Het is een kei in onzichtbaar. Omdat het mij
niet kennen wil gaat het o zo omzichtig te
werk. Het maakt de kleffe aarde rul. Het
houdt de wormen ver van sterven. Zo on-
terloops ontwijkt het mij, zo helder raadsel
als geen water kan ligt het erbij. Het doet
beroep op dove handen.
Ik leg het nooit terzijde, naast mij neer.
Ongewild hoe het te schreeuwen staat,
hoe het grient in de wind. Hoe het staart
voor mij uit, hoe het spaart mij uit de mond
van horen zeggen. Zo zuinig, edelmoedig
twee ineen is het bedacht op zijn oorsprong
van einde tot begin.
Voor wie schraal uit de mond is gestoten
zegt het te veel, niet genoeg. Het bulkt van
zeggen binnensmonds, het waait onkenbaar
in de wind verstrooid, het slaat een gat, wordt
niet gehoord, zo stil het stamelt uit zichzelf.
Het is het enige wat ik pijnlijk wil leren. Het
enige raadsel dat mij kent.
© Bart Vonck
Geen opmerkingen:
Een reactie posten