woensdag 18 september 2024

Het Perron - Pieter Drift

Het perron

De eerste dode was mijn moeder. Ruim drie jaar na mijn geboorte liep ze de zee in zonder terug te keren. Uiteindelijk spoelde ze wel weer aan, maar in haar lijf zat weinig moeder meer. Volgens de overlevering had ze haar handen gebonden maar nooit heb ik durven vragen of het wel klopte. Alle foto’s van haar verdwenen uit zicht en haar naam werd nooit meer genoemd. Nog geen jaar later kwam Mieke bij ons wonen. Zij nam de rol van verzorger op zich, maar miste het moederinstinct. Ik kreeg eten, drinken en eens in de zoveel tijd werden mijn kleren gewassen. Ze wilde door mij geen mama genoemd worden. Mieke had alleen oog voor mijn vader en mij nam ze voor lief.

In die periode leefde ik vooral buitenshuis. Daar speelde ik met vriendjes, werd ik verliefd en merkte ik en passant dat liefde geven niet direct inhield dat je die terug zou krijgen. Irene was het mooiste meisje van de klas, maar wat ik ook probeerde, niets leek Irene op te vallen. Voor haar bestond ik gewoonweg niet. Na de eerste pijn begon ik Irene te haten, maar ook dat leek haar niet te deren.

Na de middelbare school verhuisde Irene uit ons dorp en verdween langzaam uit mijn gedachten. Toen ik jaren later de klassenfoto’s nog eens tevoorschijn haalde, zag ik niet meer wat ik zo mooi aan haar had gevonden. Ze was best knap, maar niet mooier dan andere meisjes uit mijn klas.

Na Mieke kwam Gerda. Zij wilde wel graag mama genoemd worden, maar dat zag ik toen niet zitten. Mieke had nog een mama kunnen zijn, maar Gerda niet. In het begin vergiste mijn vader zich nog wel eens en noemde Gerda Mieke. Nooit viel de naam van mijn moeder.

Vlak voordat ik twintig werd, kwam de tweede dood op bezoek. Mieke. Zij kreeg kanker en na een ziekbed van twaalf weken overleed zij schreeuwend in bed. In die laatste periode week mijn vader niet van haar zijde. Direct na de uitvaart verliet Gerda woedend mijn vader. Het leek hem niet te deren.

Een kleine maand na de begrafenis wilde ik het ouderlijk huis verlaten, maar mijn vader vroeg me nog even te blijven. Tijdens onze gesprekken tijdens het eten probeerde ik meer te weten te komen over mijn moeder, maar mijn vader kon alleen maar anekdotes vertellen over Mieke en soms over Gerda. Bij sommige verhalen die hij aan Mieke toeschreef, meende ik dat ook die over Gerda gingen, maar ik zei er niets van.

In de tijd die volgde schampte de dood alleen nog mijn leven. De moeder van een collega, de vriend van een vriend, de buurman verderop. Het was me om het even. Nooit ging ik naar de uitvaart.

Tot de derde dood.

Ik stond te wachten voor een rood voetgangerslicht toen links van me iemand voorbij rende. Niemand hield rekening met overstekende meisjes. Ze vloog door de lucht. De remmende auto kwam op haar tot stilstand. Nachtenlang spookte het vliegende meisje door mijn hoofd tot ze langzaam vervaagde. Later, in onrustige periodes, kwam zij terug.

Na haar vielen de andere doden mee. Eerst gingen alle grootouders. Ze waren oud, gelovig en klaar met leven. Gevolgd door mijn vader. Met berusting zag hij het einde tegemoet. Hij zei dat hij wachtte op de laatste trein. In de laatste dagen probeerde ik nog wat over mijn moeder los te krijgen, maar het leek alsof zij al uit zijn vaders geheugen verdwenen was. De laatste levensdag van mijn vader wachtte ik tevergeefs op zijn laatste woorden. Natuurlijk zijn ze er geweest, maar ik heb ze niet als zodanig herkend.

De nacht na zijn sterven kwam het vliegende meisje weer terug. Steeds opnieuw stuiterde het lichaam op het asfalt en een fractie later verbrijzelde een autoband haar hoofd.

Dit gewelddadige sterven vond ik moeilijker dan het gemis van al mijn naasten. Na mijn vader bleef ik alleen. Ik zag niet in welk nut het zou kunnen hebben om het leven met iemand anders te delen. Uiteindelijk zou een van de twee doodgaan en dan begon het weer opnieuw. Ik kende een man die drie keer weduwnaar was geworden en dat leek me gruwelijk.

Vijf jaar na de dood van mijn vader hoorde ik van een oud klasgenoot dat Irene was verongelukt. Ze had buiten de piste geskied en was onder een lawine terechtgekomen. Na drie maanden in coma  te hebben gelegen, overleed ze zonder nog wakker te worden. Ergens voelde ik gerechtigheid. Zonder mij was er voor haar geen lang leven beschoren. Ik ken nu meer doden dan levenden. Soms ga ik in het park zitten en begin ik tegen een wildvreemde te praten over wat ik in mijn leven heb meegemaakt, maar nooit wordt er geluisterd. Iedereen leeft nu eenmaal in zijn eigen periode. Het leven is een perron. Als je jong sterft, zijn tijdruimte en bestaan nog niet ontkoppeld. Waar blijft nou die laatste trein?

© Pieter Drift


Over de auteur
Pieter Drift (1967) studeerde in 1991 af aan de kunstacademie te Rotterdam. Hij etst, tekent en schrijft. Zie pieterdrift.nl. Samen met Willem Jakobs vormt hij sinds 2012 een kunstenaarsduo. Werk te vinden op jakobsdrift.nl. Publicaties in o.a. Extaze, Ballustrada, Tijdschrift Ei, De Optimist en Ambrozijn. 

 

Pieter Drift: Geschapen uit het zoete donker

 


 

Geen opmerkingen: