woensdag 17 maart 2021

Een schat aan keien - Guido Eekhaut

Tille Ambrose zit achterin de auto, haar ouders voorin. Ze is tien, of elf. Ze draagt een kort shortje en een T-shirt, dat krap om haar ontluikende lijfje zit. Het is vakantie, het is warm, ook in de auto. Vader wil de airco wel op, maar niet te koud. De bagage past allemaal in de kofferruimte, dus heeft Tille de achterbank voor zich alléén. Ze hoeven niet veel mee op reis te nemen: een week, en wie draagt er met dit weer veel kleren? Een week vakantie, van zondag op zondag, is al heel wat. De meeste mensen gaan niet meer met vakantie. Het is een heel andere wereld dan toen wij jong waren, zegt moeder. Toen namen de mensen zelfs het vliegtuig om verre reizen te maken. 

      Het huisje kijkt uit over het strand, heeft twee slaapkamers en een douche. Alles is er netjes, proper, volledig. Zelfs de kamers zijn leuk ruim. Moeder gaat geen eten maken — er zijn verschillende eethuisjes in de buurt. Tille is er gerust in, ze komt niet van de honger om. Toen wij jong waren, zegt vader, las je over miljoenen mensen die honger leden. Dat is nu niet meer. De dingen zijn allemaal anders geworden. Kinderen weten niet meer hoe het vroeger was, ze leren daar op school ook niet over.      

     Er is geen zand op het strand, alleen keien. Dat valt Tille tegen: ze herinnert zich andere stranden, en daar was altijd zand. Hier zijn er alleen maar miljoenen keien, zoveel als ooit mensen honger leden. Ze telt ze niet, maar neemt aan dat het er miljoenen zijn. Allemaal keurig afgerond keien waar je je blote voeten niet aan kunt openhalen. Er zijn kinderen en volwassenen op het strand, maar omdat dit een keienstrand is, is het aantal bezoekers beperkt. Dat valt dus best mee, zegt moeder, dan heb je des te meer plaats om te spelen. En die keien kan Tille op elkaar stapelen, een kasteel bouwen dat zelfs de zee niet kan wegspoelen.

       Een stenen kasteel, zoals de ruïnes die ze onderweg passeerden. Tille weet dat je cement moet hebben om met stenen een kasteel te bouwen, anders stort het ooit wel in, want die stenen zijn rond en glad en passen helemaal niet op elkaar. Ze heeft gelezen van oude beschavingen die stenen gebouwen maakten zonder cement, door grote rotsblokken in de juiste vorm te slijpen tot ze netjes op elkaar pasten. Ze deden dat zo goed, dat vandaag architecten en ingenieurs zich daar nog altijd over verbazen.

       Dat moet vele jaren gekost hebben, denkt Tille. Zij is hier maar één week. Haar bescheiden en onvolmaakte bouwwerk overleeft niet langer. Ze gaat geen beschaving stichten.

       Tussendoor leest ze een van de boeken die ze meebracht. Er zijn altijd genoeg boeken in huis. Ook ’s avonds leest ze, want behalve ergens gaan eten is er hier niet veel te doen. De andere vakantiewoningen liggen een eindje verder en er lijken bijna alleen maar volwassenen te logeren, veelal oudere mensen, geen kinderen. Dit is niet het juiste soort strand voor kinderen.

       Halverwege de week passeert een man, terwijl ze met die keien aan het bouwen is. Ze draagt haar donkerblauwe bikini en heeft al een lekker kleurtje. De zon is haar genadig en ze wordt heel snel bruin, zonder eerst langs rood te passeren.

       De man heeft een kleine tas bij zich die er zwaar uit ziet. Hij bewondert haar kasteel, maar hij blijft op een afstand, alsof hij niet bedreigend wil overkomen. Hij draagt een jeans en sneakers, en een wit polohemd. Hij is nog niet oud, schat Tille. Misschien is hij zelfs jonger dan vader en moeder. Hij verzamelt keien, zegt hij, en heeft hier op het strand al enkele prachtexemplaren gevonden. Wil Tille ze zien?

       In de tas liggen een tiental keien, en hij haalt enkele eruit, alsof het grote edelstenen zijn. Een man die keien verzamelt, dat begrijpt Tille niet. Er liggen miljoenen keien op het strand — waarom zou iemand er daarvan enkele uitkiezen en meenemen?

       De man vertelt haar dat elke kei een apart verhaal te vertellen heeft. Elke kei raakte los uit de bodem of uit een grote rots, kartelig en scherp. Maar in het water en op het strand werd hij gaandeweg afgerond. Hij werd geslepen en gepolijst door water, grind en andere keien. Daar had hij zelf niets over te zeggen, die kei. Het gebeurde gewoon, en het nam veel tijd in beslag. Langer dan de levensduur van koninkrijken, maar gewoon heel traag.

       Tille geeft toe dat ze op die manier nooit over keien dacht, als individuele voorwerpen met elk een eigen verhaal. Zij ziet ze als een strand, maar de man ziet ze als aparte keien. En daarom, zo zegt hij zelf, is hij in staat de mooiste van die keien te vinden. Zo komt hij dus aan die verzameling. Maar hij is selectief. Hij heeft hier nu een tiental keien in die tas, maar uiteindelijk houdt hij aan dit bezoek slechts één of twee keien over. Misschien ook wel geen.

       Dat begrijpt Tille best. Anders heeft hij thuis al gauw veel te veel keien, en wat doe je daarmee? Je kunt er toch niet een kasteel mee bouwen.

       Wel in mijn verbeelding, zegt de man. In zijn verbeelding kan dat allemaal.


© Guido Eekhaut


Guido Eekhaut schrijft romans en kortverhalen in het Nederlands en het Engels, in verschillende genres, ook voor jongvolwassenen. Hij kreeg de Prijs van de Stad Brussel en de Hercule Poirot Prijs, en werd genomineerd voor de Gouden Strop en de Diamanten Kogel.






Geen opmerkingen: