel van klanken, zoals dat het geval is in het beroemde gedicht van Jan Hanlo ‘Oote Oote oote boe’.
Schuiven we het poëtische woord ter linkerzijde op dan slaan we langzaam langs de ritmische typografie om de weg in die naar de ‘concrete en visuele’ poëzie leidt. De dichter gaat hier uit van het beeldend vermogen van het woord - het woord als teken – en niet langer meer van zijn lexicale betekenis. We komen zelfs in al zijn radicaliteit bij de woordloze poëzie terecht – waarbij zelfs de letters zijn verdwenen.
We zouden dus kunnen stellen dat het woordwerk van Ramon zich in de pragmatische omgeving bevindt van het lexicale woord (maar afwijkingen vallen niet uit te sluiten), het beeldwerk op het front van de concrete en visuele poëzie.
Maar het constructivistische schema is nog niet af. Ik stel vast dat binnen de aangegeven lijn Renaat Ramon op verschillende punten actief is. Hij is concreet/visueel aan het werk gegaan. En veel ervan is hier te zien. Maar hij heeft zich eveneens aan woordloze poëzie gewaagd. Onder meer in het werk ‘color-field poetry’ en het hier voor eerst te bekijken ‘Chromatics’. Dit werk heeft een uiterst spelmatig karakter: twee rechthoeken, twee kleuren (rood en groen), twee posities (horizontaal, verticaal). In twintig stills ontplooien de twee rechthoeken zich geraffineerd tot zes rechthoeken, waarbij afwisselend de kleuren van plaats verwisselen en de rechthoeken van positie. Een ritmische opbouw (op basis van herhaling) laat zich systematisch vermoeden, zoals we dat bijvoorbeeld ook kunnen merken bij de minimalistische muziek. Ik kan het dan ook niet laten om in de titel een verwijzing te zien naar zowel de kleurleer als naar het twaalftonenstelsel in de muziek. Toegegeven: dit is een persoonlijke interpretatie. In ieder geval ervaar ik dit werk als subtiel en fris.
Maar de dichter heeft ons nog meer te bieden: hoewel hij er misschien niet de ambitie voor lijkt te hebben heeft, schuwt Ramon de performance niet. Hij is echt niet doof voor klankpoëzie. En hij schreef teksten waarvan ik vind dat ze een podiumgehalte hebben. Ik denk aan het verrukkelijke gedicht ‘Canterburry sales’.
De aangegeven eindpunten op de lijn die ik vermeldde zijn eigenlijk meer aanknopingspunten. Visuele en concrete poëzie is niet zonder affiniteit met beeldende en conceptuele kunst. En klankpoëzie wordt wel eens als een muziekgenre omschreven. En is performance ook niet een soort ‘podiumkunst’? Die aanknopingspunten zijn meer een soort niemandsland. Passages. Het zijn geen grensposten. En op een vreemde manier zijn ze met elkaar verbonden. We kunnen beide punten met een halve cirkel verbinden. En op het middelste punt van die halve cirkel ontmoeten klank en beeld elkaar in wat auditieve-visuele poëzie wordt genoemd. We trekken twee diagonalen vanuit de twee aanknopingspunten naar het middelste punt van de cirkel. En zo komen we uit op wat voor mij het constructivistische portret, het totaalbeeld van de dichter Renaat Ramon zou kunnen zijn: een driehoek binnen een halve cirkel. En met deze ‘dialectische’ figuur staat Renaat ver weg van de meeste van zijn collega-dichters. Ik lever daar zo meteen het bewijs van.
Waarom ik hier zo lang bij dat constructivistisch portret ben blijven stilstaan, heeft uiteraard te maken met deze tentoonstelling. Deze werd samengesteld naar aanleiding van een recent gepubliceerd boek van Renaat dat zowaar in het essayistisch genre als zijn opus magnum is uitgevallen. ‘Vorm & visie – geschiedenis van concrete en visuele poëzie in Vlaanderen en Nederland’. Zoals de titel aangeeft, biedt het boek een overzicht van wat concrete en visuele poëzie aan (blijvende) resultaten en diversiteit heeft opgeleverd. Dit gebeurt met dit boek voor het eerst.
Althans voor het eerst op zo’n grondige, precieze en precieuze manier. Om een voorbeeld te geven. In zijn ‘Geschiedenis van de Nederlandse literatuur tussen 1945 – 2005 ‘Altijd weer vogels die nesten beginnen’, spendeert Hugo Brems nauwelijks tweeënhalve bladzijde aan het genre. En dat in een boek dat 790 bladzijden telt. Van die tweeënhalve bladzijde maakt Renaat in ‘Vorm en visie’ een verhaal dat 340 bladzijden lang is. Zelf spreekt Renaat Ramon over dit boek als zijnde een documentaire. Een droog academisch, literair-wetenschappelijk boek is het niet geworden.
Op vraag van Renaat ga ik nu even dieper op dat boek in. Al vindt u op deze tentoonstelling nog wel ander ‘plastisch werk’ waarvan enkele werken in meer of mindere mate een literaire verwijzingen inhouden. Ik vestig uw aandacht op het werk dat in deze ruimte een centrale plaats kreeg en ook op de uitnodiging is terug te vinden, het werk dat de naam ‘Utopia’ meekreeg. Het werk zinspeelt op het gelijknamige boek van de zestiende eeuwse humanist Thomas More. Dit boek gaat over de wijze waarop het fictieve land Utopia is georganiseerd. Het land symboliseert ‘de ideale staat’. (Het boek is overigens van een schrijnende actualiteit, zo gaat het onder meer over godsdienstvrijheid en godsdiensttolerantie.) Voor de taal van Utopia ontwierp More een eigen(zinnige) woordenschat en grammatica, een soort Esperanto avant la lettre. Zijn vriend de Antwerpse humanist Pieter Gillis verzon voor het ‘Utopisch’ een alfabet. Een alfabet dat bestaat uit 22 letters en elementair gebaseerd is op de cirkel, het vierkant en de driehoek. Een quasi constructivistisch alfabet, alweer, avant la lettre. Hoe kon Renaat Ramon aan dit gegeven weerstaan? Met dit alfabet speelt de kunstenaar, zoals altijd een uitgekiend spel. De milde, de kwetsbare, de troostende ironie is hier niet weg te denken.
Voor ik even het boek ‘Visie en vorm’ in vogelvlucht zal doorbladeren, denk ik dat het nuttig is om stil te staan bij de vraag – die ik hier waarschijnlijk eerder had moeten stellen ‘wat is concrete en/of visuele poëzie?’
De termen concrete poëzie en visuele poëzie zijn de meest gebruikte en hebben een overkoepelende functie. Ze zijn niet sluitend. In het boek vinden we nog velerlei andere terminologie terug: iconische poëzie, grafische poëzie, figuratieve poëzie, vispo, lotta poëtica, poésia visiva, subvers, visual writing ... Niet één van deze termen kan men aan elkaar gelijkstellen: elk van deze termen draagt een eigen ‘poetica’ uit, verdedigt met een soms bitsig karakter, met geruzie, met genadeloze vechtlust en de daarbij horende dissidenties een eigen territorium. Wat ze gemeen hebben is het gegeven ‘beeldtaal’.
Renaat Ramon probeerde in een tekst ‘Boven de taalgrens’ het onderscheid tussen ‘concreet en visueel’ te omschrijven: ‘In het eerste geval, de concrete poëzie, wordt hoofdzakelijk gewerkt met typografische elementen en typografische technieken (...), in het andere worden de meest diverse materialen en de meest uiteenlopende middelen (naast elkaar) gebruikt: assemblage en een collage van tekst, chromo’s, foto’s en realia.’ Concrete poëzie brengt een beeld in beeld, de visuele poëzie brengt ‘een situatie in beeld’.
Poging tot een constructivistisch portret van de dichter Renaat Ramon - deel 1
Poging tot een constructivistisch portret van de dichter Renaat Ramon - deel 2
De tentoonstelling in de Bib van Harelbeke loopt nog tot 31/12/2014.
Meer info:
Tentoonstelling Renaat Ramon in de Bib van Harelbeke
Thuissite Bib Harelbeke
Thuissite Renaat Ramon
Vorm & Visie bij Digther
donderdag 4 december 2014
Expo Renaat Ramon in Harelbeke
Sinds gisteren loopt in de Bibliotheek van Harelbeke een tentoonstelling met ruimtelijk werk van dichter-beeldhouwer Renaat Ramon. De expo die we je hierbij bijzonder mogen aanbevelen is te bezoeken tot 31/12/2014. Morgen vrijdag 5/12/2014 gaat er om 19:30 u een vernissage-avond door. Digther-redacteur Alain Delmotte zal het werk van Renaat Ramon graag voor ons toelichten. Recent verscheen van Renaat Ramon ook het schitterende boek rond concrete en visuele poëzie "Vorm & Visie".
"Esthetiek zit diep in Ramon ingegraven want het is in alle geledingen van zijn dagelijks bestaan consequent terug te vinden. Architectuur, meubilair, huisraad, kledij: noem het op en hij geeft het een eigen tint. Een ritme. Het ritme van een stijl. Hoe ‘afstandelijk, onpersoonlijk, koud, cerebraal of berekend’ bij een eerste oppervlakkige kennismaking van zijn plastisch werk (dat expliciet van alle anekdotiek is geëvalueerd) ook lijkt: een geraffineerd hedonistisch principe vormt er het fundament van."
(Alain Delmotte over het werk van Renaat Ramon)
Vernissage: vrijdag 5 december 2014 om 19u30 - Bib Harelbeke - Toegang gratis
Extern:
Thuissite Renaat Ramon
Bib Harelbeke
Vorm & Visie bij Digther
"Esthetiek zit diep in Ramon ingegraven want het is in alle geledingen van zijn dagelijks bestaan consequent terug te vinden. Architectuur, meubilair, huisraad, kledij: noem het op en hij geeft het een eigen tint. Een ritme. Het ritme van een stijl. Hoe ‘afstandelijk, onpersoonlijk, koud, cerebraal of berekend’ bij een eerste oppervlakkige kennismaking van zijn plastisch werk (dat expliciet van alle anekdotiek is geëvalueerd) ook lijkt: een geraffineerd hedonistisch principe vormt er het fundament van."
(Alain Delmotte over het werk van Renaat Ramon)
Vernissage: vrijdag 5 december 2014 om 19u30 - Bib Harelbeke - Toegang gratis
Extern:
Thuissite Renaat Ramon
Bib Harelbeke
Vorm & Visie bij Digther
maandag 1 december 2014
Biograaf - Paul Rigolle
voor Bert Bevers
Er zit een orde in zijn ernst. Nauwgezet
en accuraat houdt hij in vier kleuren
de dingen en de dagen bij. Rood komt van ver,
verrast met feiten, wetenschap en strategie,
kunst die hem met verrukking slaat
en die hij van elders importeert. Groen is
wat hij zelf nog het beste kan, het krimpen
en het kraaien, de kramp van een schriftuur
die bij hem van binnen zit. Zwart staat
voor de wedloop, het brood op de plank
van elke dag. Blauw is dan weer, laten we zeggen,
eerder iets persoonlijk, daar vangt een ander niets
mee aan. Wat daarnaast nog van zijn leven rest
is de kern waarvoor geen kleur voorhanden is
en die tot slot ook hem ontsnapt.
© Paul Rigolle
Bert Bevers werd onlangs zestig! Dat werd gevierd met onder meer een mooi "liber amicorum" dat hem bij een verrassingsbezoek in Antwerpen werd aangeboden. Eén en ander was een initiatief van Wim van Til (directeur Poëziecentrum Nederland) en Ron Scherpenisse (ontwerper). Digther-redacteur Paul Rigolle schreef voor de gelegenheid bovenstaand gedicht "Biograaf".
Extern:
Huldebericht "Bert 60" bij Albert Hagenaars
The making of - Ron Scherpenisse
Paul Rigolle - Biograaf
zondag 30 november 2014
Kind (2) - Frieda Snel
Hoe onvindbaar ik me hield
je had me gevonden
ik zou willen weten
langs welke wegen
of je was gegidst
of je dan wist
wie van ons tweeën
het langst al werd vermist.
© Frieda Snel
Frieda Snel schreef eerder de dichtbundels Wacht maar (2001) en Kruisgang (2013).
Bespreking op Meander van Kruisgang
Bespreking van Wacht maar
zaterdag 29 november 2014
Kind (1) - Frieda Snel
Er is een kind dat opspeelt
telkens als ik aan haar denk
zij dient doodgezwegen
maar staat steeds roekelozer op
dodepop
en alle echo’s klinken mee
tot in haar nooit verkregen naam
geschiedenis van bijna niets
waarlangs ik jaarlijks ouder ga
altijd eendere vorm
van niet gegeven rekenschap
voldragen last tot op
een mensenleven na.
© Frieda Snel
Frieda Snel schreef eerder de dichtbundels Wacht maar (2001) en Kruisgang (2013).
Bespreking op Meander van Kruisgang
Bespreking van Wacht maar
vrijdag 28 november 2014
De schuilkelders van de Poëzie (2)
De Scriptomanen zijn wel erg aardig bezig! Een tijdje geleden kondigden we hier met dit bericht hun poëziewedstrijd rond 100 Jaar Kerstbestand Eerste Wereldoorlog aan. De wedstrijd had, kan het anders, als thema 'Oorlog & Vrede'. Nu al, nog voor de laureaat bekend is, is er een e-book met als titel "De schuilkelders van de poëzie". Daarin is een selectie gemaakt van de beste inzendingen.
Het boek - dat hier zelfs gratis kan worden gedownload - bevat gedichten van de navolgende 16 dichters: Geert Jan Beeckman, Niels Blomberg, Anne Cockaerts, Patrick Cornillie, Kris De Lameillieure, Hervé Deleu, Huib Fens, Laurens Hoevenaren, Edward Hoornaert, Dries Ketels, Jeanet Kingma, Leen Pil, Yanne Ryon, Gerard Scharn, Mario van Brakel en Bert van Geel. De laureaat wordt op 24 december 2014 bekend gemaakt.
Diverse namen uit de selectie hebben intussen ook hier al op "de Schaal van Digther" gepubliceerd.
Scriptomanen gaat zich meer en meer als een sterke naam in e-book-land profileren. We lezen graag wat ze ons laten weten:
" Vzw de Scriptomanen wil zich inderdaad volop profileren als “een digitale uitgever van de 21ste eeuw”, die ook volop inzet op het uitgeven en promoten van de poëzie. Dit kan op de geijkte wijze, door middel van de uitgave van een dichtbundel (zij het wel in de POD-formule) – maar ook met een ebook, dat verspreid wordt via alle grote kanalen en winkels: iBookstore Apple, Kobo/Bol.com, Standaard Boekhandel, Bruna, Libris, Cosmox, Scribd, Barnes & Noble, enz… Het kan bovendien door volop gebruik te maken van alle tools van dit digitale tijdperk, via de sociale media, met podcast en clips, of door het organiseren van originele live events & flashmobs.”
Meer info:
Scriptomanen thuissite
De schuilkelders van de poëzie
Het boek - dat hier zelfs gratis kan worden gedownload - bevat gedichten van de navolgende 16 dichters: Geert Jan Beeckman, Niels Blomberg, Anne Cockaerts, Patrick Cornillie, Kris De Lameillieure, Hervé Deleu, Huib Fens, Laurens Hoevenaren, Edward Hoornaert, Dries Ketels, Jeanet Kingma, Leen Pil, Yanne Ryon, Gerard Scharn, Mario van Brakel en Bert van Geel. De laureaat wordt op 24 december 2014 bekend gemaakt.
Diverse namen uit de selectie hebben intussen ook hier al op "de Schaal van Digther" gepubliceerd.
Scriptomanen gaat zich meer en meer als een sterke naam in e-book-land profileren. We lezen graag wat ze ons laten weten:
" Vzw de Scriptomanen wil zich inderdaad volop profileren als “een digitale uitgever van de 21ste eeuw”, die ook volop inzet op het uitgeven en promoten van de poëzie. Dit kan op de geijkte wijze, door middel van de uitgave van een dichtbundel (zij het wel in de POD-formule) – maar ook met een ebook, dat verspreid wordt via alle grote kanalen en winkels: iBookstore Apple, Kobo/Bol.com, Standaard Boekhandel, Bruna, Libris, Cosmox, Scribd, Barnes & Noble, enz… Het kan bovendien door volop gebruik te maken van alle tools van dit digitale tijdperk, via de sociale media, met podcast en clips, of door het organiseren van originele live events & flashmobs.”
Meer info:
Scriptomanen thuissite
De schuilkelders van de poëzie
donderdag 27 november 2014
Zo'n dag om
Zo'n dag om Willem Jan Otten te lezen!
"Dit zijn de stappen bang bang bang.
In het Bosbad op de hoge
zweet men het peentje bangverlang."
— DeSchaal van Digther (@DigtherDeSchaal) 27 november 2014
Vijftig maal
Philip Hoorne, mag ik je voor één keer vijftig maal op het voorhoofd kussen? Ja, dat mag ik! http://t.co/pyqFTWDNeV
— Paul Rigolle (@paulrigolle) 27 november 2014
"Vandaag wordt Philip Hoorne zowaar 50! Onze gelukwensen!"
dinsdag 25 november 2014
regen kosmos kamerplant - Anne Broeksma - Recensie Frank Decerf
Vaak hoor ik klagen over de moeilijkheden om nog als dichter/dichteres aan de bak te komen. Er wordt geen poëzie meer gepubliceerd. Uitgevers willen en kunnen het zogezegd niet. Het is financieel niet meer haalbaar. Als recensent kom ik toch zeer geregeld bij een brievenbus terecht waarin de bundels je werklast voor de volgende week deftig dooreen schudden. Zou het dan niet kunnen dat er te veel dichtbundels worden gepubliceerd, dat er wel goed wordt verdiend via publishing on demand of wordt alles tegenwoordig met het label poëzie bestempeld?
Mag alles vandaag de dag de noemer poëzie opgeplakt krijgen? Wat zijn de vereisten? Zijn er spelregels? Is passie en stielkennis een passé verschijnsel dat best wegblijft? Of komt het erop aan vooral mediatiek in beeld te komen en de taal daarbij enkel als handig hulpmiddel te beschouwen?
In regen kosmos kamerplant confronteert Anne Broeksma ons met haar wereld en haar daarbij afgeleide stedelijke inzichten. In 4 cycli van ongeveer een 10-tal gedichten, waarvan de titels weinig inspireren, serveert de dichteres een verzameling van aparte observaties die lukraak samen gegooid worden. Zij neemt de vrijheid om thematisch zeer verscheiden te blijven. Haar gedichten zijn uiteindelijk losse structuren geworden waar vooral spielerei en lichte luchtigheid de bovenhand halen. Een vorm die zich beter leent tot podiumwerk of luisterpoëzie. Een zeer brave vorm van rebelsheid sijpelt doorheen de versregels. Deze gedichten zijn heel vaak uiteengerukte prozateksten die door de camouflage van de strofevorm poëzie moeten worden. Het lijkt een moeilijke oefening. Een amalgaam aan beelden, gemixt in de hoop dat het resultaat smakelijk wordt. Een gezonde dosis serieux ontbreekt en maakt alles flauw en belachelijk, of is dit de bedoeling? Het zou kunnen. De dichteres duwt het ik-personage voortdurend op de voorgrond; een stijlargument dat typisch is voor vele debuutbundels. Af en toe slaagt het experiment wel, af en toe wil je wat Anne Broeksma schrijft zeker nogmaals lezen omdat je eindelijk een beter gedicht vindt. Maar er zitten te weinig diamanten in dit werk. Los en vrij en vrolijke teksten hebben een functionaliteit, maar betere poëzie is doorwerkt, gesculpteerd, persoonlijk, apart, gewikt en gewogen en van alle ballast ontbeend.
Ik wil een kind
ik wil een kind dat slaapt
tussen muizen, alleen iets lust
wat groeit aan bomen of in het zand
een kind dat tegenstribbelt in de badkamer
en tandenpoetst met afwasborstels
ik wil een kind dat niet kan praten
de was van de lijn trekt
zich verstopt in het keukenkastje
als de kinderbescherming aanbelt
een kind dat weet hoe de verhoudingen liggen
in het donker danst ze rond mijn bed
met grote, lege ogen
ik laat haar alleen in de nacht
met een strofe over dappere gordeldieren
paarse heuvels en nomaden
en ze lacht
Het volstaat niet om slechte dromen en vage herinneringen uit te schrijven. Een eigen koers uitstippelen, een authentiek kunnen aan het werk zetten en je niet al te veel openstellen voor invloeden van rondom; dat is wat ik jonge auteurs meegeef. Aan hen om daar iets of niets mee te doen. Aan hen de keuze om met geen enkele recensie rekening te houden. Aan hen de taak de recensent in het ongelijk te stellen.
In regen kosmos kamerplant lees ik te veel raadsels en ingewikkelde hersenkronkels. Deze bundel diende nog even een beetje tot rijpheid te zijn gekomen. Een te vroege geboorte?
Frank Decerf
regen kosmos kamerplant, Anne Broeksma
Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen, ISBN978-90-254-4380-1
Thuissite Anne Broeksma
Mag alles vandaag de dag de noemer poëzie opgeplakt krijgen? Wat zijn de vereisten? Zijn er spelregels? Is passie en stielkennis een passé verschijnsel dat best wegblijft? Of komt het erop aan vooral mediatiek in beeld te komen en de taal daarbij enkel als handig hulpmiddel te beschouwen?
In regen kosmos kamerplant confronteert Anne Broeksma ons met haar wereld en haar daarbij afgeleide stedelijke inzichten. In 4 cycli van ongeveer een 10-tal gedichten, waarvan de titels weinig inspireren, serveert de dichteres een verzameling van aparte observaties die lukraak samen gegooid worden. Zij neemt de vrijheid om thematisch zeer verscheiden te blijven. Haar gedichten zijn uiteindelijk losse structuren geworden waar vooral spielerei en lichte luchtigheid de bovenhand halen. Een vorm die zich beter leent tot podiumwerk of luisterpoëzie. Een zeer brave vorm van rebelsheid sijpelt doorheen de versregels. Deze gedichten zijn heel vaak uiteengerukte prozateksten die door de camouflage van de strofevorm poëzie moeten worden. Het lijkt een moeilijke oefening. Een amalgaam aan beelden, gemixt in de hoop dat het resultaat smakelijk wordt. Een gezonde dosis serieux ontbreekt en maakt alles flauw en belachelijk, of is dit de bedoeling? Het zou kunnen. De dichteres duwt het ik-personage voortdurend op de voorgrond; een stijlargument dat typisch is voor vele debuutbundels. Af en toe slaagt het experiment wel, af en toe wil je wat Anne Broeksma schrijft zeker nogmaals lezen omdat je eindelijk een beter gedicht vindt. Maar er zitten te weinig diamanten in dit werk. Los en vrij en vrolijke teksten hebben een functionaliteit, maar betere poëzie is doorwerkt, gesculpteerd, persoonlijk, apart, gewikt en gewogen en van alle ballast ontbeend.
Ik wil een kind
ik wil een kind dat slaapt
tussen muizen, alleen iets lust
wat groeit aan bomen of in het zand
een kind dat tegenstribbelt in de badkamer
en tandenpoetst met afwasborstels
ik wil een kind dat niet kan praten
de was van de lijn trekt
zich verstopt in het keukenkastje
als de kinderbescherming aanbelt
een kind dat weet hoe de verhoudingen liggen
in het donker danst ze rond mijn bed
met grote, lege ogen
ik laat haar alleen in de nacht
met een strofe over dappere gordeldieren
paarse heuvels en nomaden
en ze lacht
Het volstaat niet om slechte dromen en vage herinneringen uit te schrijven. Een eigen koers uitstippelen, een authentiek kunnen aan het werk zetten en je niet al te veel openstellen voor invloeden van rondom; dat is wat ik jonge auteurs meegeef. Aan hen om daar iets of niets mee te doen. Aan hen de keuze om met geen enkele recensie rekening te houden. Aan hen de taak de recensent in het ongelijk te stellen.
In regen kosmos kamerplant lees ik te veel raadsels en ingewikkelde hersenkronkels. Deze bundel diende nog even een beetje tot rijpheid te zijn gekomen. Een te vroege geboorte?
Frank Decerf
regen kosmos kamerplant, Anne Broeksma
Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen, ISBN978-90-254-4380-1
Thuissite Anne Broeksma
Zeven Dichters - enkele foto's
Zeven Dichters - de Leesact - van boven naar onder: "Zeven jaar later", Frank Decerf, Alain Delmotte, Diana Freys, Paul Rigolle, Frédéric Leroy & Diana Freys, Herlinda Vekemans en Hugo Verstraeten
Zie ook de "Zeven Dichters-Homepagina"
maandag 24 november 2014
Grammatica
'Ik zou verlost worden door het talent om woorden te schikken,
Maar moet voorbereid zijn op een aarde zonder grammatica'
(Czesław Miłosz: New and Collected Poems, bladzijde 524)
Milosz geciteerd door Willem Jan Otten in "De bedoeling van verbeelding" (Uitg. Veen - 2° druk 2008) - pag. 75
zondag 23 november 2014
Storm
Daar lag nog iets wat op een vlieg leek,
maar zonder vleugels, alsof het diertje
door een almachtige storm was gegaan
die haar alles had ontnomen.
Ze zoemde ook niet meer. Ik hoorde
nu een vliegtuig overvliegen, hard
ronkend, dat misschien straks ook
door die storm moet, uit de lucht
wordt geplukt en op aarde gesmakt
als een veel te teer insect. Zijn vleugels
hangen als vogelverschrikkers in de bomen.
En op de koffers die overal in het rond
liggen geslingerd, zitten nu vliegen en
andere insecten, overijverig doende
alsof ze daar alles zullen vinden
wat ze altijd al hebben gezocht.
Ook de dood die als een plotse
windstoot komt en alles opslokt
in een razend-zwarte draaikolk:
vliegjes, vliegtuigjes, mensjes.
© Bart Vonck
Zie ook dit Digther-bericht: Bart Vonck: Vijf gedichten in voorpublicatie
* Teloor, zalig – Woe 19/11/2014
* Samen, uiteen – Do 20/11/2014
* Gebekte – Vr 21/11/2014
* Uitzicht – Za 22/11/2014
* Storm – Zo 23/11/2014
zaterdag 22 november 2014
Uitzicht
Met alleen maar kijken niet te zien doet het
wat het zegt, rolt het zich op, op je tong,
kruipt het onder, maakt het de winter.
Zoals het ertoe doet, als boeteling geprangd,
als oortje, gevend maar niet uitgerust, zoals
het kafhaar kakelt. De weg, het enige wat is
en niet weg is, en weg is, is het omdat het
weg is in zichzelf, in mij en in mij weg-
gelegd. Als heuvels terzijde, zo hoogdringend
en een berg waarin jij, je leest, je verdiept.
Zo kolossaal moet aandacht gaande, want het
mag behouden worden, het kan, het moet op
zo'n bergtop geweest zijn dat ik verstikte,
in luchtnetels verstrikte. En van waaruit
het overzicht? Of niet, nee, niets: alles
te stug, ook de kloekere zinnen. Scheid maar af
of verbind, maar niet alles, want zo laag, zo
laaghartig mogelijk, ook om te volgen. Hen
het in verwarring bracht, mooi meegenomen zo,
het schaamlapje dat landschap dat de landbouwer
verstoort die zijn land bouwt, en het onze. Dat
de dichter uit is, erop, op implosie. Daarin.
Zomaar, en niet wat hieraan voorafging of wat
erop volgde, nee, erop, zomaar, als wat de boer
maakt met zijn ogen, zaad over velden, gaande,
doende. 's Zomers staat het er nog en nog goed,
en straks uitgewinterd, na het afvallen, gemest.
Zou je zoiets nog in een vorm kunnen gieten,
klok die daarover klepelt, galmt, zo dampend
de aarde die de landarbeider ziet verliezen,
en omtoveren en imker worden? Ogenschijnlijk
kijk je hier doorheen, kijf je op obstakels, op
verstekelingen na. Van waaruit komt het dan,
over, het uitzicht? Niet uit stoere alinea's of
achterdochtig dampende komma's. Alleen uit
alles wat weg is kom je weg, kom dan, tot niets,
tot over, tot inzicht, tot wat weg je nog
volgt, tot het einde, verkruimelt. Verwarring
daarover dat niemand – ook niet wie leest,
in de berg verdiept. Daarom die opening hier,
uitnodigend, tot gesprek, vrome wens, illusie.
Taal, kromme, geronnen. Ten top daar staat,
gespannen, zoniet afgeslacht, aan-, afgebrand
nog al die stoppels gemaakt staan, en de boer,
de vogelschrik, daar, zou je zoiets nog kunnen
verliezen, zicht omtoveren, tot inkeer komen?
Met alleen maar kijken niet om aan te zien.
Het is nu mooi geweest, landschap. Uit zicht.
© Bart Vonck
Zie ook dit Digther-bericht: Bart Vonck: Vijf gedichten in voorpublicatie
* Teloor, zalig – Woe 19/11/2014
* Samen, uiteen – Do 20/11/2014
* Gebekte – Vr 21/11/2014
* Uitzicht – Za 22/11/2014
* Storm – Zo 23/11/2014
vrijdag 21 november 2014
Gebekte
Uit wasdom geslagen tot woorden, tot nevel en vlek,
wacht ontrouw de dood, opgeschrikte vogel van stralend
vlerkende weeromstuit: afgedragen, nagedragen vademende
adem, tot steels spreken geschikt. Daar! Omgekomen met
zich meedragend woordenstroom, tot afpeigerend zoeken,
nogmaals; molen malend om wind te verkrijgen, om niet.
En toch de gevederde hand klemzet, afstoft de sneeuw,
tot ranzige woning in het helle, onvolrezen. Deze beving
op je lippen nalezend, deze huivering optillend tot nader
order. Daar, onder huidschilfers verzworen, hier, uit tering-
long gewonnen, in nadering toegezuiverde, inkrimpende
mare tot je lippen geheven, uit oorlogsschuld opgedolven
buit, gebekte.
© Bart Vonck
Zie ook dit Digther-bericht: Bart Vonck: Vijf gedichten in voorpublicatie
* Teloor, zalig – Woe 19/11/2014
* Samen, uiteen – Do 20/11/2014
* Gebekte – Vr 21/11/2014
* Uitzicht – Za 22/11/2014
* Storm – Zo 23/11/2014
donderdag 20 november 2014
Samen, uiteen
Toen in landschap stierf
wat in ogen uitgekeken raakte.
Toen hij in tranen nog aan me toekwam
en ons afscheid meenam naar een heel ver land.
Toen hij was alsof niets ooit was geweest
en wij waren wat ons niet meer bijbleef.
Toen wij een hele tijd op de tast hadden geleefd
en gestrand waren in traagzaam kijken
bij elkaar naar binnen.
Toen hij ten slotte teruggekrabbeld was in hooguit riet
en als een hete dorst op het schorre water bleef liggen:
gewoonte had ons uitgeleefd en daarin
lagen wij versuft, de lippen op elkaar,
in samenzijn uiteengerafeld.
Om te zeggen te zeggen alsof het niets was:
de herfst kan zacht zijn en met kogels komen.
© Bart Vonck
Zie ook dit Digther-bericht: Bart Vonck: Vijf gedichten in voorpublicatie
* Teloor, zalig – Woe 19/11/2014
* Samen, uiteen – Do 20/11/2014
* Gebekte – Vr 21/11/2014
* Uitzicht – Za 22/11/2014
* Storm – Zo 23/11/2014
Melopee-poëzieprijs 2014 voor Luuk Gruwez
De Melopee-Poëzieprijs bekroont jaarlijks het beste gedicht dat in het afgelopen jaar in een Vlaams literair tijdschrift werd gepubliceerd. Dit jaar waren ze in Laarne bij Melopee al aan de zesde editie toe. Uit een selectie van 21 genomineerde dichters en gedichten koos de jury uiteindelijk het gedicht “Kapper” van Luuk Gruwez. Ook Digther-redacteur Alain Delmotte was voor deze prijs genomineerd. De andere genomineerden waren behalve Delmotte en Gruwez ook Willy Spillebeen, Erna Schelstraete, Leonard Nolens, Lodewijk van Oord, Willem Thies, Mark Boog, Fleur Bourgonje, Lotte Van Dijck, Harry M. P. Van de Vijfeijke, Peter Mangel Schots, Christina Guirlande, Peter Theunynck, Anneke Brassinga, Johanna Kruit, Lize Spit, Marleen de Crée, Jan Geerts, Miriam Van hee en Sylvie Marie.
Naar aanleiding van de prijsuitreiking is een bloemlezing uitgegeven met de 21 geselecteerde gedichten. De bundel is verkrijgbaar bij de dienst Vrije Tijd & Jeugd in Laarne en kost 10 euro. Voor meer informatie over de bundel kan men de dienst Vrije Tijd & Jeugd Laarne contacteren: Dorpsstraat 2, B – 9270 Laarne - Jana Van Camp - +32 (9) 365 46 26 / jeugd.cultuur@laarne.be
Meer info:
Melopee-community op Facebook
Thuissite Melopee
CDR-mededeling van 19/11/2014
Naar aanleiding van de prijsuitreiking is een bloemlezing uitgegeven met de 21 geselecteerde gedichten. De bundel is verkrijgbaar bij de dienst Vrije Tijd & Jeugd in Laarne en kost 10 euro. Voor meer informatie over de bundel kan men de dienst Vrije Tijd & Jeugd Laarne contacteren: Dorpsstraat 2, B – 9270 Laarne - Jana Van Camp - +32 (9) 365 46 26 / jeugd.cultuur@laarne.be
Meer info:
Melopee-community op Facebook
Thuissite Melopee
CDR-mededeling van 19/11/2014
woensdag 19 november 2014
Teloor, zalig - Bart Vonck
Zo is het nooit het ik.
In zijn nasleep ligt nog
lijm op breuk te wachten.
Zo is het nooit. Het teert
op terzijdes, kweekt rozen
in een stoflong. Het ik,
zo het is: op weifelvoeten
op de aarde, met de kwade
mare: wat voor dag is het
vandaag het ik? Als het
niet is de mijne? Zo is het
nooit het ik. Maalde het
gisteren nog om genade,
nu is het als proefdier
inzetbaar, inhalig. Of
gaat het zalig teloor
in wat het vergaarde?
Iedere dag gekis voor wat
het is het ik: de avond
voorkomt wat gisteren kirde.
Zo is het nooit en altijd.
En in zijn nasleep ligt.
En in terzijdes.
En met de kwade mare.
Het ik. Zo is het nooit.
© Bart Vonck
Zie ook dit Digther-bericht: Bart Vonck: Vijf gedichten in voorpublicatie
* Teloor, zalig – Woe 19/11/2014
* Samen, uiteen – Do 20/11/2014
* Gebekte – Vr 21/11/2014
* Uitzicht – Za 22/11/2014
* Storm – Zo 23/11/2014
Teloor, zalig – Bart Vonck - 5 gedichten in Voorpublicatie
Bart Vonck, dichter en vertaler nodigt u en ons met meer dan gewoon genoegen uit op de voorstelling van zijn nieuwe dichtbundel ‘Teloor, zalig’. De bundel, een uitgave van Uitgeverij P wordt op vrijdag 28 november 2014 om 20 uur in het Gentse Poëziecentrum in- en begeleid door Renaat Ramon die ook met Bart Vonck in gesprek treedt.
In zijn nieuwe bundel zoekt Bart Vonck naar 'wat altijd al in onze plaats is begonnen en hoort bij geen enkele tijd'. De taal is een laboratorium in gedichten die het spreken op de proef stellen, blijven haken in restanten van relaties en het 'ik' ongenadig fileren. Verontrustende, dreigende teksten, maar ook enkele gedichten in een klassiekere zegging. Vonck debuteerde met Tijdgenoot: wandelaar in 1986. Vervolgens verschenen nog vijf bundels. Vonck is ook bloemlezer, vertaler van ondermeer Federico Garcia Lorca en criticus.
(Notitie Bericht Poëziecentrum)
De poëzie van Bart Vonck ontwierp niet alleen een werkelijkheid die haaks op de bestaande staat, maar door haar woord- en zinsverbindingen bracht ze een nieuwe taal aan het licht die de lezer met andere ogen uitrust. Niet vanzelfsprekend, onlogisch, mysterieus is de kennis die de lezer opdoet als hij afstapt van een directe lezing en van onmiddellijk begrip. Poëzie wordt een ervaring als honger of dorst, als ziekte, dood en moeizaam maar sprankelend begrijpen.
(Notitie Passa Porta – 2008)
De schaal van Digther verkreeg van de auteur het mooie voorrecht om de komende vijf dagen in voorpublicatie 5 gedichten uit de nieuwe bundel te mogen publiceren.
Bart Vonck – 5 gedichten uit Teloor, zalig
* Teloor, zalig – Woe 19/11/2014
* Samen, uiteen – Do 20/11/2014
* Gebekte – Vr 21/11/2014
* Uitzicht – Za 22/11/2014
* Storm – Zo 23/11/2014
Extern:
Uitgeverij P
Teloor, zalig - Boekvoorstelling Poëziecentrum
Literaire Meesters: Bart Vonck over Lorca (op Vimeo)
In zijn nieuwe bundel zoekt Bart Vonck naar 'wat altijd al in onze plaats is begonnen en hoort bij geen enkele tijd'. De taal is een laboratorium in gedichten die het spreken op de proef stellen, blijven haken in restanten van relaties en het 'ik' ongenadig fileren. Verontrustende, dreigende teksten, maar ook enkele gedichten in een klassiekere zegging. Vonck debuteerde met Tijdgenoot: wandelaar in 1986. Vervolgens verschenen nog vijf bundels. Vonck is ook bloemlezer, vertaler van ondermeer Federico Garcia Lorca en criticus.
(Notitie Bericht Poëziecentrum)
De poëzie van Bart Vonck ontwierp niet alleen een werkelijkheid die haaks op de bestaande staat, maar door haar woord- en zinsverbindingen bracht ze een nieuwe taal aan het licht die de lezer met andere ogen uitrust. Niet vanzelfsprekend, onlogisch, mysterieus is de kennis die de lezer opdoet als hij afstapt van een directe lezing en van onmiddellijk begrip. Poëzie wordt een ervaring als honger of dorst, als ziekte, dood en moeizaam maar sprankelend begrijpen.
(Notitie Passa Porta – 2008)
De schaal van Digther verkreeg van de auteur het mooie voorrecht om de komende vijf dagen in voorpublicatie 5 gedichten uit de nieuwe bundel te mogen publiceren.
Bart Vonck – 5 gedichten uit Teloor, zalig
* Teloor, zalig – Woe 19/11/2014
* Samen, uiteen – Do 20/11/2014
* Gebekte – Vr 21/11/2014
* Uitzicht – Za 22/11/2014
* Storm – Zo 23/11/2014
Extern:
Uitgeverij P
Teloor, zalig - Boekvoorstelling Poëziecentrum
Literaire Meesters: Bart Vonck over Lorca (op Vimeo)
dinsdag 18 november 2014
De stem is het moeilijkst - Martin Carrette
Soms is zij nog aanwezig als de woorden
van een eenvoudig liefdeslied bij de vaat,
toen zij nog onversplinterd was, nog
geen ademloos hoestende vrouw.
Nog geen radeloze moeder, die rode biet
probeerde en bidden en bedevaarten
en trappist op een zomerdag,
zo goed voor het bloed.
Soms hangt zij nog in de rommelkast
als een boodschappentas van ruwe stof
met regenboogstrepen en versleten
oren van leer. Of als een witte vlag
op een windstille dag: geen zingende
touwen, nooit meer een stem.
© Martin Carrette
Met bovenstaand gedicht won Martin Carrette vrijdag laatst de Literatuurprijs van de stichting Literaire activiteiten Zeist. Er werden 205 gedichten ingezonden. De dertig beste gedichten werden geselecteerd in de gelegenheidsbundel "Tot al het zand jouw naam werd".
Meer info: http://www.literairzeist.nl
Eerder dit jaar won Carrette ook al in Nederland de Plasmolen prijs.
Extern: www.martincarrette.wordpress.com
maandag 17 november 2014
Het wit en de stilte
Aangetroffen
"Het wit en de stilte die woorden omringen, kunnen evengoed diep mysterie als gebakken lucht zijn. In haar studie Leegte, leegte die ademt. Het typografisch wit in de moderne poëzie (2006) doet Yra van Dijk uitgebreid onderzoek naar de functie van het wit bij dichters als Leopold, Paul van Ostaijen, Martinus Nijhoff en Hans Faverey. Wanneer bezwijken woorden onder het gewicht van het onuitgesprokene en het gesuggereerde? Wanneer wordt van woorden te veel gevraagd? De grens tussen de ‘essentie’ en ‘nietszeggend’ is vaak flinterdun en een leeg blad is soms niet meer dan een leeg blad. Ook naar die omslag in de balans kan de titel verwijzen".
Erwin Jans in zijn bespreking op deReactor van “Onbalans” – de debuutbundel van Bart Van der Straeten
Vindplaats: Systeemfout - De Reactor
"Het wit en de stilte die woorden omringen, kunnen evengoed diep mysterie als gebakken lucht zijn. In haar studie Leegte, leegte die ademt. Het typografisch wit in de moderne poëzie (2006) doet Yra van Dijk uitgebreid onderzoek naar de functie van het wit bij dichters als Leopold, Paul van Ostaijen, Martinus Nijhoff en Hans Faverey. Wanneer bezwijken woorden onder het gewicht van het onuitgesprokene en het gesuggereerde? Wanneer wordt van woorden te veel gevraagd? De grens tussen de ‘essentie’ en ‘nietszeggend’ is vaak flinterdun en een leeg blad is soms niet meer dan een leeg blad. Ook naar die omslag in de balans kan de titel verwijzen".
Erwin Jans in zijn bespreking op deReactor van “Onbalans” – de debuutbundel van Bart Van der Straeten
Vindplaats: Systeemfout - De Reactor
vrijdag 14 november 2014
Vladslo, Deutscher Soldatenfriedhof - Patrick Cornillie
das traurende Elternpaar, Käthe Kollwitz
'Anoniem Koppel, juni 1914', 50x70cm, olieverf op doek
© Maarten Wydooghe
Hoe houdt hij zich op de duur
nog op de been, als alweer een
pijnscheut hem in een kramp van
koudvuur plooit. En zij, waar kan
zij nog heen, als van het jarenlange
treuren de tranen allemaal op zijn.
Verscheurend en zeer nadrukkelijk
klinkt in het Praetbos nooit een woord,
blijft alles zoals niets zal komen, jaagt
alleen de wind elk moederziele uur
nog even een rilling van leven
door de bomen. Hoe moet hij
zich daar dan, geknield, voorover
gebogen, verweren tegen zoveel
onvermogen. En zij, wat kan zij, voor
haar zoon die daar, een jongen nog,
onder een steen ligt – wat kunnen zij
nog méér dan zelf verstenen.
© Patrick Cornillie
Uit de cyclus 'Zwijg mij van de oevers van de IJzer!'.
14 gedichten van Patrick Cornillie met tien schilderijen van Maarten Wydooghe
en een inleiding van Benedict Wydooghe.
Meer info: Zwijg mij van de oevers van de IJzer!.
De andere Digther-gedichten uit “Zwijg mij van de oevers van de Ijzer!”:
Patrick Cornillie: Wijtschate, Bayernwald
Patrick Cornillie: Diksmuide, boyau de la mort
Patrick Cornillie: Ieper, Saint-Charles de Potyze
Patrick Cornillie: Vladslo, Deutscher Soldatenfriedhof
'Anoniem Koppel, juni 1914', 50x70cm, olieverf op doek
© Maarten Wydooghe
Hoe houdt hij zich op de duur
nog op de been, als alweer een
pijnscheut hem in een kramp van
koudvuur plooit. En zij, waar kan
zij nog heen, als van het jarenlange
treuren de tranen allemaal op zijn.
Verscheurend en zeer nadrukkelijk
klinkt in het Praetbos nooit een woord,
blijft alles zoals niets zal komen, jaagt
alleen de wind elk moederziele uur
nog even een rilling van leven
door de bomen. Hoe moet hij
zich daar dan, geknield, voorover
gebogen, verweren tegen zoveel
onvermogen. En zij, wat kan zij, voor
haar zoon die daar, een jongen nog,
onder een steen ligt – wat kunnen zij
nog méér dan zelf verstenen.
© Patrick Cornillie
Uit de cyclus 'Zwijg mij van de oevers van de IJzer!'.
14 gedichten van Patrick Cornillie met tien schilderijen van Maarten Wydooghe
en een inleiding van Benedict Wydooghe.
Meer info: Zwijg mij van de oevers van de IJzer!.
De andere Digther-gedichten uit “Zwijg mij van de oevers van de Ijzer!”:
Patrick Cornillie: Wijtschate, Bayernwald
Patrick Cornillie: Diksmuide, boyau de la mort
Patrick Cornillie: Ieper, Saint-Charles de Potyze
Patrick Cornillie: Vladslo, Deutscher Soldatenfriedhof
donderdag 13 november 2014
Ieper, Saint-Charles de Potyze - Patrick Cornillie
'Anonieme Soldaat, september 1913', 70x100cm, olieverf op doek
© Maarten Wydooghe
Mort pour La Patrie Mort pour La Patrie
Mort pour La Patrie Mort pour La Patrie
Mort pour La Patrie Mort pour La Patrie
Mort pour La Patrie Mort pour La Patrie
Mort pour La Patrie Mort pour La Patrie
Mort pour La Patrie Mort pour La Patrie
Mort pour La Patrie Mort pour La Patrie
مات من أجل بلاده Mort pour La Patrie
Mort pour La Patrie Mort pour La Patrie
Mort pour La Patrie Mort pour La Patrie
Mort pour La Patrie Mort pour La Patrie
Mort pour La Patrie Mort pour La Patrie
Mort pour La Patrie مات من أجل بلاده
Mort pour La Patrie Mort pour La Patrie
Mort pour La Patrie Mort pour La Patrie
Mort pour La Patrie Mort pour La Patrie
Mort pour La Patrie Mort pour La Patrie
Mort pour quoi et pour qui Mort pour La
© Patrick Cornillie
Uit de cyclus 'Zwijg mij van de oevers van de IJzer!'.
14 gedichten van Patrick Cornillie met tien schilderijen van Maarten Wydooghe
en een inleiding van Benedict Wydooghe.
Meer info: Zwijg mij van de oevers van de IJzer!.
De andere Digther-gedichten uit “Zwijg mij van de oevers van de Ijzer!”:
Patrick Cornillie: Wijtschate, Bayernwald
Patrick Cornillie: Diksmuide, boyau de la mort
Patrick Cornillie: Ieper, Saint-Charles de Potyze
Patrick Cornillie: Vladslo, Deutscher Soldatenfriedhof
woensdag 12 november 2014
Diksmuide, boyau de la mort - Patrick Cornillie
'Anonieme Soldaat, september 1915', 50x70 cm, olieverf op doek
© Maarten Wydooghe
Als met een bajonet zou ik
moeten schrijven: op het scherp van
de zinsnede, tot bloedens toe, dwars
door het open gewoelde papier. Maar
aan deze wereld, waar het kogels regent
en granaatscherven waait – zo anders
dan daar waar het leven enkele maanden
geleden is achtergebleven. Maar in deze
oorden dus, hier aan de rivier, achter
muren van zandzakjes, in de loopgraven,
overal loopgraven, alsmaar vaker zonder
loop, zullen mijn woorden nooit wennen,
zal mijn pen niet raken. En dus schrijf ik:
“Lieve moeder en kleine zusters van mij,
vandaag kom ik u een briefje te sturen om
u den staat van mijne goede gezondheid
kenbaar te maken en waarvan ik van u
allen hetzelfde verhoop.”
© Patrick Cornillie
Uit de cyclus 'Zwijg mij van de oevers van de IJzer!'.
14 gedichten van Patrick Cornillie met tien schilderijen van Maarten Wydooghe
en een inleiding van Benedict Wydooghe.
Meer info: Zwijg mij van de oevers van de IJzer!.
De andere Digther-gedichten uit “Zwijg mij van de oevers van de Ijzer!”:
Patrick Cornillie: Wijtschate, Bayernwald
Patrick Cornillie: Diksmuide, boyau de la mort
Patrick Cornillie: Ieper, Saint-Charles de Potyze
Patrick Cornillie: Vladslo, Deutscher Soldatenfriedhof
dinsdag 11 november 2014
Wijtschate, Bayernwald - Patrick Cornillie
'Anonieme Soldaat', 50x70cm, olieverf op doek
© Maarten Wydooghe
Wie zijn ze, de heren die ons
op stang jagen, wat is het dat ons
met hoop en al wat hoop naar onze
geweren doet grijpen, de kapotjas dicht
doet knopen en ons onversaagd door
piottendreven, over passerellen doet
lopen, om ons hijgend en strompelend
tot bij de voorposten te wagen? Wie zijn ze,
die deze heldendrang in ons laten oplaaien,
wat is het dat de knop doet omdraaien,
de blinde dwang waarmee we de vijand
uitdagen, er tegen alle afweer in terrein
moet worden gewonnen – zo luidt
toch de boodschap die ze voor ons hebben
verzonnen. Terwijl je weet, ook daar, van
de overkant, komt het schot uit een geweer,
de kruitgeur van een mitrailleur, het gegrom
van een kanon altijd op hetzelfde neer.
© Patrick Cornillie
Uit de cyclus 'Zwijg mij van de oevers van de IJzer!'.
14 gedichten van Patrick Cornillie met tien schilderijen van Maarten Wydooghe
en een inleiding van Benedict Wydooghe.
Meer info: Zwijg mij van de oevers van de IJzer!.
De andere Digther-gedichten uit “Zwijg mij van de oevers van de Ijzer!”:
Patrick Cornillie: Wijtschate, Bayernwald
Patrick Cornillie: Diksmuide, boyau de la mort
Patrick Cornillie: Ieper, Saint-Charles de Potyze
Patrick Cornillie: Vladslo, Deutscher Soldatenfriedhof
Zwijg mij van de oevers van de IJzer! - Patrick Cornillie
Vanaf vandaag – Wapenstilstand nietwaar - en de komende dagen publiceren we 4 gedichten uit de oorlogscyclus “Zwijg mij van de oevers van de Ijzer!” van Patrick Cornillie die in de voorbije maanden zijn inspiratie heeft laten meesurfen op de alles-herdenkende WO I-golf. De gedichten werden geschreven in nauwe symbiose met de oorlogsschilderijen die Maarten Wydooghe recent maakte.
