Recensie van ‘Tifosi’ van Guy van Hoof. (Paul Rigolle)
Even een overweging ter inleiding! Nee, ik hou niet van het predikaat “wielerdichters”. Er zijn nu eenmaal goeie wielergedichten en er zijn lang niet geslaagde, zelfs kompleet mislukte wielergedichten. Net zomin hou ik van, noem het maar, termen als “natuurdichters”, “taaldichters”, “belijdenisdichters”, “slamdichters”,“jazzdichters” of godbetert “doemdichters”… Want ook hier kunnen we het uiteindelijk enkel hebben over dichters die gedichten schrijven die een bepaald onderwerp aanraken en daarbij ook kwaliteit en matigheid met elkaar laten afwisselen.
Ik begrijp dat het soms behelpen is en mensen hun toevlucht nemen tot dit soort beperkende omschrijvingen. Maar wat mij betreft – hier volgt een statement! - zijn er enkel gedichten – één voor één gemaakt van intensiteit en taal - waarvan ik hou en gedichten waar ik niet van hou omdat ze bij mij eenvoudigweg niets weten los te maken. Te veel of te weinig glazuur… Te veel of te weinig ijzer... Té opgepoetst of al te blinkend aangekleed in hun doorzichtigheid.
In ‘Tifosi’, de nieuwste bundel van Guy van Hoof staan drieëndertig gedichten. En ze gaan één voor één over wielrennen. Maar netzogoed gaan ze, zoals het hoort, over de dichter die zijn taal en zichzelf au sérieux neemt. Een voorbeeld:
Voor een dag
Vanaf je bank in de woonkamer
bekijk je het groen van uitpuilende landschappen,
knotwilgen en landerijen
terwijl ergens kolossen tegen de grond gaan
en hun ribben breken of een sleutelbeen
maar voor je het verwacht weer op hun fiets zitten
soms aangereden door een volgauto of motard
en anderen gaan kopje over en belanden in
de groene gracht. Wie wil er nu geen held zijn,
al is het maar voor één dag,
een hele natie laten dromen, de hoop
van vele politici
© Guy van Hoof
In deze reeks wielergedichten baseert Guy van Hoof zijn poëtische reis op zijn eigen queeste doorheen al die jaren dat hij als volger van nabij geboeid is geraakt door het wielrennen en het fietsen als een mogelijke daad van identiteitsbepaling. Er worden cols beklommen (Colle delle finestre, Marmolada…), er is applaus en er zijn de ‘Tifosi’ uit de titel van zijn bundel, waarmee uiteraard heel mooi in het Italiaans de fans worden bedoeld. Voorts wordt er uitgebreid over winst en verlies beslist, er wordt gestorven op de fiets, er worden rekeningen gepresenteerd en altijd weer is de slotsom “Het is niet altijd wat je ziet”, zoals ook de titel van een van zijn gedichten luidt. (“Sport is een mythe, men ziet niet alijd/wat de ogen waarnemen…”)
In zijn uitleiding op de bundel (“Uitrijden. Uitgereden”) verduidelijkt Guy van Hoof voor ons nog ’s waarom hij zo graag (als een halve buitenstaander) naar het wielrennen kijkt en waarom hij niet zonder de nodige zin voor heroïek als de jongen van toen terugblikt op zijn oude helden. Om zich blijvend de aanblik van die fabelachtige fiets van Stan Ockers te herinneren, schrijft van Hoof wielergedichten en blijft hij die schrijven:
“In mijn archief, een map met krantenknipsels, zit de foto van een renner met open mond die brult als een kind dat op de knieën is gevallen. Het onderschrift vat goed een stukje wielrennen samen: 39ste Ronde van Spanje. Donderdag kwam het op een paar kilometer van de aankomst in Valladolid tot enkele valpartijen. Bij de slachtoffers onder meer de Spanjaard Jaime Salva. In de buurt van de tribunes schreeuwde de brave Salva luidkeels zijn miserie uit.
Een bloedstollend beeld. Hoe zou het nu zijn met die brave pechvogel, heeft hij nog de moed gehad om het wielrennen te volgen? Wielrennen is een gedicht op de fiets. En op dit ogenblik hoor ik een commentator in een filosofische bui zeggen: Het is bijna nooit wat je denkt dat het is. Dat zou best zo maar eens kunnen.” (pagina 46).
Nee, Guy van Hoof mag dan in ‘Tifosi’ gedichten samenbrengen die hij schreef over en naar aanleiding van ‘de koers’, een wielerdichter noem ik hem niet. Daarvoor is hij te veel een dichter die ook wielergedichten schrijft. Getuige daarvan waren ook zijn laatst, beide in 2019, verschenen ‘reguliere’ bundels 'Het licht achter de deur' en 'De man die (altijd) terug kwam’ die niet minder dan 35 jazzgedichten bevatte.
Als cinéfiel en bovendien (als inleider en essayist) ook een verregaande passie koesterend voor alles wat met plastische kunst te maken heeft, schrijft van Hoof poëzie door het leven en de muziek van de wereld getekend. In ‘Het licht achter de deur’ staat ter illustratie navolgend gedicht:
De oorsprong van de taal
De nacht is een paarse spiegel
die lacht en leugens verzint en je ogen stukbijt,
beelden verzwijgen de waarheid
en verwijzen naar ooit en toen.
De eerste letters die we schreven
alle dagen in een andere taal
en we sliepen niet
want de tijd wordt te duur betaald.
Licht straalde uit de kruin van onaardse bomen
en daar lag de stad met duizend namen en gezichten,
geven en nemen, vergeten, drinken, verdrinken,
de stukken aan mekaar lijmen
en God als een pocket in je jaszak meenemen
naast Jack Kerouac.
© Guy van Hoof
(Uit: ‘Het licht achter de deur’, p41)
Ondertussen is het volop zomer en komt vandaag de vijfde rit van de Tour de France #editie2022 aan in Arenberg, middenin ‘de Hel van het Noorden’, een magisch oord voor wieleradepten.
De tifosi houden zich vandaag in alle vormen, maten en kleuren al van in de vroege ochtend klaar. Misschien heeft Guy van Hoof wel gelijk en is wielrennen – zeker op dagen als vandaag - wel degelijk niets minder dan een gedicht op de fiets.
© Paul Rigolle
(woensdag 6 juli 2022)
Tifosi, Guy van Hoof, Uitgeverij C. de Vries-Brouwers/Antwerpen-Rotterdam, 2021, ISBN 978 90 6174 121 3, 48 pagina’s
Extern:
Website Guy van Hoof
Uitgeverij C. de Vries-Brouwers
Wikipedia-pagina Guy van Hoof
#wielergedichten #guyvanhoof #tifosi