Toespraak bij de voorstelling van de 7° dichtbundel van Gilbert Coghe
Beste Gilbert,
Beste dames en heren,
Alles is gezegd? Alles is gezegd Vraagteken is de titel van de vorige bundel van Gilbert Coghe uit 2009, een ruime keuze uit zijn bundels tussen 1969 en 2004. En het toen aarzelende vraagteken dient nu ontkennend te worden beantwoord want met zijn nieuwe bundel Een blauwe doorkijk naar de hemel, zijn zevende – 7 is ook in de bundel een heilig getal – bewijst de dichter dat nog lang niet alles is gezegd, zelfs dat wat echt belangrijk is nu pas komt.
Je vangt de lectuur van de bundel aan met het gedicht ‘poëzie’ over de dichter als mens en over zijn poëzieopvatting; daarna lees je vier cycli van telkens 7 gedichten over ontmoetingen met een jongen die zijn vleugels (…) het hadden ook skateboards kunnen zijn met zich mee draagt en je eindigt je lectuur met ‘medea’ en met de verklaring: Medea: tovenares uit de Griekse mythologie. Zij verving het bloed van Aeson door toversap en gaf hem zo zijn jeugd terug. Daar staat in proza wat je tijdens je lectuur al wel doorhad: dat de jongen met zijn skateboard, die herhaaldelijk een engel wordt genoemd, een symbool is voor het terugverlangen van de dichter naar zijn jeugd.
Als je meteen daarna de bundel opnieuw leest van het begin af aan, stel je vast dat hij hecht in elkaar is gezet of gestructureerd: een proloog het gedicht ‘poëzie’; vier cycli of engelenverhalen van telkens zeven gedichten; een epiloog het gedicht ‘medea’.
In het aanvangsgedicht of de proloog ‘poëzie’ deelt de dichter mee dat hij geen tafelspringer is en geen jeans met gaten draagt, dat hij houdt van licht klassiek en van vrienden het zacht praten en dat zijn poëzie geschikt is om te lezen/ in stille kloostergangen/ met op de achtergrond/ hemels/ gregoriaanse zangen.‘Hemels’ is hier een belangrijk woord. Het verwijst naar de titel van de bundel, naar de jongen die een engel blijkt te zijn en naar het dichterlijke verlangen.
Dan geeft een ik-persoon, die overal dezelfde blijft: de dichter nl., in vier ‘verhalen’ of cycli zijn ontmoetingen weer met een hij-persoon, een jongen die af en toe een verandering of een ‘metamorfose’ ondergaat, maar wel overal dezelfde engelachtige eigenschappen heeft.
In het eerste ‘verhaal’ neemt de ik-persoon-verteller een lifter op, een jongen met een skateboard; de dag daarop neemt hij dezelfde lifter opnieuw op; weken later ontmoet hij hem op de trein en betaalt zijn ticket - blijkbaar heeft de jongen geen geld; hij geeft hem zelfs logies bij hem thuis – blijkbaar is de jongen een zwerver; zij nemen afscheid want de jongen moet voor middernacht ergens naartoe; de ik-persoon ontmoet de jongen opnieuw in het ziekenhuis, hij draagt een witte jas en jeans, is blijkbaar verpleger of dokter; het laatst ziet hij hem in een droom, tussen de zuilen van luxor en vandaar vliegt de jongen, kennelijk in een droom, zijn hemel tegemoet.
In het tweede ‘verhaal’ ontmoet de ik-persoon hem opnieuw, blijkbaar ergens op vakantie, je hebt door dat het in Berlijn en Potsdam is: in een hotel prijst hij massages aan; in het paleis Sanssouci herkent de ik-persoon hem in het beeldje van een engel; aan de balie verkoopt de jongen tickets en in het kasteel leidt hij de bezoekers rond; als hij een reis wil boeken naar de hemel herkent de ik-persoon een ex-klasgenoot in hem; in Charlottenburg geeft hij uitleg; in het kasteel volgt hij de groep; in het museum vliegt hij als een vogel de blauwe hemel in.
In het derde ‘verhaal’ ontmoet de ik-persoon hem vlakbij zijn geboortedorp; later ziet hj hem op het strand; hij ontmoet hem, wellicht weer in een droom, sjiek gekleed, onderweg naar een feest van vijf eeuwen geleden; in de stad heeft hij een ongeval met zijn fiets; in de wachtzaal van de dokter ontmoeten ze elkaar; weer in de stad herkent de ik-persoon hem niet; in de trein deelt hij de ik-persoon mee dat hij kanker heeft.
Het eerste gedicht uit deze derde cyclus, over zijn geboortedorp, wil ik u om een specifieke reden niet onthouden; Dat dorp is nl. Westrozebeke en dat is ons beider geboortedorp, waar wij overigens in dezelfde straat, de Wulfwinkelstraat, hebben gewoond, ik tot 1958, Gilbert tot de beginjaren 70, meen ik. In zijn eerdere bundels al heeft Gilbert mooie gedichten aan zijn dorp gewijd. De titel van deze bundel staat in dit gedicht.
beleefd
vroeg hij de weg
naar het dorp
waar in juli
de liguster weelderig geurt
en nog familie van hem woonde
zei hij
hij had een kreukje in zijn neus
en ogen
met een blauwe doorkijk naar de hemel
met geruisloze vleugels
verdween hij
een stip aan de horizon
zouden daar
in mijn dorp
van warme rust en herinneringen
nu engelen wonen?
Goede vraag. Best mogelijk dat daar nu engelen wonen, sinds, wie weet omdat, wij er allebei uit vertrokken zijn.
In het vierde ‘verhaal’ blijkt de jongen eerst kelner te zijn; later zit hij op het terras als klant; vervolgens is hij fluitspeler; later is hij een zwerver, zeg maar een vluchteling, ik dacht even aan Calais of Brussel; weer in een droom, lijkt het, zit hij op een slede in het bos; hij is ook een schilder die een vredig dorp onder de sneeuw schildert; en tenslotte is hij een vreemdeling die aan de ik-persoon vertelt dat hij nog niet zo goed onze taal verstaat en die daarna op Kerstnacht solo het adeste zingt.
Dan volgt het slotgedicht of de epiloog, de synthese van de hele bundel:
medea
zijn haar
in een dotje
gekleed in hemd
en volrode das –
het diamantje in zijn oor
glinsterend
in de spotlichten
danst hij
- bij wijze van spreken –
de longen uit zijn lijf
op blote knieën
smeek ik medea
vervang mijn oude bloed
prik een diamantje in mijn oor
die jonge god gelijk
In de dansende zigeunerjongen uit de eerste strofe, net als elders in de ontmoetingen met de stereotiepe, engelachtige jongen uit de vier cycli verbeeldt de dichter vol stille melancholie zijn jeugd. Mij deed een en ander denken aan Dood in Venetië, de novelle van Thomas Mann: de fascinatie van de ouder wordende schrijver Gustav von Aschenbach voor de engelachtige Poolse knaap Tadzio en hoe de oude man weigert het door cholera geteisterde Venetië te verlaten en zo de dood uitdaagt, én bezweert.
In de tweede strofe doet de dichter een beroep op Medea, de tovenares uit de Griekse mythe, die Aeson, de vader van haar minnaar Jason veertig jaar jonger maakte door wat we nu een bloedtransfusie zouden noemen. Het verhaal wordt uitvoerig verteld door de Latijnse dichter Ovidius in zijn verrukkelijke boek Metamorphosen. De zachtmoedige ironie, die overigens in de hele bundel meetrilt, komt hierop neer: de dichter doet een beroep op de mythische figuur Medea, om de werkelijkheid van het ouder worden te bezweren. De jongen is trouwens zelf een mythische figuur: een engel. Maar tegen die werkelijkheid kan de mythe niet op. Dit machteloze verlangen, deze onmacht vind je de hele bundel door en het resultaat ervan is een subtiel gesuggereerde melancholie.
Een blauwe doorkijk naar de hemel is ongetwijfeld de beste bundel van Gilbert Coghe tot nu toe. Het is een bundel met heel veel kwaliteiten: fris, ongemeen helder, gevat, verwoord met de juiste, eenvoudige woorden, een gefragmenteerd, subtiel verhaal ‘met de kleur van ver verdriet’ Deze jongen met zijn skateboards, jeans met gaten, dotje, volrode das, diamantje in zijn oor, symboliseert, zoals ik al een paar keer zei, het verlangen van de ouder wordende dichter naar jeugd en naar zijn jeugd. Hij symboliseert tevens de fluitspeler, of zo u wil het verlangen van de dichter om toonzuiver, broze woorden op de muziek te zetten die hij hoort in stille kloostergangen / met op de achtergrond / hemels/ gregoriaanse zangen.
Je leest en je luistert. En het klinkt zuiver, juist en goed!
Proficiat, Gilbert!
© Willy Spillebeen
Gilbert Coghe: Een blauwe doorkijk naar de hemel, Uitgeverij C. de Vries-Brouwers, Antwerpen-Rotterdam 2017, 52p.,€14,90. ISBN BE 9789059275300
woensdag 27 december 2017
dinsdag 26 december 2017
Blijvend debuteren - Alain Delmotte
Alain Delmotte over "Een blauwe doorkijk naar de hemel" van Gilbert Coghe
Een tijd geleden verscheen een nieuwe bundel van de Roeselaarse dichter Gilbert Coghe; een verrassende bundel met als titel ‘Een blauwe doorkijk naar de hemel’. Willy Spillebeen en ikzelf stelden de bundel voor. Hieronder mijn bijdrage.
Tien jaar geleden schreef ik voor de Vereniging van West-Vlaamse schrijvers (de VWS) een cahier over het poëtisch werk van Gilbert Coghe. De bibliografie in dit cahier werd samengesteld door een steeds weer meticuleus en scrupuleus uitvallende Peter Aspeslagh, bekend van de Roeselaarse bibliotheek.
Zo’n cahier had gevaarlijke kantjes: het leek wel of hiermee een oeuvre werd afgesloten. Toen twee jaar later een bloemlezing uit zijn werk verscheen, stelde Gilbert bij de samenstelling ervan zichzelf wellicht de vraag of alles nu was gezegd. ‘Alles is gezegd?’ werd de titel van die bloemlezing. Let op het vraagteken. Want met dat vraagteken legt Gilbert iets over zichzelf bloot. En over zijn poëzie. Er is altijd wel sprake van een soort bevraging en zelfbevraging in zijn poëzie. Het cahier gaf ik overigens de titel mee ‘Wie ben ik dat ik het ben’. Zou hij het ondertussen weten? Weten wij het ondertussen?
Gilbert behoort tot het type dichter dat ooit door de Poolse dichteres en Nobelprijswinnares Wislawa Szymborska werd omschreven als ‘de- dichter-die-het-niet-weet’. Onwetendheid die de drijfkracht vormt voor een dichterschap? Het is een onwetendheid die uiteraard geen smoes is om aan zoiets als verantwoordelijkheid of wat dan ook te kunnen ontsnappen. Ik heb het over een existentiële en/of spirituele onwetendheid, gebed in het besef dat de kern van het bestaan ons ontgaat omdat het niet vast te grijpen is, niet te vatten en niet te bevatten valt: het is zonder meer een raadsel. Voor dat soort type van dichter is poëzie een wezenlijke pelgrimage, een zoektocht naar een waarheid die er misschien niet is maar waarvan de dichter hoopt dat die misschien toch wel ergens te vinden kan zijn. Een poëzie dus van het ‘misschien’. Een menselijke zoektocht naar het mogelijk menselijke. En, laten we het niet vergeten want het is elementair wat poëzie betreft: het is een zoektocht met de taal, door de taal en in de taal. In het cahier omschreef ik het als volgt: ‘De dichter gaat op de dool. Hij bewoont vele huizen, maar niet één blijkt het huis van het zijn, het huis van de poëzie. Schrijven is een pelgrimstocht van woord tot woord, van gedicht tot gedicht, van cyclus tot cyclus.’
Één jaar na het verschijnen van het cahier stuurde Gilbert me een aantal gedichten op met de vraag wat ik van zijn nieuw werk vond. (Het betreft gedichten die we negen jaar later in al dan niet gewijzigde vorm in deze bundel terugvinden.) De lectuur ervan verraste me aangenaam. De rode draad ervan was de figuur van de ‘engel’. Een steeds weer terugkerend motief in de Westerse poëzie dat Gilbert op een frisse en verfrissende manier aanpakte. Ik vermoed dat Willy Spillebeen daar straks wat meer over zal vertellen.
De lichtheid die ik in de nieuwe gedichten ontwaarde, las en zag ik nooit eerder in het werk van Gilbert. Ik herkende de stem wel, maar de toonaard, de kleur was heel anders. Waar in eerder werk de klemtoon vooral op de lyrische belijdenis en op de nostalgische gemoedsstemming lag, liet zich hier een relativerende en ironiserende dichter zien en horen. Ook de verteltoon viel me op. In die zin sluiten deze gedichten - bewust of onbewust - aan bij een tendens die zich in de poëzie van de laatste decennia voordoet. Kort samengevat: het lyrisch élan, de metaforische opwellingen worden in de huidige poëzie kritisch afgeremd. De poëzie kreeg hiermee de kans om enerzijds meer ruimte vrij te geven voor het beschouwende en anderzijds biedt het de poëzie de kans om zich een narratieve manier uit te drukken.
Vooral dat laatste is belangrijk voor wat het werk van Gilbert betreft. De recente poëzie probeert heel vaak expliciet verhalen te vertellen. En de nadruk ligt niet zozeer op de verhaallijn (die is vaak niet logisch en vrijwel altijd discontinu) maar op het ‘vertellen’. Er wordt iets met taal verteld en het is de taal die vertelt. En soms neemt die taal, in de meest radicale teksten, de vorm aan van raaskallen. Meer dan ooit moet je de poëzie dan tussen de lijnen en binnenin de woorden gaan zoeken: in de terugkerende motieven, de weerkaatsingen, de niet te voorspellen wendingen. Enkel lukrake voorbeelden hiervan: Toon Tellegen (die een beetje een voorloper van het genre is), Marije Langelaar met haar recente bundel ‘Vonkt’ en de eerder controversiële Delphine Lecompte. In één gedicht probeert Lecompte duizend en één verhalen te vertellen die ze zonder gêne door elkaar haspelt door ze af te breken, tegen elkaar te laten botsen of in elkaar te laten vloeien, zodanig dat je een tekst krijgt waar kop noch staart is aan te krijgen: een raaskallen met vaak een tragisch-komisch effect en een soort wanhoop doet suggereren.
Nee, in geen geval wil ik Gilbert Coghe met Lecompte vergelijken. (Hij zou het me in geen geval vergeven, vrees ik.) Gilbert is veel te geordend en te ordentelijk om hem met Lecompte in verband te brengen. Ik heb enkel willen aangeven welke tendensen zich in de huidige poëzie voordoen en waarvan het narratieve een kenmerk is. En dat dit narratieve een opmerkelijke plaats krijgt in deze nieuwe bundel.
Het effect dat dit narratieve teweegbrengt is dat je als lezer luistert en blijft luisteren. De gedichten nodigen uit. Ze richten zich tot de lezer. Ik ga er namelijk van uit dat hoezeer het gedicht ook naar bestemming zoekt, het gedicht zich bestemd voelt voor een lezer. Ik zeg ‘een lezer’ en ik zeg niet ‘de lezer’. Dat laatste is een categorie. Het eerste verwijst naar een individu. Een individu dat staat voor alle potentiële lezers van het gedicht. Wat wil zeggen dat het gedicht niemand uitsluit. Al leven we in een wereld waar voor het gedicht nog weinig of helemaal geen plaats is, waar het gedicht is uitgesloten. Natuurlijk wordt het gedicht in uiterste stilte geschreven: de dichter schept zijn gedicht uit zijn diepste innerlijk en dat vereist een zeker isolement. Daarom lijkt het gedicht een monoloog. Maar het is een monoloog die tendeert tot een dialoog. Met de woorden van de Franse dichter Yves Bonnefoy: het gedicht is een passage vanuit het ik van de dichter naar de ander toe. De ander die wij met z’n allen zijn.
Het is zo dat je bij het lezen van deze bundel als lezer meteen wordt aangesproken door de mildheid van de dichter, het verzoenende timbre, de bescheidenheid (te verklaren vanuit dat grote besef aan onwetendheid) en ja, zelfs van een soort hervonden jeugdigheid.
Deze gedichten onthalen de lezer met hun transparantie. Ze lijken onderhuids te zeggen:‘Gaat u maar zitten lezer. Wat kunnen we u toevertrouwen: een paar aangenaam klinkende verzen met zeer afgeronde syllaben erin? Één van onze plotse invallen waarvan we zelf niet weten van waaruit ze komen? Iets wat een sonnet kan zijn – of is u dat wat te ouderwets? Of wilt u gewoon maar dat we u ‘een blauwe uitkijk naar de hemel’ schenken?’
Deze gedichten stellen de lezer niet op de proef. Het is niet hun bedoeling. De dichter houdt het rustig en zelfs wat frivool – al steken er achter die frivoliteit onvermijdelijk flinke scheuten weemoedigheid. Je gaat wanneer je leest gewoon naast de dichter zitten en je keuvelt wat. Over dingen die ons wezenlijk aanbelangen – hoe klein, hoe triviaal, hoe engelachtig broos ze zich ook mogen voordoen.
Het ligt voor de hand dat Gilbert nog lang niet alles heeft gezegd: daar heeft hij als zeventiger nog niet de leeftijd voor. De pelgrimage van een dichter is met name niet een speurtocht naar het laatste woord maar voortdurend en ongedurig, een speurtocht naar het eerste woord: de van vitaliteit trillende ademstoot waarmee het eerste woord werd uitgesproken. Poëzie is wat ons menselijk maakt. Poëzie is de verzamelnaam voor onze chimères, voor onze bestaansredenen, voor onze verrukkingen, voor alles wat nog moet beginnen terwijl het lijkt alsof het al aan het gebeuren is. Gilbert Coghe moet er nog aan beginnen. Hij moet ons nog van alles zeggen. Met deze nieuwe bundel debuteert hij voor de zoveelste keer op rij. Laat hem daarmee niet ophouden!
© Alain Delmotte
Gilbert Coghe: Een blauwe doorkijk naar de hemel, Uitgeverij C. de Vries-Brouwers, Antwerpen-Rotterdam 2017, 52p.,€14,90. ISBN BE 9789059275300
Een tijd geleden verscheen een nieuwe bundel van de Roeselaarse dichter Gilbert Coghe; een verrassende bundel met als titel ‘Een blauwe doorkijk naar de hemel’. Willy Spillebeen en ikzelf stelden de bundel voor. Hieronder mijn bijdrage.
Tien jaar geleden schreef ik voor de Vereniging van West-Vlaamse schrijvers (de VWS) een cahier over het poëtisch werk van Gilbert Coghe. De bibliografie in dit cahier werd samengesteld door een steeds weer meticuleus en scrupuleus uitvallende Peter Aspeslagh, bekend van de Roeselaarse bibliotheek.
Zo’n cahier had gevaarlijke kantjes: het leek wel of hiermee een oeuvre werd afgesloten. Toen twee jaar later een bloemlezing uit zijn werk verscheen, stelde Gilbert bij de samenstelling ervan zichzelf wellicht de vraag of alles nu was gezegd. ‘Alles is gezegd?’ werd de titel van die bloemlezing. Let op het vraagteken. Want met dat vraagteken legt Gilbert iets over zichzelf bloot. En over zijn poëzie. Er is altijd wel sprake van een soort bevraging en zelfbevraging in zijn poëzie. Het cahier gaf ik overigens de titel mee ‘Wie ben ik dat ik het ben’. Zou hij het ondertussen weten? Weten wij het ondertussen?
Gilbert behoort tot het type dichter dat ooit door de Poolse dichteres en Nobelprijswinnares Wislawa Szymborska werd omschreven als ‘de- dichter-die-het-niet-weet’. Onwetendheid die de drijfkracht vormt voor een dichterschap? Het is een onwetendheid die uiteraard geen smoes is om aan zoiets als verantwoordelijkheid of wat dan ook te kunnen ontsnappen. Ik heb het over een existentiële en/of spirituele onwetendheid, gebed in het besef dat de kern van het bestaan ons ontgaat omdat het niet vast te grijpen is, niet te vatten en niet te bevatten valt: het is zonder meer een raadsel. Voor dat soort type van dichter is poëzie een wezenlijke pelgrimage, een zoektocht naar een waarheid die er misschien niet is maar waarvan de dichter hoopt dat die misschien toch wel ergens te vinden kan zijn. Een poëzie dus van het ‘misschien’. Een menselijke zoektocht naar het mogelijk menselijke. En, laten we het niet vergeten want het is elementair wat poëzie betreft: het is een zoektocht met de taal, door de taal en in de taal. In het cahier omschreef ik het als volgt: ‘De dichter gaat op de dool. Hij bewoont vele huizen, maar niet één blijkt het huis van het zijn, het huis van de poëzie. Schrijven is een pelgrimstocht van woord tot woord, van gedicht tot gedicht, van cyclus tot cyclus.’
Één jaar na het verschijnen van het cahier stuurde Gilbert me een aantal gedichten op met de vraag wat ik van zijn nieuw werk vond. (Het betreft gedichten die we negen jaar later in al dan niet gewijzigde vorm in deze bundel terugvinden.) De lectuur ervan verraste me aangenaam. De rode draad ervan was de figuur van de ‘engel’. Een steeds weer terugkerend motief in de Westerse poëzie dat Gilbert op een frisse en verfrissende manier aanpakte. Ik vermoed dat Willy Spillebeen daar straks wat meer over zal vertellen.
De lichtheid die ik in de nieuwe gedichten ontwaarde, las en zag ik nooit eerder in het werk van Gilbert. Ik herkende de stem wel, maar de toonaard, de kleur was heel anders. Waar in eerder werk de klemtoon vooral op de lyrische belijdenis en op de nostalgische gemoedsstemming lag, liet zich hier een relativerende en ironiserende dichter zien en horen. Ook de verteltoon viel me op. In die zin sluiten deze gedichten - bewust of onbewust - aan bij een tendens die zich in de poëzie van de laatste decennia voordoet. Kort samengevat: het lyrisch élan, de metaforische opwellingen worden in de huidige poëzie kritisch afgeremd. De poëzie kreeg hiermee de kans om enerzijds meer ruimte vrij te geven voor het beschouwende en anderzijds biedt het de poëzie de kans om zich een narratieve manier uit te drukken.
Vooral dat laatste is belangrijk voor wat het werk van Gilbert betreft. De recente poëzie probeert heel vaak expliciet verhalen te vertellen. En de nadruk ligt niet zozeer op de verhaallijn (die is vaak niet logisch en vrijwel altijd discontinu) maar op het ‘vertellen’. Er wordt iets met taal verteld en het is de taal die vertelt. En soms neemt die taal, in de meest radicale teksten, de vorm aan van raaskallen. Meer dan ooit moet je de poëzie dan tussen de lijnen en binnenin de woorden gaan zoeken: in de terugkerende motieven, de weerkaatsingen, de niet te voorspellen wendingen. Enkel lukrake voorbeelden hiervan: Toon Tellegen (die een beetje een voorloper van het genre is), Marije Langelaar met haar recente bundel ‘Vonkt’ en de eerder controversiële Delphine Lecompte. In één gedicht probeert Lecompte duizend en één verhalen te vertellen die ze zonder gêne door elkaar haspelt door ze af te breken, tegen elkaar te laten botsen of in elkaar te laten vloeien, zodanig dat je een tekst krijgt waar kop noch staart is aan te krijgen: een raaskallen met vaak een tragisch-komisch effect en een soort wanhoop doet suggereren.
Nee, in geen geval wil ik Gilbert Coghe met Lecompte vergelijken. (Hij zou het me in geen geval vergeven, vrees ik.) Gilbert is veel te geordend en te ordentelijk om hem met Lecompte in verband te brengen. Ik heb enkel willen aangeven welke tendensen zich in de huidige poëzie voordoen en waarvan het narratieve een kenmerk is. En dat dit narratieve een opmerkelijke plaats krijgt in deze nieuwe bundel.
Het effect dat dit narratieve teweegbrengt is dat je als lezer luistert en blijft luisteren. De gedichten nodigen uit. Ze richten zich tot de lezer. Ik ga er namelijk van uit dat hoezeer het gedicht ook naar bestemming zoekt, het gedicht zich bestemd voelt voor een lezer. Ik zeg ‘een lezer’ en ik zeg niet ‘de lezer’. Dat laatste is een categorie. Het eerste verwijst naar een individu. Een individu dat staat voor alle potentiële lezers van het gedicht. Wat wil zeggen dat het gedicht niemand uitsluit. Al leven we in een wereld waar voor het gedicht nog weinig of helemaal geen plaats is, waar het gedicht is uitgesloten. Natuurlijk wordt het gedicht in uiterste stilte geschreven: de dichter schept zijn gedicht uit zijn diepste innerlijk en dat vereist een zeker isolement. Daarom lijkt het gedicht een monoloog. Maar het is een monoloog die tendeert tot een dialoog. Met de woorden van de Franse dichter Yves Bonnefoy: het gedicht is een passage vanuit het ik van de dichter naar de ander toe. De ander die wij met z’n allen zijn.
Het is zo dat je bij het lezen van deze bundel als lezer meteen wordt aangesproken door de mildheid van de dichter, het verzoenende timbre, de bescheidenheid (te verklaren vanuit dat grote besef aan onwetendheid) en ja, zelfs van een soort hervonden jeugdigheid.
Deze gedichten onthalen de lezer met hun transparantie. Ze lijken onderhuids te zeggen:‘Gaat u maar zitten lezer. Wat kunnen we u toevertrouwen: een paar aangenaam klinkende verzen met zeer afgeronde syllaben erin? Één van onze plotse invallen waarvan we zelf niet weten van waaruit ze komen? Iets wat een sonnet kan zijn – of is u dat wat te ouderwets? Of wilt u gewoon maar dat we u ‘een blauwe uitkijk naar de hemel’ schenken?’
Deze gedichten stellen de lezer niet op de proef. Het is niet hun bedoeling. De dichter houdt het rustig en zelfs wat frivool – al steken er achter die frivoliteit onvermijdelijk flinke scheuten weemoedigheid. Je gaat wanneer je leest gewoon naast de dichter zitten en je keuvelt wat. Over dingen die ons wezenlijk aanbelangen – hoe klein, hoe triviaal, hoe engelachtig broos ze zich ook mogen voordoen.
Het ligt voor de hand dat Gilbert nog lang niet alles heeft gezegd: daar heeft hij als zeventiger nog niet de leeftijd voor. De pelgrimage van een dichter is met name niet een speurtocht naar het laatste woord maar voortdurend en ongedurig, een speurtocht naar het eerste woord: de van vitaliteit trillende ademstoot waarmee het eerste woord werd uitgesproken. Poëzie is wat ons menselijk maakt. Poëzie is de verzamelnaam voor onze chimères, voor onze bestaansredenen, voor onze verrukkingen, voor alles wat nog moet beginnen terwijl het lijkt alsof het al aan het gebeuren is. Gilbert Coghe moet er nog aan beginnen. Hij moet ons nog van alles zeggen. Met deze nieuwe bundel debuteert hij voor de zoveelste keer op rij. Laat hem daarmee niet ophouden!
© Alain Delmotte
Gilbert Coghe: Een blauwe doorkijk naar de hemel, Uitgeverij C. de Vries-Brouwers, Antwerpen-Rotterdam 2017, 52p.,€14,90. ISBN BE 9789059275300
Gilbert Coghe |
maandag 25 december 2017
Een blauwe doorkijk naar de hemel - Gilbert Coghe
Een blauwe doorkijk naar de hemel is de zevende dichtbundel van de Vlaamse dichter Gilbert Coghe (°Westrozebeke 1947). De bundel
verscheen recent bij de uitgeverij de Vries-Brouwers. De komende twee dagen publiceert de Schaal van Digther de gelegenheidsteksten die bij de voorstelling van de bundel werden uitgesproken door Alain Delmotte en Willy Spillebeen. Daaruit vandaag al deze voorproefjes:
“Poëzie is wat ons menselijk maakt. Poëzie is de verzamelnaam voor onze chimères, voor onze bestaansredenen, voor onze verrukkingen, voor alles wat nog moet beginnen terwijl het lijkt alsof het al aan het gebeuren is. Gilbert Coghe moet er nog aan beginnen. Hij moet ons nog van alles zeggen. Met deze nieuwe bundel debuteert hij voor de zoveelste keer op rij. Laat hem daarmee niet ophouden.” (Alain Delmotte)
"Je vangt de lectuur van de bundel aan met het gedicht ‘poëzie’ over de dichter als mens en over zijn poëzieopvatting; daarna lees je vier cycli van telkens 7 gedichten over ontmoetingen met een jongen die zijn vleugels (…) het hadden ook skateboards kunnen zijn met zich mee draagt en je eindigt je lectuur met ‘medea’ en met de verklaring: Medea: tovenares uit de Griekse mythologie. Zij verving het bloed van Aeson door toversap en gaf hem zo zijn jeugd terug. Daar staat in proza wat je tijdens je lectuur al wel doorhad: dat de jongen met zijn skateboard, die herhaaldelijk een engel wordt genoemd, een symbool is voor het terugverlangen van de dichter naar zijn jeugd." (Willy Spillebeen)
Gilbert Coghe: Een blauwe doorkijk naar de hemel, Uitgeverij C. de Vries-Brouwers, Antwerpen-Rotterdam 2017, 52p.,€14,90. ISBN BE 9789059275300
verscheen recent bij de uitgeverij de Vries-Brouwers. De komende twee dagen publiceert de Schaal van Digther de gelegenheidsteksten die bij de voorstelling van de bundel werden uitgesproken door Alain Delmotte en Willy Spillebeen. Daaruit vandaag al deze voorproefjes:
“Poëzie is wat ons menselijk maakt. Poëzie is de verzamelnaam voor onze chimères, voor onze bestaansredenen, voor onze verrukkingen, voor alles wat nog moet beginnen terwijl het lijkt alsof het al aan het gebeuren is. Gilbert Coghe moet er nog aan beginnen. Hij moet ons nog van alles zeggen. Met deze nieuwe bundel debuteert hij voor de zoveelste keer op rij. Laat hem daarmee niet ophouden.” (Alain Delmotte)
"Je vangt de lectuur van de bundel aan met het gedicht ‘poëzie’ over de dichter als mens en over zijn poëzieopvatting; daarna lees je vier cycli van telkens 7 gedichten over ontmoetingen met een jongen die zijn vleugels (…) het hadden ook skateboards kunnen zijn met zich mee draagt en je eindigt je lectuur met ‘medea’ en met de verklaring: Medea: tovenares uit de Griekse mythologie. Zij verving het bloed van Aeson door toversap en gaf hem zo zijn jeugd terug. Daar staat in proza wat je tijdens je lectuur al wel doorhad: dat de jongen met zijn skateboard, die herhaaldelijk een engel wordt genoemd, een symbool is voor het terugverlangen van de dichter naar zijn jeugd." (Willy Spillebeen)
Gilbert Coghe: Een blauwe doorkijk naar de hemel, Uitgeverij C. de Vries-Brouwers, Antwerpen-Rotterdam 2017, 52p.,€14,90. ISBN BE 9789059275300
Gilbert Coghe |
zondag 24 december 2017
Het mooiste meisje van de klas - Frans Deschoemaeker
Voor zover ik mij kan herinneren heb ik altijd al gedichten geschreven. Dichters situeren het begin van hun dichterschap vaak in de adolescentie, al dan niet getriggerd door een onbereikbare liefde, al dan niet gestuurd door een bevlogen poësisleraar. Zo ook ik, de clichés hebben hun rechten. Maar als ik er goed over nadenk, kwam ik ook veel vroeger al in de ban van het rijm, de cadans, het repetitieve refrein, het muziekje dat in de versjes zat die we als kind moesten opdreunen, en ja, durfde ik, zodra ik kon schrijven, al eens enig zelfgemaakt rijm aan het ruitjespapier van mijn kladblok toevertrouwen.
Als men mij vraagt waarom ik poëzie schrijf, geef ik soms als antwoord: Omdat zoveel woorden elkaar nog nooit hebben ontmoet. Dit lijkt me een afdoende reden. Uitdagend is het: hoe kan ik woorden op zodanige wijze bij elkaar brengen dat uit de chemie van hun samengaan nieuwe betekenissen ontstaan. Dat een vergezicht zich ontplooit in de baaierd. Dat een inzicht vluchtig oplicht in de woordenbrij.
Joseph Brodsky: soms slaagt een dichter erin met behulp van één woord daar te komen waar nog nooit iemand is geweest.
Opwindend is het ook: ervaren hoe de tekst die ik schrijf, of de tekst die zichzelf schrijft (waar eindigt het ene, en begint het andere?), mij verandert. Hoe ik iets onder mijn pen zie ontstaan dat ik nog niet wist, waar ik verwonderd naar staar. Avontuurlijk is het: waar zal ik uitkomen, als ik aan de slag ga met die eerste aanzet, die eerste regel, die ik soms, vanuit het ongewisse, cadeau krijg? Want vaak loopt het natuurlijk ook op niets uit, en blijkt die gekregen regel na een nachtje slapen en het wegebben van de roes dan toch niet zo’n fantastisch cadeau.
Maar natuurlijk doen wij, dichters, het in de eerste plaats uit zucht naar meesterschap. Wij doen het voor de flonkerende formulering, voor het gebeitelde beeld, voor de fraai gedraaide krul, voor de Vorm. Dichters zijn mislukte muzikanten. Dichters zijn mislukte redenaars. Want alle poëzie is muziek, alle poëzie is retoriek. Poëzie hengelt naar de instemming van het publiek, poëzie wil overdonderen, verleiden, binnendoen. Dat jongetje dat niet goed is in voetballen en dan maar gedichten schrijft om dat mooiste meisje van de klas in te pakken, weet je wel.
© Frans Deschoemaeker
Uit: De waterlelies van Montparnasse, een werk in gestadige voortgang.
Als men mij vraagt waarom ik poëzie schrijf, geef ik soms als antwoord: Omdat zoveel woorden elkaar nog nooit hebben ontmoet. Dit lijkt me een afdoende reden. Uitdagend is het: hoe kan ik woorden op zodanige wijze bij elkaar brengen dat uit de chemie van hun samengaan nieuwe betekenissen ontstaan. Dat een vergezicht zich ontplooit in de baaierd. Dat een inzicht vluchtig oplicht in de woordenbrij.
Joseph Brodsky: soms slaagt een dichter erin met behulp van één woord daar te komen waar nog nooit iemand is geweest.
Opwindend is het ook: ervaren hoe de tekst die ik schrijf, of de tekst die zichzelf schrijft (waar eindigt het ene, en begint het andere?), mij verandert. Hoe ik iets onder mijn pen zie ontstaan dat ik nog niet wist, waar ik verwonderd naar staar. Avontuurlijk is het: waar zal ik uitkomen, als ik aan de slag ga met die eerste aanzet, die eerste regel, die ik soms, vanuit het ongewisse, cadeau krijg? Want vaak loopt het natuurlijk ook op niets uit, en blijkt die gekregen regel na een nachtje slapen en het wegebben van de roes dan toch niet zo’n fantastisch cadeau.
Maar natuurlijk doen wij, dichters, het in de eerste plaats uit zucht naar meesterschap. Wij doen het voor de flonkerende formulering, voor het gebeitelde beeld, voor de fraai gedraaide krul, voor de Vorm. Dichters zijn mislukte muzikanten. Dichters zijn mislukte redenaars. Want alle poëzie is muziek, alle poëzie is retoriek. Poëzie hengelt naar de instemming van het publiek, poëzie wil overdonderen, verleiden, binnendoen. Dat jongetje dat niet goed is in voetballen en dan maar gedichten schrijft om dat mooiste meisje van de klas in te pakken, weet je wel.
© Frans Deschoemaeker
Uit: De waterlelies van Montparnasse, een werk in gestadige voortgang.
vrijdag 15 december 2017
RIP Velimir Lobsang (1962-2017)
Johan Vermariën, schrijvend onder het wonderlijke pseudoniem Velimir Lobsang, overleed recent op 18/11/2017. Bovenstaand YouTube-fragment dateert van een optreden tijdens de opening van de tentoonstelling 'de Drie van Vonkel' op 30/9/2017.
Zie ook dit Facebook-bericht van Alain Delmotte.
dinsdag 12 december 2017
September - Hugo Verstraeten
Zomers duren hier winters lang
De herfst weet niet goed waar
te beginnen
en dan – als een signaal – begint de
trektocht. Aardwaarts, vliegend op
zwaartekracht
vleugellamme buiteling van zomersperwers
of valbeweging van blad. Kijken tot
er geen afstand meer is, geen tegenover:
liggend, blad aan blad, wachtend op
de noorderwind die ons
naar vergeefse oorden blaast.
© Hugo Verstraeten
Uit de cyclus "Berichten uit het Noorden".
De herfst weet niet goed waar
te beginnen
en dan – als een signaal – begint de
trektocht. Aardwaarts, vliegend op
zwaartekracht
vleugellamme buiteling van zomersperwers
of valbeweging van blad. Kijken tot
er geen afstand meer is, geen tegenover:
liggend, blad aan blad, wachtend op
de noorderwind die ons
naar vergeefse oorden blaast.
© Hugo Verstraeten
Uit de cyclus "Berichten uit het Noorden".
maandag 11 december 2017
Lichtheid - Hugo Verstraeten
Eindelijk kon het weer. Weer iets van mezelf
te zijn. Gedenkdag voor weer leven. Vogel
die opveert, geluk dat langslacht als
een postbode. De trein genomen, laatste
trein, laatste sluiptrek naar zee. Een
zucht van wind te voelen in de wijdopen
zeilen van de ziel. Te laat misschien,
te reikhalzend. Niet ik, niet iemand:
dit weegt te zwaar. Gedenkdag voor wat
genadig is. Niet ik. Lach. Zon. Avondrood.
Maal honderd zijn de gezangen. Geloof
dat weer als een kerktoren klinkt en
zon, zon. Langsliggend in zomergras
lees ik, schrijf ik me neer en ‘Kijk,’
wijst ze: ‘dat vliegtuig ben ik.’ Prachtig de
wezenloze, wegkijkende maan. Groen
geurt het gras. ‘Nooit meer denken,’ denkt ze.
Spandoek met het grote NU er achter aan. Nooit
meer morgen, lacht ze de stilte in. Nooit meer
later, nooit meer voorbij.
© Hugo Verstraeten
Uit de cyclus "Berichten uit het Noorden".
te zijn. Gedenkdag voor weer leven. Vogel
die opveert, geluk dat langslacht als
een postbode. De trein genomen, laatste
trein, laatste sluiptrek naar zee. Een
zucht van wind te voelen in de wijdopen
zeilen van de ziel. Te laat misschien,
te reikhalzend. Niet ik, niet iemand:
dit weegt te zwaar. Gedenkdag voor wat
genadig is. Niet ik. Lach. Zon. Avondrood.
Maal honderd zijn de gezangen. Geloof
dat weer als een kerktoren klinkt en
zon, zon. Langsliggend in zomergras
lees ik, schrijf ik me neer en ‘Kijk,’
wijst ze: ‘dat vliegtuig ben ik.’ Prachtig de
wezenloze, wegkijkende maan. Groen
geurt het gras. ‘Nooit meer denken,’ denkt ze.
Spandoek met het grote NU er achter aan. Nooit
meer morgen, lacht ze de stilte in. Nooit meer
later, nooit meer voorbij.
© Hugo Verstraeten
Uit de cyclus "Berichten uit het Noorden".
zondag 10 december 2017
Witte reiger - Hugo Verstraeten
Eerst was er wit. Een schaduw
in het overbelichte.
Een God blies er verte in.
Zweefrecht langs wat onbespreekbaar
is. Een gevoeld landschap
waarin alles weer spiegelt
wat verlopen was: een identiteit,
iets, ergens, ooit. Dan
toch weer wit, overvleugeld, neerstrijkend
in woorden als sierlijk, gracieus, zich
neerschrijvend, wit op wit,
een onbeschreven stilte
© Hugo Verstraeten
Uit de cyclus "Berichten uit het Noorden".
in het overbelichte.
Een God blies er verte in.
Zweefrecht langs wat onbespreekbaar
is. Een gevoeld landschap
waarin alles weer spiegelt
wat verlopen was: een identiteit,
iets, ergens, ooit. Dan
toch weer wit, overvleugeld, neerstrijkend
in woorden als sierlijk, gracieus, zich
neerschrijvend, wit op wit,
een onbeschreven stilte
© Hugo Verstraeten
Uit de cyclus "Berichten uit het Noorden".
zaterdag 9 december 2017
Anthem - Hugo Verstraeten
voor mevrouw Sylvie Baevegem
Al ben je dan verbrand
tot op de diepste graad
van leven
het blijft zoeken in zak en
as. Naar verkleumde kinderhandjes
onder je winterjas.
De geur van moederkoek
en kip op zondag.
Je lijf bevrijd en vergeven
alle zonden. Het blijft
zoeken naar het antwoord
dat je altijd was
op nooit gestelde vragen.
© Hugo Verstraeten
Uit de cyclus "Berichten uit het Noorden".
Al ben je dan verbrand
tot op de diepste graad
van leven
het blijft zoeken in zak en
as. Naar verkleumde kinderhandjes
onder je winterjas.
De geur van moederkoek
en kip op zondag.
Je lijf bevrijd en vergeven
alle zonden. Het blijft
zoeken naar het antwoord
dat je altijd was
op nooit gestelde vragen.
© Hugo Verstraeten
Uit de cyclus "Berichten uit het Noorden".
vrijdag 8 december 2017
Schrijf me - Hugo Verstraeten
Schrijf me. Ontneem de stilte haar bits geluid.
Snauw me de liefste woorden.
Schrijf me over de vluchtige toets van je mond
op het schilderij van Caravaggio. Schrijf me
over het falende licht daarna.
Schrijf me dat april niet wreed is. Dat boven de stad
vogels zijn als zeilers in een zee van lucht. Schrijf me
over het beeld van Brancusi waar je altijd naar kijkt
met de ogen dicht. Schrijf me wat er overblijft wanneer
de avonden de uitgesleten voetstap niet verdragen
van oude geliefden . Schrijf me over de achteloosheid
van eenvoudige dingen. Schrijf me over alles.
Schrijf me over niets desnoods –
maar schrijf me
© Hugo Verstraeten
Uit de cyclus "Berichten uit het Noorden".
Snauw me de liefste woorden.
Schrijf me over de vluchtige toets van je mond
op het schilderij van Caravaggio. Schrijf me
over het falende licht daarna.
Schrijf me dat april niet wreed is. Dat boven de stad
vogels zijn als zeilers in een zee van lucht. Schrijf me
over het beeld van Brancusi waar je altijd naar kijkt
met de ogen dicht. Schrijf me wat er overblijft wanneer
de avonden de uitgesleten voetstap niet verdragen
van oude geliefden . Schrijf me over de achteloosheid
van eenvoudige dingen. Schrijf me over alles.
Schrijf me over niets desnoods –
maar schrijf me
© Hugo Verstraeten
Uit de cyclus "Berichten uit het Noorden".
donderdag 7 december 2017
Een merel in mijn hoofd
Frank Decerf over "Een merel in mijn hoofd" van Paul Cox
Als Tony Rombouts de man is met de witte hoed, dan is Paul Cox heel zeker de Vlaamse
dichter met de zwarte hoed en onder die hoed gaat een hoofd schuil met daarin een merel… Samen met die merel schrijft Cox geduldig en zorgzaam aan zijn oeuvre. Vanuit zijn Wolvenweg laat hij de muze dicteren. Hij is spaarzaam met zijn woorden omdat hij de waarde van verspilling kent. In Een merel in mijn hoofd gaat Cox op zoek naar de schoonheid. Via een subtiele dwang en geraffineerde humor laat hij de lezer een optimistische kijk op het leven nemen. De liefde en de geborgenheid van een goed gevoel versterkt de ontroering. De schoonheid als noodzakelijke opstap. De mens als machteloos wezen dat niet ophoudt en blijft proberen om het geluk te vinden en vooral te koesteren. Bij Cox zijn de titels van de gedichten vaak ook de laatste versregels van het gedicht. Zijn bundel is verlucht met tekeningen van de kunstenaar en beeldhouwer Marc Cox.
WAAR WE WOONDEN
Waar we toen woonden
bleef de tijd stilstaan
tot nu.
Telkens als ik terugkijk
lijkt alles nog onveranderd,
zelfs de vroegste noten
die Mozart me speelde.
Ze gaven me
oren vol tranen
die me blijven vergezellen
over de tijd heen
die verschoven lijkt
naar nu,
elke dag opnieuw
zie ik hem weer bij me komen.
Waar we toen woonden
is het huis leeggelopen
naar nu.
Zoals u merkt is de nostalgie bij Cox nooit ver weg. De dichter bezint zich over voorbije dagen, over het verlies van wat goed was. Herinneringen vormen aldus de stimulans. De dichter zet kwetsbare mensen neer. Via elementen uit de natuur en het buitenleven zoekt Paul Cox zich een weg doorheen de ingewikkeldheid. Tijd wordt een dreiging, maar kan niet gestopt worden, vandaar de opdracht het hier en nu goed te bekijken, goed te analyseren en vooral naar waarde te schatten. De huiselijkheid vormt een relatie tot de dreigende buitenwereld. Een merel in mijn hoofd is een meditatieve bundel. Het is een boek dat ons halt laat houden en ons rondom ons doet kijken. Cox maakt een balans op en lijkt tevreden met het resultaat. Hij fluistert ons toe en zijn gedichten zijn de wachters die de deuren openen of toch op zijn minst op een kier zetten. Ik zou zeggen, laat de dichter binnenkomen, geef hem een plaats in jouw ruimte en apprecieer wat de arbeid in de Wolvenweg heeft opgeleverd.
© Recensie Frank Decerf
Een merel in mijn hoofd, Paul Cox, 2017,ISBN 978-90-8214-892-3
Meer info ook via deze Facebook-link
Als Tony Rombouts de man is met de witte hoed, dan is Paul Cox heel zeker de Vlaamse
dichter met de zwarte hoed en onder die hoed gaat een hoofd schuil met daarin een merel… Samen met die merel schrijft Cox geduldig en zorgzaam aan zijn oeuvre. Vanuit zijn Wolvenweg laat hij de muze dicteren. Hij is spaarzaam met zijn woorden omdat hij de waarde van verspilling kent. In Een merel in mijn hoofd gaat Cox op zoek naar de schoonheid. Via een subtiele dwang en geraffineerde humor laat hij de lezer een optimistische kijk op het leven nemen. De liefde en de geborgenheid van een goed gevoel versterkt de ontroering. De schoonheid als noodzakelijke opstap. De mens als machteloos wezen dat niet ophoudt en blijft proberen om het geluk te vinden en vooral te koesteren. Bij Cox zijn de titels van de gedichten vaak ook de laatste versregels van het gedicht. Zijn bundel is verlucht met tekeningen van de kunstenaar en beeldhouwer Marc Cox.
WAAR WE WOONDEN
Waar we toen woonden
bleef de tijd stilstaan
tot nu.
Telkens als ik terugkijk
lijkt alles nog onveranderd,
zelfs de vroegste noten
die Mozart me speelde.
Ze gaven me
oren vol tranen
die me blijven vergezellen
over de tijd heen
die verschoven lijkt
naar nu,
elke dag opnieuw
zie ik hem weer bij me komen.
Waar we toen woonden
is het huis leeggelopen
naar nu.
Zoals u merkt is de nostalgie bij Cox nooit ver weg. De dichter bezint zich over voorbije dagen, over het verlies van wat goed was. Herinneringen vormen aldus de stimulans. De dichter zet kwetsbare mensen neer. Via elementen uit de natuur en het buitenleven zoekt Paul Cox zich een weg doorheen de ingewikkeldheid. Tijd wordt een dreiging, maar kan niet gestopt worden, vandaar de opdracht het hier en nu goed te bekijken, goed te analyseren en vooral naar waarde te schatten. De huiselijkheid vormt een relatie tot de dreigende buitenwereld. Een merel in mijn hoofd is een meditatieve bundel. Het is een boek dat ons halt laat houden en ons rondom ons doet kijken. Cox maakt een balans op en lijkt tevreden met het resultaat. Hij fluistert ons toe en zijn gedichten zijn de wachters die de deuren openen of toch op zijn minst op een kier zetten. Ik zou zeggen, laat de dichter binnenkomen, geef hem een plaats in jouw ruimte en apprecieer wat de arbeid in de Wolvenweg heeft opgeleverd.
© Recensie Frank Decerf
Een merel in mijn hoofd, Paul Cox, 2017,ISBN 978-90-8214-892-3
Meer info ook via deze Facebook-link
woensdag 6 december 2017
Gefluister over de asfaltwegen - Inge Braeckman
Gefluister over de asfaltwegen,
een rug wordt met één handbeweging in de auto
ontbloot, onderweg drupt het licht van de dag
– opent de ruimte tussen de sterren.
Van wat ook ongemerkt de natuur behelst
willen we steeds meer. Om het te bewaren in
wat we voor werkelijkheid aannemen en als virtual
reality. Als een schoonheid die telkens weer herrijst
en ons verwonderen mag vanaf de zuivere aanbidding
tot de pure lust. Broos maar onverwoestbaar. Over de tijden
heen door de tederheid versteend. In een bloemblaadje
verpakt of als een koepel in de wind dansend, krachtig
via de lichtstralen naar hier gebracht. Meerdimensionale
snaren van geluk, als het aflikken van de vingers na het eten
van crustacés. Of even evident als een algebraïsche vergelijking
en liefde op het eerste gezicht. Ik zal u de geheimen van
de hemel tonen. Met de vanzelfsprekendheid van insecten
op de dis van deze paradijselijke zomer. In de intervallen,
sferen tussen weten en niet-weten. Waaruit alle vruchtbaarheden
en rijpe vruchten van deze aarde baden in een gouden,
onophoudelijke zon die nooit verdwijnen kan. Een witte vlinder
vliegt door het open raam onze slaapkamer binnen
en brengt ons de onsterfelijkheid der eeuwen.
© inge braeckman
"Gefluister over de asfaltwegen" werd eerder dit jaar, met Gedichtendag, in postervorm uitgegeven door de Bib van Harelbeke. Dit dankzij de onvolprezen goeie zorgen van Jan Van Herreweghe. Het gedicht werd aan het publiek voorgesteld op woensdag 25 januari 2017.
Van Inge Braeckman is net ook "Roma" , haar nieuwe editie op 100 exemplaren, verschenen. Het gedicht werd gedrukt op een oude Heidelberg in een drukkerij die sinds 1780 bestaat. De titel werd in goud met reliëf gedrukt op handgeschept papier. Meer info bij inge punt braeckman @ telenet punt be.
een rug wordt met één handbeweging in de auto
ontbloot, onderweg drupt het licht van de dag
– opent de ruimte tussen de sterren.
Van wat ook ongemerkt de natuur behelst
willen we steeds meer. Om het te bewaren in
wat we voor werkelijkheid aannemen en als virtual
reality. Als een schoonheid die telkens weer herrijst
en ons verwonderen mag vanaf de zuivere aanbidding
tot de pure lust. Broos maar onverwoestbaar. Over de tijden
heen door de tederheid versteend. In een bloemblaadje
verpakt of als een koepel in de wind dansend, krachtig
via de lichtstralen naar hier gebracht. Meerdimensionale
snaren van geluk, als het aflikken van de vingers na het eten
van crustacés. Of even evident als een algebraïsche vergelijking
en liefde op het eerste gezicht. Ik zal u de geheimen van
de hemel tonen. Met de vanzelfsprekendheid van insecten
op de dis van deze paradijselijke zomer. In de intervallen,
sferen tussen weten en niet-weten. Waaruit alle vruchtbaarheden
en rijpe vruchten van deze aarde baden in een gouden,
onophoudelijke zon die nooit verdwijnen kan. Een witte vlinder
vliegt door het open raam onze slaapkamer binnen
en brengt ons de onsterfelijkheid der eeuwen.
© inge braeckman
"Gefluister over de asfaltwegen" werd eerder dit jaar, met Gedichtendag, in postervorm uitgegeven door de Bib van Harelbeke. Dit dankzij de onvolprezen goeie zorgen van Jan Van Herreweghe. Het gedicht werd aan het publiek voorgesteld op woensdag 25 januari 2017.
Van Inge Braeckman is net ook "Roma" , haar nieuwe editie op 100 exemplaren, verschenen. Het gedicht werd gedrukt op een oude Heidelberg in een drukkerij die sinds 1780 bestaat. De titel werd in goud met reliëf gedrukt op handgeschept papier. Meer info bij inge punt braeckman @ telenet punt be.
maandag 4 december 2017
Na de voorstelling - Turbulenties!
Uitgever Gerrit Westerveld (l) en Frank Pollet |
"Na de voorstelling" - vlnr Paul Rigolle - Bert Bevers Gerrit Westerveld en Auke Van der Heide |
Gisteren, zondag 3/12/2017, werd in de Foyer van de Stadsschouwburg van Sint-Niklaas, Turbulenties!, de nieuwste dichtbundel van Frank Pollet voorgesteld. Dit tijdens een bijzondere editie van "Poëzie op zondagmorgen". De bundel is een uitgave van Kleinood & Grootzeer en Frank Pollet mocht zich verheugen op wel heel ruime belangstelling. De dichter las voor. Er was muziek van Eli Goffa en Sofie De Moor, Dirk Van Driessche en Norbert De Beule zorgden voor zachte commentaar bij een van de gedichten uit de bundel. Achteraf was er, wat had je gedacht, ruimschoots gelegenheid om op de komst van de nieuwe dichtbundel iets versterkends te savoureren! Eerder verscheen op 'de Schaal van Digther' [ Hutsspot ], een cyclus uit Turbulenties!
donderdag 30 november 2017
oefeningen in wat later heet - Tania Verhelst
dat er vroeger meer op straat werd gekust, zeg je
en of de straat dat mist
in plaats daarvan:
de ernst waarmee we onszelf doortrekken, in kringen roken
elkaar namen geven waar we in een ander leven om moeten lachen:
iep, es, eik, olm, berk, spar, beuk… wilg
als we maar buigen, zeg je
als we maar diep genoeg buigen krijgen we een vaag idee van wilgen, of we wilgen willen zijn, de vingers lang in water
elkaar schaduw toewerpen zoals je met kushandjes doet, elkaar schaduwen tout court
schaduw aanbrengen op ogen waarin we zelf zouden willen kijken
ons oefenen in wat later heet
maar we kunnen ook draaien, rond de as en rond elkaar
de eeuwige balts van planeten, hoewel: hier duurt eeuwig minder lang;
voorlopig draaien we de charme van een zuurtje uit zijn papiertje
als aan twee plastic staartjes rond de zon
hier smelt de hemel op je tong
zei Napoleon
en trekken we in kringen als we zeggen
dat er vroeger meer op straat werd gekust
en of de straat dat mist
© Tania Verhelst
Het gedicht 'Oefeningen in wat later heet' werd samen met twee andere gedichten ('Krijt' en 'over de vloeibaarheid van vriendschap') van Tania Verhelst bekroond met de poëzieprijs "Dichter uit de Schaduw".
De prijs werd uitgereikt op zaterdag 25/11/2017 tijdens de 8° editie van "Literaire Living". Meer info en een terugblik via deze link.
en of de straat dat mist
in plaats daarvan:
de ernst waarmee we onszelf doortrekken, in kringen roken
elkaar namen geven waar we in een ander leven om moeten lachen:
iep, es, eik, olm, berk, spar, beuk… wilg
als we maar buigen, zeg je
als we maar diep genoeg buigen krijgen we een vaag idee van wilgen, of we wilgen willen zijn, de vingers lang in water
elkaar schaduw toewerpen zoals je met kushandjes doet, elkaar schaduwen tout court
schaduw aanbrengen op ogen waarin we zelf zouden willen kijken
ons oefenen in wat later heet
maar we kunnen ook draaien, rond de as en rond elkaar
de eeuwige balts van planeten, hoewel: hier duurt eeuwig minder lang;
voorlopig draaien we de charme van een zuurtje uit zijn papiertje
als aan twee plastic staartjes rond de zon
hier smelt de hemel op je tong
zei Napoleon
en trekken we in kringen als we zeggen
dat er vroeger meer op straat werd gekust
en of de straat dat mist
© Tania Verhelst
Het gedicht 'Oefeningen in wat later heet' werd samen met twee andere gedichten ('Krijt' en 'over de vloeibaarheid van vriendschap') van Tania Verhelst bekroond met de poëzieprijs "Dichter uit de Schaduw".
De prijs werd uitgereikt op zaterdag 25/11/2017 tijdens de 8° editie van "Literaire Living". Meer info en een terugblik via deze link.
woensdag 29 november 2017
over de vloeibaarheid van vriendschap - Tania Verhelst
rakelings is wat onze vingers doen
we tekenen lijnen op elkaars huid: tot hier en niet verder
het zijn dezelfde lijnen waar de chirurg het mes in zet
en hoewel je me dieper kunt raken dan het mes
worden we van de lijnen alsmaar minder zeker
alsof we rimpelen als water
schouder golft rond armen zwemmen naar een dij mijn hoofd vloeit uit
we leggen handen in elkaar als verwelkte bloemblaadjes
onze stuifmeelvingers spannen de kroon
als wij nu hier en niet verder
maar verder kalft verder af
lijnen worden punten:
vingerzettingen
© Tania Verhelst
Het gedicht 'over de vloeibaarheid van vriendschap' werd samen met twee andere gedichten ('oefeningen in wat later heet' en 'Krijt') van Tania Verhelst bekroond met de poëzieprijs "Dichter uit de Schaduw".
De prijs werd uitgereikt op zaterdag 25/11/2017 tijdens de 8° editie van "Literaire Living". Meer info en een terugblik via deze link.
we tekenen lijnen op elkaars huid: tot hier en niet verder
het zijn dezelfde lijnen waar de chirurg het mes in zet
en hoewel je me dieper kunt raken dan het mes
worden we van de lijnen alsmaar minder zeker
alsof we rimpelen als water
schouder golft rond armen zwemmen naar een dij mijn hoofd vloeit uit
we leggen handen in elkaar als verwelkte bloemblaadjes
onze stuifmeelvingers spannen de kroon
als wij nu hier en niet verder
maar verder kalft verder af
lijnen worden punten:
vingerzettingen
© Tania Verhelst
Het gedicht 'over de vloeibaarheid van vriendschap' werd samen met twee andere gedichten ('oefeningen in wat later heet' en 'Krijt') van Tania Verhelst bekroond met de poëzieprijs "Dichter uit de Schaduw".
De prijs werd uitgereikt op zaterdag 25/11/2017 tijdens de 8° editie van "Literaire Living". Meer info en een terugblik via deze link.
dinsdag 28 november 2017
Krijt - Tania Verhelst
ooit was krijt een landschap
een seizoen van mogelijkheden
een toevallige samenloop van omstandigheden, van bot en kraakbeen ook
neem nu een skelet als het toevallig staketsel van een spelletje mikado;
wat als je één stokje wegneemt: een rib of een sleutelbeentje?
een heup, een bekken, een vallei?
hoeveel kun je missen opdat je nog altijd -
opdat je nog altijd licht beneveld in het licht of
dieprood en donker zinken kunt - laag na laag
de diepste laag heet slaap
ooit was krijt een landschap
een seizoen van mogelijkheden
onder je nagels proef je nog het sediment
de halve maantjes herinneren zich het krijt
© Tania Verhelst
Het gedicht 'Krijt' werd samen met twee andere gedichten ('Oefeningen in wat later heet' en 'over de vloeibaarheid van vriendschap') van Tania Verhelst bekroond met de poëzieprijs "Dichter uit de Schaduw".
De prijs werd uitgereikt op zaterdag 25/11/2017 tijdens de 8° editie van "Literaire Living". Meer info en een terugblik via deze link.
een seizoen van mogelijkheden
een toevallige samenloop van omstandigheden, van bot en kraakbeen ook
neem nu een skelet als het toevallig staketsel van een spelletje mikado;
wat als je één stokje wegneemt: een rib of een sleutelbeentje?
een heup, een bekken, een vallei?
hoeveel kun je missen opdat je nog altijd -
opdat je nog altijd licht beneveld in het licht of
dieprood en donker zinken kunt - laag na laag
de diepste laag heet slaap
ooit was krijt een landschap
een seizoen van mogelijkheden
onder je nagels proef je nog het sediment
de halve maantjes herinneren zich het krijt
© Tania Verhelst
Het gedicht 'Krijt' werd samen met twee andere gedichten ('Oefeningen in wat later heet' en 'over de vloeibaarheid van vriendschap') van Tania Verhelst bekroond met de poëzieprijs "Dichter uit de Schaduw".
De prijs werd uitgereikt op zaterdag 25/11/2017 tijdens de 8° editie van "Literaire Living". Meer info en een terugblik via deze link.
maandag 27 november 2017
Literaire Living 2017 - Een terugblik
De achtste editie van het literair festival “Literaire Living” werd er een voor de annalen. In Ardooie en verre omstreken!
Bij afwezigheid wegens ziekte moesten we in de alweer biezonder stemmig opgetuigde cultuur- en theaterkapel van de Schaduw wel de muziek van Inne Eysermans missen. Jammer voor de liefhebbers en de minnaars van de stem van de Engel van Amatorski. Benedikte Crombez en Reinout Verbeke kondigden om beurten de dichters aan en zorgden na afloop van elke lezing ook nog ’s voor een kort en fijn gesprekje. Mustafa Kör bracht er als eerste dichter van de avond, én rollend als een zachte rivier, meteen de stemming in. De voormalige stadsdichter van Genk werd eerder vooral bekend met de subtiele roman De Lammeren. Hij las gedichten uit zijn verrassend en heel erg goed onthaald poëtisch debuut Ben jij liefde. De bundel is ondertussen, als we het goed hebben, aan zijn vijfde (!) druk toe. Onder meer zijn lang gedicht Idylle ging bij iedereen in mijn buurt recht het hart in. “Mijn hart barstte open als granaatappels…” Erg innemende dichter die Mustafa Kör. Zonder verwijl bij te zetten op het schap van de te koesteren en te volgen dichters.
Charlotte Van den Broeck las de cyclus "Acht ∞" uit haar nieuwste bundel Nachtroer. Verstild en naar gewoonte helemaal uit het hoofd haar gedichten zeggend, ging Van den Broeck in 8 stappen (van 8 naar 1) van een gedicht, met veel intensiteit terug naar waar ooit een liefde begon. Fluweelzacht en toch met randjes! Niemand die het nog een wonder vindt dat Nachtroer genomineerd is voor, en zelfs een goeie kans maakt op de grote VSB-poëzieprijs. Het zou na Hugo Claus, Leonard Nolens en Jan Lauwereyns pas de vierde keer zijn dat de prijs die in januari jammergenoeg ophoudt te bestaan naar een Vlaamse dichter gaat. Benieuwd.
De afwezigheid van Inne Eysermans werd daarna volkomen, én ook muzikaal goedgemaakt door de huidige Dichter des Vaderlands Laurence Vielle die in de persoon van Vincent Granger haar vaste muzikant had meegenomen. In een eerste gedenkwaardig optreden liet ze in de beide landstalen en met veel taalbravoure alle treinen los. Na de pauze was het de hoogste tijd om de winnaars van de poëziewedstrijd "Dichter uit de Schaduw" naar het podium te halen. Niet minder dan 86 dichters stuurden drie van hun mooiste gedichten in. Geen makkelijke kluif noch klus voor de jury, bestaande uit Reinout Verbeke, Benedicte Crombez, Liselotte Vercaigne, Rino Feys, Edward Hoornaert en ondergetekende. Zoals eerder werd bekendgemaakt bekroonde de jury vijf dichters met een nominatie. Alle vijf bleken ze bij nadere kennisname een voor een al eerder poëtische strepen en streepjes achter hun naam te hebben gezet. Dat bleek ook uit hun voordracht. Leen Raats die verleden jaar nog de top100 van de Turingprijs haalde, las "Corpus Christi". Wim Vandeleene bracht zijn gedicht “De hond van Pavlov” en Leen Pil, die in het najaar van 2018 bij uitgeverij P debuteert, las “Langedijker herfst”. Een andere genomineerde Hans Depelchin was afwezig. Ook de winnares Tania Verhelst bleek allerminst een nieuwkomer in poetics te zijn. Het podium leek voor haar wel een natuurlijke habitat. Verhelst, van wie recent nog poëzie in Het Liegend Konijn werd opgenomen, las de drie gedichten van haar winnende inzending en trakteerde ons nog op een toemaatje.
Daarna was het opnieuw de beurt aan Laurence Vielle. Wat nog meer te zeggen over deze uitbarstende Brusselse taalvulkaan die van elke aanwezige een makkelijk speeltje maakt? Wervelwind, zandstorm, moessonregen… De regerende “dichter des Vaderlands” is “alles in een”. Vielle was in Ardooie wat ze zowat overal is: haar eigen stormachtige zelf. Samen met Reinout Verbeke (en Nevenwerking-gitarist Bart Couvreur) en Vincent Granger zorgde ze voor een bijzonder pakkende tweetalige versie van Je bent doelwit/Tu es cible. Wat ons betreft: hét hoogtepunt van de avond. Vielle schreef het naar de keel grijpende gedicht op 22/3/2016 als repliek op de aanslagen van Brussel. (Een soundcloud-versie van het gedicht vind je hier op de Reinoutmetnevenwerking-site).
Na het zachte en zotte taalgeweld van Laurence Vielle sloot Barbarber-icoon-om-eeuwig-van-te lezen-en-van-te-houden K. Schippers de avond af. Hij las enkele van zijn klassiekers en wat nieuw werk. Zoals we hem kennen: als fijnslijper alweer perfect in balans de grenzen aftastend tussen ernst, ironie en luim. Of ze nog werken of niet, die taalgrapjes van hem, K. Schippers zorgde voor een waardig slot van een zinderende literaire avond. Een hoogmis in de Wezekapel van Theater De Schaduw? Volgend jaar beslist opnieuw! Op dus naar editie Negen...
Verslag: ©Paul Rigolle
Literaire Living - alle edities op een rijtje:
Editie 1 – zondag 20 mei 2007
Editie 2 - zaterdag 3 mei 2008
Editie 3 – zaterdag 14 november 2009
Editie 4 – zaterdag 20 november 2010
Editie 5 – zaterdag 19 november 2011
Editie 6 - zaterdag 24 november 2012
Editie 7 - zaterdag 7 december 2013
Editie 8 - zaterdag 25 november 2017
Bij afwezigheid wegens ziekte moesten we in de alweer biezonder stemmig opgetuigde cultuur- en theaterkapel van de Schaduw wel de muziek van Inne Eysermans missen. Jammer voor de liefhebbers en de minnaars van de stem van de Engel van Amatorski. Benedikte Crombez en Reinout Verbeke kondigden om beurten de dichters aan en zorgden na afloop van elke lezing ook nog ’s voor een kort en fijn gesprekje. Mustafa Kör bracht er als eerste dichter van de avond, én rollend als een zachte rivier, meteen de stemming in. De voormalige stadsdichter van Genk werd eerder vooral bekend met de subtiele roman De Lammeren. Hij las gedichten uit zijn verrassend en heel erg goed onthaald poëtisch debuut Ben jij liefde. De bundel is ondertussen, als we het goed hebben, aan zijn vijfde (!) druk toe. Onder meer zijn lang gedicht Idylle ging bij iedereen in mijn buurt recht het hart in. “Mijn hart barstte open als granaatappels…” Erg innemende dichter die Mustafa Kör. Zonder verwijl bij te zetten op het schap van de te koesteren en te volgen dichters.
Charlotte Van den Broeck las de cyclus "Acht ∞" uit haar nieuwste bundel Nachtroer. Verstild en naar gewoonte helemaal uit het hoofd haar gedichten zeggend, ging Van den Broeck in 8 stappen (van 8 naar 1) van een gedicht, met veel intensiteit terug naar waar ooit een liefde begon. Fluweelzacht en toch met randjes! Niemand die het nog een wonder vindt dat Nachtroer genomineerd is voor, en zelfs een goeie kans maakt op de grote VSB-poëzieprijs. Het zou na Hugo Claus, Leonard Nolens en Jan Lauwereyns pas de vierde keer zijn dat de prijs die in januari jammergenoeg ophoudt te bestaan naar een Vlaamse dichter gaat. Benieuwd.
De afwezigheid van Inne Eysermans werd daarna volkomen, én ook muzikaal goedgemaakt door de huidige Dichter des Vaderlands Laurence Vielle die in de persoon van Vincent Granger haar vaste muzikant had meegenomen. In een eerste gedenkwaardig optreden liet ze in de beide landstalen en met veel taalbravoure alle treinen los. Na de pauze was het de hoogste tijd om de winnaars van de poëziewedstrijd "Dichter uit de Schaduw" naar het podium te halen. Niet minder dan 86 dichters stuurden drie van hun mooiste gedichten in. Geen makkelijke kluif noch klus voor de jury, bestaande uit Reinout Verbeke, Benedicte Crombez, Liselotte Vercaigne, Rino Feys, Edward Hoornaert en ondergetekende. Zoals eerder werd bekendgemaakt bekroonde de jury vijf dichters met een nominatie. Alle vijf bleken ze bij nadere kennisname een voor een al eerder poëtische strepen en streepjes achter hun naam te hebben gezet. Dat bleek ook uit hun voordracht. Leen Raats die verleden jaar nog de top100 van de Turingprijs haalde, las "Corpus Christi". Wim Vandeleene bracht zijn gedicht “De hond van Pavlov” en Leen Pil, die in het najaar van 2018 bij uitgeverij P debuteert, las “Langedijker herfst”. Een andere genomineerde Hans Depelchin was afwezig. Ook de winnares Tania Verhelst bleek allerminst een nieuwkomer in poetics te zijn. Het podium leek voor haar wel een natuurlijke habitat. Verhelst, van wie recent nog poëzie in Het Liegend Konijn werd opgenomen, las de drie gedichten van haar winnende inzending en trakteerde ons nog op een toemaatje.
Daarna was het opnieuw de beurt aan Laurence Vielle. Wat nog meer te zeggen over deze uitbarstende Brusselse taalvulkaan die van elke aanwezige een makkelijk speeltje maakt? Wervelwind, zandstorm, moessonregen… De regerende “dichter des Vaderlands” is “alles in een”. Vielle was in Ardooie wat ze zowat overal is: haar eigen stormachtige zelf. Samen met Reinout Verbeke (en Nevenwerking-gitarist Bart Couvreur) en Vincent Granger zorgde ze voor een bijzonder pakkende tweetalige versie van Je bent doelwit/Tu es cible. Wat ons betreft: hét hoogtepunt van de avond. Vielle schreef het naar de keel grijpende gedicht op 22/3/2016 als repliek op de aanslagen van Brussel. (Een soundcloud-versie van het gedicht vind je hier op de Reinoutmetnevenwerking-site).
Na het zachte en zotte taalgeweld van Laurence Vielle sloot Barbarber-icoon-om-eeuwig-van-te lezen-en-van-te-houden K. Schippers de avond af. Hij las enkele van zijn klassiekers en wat nieuw werk. Zoals we hem kennen: als fijnslijper alweer perfect in balans de grenzen aftastend tussen ernst, ironie en luim. Of ze nog werken of niet, die taalgrapjes van hem, K. Schippers zorgde voor een waardig slot van een zinderende literaire avond. Een hoogmis in de Wezekapel van Theater De Schaduw? Volgend jaar beslist opnieuw! Op dus naar editie Negen...
Verslag: ©Paul Rigolle
Literaire Living - alle edities op een rijtje:
Editie 1 – zondag 20 mei 2007
Editie 2 - zaterdag 3 mei 2008
Editie 3 – zaterdag 14 november 2009
Editie 4 – zaterdag 20 november 2010
Editie 5 – zaterdag 19 november 2011
Editie 6 - zaterdag 24 november 2012
Editie 7 - zaterdag 7 december 2013
Editie 8 - zaterdag 25 november 2017
vrijdag 17 november 2017
Over goede dichters en kikvorsstilte - Frans Deschoemaeker
(aan Hendrik Carette)
Oudenaarde, maandag 10 april 2017
Waarde Hendrik, goede dichter,
Het is een misvatting te denken dat goede dichters podiumgeile brulboeien moeten zijn, immer met een microfoon voor hun kop, immer breed het publiek en het volle leven omarmend, immer met de vinger aan de pols van (de waan van) de dag hun parlandoverzen staccato scanderend, immer prominent aanwezig op de digitale platformen, ja, immer lobbyend voor dat stadsdichterschap. Geef mij ook maar, geef mij misschien vooral maar, de zonderlingen, zij die opereren vanuit het verborgene, zij die stil leven, ver van de polsslag en de podia, in de contemplatie van een bos, een water, een in kreupelhout verzonken spoorwegbedding, een kalklijn op een voetbalveld einderwaarts, een besloten stadstuin onder mos en motregen, hinkelende meisjes in een in de nazomerzondagavond verloren gelegde achterafstraat. Zij die in de traditie leven, zo je wilt, met de boeken van hun vertrouwde meesters, hun pennen, hun papier, hun kat, hun nonchalant in de hand gehouden drankprobleem, en zich bekwamen in de schriftuur van de bedachtzaamheid.
Anno 2017 staat de Nederlandse dichter Jacques Hamelink Poëziekrant een interview toe. Dat toestaan heeft al iets. Het is een misvatting te denken dat dichters altijd hengelen naar, en blij zijn met, de belangstelling van een glossy poëziemagazine. Hamelink staat dat interview toe. Hij staat dat interview bovendien slechts toe op voorwaarde dat het schriftelijk afgenomen wordt. Per brief. Nee, niet per e-mail, wat dacht je?
Hamelink in dat geschreven interview: laten we niet uit het oog verliezen dat het over poëzie hebben, in proza, sowieso een vervalsing inhoudt. Hier mag ook gedacht worden aan mijn oude meester Maurice Gilliams, de Man voor het Venster, die gebeurlijk wél een normaal interview toestond, maar inzage eiste in de persklare kopij om deze vervolgens nagenoeg helemaal te herschrijven, en zodoende toch nog de bedachtzame monoloog te herstellen.
Hamelink: de dichter is een taalmaniak, dat staat vast. Overigens geeft zijn taalbeheersing, hoe groot die ook moge zijn, nergens een garantie voor. Zijn taal moet iets nooit-zo-gezegds (geziens, gehoords), iets nieuws dus, tot uitdrukking brengen. Daarin slaagt hij alleen wanneer wat ze vroeger noemden de geest over hem vaardig wordt. Het is dus tevens een misvatting te denken dat die dichters met hun fenomenale taalbeheersing per definitie goede dichters zijn.
Overigens, zelfs tegen brulboeien is principieel niets in te brengen. Toen Johnny “the Selfkicker” van Doorn midden jaren zestig van de vorige eeuw op het podium steevast overging tot dierlijk, bloedstollend gegil en gekrijs (zodat vertwijfelde zaaluitbaters op het punt stonden geüniformeerde ordehandhavers of een ambulance op te bellen) toen dus, was ongetwijfeld de geest over hem vaardig en verzette hij een baken. Alleen; lang bleef het niet boeien. Na Johnny verwaaide de geest en verwaterde het procedé. Performance, dunne spoeling is dat. Dichters horen zich niet in stuiptrekkingen op het podium te manifesteren, of gekke bekken te trekken, of bij voortduring geestig te doen. Dichters horen zich niet te gedragen als gemankeerde stand up comedians. Verwar de minnestreel niet met de nar!
Het moet geen verbazing wekken; Uit de vallende kikvorsstilte van Jacques Hamelink is het beste gedicht dat er in die Poëziekrant van maart-april 2017 te ontdekken valt (en er staan er zoals steeds veel, ondraaglijk veel in).
Moge de geest ook enigszins over deze brief vaardig geworden zijn, waarde Hendrik. Wees Welgemoed, Stap Immer Voorwaarts, Verwar de Minnestreel niet met de Nar.
Een groet uit de Oudenaardse gouw, waar nu de kikvorsstilte valt,
Je
FD
© Frans Deschoemaeker
Uit: De waterlelies van Montparnasse, een werk in gestadige voortgang.
Oudenaarde, maandag 10 april 2017
Waarde Hendrik, goede dichter,
Het is een misvatting te denken dat goede dichters podiumgeile brulboeien moeten zijn, immer met een microfoon voor hun kop, immer breed het publiek en het volle leven omarmend, immer met de vinger aan de pols van (de waan van) de dag hun parlandoverzen staccato scanderend, immer prominent aanwezig op de digitale platformen, ja, immer lobbyend voor dat stadsdichterschap. Geef mij ook maar, geef mij misschien vooral maar, de zonderlingen, zij die opereren vanuit het verborgene, zij die stil leven, ver van de polsslag en de podia, in de contemplatie van een bos, een water, een in kreupelhout verzonken spoorwegbedding, een kalklijn op een voetbalveld einderwaarts, een besloten stadstuin onder mos en motregen, hinkelende meisjes in een in de nazomerzondagavond verloren gelegde achterafstraat. Zij die in de traditie leven, zo je wilt, met de boeken van hun vertrouwde meesters, hun pennen, hun papier, hun kat, hun nonchalant in de hand gehouden drankprobleem, en zich bekwamen in de schriftuur van de bedachtzaamheid.
Anno 2017 staat de Nederlandse dichter Jacques Hamelink Poëziekrant een interview toe. Dat toestaan heeft al iets. Het is een misvatting te denken dat dichters altijd hengelen naar, en blij zijn met, de belangstelling van een glossy poëziemagazine. Hamelink staat dat interview toe. Hij staat dat interview bovendien slechts toe op voorwaarde dat het schriftelijk afgenomen wordt. Per brief. Nee, niet per e-mail, wat dacht je?
Hamelink in dat geschreven interview: laten we niet uit het oog verliezen dat het over poëzie hebben, in proza, sowieso een vervalsing inhoudt. Hier mag ook gedacht worden aan mijn oude meester Maurice Gilliams, de Man voor het Venster, die gebeurlijk wél een normaal interview toestond, maar inzage eiste in de persklare kopij om deze vervolgens nagenoeg helemaal te herschrijven, en zodoende toch nog de bedachtzame monoloog te herstellen.
Hamelink: de dichter is een taalmaniak, dat staat vast. Overigens geeft zijn taalbeheersing, hoe groot die ook moge zijn, nergens een garantie voor. Zijn taal moet iets nooit-zo-gezegds (geziens, gehoords), iets nieuws dus, tot uitdrukking brengen. Daarin slaagt hij alleen wanneer wat ze vroeger noemden de geest over hem vaardig wordt. Het is dus tevens een misvatting te denken dat die dichters met hun fenomenale taalbeheersing per definitie goede dichters zijn.
Overigens, zelfs tegen brulboeien is principieel niets in te brengen. Toen Johnny “the Selfkicker” van Doorn midden jaren zestig van de vorige eeuw op het podium steevast overging tot dierlijk, bloedstollend gegil en gekrijs (zodat vertwijfelde zaaluitbaters op het punt stonden geüniformeerde ordehandhavers of een ambulance op te bellen) toen dus, was ongetwijfeld de geest over hem vaardig en verzette hij een baken. Alleen; lang bleef het niet boeien. Na Johnny verwaaide de geest en verwaterde het procedé. Performance, dunne spoeling is dat. Dichters horen zich niet in stuiptrekkingen op het podium te manifesteren, of gekke bekken te trekken, of bij voortduring geestig te doen. Dichters horen zich niet te gedragen als gemankeerde stand up comedians. Verwar de minnestreel niet met de nar!
Het moet geen verbazing wekken; Uit de vallende kikvorsstilte van Jacques Hamelink is het beste gedicht dat er in die Poëziekrant van maart-april 2017 te ontdekken valt (en er staan er zoals steeds veel, ondraaglijk veel in).
Moge de geest ook enigszins over deze brief vaardig geworden zijn, waarde Hendrik. Wees Welgemoed, Stap Immer Voorwaarts, Verwar de Minnestreel niet met de Nar.
Een groet uit de Oudenaardse gouw, waar nu de kikvorsstilte valt,
Je
FD
© Frans Deschoemaeker
Uit: De waterlelies van Montparnasse, een werk in gestadige voortgang.
woensdag 15 november 2017
Het Slot - Frank Pollet
Wat is een ondernemer
zonder burcht?
Elk kind wil een kasteel en heersen
over snoepjes, lego en een hond,
het overschouwt zijn eigen wereld
vanuit kleinevogelperspectief.
Ik ben een entrepreneur
van formaat, een ridder
die jaagt op kapitaal,
die de vaat niet doet –
een vrouw hangt
mijn vuile was
binnen, in mijn burcht
van Singelberg, mijn kasteel
van massief papier-maché.
© Frank Pollet
Uit de cyclus [ Hutsspot ] in “Turbulenties!” de nieuwe bundel van Frank Pollet
die op 3/12/2017 wordt voorgesteld in Sint-Niklaas.
Voorstelling Turbulenties op 3/12/2017
Thuissite Kleinood & Grootzeer
Thuissite Frank Pollet
zonder burcht?
Elk kind wil een kasteel en heersen
over snoepjes, lego en een hond,
het overschouwt zijn eigen wereld
vanuit kleinevogelperspectief.
Ik ben een entrepreneur
van formaat, een ridder
die jaagt op kapitaal,
die de vaat niet doet –
een vrouw hangt
mijn vuile was
binnen, in mijn burcht
van Singelberg, mijn kasteel
van massief papier-maché.
© Frank Pollet
Uit de cyclus [ Hutsspot ] in “Turbulenties!” de nieuwe bundel van Frank Pollet
die op 3/12/2017 wordt voorgesteld in Sint-Niklaas.
Voorstelling Turbulenties op 3/12/2017
Thuissite Kleinood & Grootzeer
Thuissite Frank Pollet
dinsdag 14 november 2017
KnittelNatie-Frank Pollet
In vast goed ben ik goed
vast. De pure haven is te min
voor toegepaste ingenieurskunde:
geef mij soutiens in enveloppen,
geef mij het chemisch avontuur
van musical. Ik bouw het liefst
heel dicht bij huis [Texas, zo
hoef ik Don Quixote niet te zijn –
probeer in Vlaanderen maar eens
een windmolen te plaatsen!]
Ik dacht: word politiek.
Politiekzoeasyjob. Maar
in de kamer viel ik enkel op
door mijn afwezigheid.
© Frank Pollet
Uit de cyclus [ Hutsspot ] in “Turbulenties!” de nieuwe bundel van Frank Pollet
die op 3/12/2017 wordt voorgesteld in Sint-Niklaas.
Voorstelling Turbulenties op 3/12/2017
Thuissite Kleinood & Grootzeer
Thuissite Frank Pollet
vast. De pure haven is te min
voor toegepaste ingenieurskunde:
geef mij soutiens in enveloppen,
geef mij het chemisch avontuur
van musical. Ik bouw het liefst
heel dicht bij huis [Texas, zo
hoef ik Don Quixote niet te zijn –
probeer in Vlaanderen maar eens
een windmolen te plaatsen!]
Ik dacht: word politiek.
Politiekzoeasyjob. Maar
in de kamer viel ik enkel op
door mijn afwezigheid.
© Frank Pollet
Uit de cyclus [ Hutsspot ] in “Turbulenties!” de nieuwe bundel van Frank Pollet
die op 3/12/2017 wordt voorgesteld in Sint-Niklaas.
Voorstelling Turbulenties op 3/12/2017
Thuissite Kleinood & Grootzeer
Thuissite Frank Pollet
maandag 13 november 2017
Logistiek - Frank Pollet
Ik ben niet gek.
Ik sta aan de rand
van mijn fortuin. Ik staar naar
waar mijn verte verder verderloopt
dan mijn fatsoen. Ik, dus,
ik. En jij hebt het geweten: ik
houd mijn wonderen
niet verborgen. Dankzij mijn gewicht
aan toegevoegde waarden
heb jij werk aan de geldstroom
dus klaag niet, zwakke ziel,
nu dat de zon gaat dalen,
dat jouw stroom
niet te betalen valt,
maar geef ‘m van katoen.
Je moet er maar voor zwoegen en dat
in het zweet mijns aanschijns doen.
© Frank Pollet
Uit de cyclus [ Hutsspot ] in “Turbulenties!” de nieuwe bundel van Frank Pollet
die op 3/12/2017 wordt voorgesteld in Sint-Niklaas.
Voorstelling Turbulenties op 3/12/2017
Thuissite Kleinood & Grootzeer
Thuissite Frank Pollet
Ik sta aan de rand
van mijn fortuin. Ik staar naar
waar mijn verte verder verderloopt
dan mijn fatsoen. Ik, dus,
ik. En jij hebt het geweten: ik
houd mijn wonderen
niet verborgen. Dankzij mijn gewicht
aan toegevoegde waarden
heb jij werk aan de geldstroom
dus klaag niet, zwakke ziel,
nu dat de zon gaat dalen,
dat jouw stroom
niet te betalen valt,
maar geef ‘m van katoen.
Je moet er maar voor zwoegen en dat
in het zweet mijns aanschijns doen.
© Frank Pollet
Uit de cyclus [ Hutsspot ] in “Turbulenties!” de nieuwe bundel van Frank Pollet
die op 3/12/2017 wordt voorgesteld in Sint-Niklaas.
Voorstelling Turbulenties op 3/12/2017
Thuissite Kleinood & Grootzeer
Thuissite Frank Pollet
Turbulenties! van Frank Pollet
Op zondag 3/12/2017 wordt tijdens een editie van "Poëzie op zondagmorgen" in Sint-Niklaas de nieuwe dichtbundel van Frank Pollet voorgesteld. "Turbulenties!" luidt de titel van de bundel. Kleinood & Grootzeer is de uitgever.
De Schaal van Digther publiceert vanaf vandaag onder de subtitel van de cyclus
[ Hutsspot ] bij wijze van voorpublicatie drie gedichten uit de bundel:
[ Hutsspot ]
* Logistiek (Ma 13/11/2017)
* KnittelNatie (Di 14/11/2017)
* Het slot (Woe 15/11/2017)
De Schaal van Digther publiceert vanaf vandaag onder de subtitel van de cyclus
[ Hutsspot ] bij wijze van voorpublicatie drie gedichten uit de bundel:
[ Hutsspot ]
* Logistiek (Ma 13/11/2017)
* KnittelNatie (Di 14/11/2017)
* Het slot (Woe 15/11/2017)
zondag 12 november 2017
Melopee-poëzieprijs - de Uitreiking
Vandaag wordt in Laarne de Melopee prijs uitgereikt. De Schaal van Digther is vertegenwoordigd met het gedicht "Kinderen van Aleppo" van Luc C. Martens. Benieuwd wie deze unieke prijs mee naar huis neemt.
Update:
De prijs werd uiteindelijk toegekend aan Peter Verhelst voor het gedicht "Leef, heb lief, dans, verdwaal" (verschenen in Dietsche Warande & Belfort 2)
Meer info:
http://www.laarne.be/website/15193-www
http://www.dwb.be/
Update:
De prijs werd uiteindelijk toegekend aan Peter Verhelst voor het gedicht "Leef, heb lief, dans, verdwaal" (verschenen in Dietsche Warande & Belfort 2)
Meer info:
http://www.laarne.be/website/15193-www
http://www.dwb.be/
zaterdag 11 november 2017
Dichter uit de Schaduw-De winnaars
De winnaars van de poëziewedstrijd "Dichter uit de Schaduw" zijn bekend! Er waren niet minder dan 86 inzendingen goed voor zo'n 250 gedichten. De jury die bestond uit Reinout Verbeke, Edward Hoornaert, Benedikte Crombez, Liselotte Vercaigne, Rino Feys en Paul Rigolle kreeg een aantal erg aardige gedichten te beöordelen.
Uiteindelijk kwamen deze winnaars naar voor:
1. Tania Verhelst
2. Leen Pil
3. Wim Vandeleene
4. Hans Depelchin
5. Leen Raats
De prijzen worden op 25/11/2017 in Ardooie uitgereikt tijdens het literair festival "Literaire Living". De winnares Tania Verhelst mag daar samen met K. Schippers, Laurence Vielle, Charlotte Van den Broeck en Mustafa Kör op het podium. Muziek is er van Inne Esyermans (Amartorski).
Uiteindelijk kwamen deze winnaars naar voor:
1. Tania Verhelst
2. Leen Pil
3. Wim Vandeleene
4. Hans Depelchin
5. Leen Raats
De prijzen worden op 25/11/2017 in Ardooie uitgereikt tijdens het literair festival "Literaire Living". De winnares Tania Verhelst mag daar samen met K. Schippers, Laurence Vielle, Charlotte Van den Broeck en Mustafa Kör op het podium. Muziek is er van Inne Esyermans (Amartorski).
vrijdag 3 november 2017
Jaarwerk MMXVII - Jaarboek van de VWS
Met ‘Jaarwerk MMXVII” is de Vereninging van West-Vlaamse schrijvers (VWS) aan haar derde jaarboek toe. Het boek blikt in 184 pagina’s terug op het voorbije literaire jaar in, om en rond de provincie West-Vlaanderen (periode september 2016 – augustus 2017).
Dit jaar gaat de VWS-prijs naar dichter-schrijver Luuk Gruwez. Het werk van de gevierde auteur krijgt dan ook een centrale plaats binnen “Jaarwerk MMXVII”. Gruwez doet met zijn literair werk “een overtuigende en sterk stilistische poging om de werkelijkheid te vertragen”. Ook de andere bijdragen in het jaarboek koesteren in zeer gevarieerde vorm dezelfde ambitie.
De volledige inhoudstafel is na te lezen in navolgend bericht.
Het jaarboek ‘Jaarwerk MMXVII’ wordt op zondag 19/11/2017 om 10:30u voorgesteld in het CC Ghybe, Sint-Annastraat 13, 8970 Poperinge. De VWS-prijs – een beeldhouwwerk van Renaat Ramon - wordt op dezelfde mooie zondagmorgen aan Luuk Gruwez uitgereikt. Het spreekt vanzelf dat ook jij daarbij van harte bent uitgenodigd!
Programma:
- Verwelkoming door Loes Vandromme, schepen van cultuur van de Stad Poperinge
- Toelichting bij het jaarboek door Paul Rigolle, bestuurslid VWS
- Gelegenheidstoespraak door Carl Destrycker
- Uitreiking VWS-prijs aan Luuk Gruwez door Jooris van Hulle, voorzitter VWS
- Receptie, aangeboden door het Stadsbestuur van Poperinge
Tussen 1961 en 2014 publiceerde VWS 283 cahiers over West-Vlaamse auteurs. Met de jaarlijkse publicatie van een 'Jaarwerk' werkt de vereniging verder aan de uitbouw van de Bibliotheek van de West-Vlaamse letteren, een uniek project in het Vlaamse letterenlandschap.
Jaarwerk MMXVII
ISBN/EAN:10 9462662703
Uitgever: Scriptomanen
Pag: 184 Paperback: € 23,95
Leden van de VWS (lidgeld 30 euro) verkrijgen automatisch ook het jaarboek.
Meer info:
Uitnodiging voor de voorstelling op zondag 19/11/2017 e.k.
Vereniging West-Vlaamse Schrijvers (VWS)
Bestellingen bij de VWS bij secretaris janbonneure@skynet.be en op de site
www.vwscahiers.be.
Jaarwerk XXMVII - Inhoud
Inhoud ‘Jaarwerk MMXVII’ – literair jaarboek van de Vereniging van West-Vlaamse schrijvers
(VWS)
Woord vooraf - Paul Rigolle
Migrant in eigen land - Wannes Cappelle
Luuk Gruwez ontvangt VWS-prijs 2017
‘De dichter van december’ - De poëzie van Luuk Gruwez - Carl De Strycker
Pionier en erflater De Kinder- en Jeugdjury voor het boek in Vlaanderen (KJJ) - Jet Marchau
Verzet met woorden - Herwig Reynaert
Het leedbezinksel van Norbert Edgard Fonteyne - Lucas Van Clooster
De toekomst is begonnen 60 jaar Cultuurbibliotheek - Walter De Swaele
Renaat en Greet Bosschaert - Een dialoog tussen twee kunstenaars (vader en dochter) verbindt heden en verleden - Marita Vermeulen
God speelt drieband Derde roman van Herman Leenders - Guido van Heulendonk
De poëzie van Herman Leenders in een stuk of wat gedichten - Philip Hoorne
Een wonderzinnig man Over Jozef Deleu - Hendrik Carette
Theater, een spelend schrijven in een wereld van menselijke eindigheid - Kunst als mogelijke bevrijding - Roger Arteel
Een leven vol kunst - In memoriam Jaak Fontier (1927-2017) - Willy Le Loup
Een leven vol boeken - In memoriam Lionel Deflo (1940-2017) - Koen D’haene
Over de medewerkers aan ‘Jaarwerk XXMVII’
Jaarwerk MMXVII
ISBN/EAN:10 9462662703
Uitgever: Scriptomanen
Pag: 184
Paperback: € 23,95
Leden van de VWS (lidgeld
30 euro) verkrijgen automatisch ook het jaarboek.
Het boek wordt voorgesteld op zondag 19/11/2017 in Poperinge
Meer info:
Uitnodiging voor de voorstelling op zondag 19/11/2017 e.k.
Vereniging West-Vlaamse Schrijvers (VWS)
Uitnodiging voor de voorstelling op zondag 19/11/2017 e.k.
Vereniging West-Vlaamse Schrijvers (VWS)
Bestellingen bij de VWS bij secretaris janbonneure@skynet.be en op de site
www.vwscahiers.be.
Abonneren op:
Posts (Atom)