De gedichten en de schilderijen worden vanaf vandaag tentoongesteld in het gemeentehuis van Lichtervelde in de gelijknamige tentoonstelling “Zwijg mij van de oevers van de Ijzer!”. Onlangs werd een gedicht uit de cyclus, "Stuivekenskerke, bocht van Tervate" in Lanaken bekroond met de Hilarion Thans-poëzieprijs.
Bij de expo hoort ook een boekje, met alle schilderijen en gedichten (+ nog eens 4 gedichten extra), 36 blz., in beperkte oplage, genummerd en gesigneerd. Het is ter plekke verkrijgbaar (12 euro) of kan besteld worden na overschrijving van 12 euro + 1,40 euro port) op rek.nr. BE67 1032 2096 7987 van Patrick Cornillie, Molenlaan 26, 8810 Lichtervelde (met vermelding van naam en adres).
Foto boven: Maarten Wydooghe (l) en auteur Patrick Cornillie
Foto onder: Een beeld van de vernissage - Lichtervelde, 10/11/2014.
Met Patrick Cornillie (l), Benedict Wydooghe (m)- inleider en Maarten Wydooghe
De Digther-gedichten uit “Zwijg mij van de oevers van de Ijzer!”:
Patrick Cornillie: Wijtschate, Bayernwald
Patrick Cornillie: Diksmuide, boyau de la mort
Patrick Cornillie: Ieper, Saint-Charles de Potyze
Patrick Cornillie: Vladslo, Deutscher Soldatenfriedhof
Extern:
Zwijg mij van de oevers van de Ijzer!
Thuissite Patrick Cornillie
Thuissite Maarten Wydooghe
Benedict Wydooghe bij Witsand
Schilder en dichter herdenken WO I
Lichtervelde leeft!
De gedichten en de schilderijen worden vanaf vandaag tentoongesteld in het gemeentehuis van Lichtervelde in de gelijknamige tentoonstelling “Zwijg mij van de oevers van de Ijzer!”. Onlangs werd een gedicht uit de cyclus, "Stuivekenskerke, bocht van Tervate" in Lanaken bekroond met de Hilarion Thans-poëzieprijs.
Bij de expo hoort ook een boekje, met alle schilderijen en gedichten (+ nog eens 4 gedichten extra), 36 blz., in beperkte oplage, genummerd en gesigneerd. Het is ter plekke verkrijgbaar (12 euro) of kan besteld worden na overschrijving van 12 euro + 1,40 euro port) op rek.nr. BE67 1032 2096 7987 van Patrick Cornillie, Molenlaan 26, 8810 Lichtervelde (met vermelding van naam en adres).
Foto boven: Maarten Wydooghe (l) en auteur Patrick Cornillie
Foto onder: Een beeld van de vernissage - Lichtervelde, 10/11/2014.
Met Patrick Cornillie (l), Benedict Wydooghe (m)- inleider en Maarten Wydooghe
De Digther-gedichten uit “Zwijg mij van de oevers van de Ijzer!”:
Patrick Cornillie: Wijtschate, Bayernwald
Patrick Cornillie: Diksmuide, boyau de la mort
Patrick Cornillie: Ieper, Saint-Charles de Potyze
Patrick Cornillie: Vladslo, Deutscher Soldatenfriedhof
Extern:
Zwijg mij van de oevers van de Ijzer!
Thuissite Patrick Cornillie
Thuissite Maarten Wydooghe
Benedict Wydooghe bij Witsand
Schilder en dichter herdenken WO I
Lichtervelde leeft!
maandag 10 november 2014
Het boekje van de dichter - Paul Rigolle
Het opschrijfboekje van Paul Rigolle "door hemzelve in het vizier genomen"...
Foto © Maaike Bearelle
(In de rubriek: "Het boekje van de dichter")
zaterdag 8 november 2014
Zeven Dichters - zondag 23/11/2014
Uitnodiging
Zeven Dichters
"Zeven jaar later"
Zondag 23/11/2014 - 10.30 u. - Tielt 't Vossenhol
"Negenenveertig gedichten voor één en dezelfde zondag”
De redactie van het online literair tijdschrift de Schaal van Digther en het Davidsfonds Tielt hebben het genoegen om je uit te nodigen op de derde editie van het zevenjaarlijkse poëziefestivalletje “Zeven Dichters”.
Op zondag 23/11/2014 is het zover. Dan lezen om 10:30 uur in het theaterzaaltje ’t Vossenhol van het Tieltse CC Gildhof in een poëtisch aperitief de navolgende zeven dichters ieder (ongeveer) zeven gedichten:
Frank Decerf
Alain Delmotte
Diana Freys
Frédéric Leroy
Paul Rigolle
Herlinda Vekemans
Hugo Verstraeten
Na de eerste edities in 2000 en 2007 bestaat het programma dit keer, zoals je kan merken, uit de volledige redactie van het tijdschrift Digther.
Iedereen van harte welkom!
Toegang: € 5 voor DF leden (houders DF cultuurkaart), € 7 voor niet-leden, drankje inbegrepen.
Locatie:
Theaterzaaltje ’t Vossenhol, Cultuurcentrum Gildhof
Sint-Michielstraat 9, 8700 Tielt
Hoe bereik je 't Vossenhol?
Organisatie : Davidsfonds Tielt & Zeven Dichters
Meer informatie is te vinden via de webadressen:
Davidsfonds Tielt
De Schaal van Digther
Zeven Dichters
"Negenenveertig gedichten voor één en dezelfde zondag”
Zeven Dichters
"Zeven jaar later"
Zondag 23/11/2014 - 10.30 u. - Tielt 't Vossenhol
"Negenenveertig gedichten voor één en dezelfde zondag”
De redactie van het online literair tijdschrift de Schaal van Digther en het Davidsfonds Tielt hebben het genoegen om je uit te nodigen op de derde editie van het zevenjaarlijkse poëziefestivalletje “Zeven Dichters”.
Op zondag 23/11/2014 is het zover. Dan lezen om 10:30 uur in het theaterzaaltje ’t Vossenhol van het Tieltse CC Gildhof in een poëtisch aperitief de navolgende zeven dichters ieder (ongeveer) zeven gedichten:
Frank Decerf
Alain Delmotte
Diana Freys
Frédéric Leroy
Paul Rigolle
Herlinda Vekemans
Hugo Verstraeten
Na de eerste edities in 2000 en 2007 bestaat het programma dit keer, zoals je kan merken, uit de volledige redactie van het tijdschrift Digther.
Iedereen van harte welkom!
Toegang: € 5 voor DF leden (houders DF cultuurkaart), € 7 voor niet-leden, drankje inbegrepen.
Locatie:
Theaterzaaltje ’t Vossenhol, Cultuurcentrum Gildhof
Sint-Michielstraat 9, 8700 Tielt
Hoe bereik je 't Vossenhol?
Organisatie : Davidsfonds Tielt & Zeven Dichters
Meer informatie is te vinden via de webadressen:
Davidsfonds Tielt
De Schaal van Digther
Zeven Dichters
"Negenenveertig gedichten voor één en dezelfde zondag”
Abonneren op:
Posts (Atom)