1. Bijna
Telkens als je zegt ‘we zijn er bijna’,
ben je er nog niet: je stapt nog niet
van de trein. Er is nog geen vast
perron. We naderen nog.
Ook als ik denk – ik sta maar
eens op, want je zegt ‘we zijn
er welhaast’ – zoek ik nog wat te
doen: mijmer ik weer weg, schrijf
nog iets op. Voorzichtig, verbaasd.
En het is koud in huis. Terwijl ik
wacht op jou, hoor ik de verte
in het treingeruis, haalt de herfst
de zomer in, droom ik dat je er
bent, dat je eindelijk binnenkomt:
regen druppelt van je kin.
2. Zo dus
Teken hoe het komt dat je
nog bij me bent: je wuift in
de verte – eenvoudig hoe
alles kan zijn.
Dat en de avonden hiervoor,
en alle andere daarna,
houden we in gedachten.
En uren regen zich aaneen.
We leerden een nieuw wereld
kennen.
Buiten daalt inmiddels de zon.
Je bent er.
Dit is het dus: zo.
Nog pluk ik je van het perron.
3. Perron
Zie dan toch – hoe ze kijkt als ze me ziet:
we komen thuis …
En als de nacht straks overkomt,
schuiven ook wij; en zonder
aarzeling duiken wij onder.
© Eric Vandenwyngaerden
vrijdag 14 april 2023
Perron - Eric Vandenwyngaerden
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten