Nu al mooi om aan te kondigen: Met Gedichtendag 2013 verschijnt bij Van Gennep de bloemlezing 'Dansen tot na sluitingstijd - Het beste uit Poëzierapport'. Het boek zal o.a. ook bijdragen bevatten van Digther-redacteurs Alain Delmotte & Paul Rigolle.
Links
Uitgeverij Van Gennep
Dansen tot na sluitingstijd bij Lettergoesting
zondag 23 december 2012
dinsdag 18 december 2012
Mark Braet-Poëzieprijs-Editie2-Het juryverslag
Voor de tweede editie van de Mark Braet poëzieprijs ontving het Masereelfonds 91 inzendingen. Dit was minder dan de vorige edities. Wellicht was dit te wijten aan de hoge moeilijkheidsgraad. Het opgegeven thema ‘Verontwaardiging en engagement’ deed zich minder vanzelfsprekend voor dan op het eerste gezicht leek. Een thema waarmee en waarbij men allerlei poëtische wegen uit kon. Een zeker risico viel niet uit te sluiten. Er loerde met name een gevaar. Het gevaar van het al te opdringerig expliciete dat ten koste gaat van het subtiel en taalgevoelige impliciete dat goede poëzie meestal kenmerkt.
De eerste reactie van de meeste juryleden bij heel wat van de inzendingen was dat de meeste teksten weliswaar bruisten van verontwaardiging en engagement (wat uiteindelijk als hoopgevend werd ervaren), maar dat slechts weinig inzendingen blijk konden geven van het voor poëzie levensnoodzakelijke impliciete (wat voor sommige juryleden dan weer een teleurstellende vaststelling was). Die ‘weinig inzendingen’ haalden dus wel de eindselectie.
Uit het pakket kozen de juryleden, elk voor zichzelf, tien bijdragen uit. De keuzes werden bij elkaar gevoegd en van daaruit werden naar gemeenschappelijke doorsneden gezocht. Men kwam op die manier en op basis van compromis op zes inzendingen uit. Het waren stuk voor stuk correcte bijdragen die zeker een publicatie zouden verdienen. Maar er kon maar één winnaar zijn.
In termen van ‘lengte en breedte’ was de bijdrage van Maurice Petrarca wellicht de meest opvallende. Het gedicht ‘Wegwaaiende straat’ kenmerkt zich in eerste instantie door de narratieve, zo men wil, expliciete lijn. De taal is direct, zonder franjes. Het gedicht wordt in een rechte lijn uitgesproken: eindpunten worden weggelaten, wat het gedicht een snelle vaart bezorgt - tot er in de slotregels een wrange stilte valt. De tekst getuigt van een sterke adem die het gedicht in de diepte een lyrisch, zo men wil, impliciet karakter bezorgt. Het narratieve laat zich dan als schijnbeweging zien: de eerder elegische ondertoon is alles. Verontwaardiging om verloedering en om wat verloren gaat laat zich onderhuids de schijnbaar achteloze taal aanvoelen. ‘Wat niet door mensenhanden gebeurt, is altijd minder erg’ is een versregel die de juryleden niet zo vlug zullen vergeten. Achter de schuilnaam Maurice Petrarca verschool zich Jan Posman uit Maldegem.
Het gedicht ‘Huis’ is van een heel andere teneur. De juryleden kozen duidelijk voor het voluit impliciete, voor het engagement van en in de taal. Het betreft een compact en af gedicht bestaande uit een vierregelige en twee vijfregelige strofen. Een gedicht geschreven door iemand die zich mentaal aan de rand van een ‘komma’ bevindt. Een puike maar nimmer honkvaste plek. Waar dichters wonen staat nooit iets vast – misschien is dit wel hun maatschappelijke rol: dingen in vraag stellen, dingen zich in vraag laten stellen. In dit geladen gedicht ontwaren we weinig zekerheid: de vaderfiguur wijst naar het ijle en op de achtergrond tekenen zinkende schepen en een doolhof zich af. In de spankracht van deze versregels kristalliseren zich abstract klinkende begrippen als ‘verontwaardiging’, ‘ontreddering’ en ‘vervreemding’ tot een pregnant geheel dat in alle eenvoud wordt verwoord. Maar een eenvoud die niet ten koste gaat van de complexiteit die de hoger vernoemde begrippen mee veronderstellen. Nee, dit gedicht schopt niet meteen de lezer een geweten. Maar de lezer hoort er wel een geschopt geweten in knagen. Philippe Jacobs uit Korbeek-Lo bleek zich achter het pseudoniem ‘Ennis’ te verschuilen.
Ik zei het al: er kan maar één winnaar zijn. Na een twee uur durend secuur overleg van de jury werd als winnaar uitgekozen: het gedicht ‘Huis’ van Philippe Jacobs. Het gedicht van Jan Posman ‘Wegwaaiende straten’ werd een eervolle vermelding gegund en krijgt de prijs van de stad Brugge.
Een tevreden jury feliciteert de laureaten.
(Juryverslag: Alain Delmotte)
De jury bestond uit Koen Stassijns (voorzitter), Paul Rigolle, Alain Delmotte, Lisette Keustermans en Frank De Crits.
Vic De Raeymaecker (secretaris Masereelfonds Brugge) en Bernard Desmet (directeur Masereelfonds) namen deel aan de beraadslaging, zonder beslissingsrecht.
Bernard Desmet nam de notulen van de vergadering, Alain Delmotte stond in voor dit juryverslag.
De winnende gedichten zijn hier na te lezen:
Huis van Philippe Jacobs
Wegwaaiende straten van Jan Posman
Zie ook het verslag op de bladzijden van het Masereelfonds.
De eerste reactie van de meeste juryleden bij heel wat van de inzendingen was dat de meeste teksten weliswaar bruisten van verontwaardiging en engagement (wat uiteindelijk als hoopgevend werd ervaren), maar dat slechts weinig inzendingen blijk konden geven van het voor poëzie levensnoodzakelijke impliciete (wat voor sommige juryleden dan weer een teleurstellende vaststelling was). Die ‘weinig inzendingen’ haalden dus wel de eindselectie.
Uit het pakket kozen de juryleden, elk voor zichzelf, tien bijdragen uit. De keuzes werden bij elkaar gevoegd en van daaruit werden naar gemeenschappelijke doorsneden gezocht. Men kwam op die manier en op basis van compromis op zes inzendingen uit. Het waren stuk voor stuk correcte bijdragen die zeker een publicatie zouden verdienen. Maar er kon maar één winnaar zijn.
In termen van ‘lengte en breedte’ was de bijdrage van Maurice Petrarca wellicht de meest opvallende. Het gedicht ‘Wegwaaiende straat’ kenmerkt zich in eerste instantie door de narratieve, zo men wil, expliciete lijn. De taal is direct, zonder franjes. Het gedicht wordt in een rechte lijn uitgesproken: eindpunten worden weggelaten, wat het gedicht een snelle vaart bezorgt - tot er in de slotregels een wrange stilte valt. De tekst getuigt van een sterke adem die het gedicht in de diepte een lyrisch, zo men wil, impliciet karakter bezorgt. Het narratieve laat zich dan als schijnbeweging zien: de eerder elegische ondertoon is alles. Verontwaardiging om verloedering en om wat verloren gaat laat zich onderhuids de schijnbaar achteloze taal aanvoelen. ‘Wat niet door mensenhanden gebeurt, is altijd minder erg’ is een versregel die de juryleden niet zo vlug zullen vergeten. Achter de schuilnaam Maurice Petrarca verschool zich Jan Posman uit Maldegem.
Het gedicht ‘Huis’ is van een heel andere teneur. De juryleden kozen duidelijk voor het voluit impliciete, voor het engagement van en in de taal. Het betreft een compact en af gedicht bestaande uit een vierregelige en twee vijfregelige strofen. Een gedicht geschreven door iemand die zich mentaal aan de rand van een ‘komma’ bevindt. Een puike maar nimmer honkvaste plek. Waar dichters wonen staat nooit iets vast – misschien is dit wel hun maatschappelijke rol: dingen in vraag stellen, dingen zich in vraag laten stellen. In dit geladen gedicht ontwaren we weinig zekerheid: de vaderfiguur wijst naar het ijle en op de achtergrond tekenen zinkende schepen en een doolhof zich af. In de spankracht van deze versregels kristalliseren zich abstract klinkende begrippen als ‘verontwaardiging’, ‘ontreddering’ en ‘vervreemding’ tot een pregnant geheel dat in alle eenvoud wordt verwoord. Maar een eenvoud die niet ten koste gaat van de complexiteit die de hoger vernoemde begrippen mee veronderstellen. Nee, dit gedicht schopt niet meteen de lezer een geweten. Maar de lezer hoort er wel een geschopt geweten in knagen. Philippe Jacobs uit Korbeek-Lo bleek zich achter het pseudoniem ‘Ennis’ te verschuilen.
Ik zei het al: er kan maar één winnaar zijn. Na een twee uur durend secuur overleg van de jury werd als winnaar uitgekozen: het gedicht ‘Huis’ van Philippe Jacobs. Het gedicht van Jan Posman ‘Wegwaaiende straten’ werd een eervolle vermelding gegund en krijgt de prijs van de stad Brugge.
Een tevreden jury feliciteert de laureaten.
(Juryverslag: Alain Delmotte)
De jury bestond uit Koen Stassijns (voorzitter), Paul Rigolle, Alain Delmotte, Lisette Keustermans en Frank De Crits.
Vic De Raeymaecker (secretaris Masereelfonds Brugge) en Bernard Desmet (directeur Masereelfonds) namen deel aan de beraadslaging, zonder beslissingsrecht.
Bernard Desmet nam de notulen van de vergadering, Alain Delmotte stond in voor dit juryverslag.
De winnende gedichten zijn hier na te lezen:
Huis van Philippe Jacobs
Wegwaaiende straten van Jan Posman
Zie ook het verslag op de bladzijden van het Masereelfonds.
Huis - Philippe Jacobs
(winnend gedicht Marc Braet Poëzieprijs 2012)
Ik vraag mijn vader de weg
naar mijn huis.
Hij wijst in de verte
naar zinkende schepen.
Ik woon aan de rand
van een komma,
mijn zakken vol spijkers
sper ik mijn vleugels en
kantel naar binnen.
Met de mol ben ik blind,
ik sta waar geen plaats is
en val me een nacht.
en we delven een doolhof
en we spelen met kruimels.
Philippe Jacobs, Korbeek-Lo
Ik vraag mijn vader de weg
naar mijn huis.
Hij wijst in de verte
naar zinkende schepen.
Ik woon aan de rand
van een komma,
mijn zakken vol spijkers
sper ik mijn vleugels en
kantel naar binnen.
Met de mol ben ik blind,
ik sta waar geen plaats is
en val me een nacht.
en we delven een doolhof
en we spelen met kruimels.
Philippe Jacobs, Korbeek-Lo
Wegwaaiende straten - Jan Posman
(eervolle vermelding Marc Braet poëzieprijs 2012)
Ik moet nog achterhalen waar jij tegenwoordig woont
misschien geef je les aan kinderen in de jungle,
verblijf je in een sanatorium in een land van bergen
je had iets dat nooit genas, zat altijd in de nevel
op de wc stond een volle asbak als een karikatuur
die inrichtingen hebben vaak nog iets van de jaren twintig
zoals in je verbeelding als je leest dat Van Ostaijen er
onder een geruite deken het einde van zijn leven doorbracht
mijn moeder woonde als kind in de buurt van een sanatorium,
waar mensen uit twee provincies kwamen om te lijden
als ze er met de fiets langsreed, durfde ze nooit adem te halen
het was de tijd van tuberculose, elke tijd heeft zijn ziekten
waaraan mensen dan niet proberen te denken
de straat waar je woonde, voor we samen die studio huurden,
is onlangs afgebroken, vraag me niet waarom ik je
Dat nu zo nodig moet schrijven, onachterhaalbare plicht
tegenwoordig worden hele straten op één morgen afgebroken
er is wat lawaai en dan ineens niets dan stof en steenresten
met kalk en behangselpapier met arabesken aan
mensen die er langskomen houden even stil en reconstrueren
een slaapkamer met drama of een keuken vol overspel
ook mijn straat van vroeger is onlangs verdwenen
op een morgen is ze weggewaaid, zo stel ik het me voor
wat niet door mensenhanden gebeurt, is altijd minder erg
er komt een gebouw zo groot als mijn straat in haar geheel was
een gebouw met een logo voor mensen in donkere pakken
we behoren tot een groep, ooit moest het er van komen
we woonden lange tijd in een straat die niet meer bestaat
mijn straat was voor mij nooit lelijk, ze had een zeldzame orde
ik begreep dat anderen haar lelijk vonden, begreep het goed
ik stel me de stilte voor zoals ze om je heen is als je dit leest
die stilte ben ik
Jan Posman
Ik moet nog achterhalen waar jij tegenwoordig woont
misschien geef je les aan kinderen in de jungle,
verblijf je in een sanatorium in een land van bergen
je had iets dat nooit genas, zat altijd in de nevel
op de wc stond een volle asbak als een karikatuur
die inrichtingen hebben vaak nog iets van de jaren twintig
zoals in je verbeelding als je leest dat Van Ostaijen er
onder een geruite deken het einde van zijn leven doorbracht
mijn moeder woonde als kind in de buurt van een sanatorium,
waar mensen uit twee provincies kwamen om te lijden
als ze er met de fiets langsreed, durfde ze nooit adem te halen
het was de tijd van tuberculose, elke tijd heeft zijn ziekten
waaraan mensen dan niet proberen te denken
de straat waar je woonde, voor we samen die studio huurden,
is onlangs afgebroken, vraag me niet waarom ik je
Dat nu zo nodig moet schrijven, onachterhaalbare plicht
tegenwoordig worden hele straten op één morgen afgebroken
er is wat lawaai en dan ineens niets dan stof en steenresten
met kalk en behangselpapier met arabesken aan
mensen die er langskomen houden even stil en reconstrueren
een slaapkamer met drama of een keuken vol overspel
ook mijn straat van vroeger is onlangs verdwenen
op een morgen is ze weggewaaid, zo stel ik het me voor
wat niet door mensenhanden gebeurt, is altijd minder erg
er komt een gebouw zo groot als mijn straat in haar geheel was
een gebouw met een logo voor mensen in donkere pakken
we behoren tot een groep, ooit moest het er van komen
we woonden lange tijd in een straat die niet meer bestaat
mijn straat was voor mij nooit lelijk, ze had een zeldzame orde
ik begreep dat anderen haar lelijk vonden, begreep het goed
ik stel me de stilte voor zoals ze om je heen is als je dit leest
die stilte ben ik
Jan Posman
zondag 16 december 2012
In een blauwe zon - Steven Graauwmans
(Rubriek: Uit de toevloed)
Het is bekend dat het Poëziecentrum op het gebied van poëziebundels vaak oog heeft voor de esthetiek van de publicatie. Ook dit keer is dit voor In een blauwe zon van Steven Graauwmans het geval. De kaft toont het mooie ontwerp van Ilse Mertens die voor haar creatie een beeld gebruikt uit “ Champignon Nucléarie Vertical ”; een ets van Danny Danino. Maar wat kan over de inhoud van deze nieuwe bundel gezegd worden? In HONGERDAGEN observeert de dichter schijnbaar anonieme personages vanop een veilige afstand. Hij observeert hun wat bizarre handelingen, probeert aan te voelen wat ze denken en ziet wat ze van plan zijn. Hun mysterie wil de dichter ten alle prijze beschermd houden. Hij schakeert zijn strofen vol tussenideeën. Zijsporen waarop andere werelden ontstaan en waar andere sentimenten dirigeren. De cyclus GLINSTERDINGEN groepeert een geladen gevoel van verlies en vertwijfeling. Klinisch zuiver maakt Graauwmans de eindbalans op; het verlies wordt ervaren en toegegeven. Genezing lijkt niet meer mogelijk. De dichter wentelt zich niet in lakens van optimisme. Hij is eerder zwartgallig, maar dan wel zonder ten onder te gaan. Hij blijft in controle. Wanneer het evenwicht in zijn poëzie verloren lijkt, komt plots het herstel. De dichter speelt met zijn lezer. Hierin is Steven Graauwmans sterk; zijn gedichten zetten de geduldige lezer op het verkeerde been. Zowel korte stukjes als wat langere gedichten strikken. Die reis - hoewel niet rechtlijnig - is wel boeiend, want gave poëzie moet proberen meer te zijn dan wat losse woordjes op een juiste plaats gezet. De dichter muilkorft het noodlot; die uitdaging gaat hij niet uit de weg.
Drie dochters
Drie dochters herstellen het huis
Moeder hoedt de schapen
Vader is al jaren ziek
De regen breekt door het dak
De kraan lekt
De kracht van de drie dochters
hoor je bovenuit de storm die het huis in stukken rijt
met blote tanden slachten ze de varkens voor het feestmaal
met hun ogen slaan ze het vuur, het vlees
saignant om geen hongerdagen
Wanneer nood niet meer is
dan het zacht vermoeden
op genezing
IN EEN BLAUWE ZON is het derde deel van de bundel waarin nogmaals wordt aangetoond dat de poëtica van Steven Graauwmans een subtiele gelaagdheid heeft. Wie zich inspant zal beloond worden. Wie genoeg tijd neemt om de versregels rustig te laten uitgroeien, komt tot de aantrekkelijkheid van deze metaforen. Kwaliteit vraagt inzet, ook van de lezer. Steven Graauwmans creëert een nieuwe wereld, een aparte biotoop waarin mutaties hun plaats opeisen. Traag maar zeker sijpelen ze door elke vorm van belemmering. Het onheilspellende karakter van de schriftuur houdt ons waakzaam. In poëzie ga ik nogal vaak op zoek naar doordrenkt leven, miserie, hoop, vertwijfeling en authenticiteit. De publicatie In een blauwe zon heeft het allemaal. De andere soort poëzie laat ik over aan de verantwoordelijkheid en de persoonlijke smaak van anderen, want zoals vriend Marcel van Maele me ooit zei: “Er zijn veel soorten poëzie Frank…”.
In een blauwe zon, Steven Graauwmans
PoëzieCentrum Gent, 2012
ISBN978-9056552657
Recensie: Frank Decerf (december 2012)
Het is bekend dat het Poëziecentrum op het gebied van poëziebundels vaak oog heeft voor de esthetiek van de publicatie. Ook dit keer is dit voor In een blauwe zon van Steven Graauwmans het geval. De kaft toont het mooie ontwerp van Ilse Mertens die voor haar creatie een beeld gebruikt uit “ Champignon Nucléarie Vertical ”; een ets van Danny Danino. Maar wat kan over de inhoud van deze nieuwe bundel gezegd worden? In HONGERDAGEN observeert de dichter schijnbaar anonieme personages vanop een veilige afstand. Hij observeert hun wat bizarre handelingen, probeert aan te voelen wat ze denken en ziet wat ze van plan zijn. Hun mysterie wil de dichter ten alle prijze beschermd houden. Hij schakeert zijn strofen vol tussenideeën. Zijsporen waarop andere werelden ontstaan en waar andere sentimenten dirigeren. De cyclus GLINSTERDINGEN groepeert een geladen gevoel van verlies en vertwijfeling. Klinisch zuiver maakt Graauwmans de eindbalans op; het verlies wordt ervaren en toegegeven. Genezing lijkt niet meer mogelijk. De dichter wentelt zich niet in lakens van optimisme. Hij is eerder zwartgallig, maar dan wel zonder ten onder te gaan. Hij blijft in controle. Wanneer het evenwicht in zijn poëzie verloren lijkt, komt plots het herstel. De dichter speelt met zijn lezer. Hierin is Steven Graauwmans sterk; zijn gedichten zetten de geduldige lezer op het verkeerde been. Zowel korte stukjes als wat langere gedichten strikken. Die reis - hoewel niet rechtlijnig - is wel boeiend, want gave poëzie moet proberen meer te zijn dan wat losse woordjes op een juiste plaats gezet. De dichter muilkorft het noodlot; die uitdaging gaat hij niet uit de weg.
Drie dochters
Drie dochters herstellen het huis
Moeder hoedt de schapen
Vader is al jaren ziek
De regen breekt door het dak
De kraan lekt
De kracht van de drie dochters
hoor je bovenuit de storm die het huis in stukken rijt
met blote tanden slachten ze de varkens voor het feestmaal
met hun ogen slaan ze het vuur, het vlees
saignant om geen hongerdagen
Wanneer nood niet meer is
dan het zacht vermoeden
op genezing
IN EEN BLAUWE ZON is het derde deel van de bundel waarin nogmaals wordt aangetoond dat de poëtica van Steven Graauwmans een subtiele gelaagdheid heeft. Wie zich inspant zal beloond worden. Wie genoeg tijd neemt om de versregels rustig te laten uitgroeien, komt tot de aantrekkelijkheid van deze metaforen. Kwaliteit vraagt inzet, ook van de lezer. Steven Graauwmans creëert een nieuwe wereld, een aparte biotoop waarin mutaties hun plaats opeisen. Traag maar zeker sijpelen ze door elke vorm van belemmering. Het onheilspellende karakter van de schriftuur houdt ons waakzaam. In poëzie ga ik nogal vaak op zoek naar doordrenkt leven, miserie, hoop, vertwijfeling en authenticiteit. De publicatie In een blauwe zon heeft het allemaal. De andere soort poëzie laat ik over aan de verantwoordelijkheid en de persoonlijke smaak van anderen, want zoals vriend Marcel van Maele me ooit zei: “Er zijn veel soorten poëzie Frank…”.
In een blauwe zon, Steven Graauwmans
PoëzieCentrum Gent, 2012
ISBN978-9056552657
Recensie: Frank Decerf (december 2012)
Abonneren op:
Posts (Atom)